Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Groenstructuurplan 2017-2027 Gemeente Renkum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGroenstructuurplan 2017-2027 Gemeente Renkum
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlagenDorpsdocument Doornwerth Dorpsdocument Heelsum Dorpsdocument Heveadorp Dorpsdocument Oosterbeek Dorpsdocument Renkum Dorpsdocument Wolfheze Groenstructuurkaart Doornwerth Groenstructuurkaart Heelsum Groenstructuurkaart Heveadorp Groenstructuurkaart Oosterbeek Groenstructuurkaart Renkum Groenstructuurkaart Wolfheze Structuurkaart verbindingswegen Bijlage A Bijlage B Bijlage C Bijlage D Bijlage E Bijlage F Bijlage G

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-10-2016Beleidsregels groenstructuurplan gemeente Renkum

06-10-2016

huis aan huisblad

Tekst van de regeling

Intitulé

Groenstructuurplan 2017-2027 Gemeente Renkum

 

VOORWOORD

 

Voor u ligt het Groenstructuurplan Renkum 2017-2027. Een bestaand plan uit 2004 dat volledig is herzien en daarmee weer helemaal op een groene en duurzame toekomst is gericht. Een toekomst die we in het Coalitieakkoord 2014-2018 wat het groen betreft als volgt definieerden: ‘Aantrekkelijk en biodivers groen dat moet worden gekoesterd, maar ook uitgaat van meer verantwoordelijkheid van de inwoners en lagere kosten’.

 

Dit Groenstructuurplan gaat over toegankelijk groen dat nodig is om te zorgen dat u vanuit uw woning binnen korte afstand midden in het groen staat. Om te wandelen, te fietsen, te spelen, te sporten en te genieten. Groen dat ook nodig is om te zorgen dat we water kunnen opvangen en vasthouden, warmte en kou temperen en onze lucht schoon houden. Groen dat een thuis biedt aan vele soorten bijzondere planten en dieren, die we mogen koesteren en waarvan we kunnen leren.

 

Door slim samen te werken aan behoud en verdere ontwikkeling van goede en robuuste groene structuren in onze dorpen zorgen we voor een gezonde woonomgeving die ook klimaatbestendig is en op natuurlijke wijze bijdraagt aan meer biodiversiteit.

 

De gemeente is slechts één van de vele spelers die zorgen voor een groene leefomgeving. Ook andere organisaties als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Stichting Het Geldersch Landschap & Kastelen en de vele landgoedeigenaren dragen daaraan bij. Even zo belangrijk zijn de vele prachtige tuinen en bomen van u als inwoner. Alleen samen maken we onze dorpen en onze leefomgeving zo aantrekkelijk groen. Draagt u ook een ‘blaadje’ bij? Dit groenstructuurplan biedt ter inspiratie alvast vele mooie voorstellen en ideeën en een kader om het groen in de gemeente duurzaam te behouden en verder te ontwikkelen.

 

Bij de totstandkoming van dit plan dachten diverse inwoners actief mee. De gemeente is de klankbordgroep zeer erkentelijk voor hun positieve inbreng tot dusver en vertrouwt erop dat groene participatie de komende jaren verder tot bloei komt.

 

 

Wethouder Wendy Ruwhof

1. INLEIDING

 

 

Met het besluit om het groenstructuurplan uit 2004 te actualiseren, is het startsein gegeven om kritisch naar het (openbaar) groen in de gemeente Renkum te kijken en aan te geven hoe ermee om te gaan. Het groen is immers een belangrijke pijler binnen het ruimtelijk beleid, naast wonen, verkeer, recreatie en bedrijvigheid. Het doel, de afbakening en wijze van totstandkoming van het groenstructuurplan zijn onderwerp van dit hoofdstuk.

 

1.1. Aanleiding

Gemeente Renkum biedt bewoners en bezoekers een aantrekkelijke ruimtelijke verscheidenheid variërend van een fraai buitengebied met spectaculaire uitzichten, bossen en lanen tot aantrekkelijke dorpskernen met zowel historische als eigentijds vormgegeven woonwijken. Het geheel is gelegen langs de oevers van de rivier de Rijn en op de stuwwal van de Veluwe. Het groene raamwerk van parken, bomenrijen, bosjes, gazons en plantsoenen is onmisbaar voor de ruimtelijke samenhang en identiteit van de gemeente. De Strategische visie 2040 (vastgesteld in 2010) benoemt Renkum dan ook als de ‘groene schouwburg waarin het – met respect voor kwaliteitsdragers zoals de specifieke ligging, de diversiteit van het landschap en de rijke cultuurhistorie – goed toeven is’.

Het groenstructuurplan uit 2004 legde het beleid voor de waardevolle groenstructuren al vast. Sindsdien hebben echter diverse veranderingen plaatsgevonden: woningbouw, omvormingen in het groen, nieuwe aanplant en een sterk toegenomen maatschappelijke aandacht voor de betekenis van groen voor klimaat en water. Deze en andere ontwikkelingen maken het wenselijk om het bestaande groenstructuurplan te herijken.

Het nieuwe groenstructuurplan beoogt hierbij de evenknie te zijn van het Landschapsontwikklingsplan (LOP 2005): het vastleggen van de belangrijke groenstructuren en –patronen en bijbehorende beleid en ambities, maar dan voor de bebouwde kommen van de gemeente.

 

1.2. Doelen groenstructuurplan

Het groenstructuurplan is bedoeld als beleidsdocument waarin beleid en ambities ten aanzien van de groenstructuren zijn vastgelegd. Hierbij gaat het om zowel de functionele als de visueel-ruimtelijke aspecten van het groen. Het groenstructuurplan vormt zodoende dé kapstok waaraan andere groene plannen en projecten worden opgehangen. Maar ook plannen en projecten van andere vakdisciplines kunnen hieraan worden getoetst. Zo levert het groenstructuurplan bijvoorbeeld input voor bescherming, inpassing en aanleg van nieuw openbaar groen in ruimtelijke (her)ontwikkelingsprojecten.

Daarnaast biedt het groenstructuurplan richtlijnen in geval vanuit een ander vakgebied een ruimtelijke claim wordt gedaan op het groen. Ook functioneert het als één van de toetsingsinstrumenten voor de Bomenverordening en geeft het de kaders voor het afstoten van openbaar groen. Tenslotte stelt het groenstructuurplan uitgangspunten en randvoorwaarden voor aanleg, beheer en onderhoud en geeft zodoende indirect houvast voor de dagelijkse uitvoering.

 

DOEL GROENSTRUCTUURPLAN

 

  • Vastleggen van bestaande, te versterken en nieuw te ontwikkelen groenstructuren.

  • Richtlijnen bieden bij ruimtelijke claims, afstoten en verkoop van het openbaar groen.

  • Functioneren als toetsingsinstrument voor de Bomenverordening

  • Mede richting geven aan aanleg, beheer en onderhoud.

 

1.3. Afbakening

Het groenstructuurplan heeft betrekking op het totale areaal openbaar groen in de bebouwde kommen van de 6 kernen (Doorwerth (incl. Kievitsdel), Heveadorp, Heelsum, Oosterbeek, Renkum en Wolfheze) van gemeente Renkum, de dorpsranden en de verbindingswegen2. Daarnaast geeft het groenstructuurplan aan welke particuliere groengebieden van betekenis zijn voor de groenstructuur.

Gemeentelijke bosgebieden en het overige buitengebied vallen buiten het kader van dit plan. Deze gebieden zijn onderwerp van respectievelijk het Bosbeleidsplan (2003) en het Landschapsontwikkelingsplan (2005).

 

1.4. Werkwijze

De gemeente Renkum heeft adviesbureau Eco Consult – Groen, Milieu & Management BV uit Dieren benaderd om samen met haar het groenstructuurplan op te stellen. De Renkumse inwoners zijn zeer betrokken bij hun leefomgeving. Een belangrijk uitgangspunt voor het actualiseren van het plan is dan ook participatie van de inwoners van de gemeente Renkum. De meningen van de inwoners, de dorpsplatforms en belangengroeperingen zijn via een inwonersbijeenkomst en een klankbordgroep ingebracht en gebruikt om het beleid voor de groenstructuren te formuleren en nader in te kleuren.

 

Inwonersbijeenkomst

Tijdens een bijeenkomst (november 2015) zijn inwoners op interactieve wijze betrokken bij het bepalen van beleidslijnen van het groenstructuurplan. Er hebben ruim 40 inwoners aan de bijeenkomst meegedaan, die hun meningen en suggesties hebben geuit. Aan de hand van vijf thema’s (areaal en omvang, bomen, cultuurhistorie, natuur en participatie/gebruik) die achtereenvolgens aan bod kwamen, zijn de inwoners stellingen voorgelegd waar men het in een stemronde mee ‘eens’ of ‘oneens’ kon zijn. Daarnaast werd aan de deelnemers gevraagd een toelichting te geven bij het antwoord dat zij per stelling gaven.

Alle uitkomsten zijn verwoord in de rapportage ‘Inwonersbijeenkomst groenstructuurplan gemeente Renkum3’. Een samenvatting van de stellingen, de bijbehorende scores en de wijze waarop deze vertaald zijn naar het groenstructuurplan is in bijlage A opgenomen.

 

Klankbordgroep

De deelnemers aan de inwonersbijeenkomst zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het concept-groenstructuurplan. De reacties zijn gebundeld in een separate Reactienota.

 

Projectgroep

Daarnaast is er gewerkt met een ambtelijke projectgroep bestaande uit de groene beleidsmedewerkers en vertegenwoordigers van de andere vakdisciplines (verkeer, water, civiele werken, beheer en onderhoud, ruimtelijke ordening en wijkcoördinatie). Zij hebben vanuit het eigen vakgebied gezorgd voor aansluiting op andere gemeentelijke plannen.

 

1.5. Positie groenstructuurplan

Het groenstructuurplan verwoordt tezamen met het al eerder opgestelde Beleidsplan groenbe-heer (2011) het gemeentelijk groenbeleid. Daar waar het Beleidsplan groenbeheer ingaat op het beleid ten aanzien van het groenbeheer, legt het groenstructuurplan de focus op het beleid op de groen-ruimtelijke inrichting van de gemeente.

Figuur 2 geeft de positie van het groenstructuurplan binnen het gemeentelijke beleid weer. Tevens zijn ter verduidelijking enkele vergelijkbare plannen genoemd.

Onder het tactische beleid zijn de dorpsdocumenten gerangschikt die een bijlage vormen bij het groenstructuurplan.

 

Groen is meer dan groen alleen …

Het groenstructuurplan draagt indirect ook bij aan het toeristische en cultuurhistorische karakter van onze omgeving. Het zou mogelijk een logische volgende stap kunnen zijn om in de toekomst meer te werken naar een integraal plan, waarbij nadrukkelijk aansluiting van groen met landgoederen, cultuurhistorie en andere thema’s wordt gemaakt. Wellicht biedt het aanstaande Omgevingsplan dat voortvloeit uit de nieuwe Omgevingswet (vanaf 2018) daartoe de gelegenheid.

Het groenstructuurplan kan hierbij worden ingezet als één van de bouwstenen van het toekomstige Omgevingsplan.

 

 

Figuur 2, Positie van het groenstructuurplan ten opzichte van andere plannen

1.6. Status

Het groenstructuurplan is beleidsturend en richtinggevend voor het bestuurlijk handelen. Met het vaststellen van de inhoud van het groenstructuurplan legt de gemeente haar beleid met betrekking tot het openbaar groen voor de periode 2017-2027 vast. Het groenstructuurplan wordt daarmee uitgangspunt in toekomstige discussies over het groen en de basis voor het groen in nieuwe plannen. Voorliggende groenstructuurplan zal op termijn geïntegreerd worden in een op te stellen omgevingsplan of zal na 2027 geactualiseerd worden

 

Figuur 3, Oostrbeek, Benedendorpseweg

Figuur 4, Renkum, Hankweg

 

2. HET BELANG VAN GROEN

 

Uit allerlei onderzoeken blijkt steeds weer: mensen vinden een groene woon- en leefomgeving heel erg belangrijk. Behalve groen vragen echter tal van andere voorzieningen ook ruimte binnen het openbare gebied. Het groen bevindt zich dus in een spanningsveld: wanneer prevaleert de ene voorziening boven een andere voorziening? In dit hoofdstuk wordt kort het belang van groen en bomen in de bebouwde omgeving op een rij gezet. Groen aanleggen en onderhouden kost uiteraard geld en tijd, maar wat staat daar allemaal tegenover? En vervolgens: hoe vertaalt zich dat naar de gemeentelijke visie op het openbaar groen?

 

2.1 Algemene betekenis van groen

Groen is van grote invloed op de leefomgeving van de bewoners. In de kernen bepalen bomen voornamelijk het groenbeeld en ondersteunt het openbaar groen de stedenbouwkundige structuur of speelt het een rol in de aankleding. Daarnaast is particulier groen van belang voor de groenbeleving van Renkum. Samen bepaalt dit het beeld, het karakter en de sfeer van de kernen.

Het gemeentelijk groen vormt ook het cultureel-historisch en landschappelijk erfgoed dat mens en natuur in de loop van vele jaren hebben opgebouwd. De gemeentelijke groengebieden en groenvoorzieningen weerspiegelen voor een deel het oorspronkelijke landschap. Ze verwijzen naar de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de meer recente historie en zorgen zo voor een herkenbare, unieke, karakteristieke buitenruimte. Ze vertegenwoordigen culturele, natuurlijke en landschappelijke waarden waarvan kan worden geleerd en waarop kan worden voortgebouwd.

Het belang van groen ook wordt steeds meer onderkend. Groen is al lang geen decor meer maar een voorwaarde voor gezondheid en leefbaarheid, vooral in een bebouwde omgeving. In de publicaties als ‘Recht op groen4 ’en ’Groen Loont5’ zijn de functies van groen in vier kernbegrippen ondergebracht:

  • Groen zorgt voor leefbaarheid: prettig ontmoeten, prettig wonen, ontspannen dichtbij en verder van huis, spelen en bewegen, beleven en leven van natuur, verminderen van onveiligheid door jeugdigen, architectuur van de omgeving draagt bij aan de identiteit van buurt en stad.

  • Groen draagt bij aan de gezondheid6+7 van mensen: herstel van stress, stimuleert tot bewegen, bevordert concentratie, vergemakkelijkt sociaal contact, bijdrage aan geluidssanering, adsorberen van fijnstof, NO2 en ozon.

  • Groen heeft ook een functie voor de economie: het maakt een gemeente aantrekkelijk voor wonen, toerisme, recreatie en werken, een gezondere bevolking betekent minder maatschappelijke kosten, er is sprake van een meerwaarde van onroerend goed, opvang van water (retentie) leidt tot besparingen op investeringen in rioolstelsels.

  • Groen heeft een functie voor de natuur: verhoging van de biodiversiteit, specifieke stedelijke biotopen, beleven van natuur leidt tot draagvlak voor natuurbehoud en natuurontwikkeling.

 

Figuur 5, Heelsum, Bernardus Arpstraat

 

Groen vervult dus functies voor mens, economie en natuur. Minder groen kàn een minder goed (sociaal) leefklimaat betekenen, meer gezondheidsklachten, minder recreatiemogelijkheden, minder speelplekken voor kinderen, minder natuurbeleving, een minder goed economisch vestigingsklimaat, een lagere woningwaarde, minder toerisme en minder natuur in de directe woonomgeving. Al deze functies kunnen weliswaar gedeeltelijk ook op andere wijze worden vervuld, maar groen vervult deze functies echter tegelijkertijd! Hiermee is groen een zeer effectieve en efficiënte manier om al deze maatschappelijk gewenste doelen te bereiken.

 

De volgende paragraaf geeft een overzicht van de diverse functies die het groen heeft of kan hebben.

 

2.2 Functies van groen

Groen draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving in stad, dorp of buitengebied. Door vormgeving, inrichting, samenstelling en afmeting is de ruimtelijke werking van groen aanzienlijk en sterk sfeerbepalend. Groen draagt bij aan de samenhang in het stedelijke gebied. Deze samenhang ontstaat wanneer groenvoorzieningen deel uitmaken van het gehele ruimtelijke samenspel van het netwerk van wegen, water, bebouwing en het onderliggende (oorspronkelijke) landschap. Een samenhangende groenstructuur verduidelijkt de (historische) ruimtelijke opbouw doordat het de relatie weergeeft met bijvoorbeeld het landschap (knotwilgen langs een sloot) of met de functie (bomen en lanen als wegbegeleiding). Toepassing van specifieke soorten kan de samenhang met de omgeving nog eens versterken.

 

Onderstaande tabel geeft een schematisch overzicht van de functies die groenvoorzieningen kunnen vervullen. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar bijlage B

 

Functies van groen en bomen

A: Verkeer

F: Landschap

K: Waterberging

B: Beleving

G: Ecologie

L: Temperatuur

C: Recreatie en toerisme

H: Educatie

M: Luchtkwaliteit

D: Identiteit

I: Economie

N: Gezondheid

E: Ontwerp

J: Ondergrondse infrastructuur

 

Tabel 1Overzicht van de functies van groen en bomen

 

Figuur 6, Groen met verkeersfunctie: Kasteelweg Doorwerth (links) en economische functie: Annastraat Oos-terbeek (rechts)

 

Figuur 7, Gecombineerde functies ecologie, beleving en recreatie; Kerkpad Oosterbeek (links) en Heelsums Beekdal (rechts)

 

2.3 Areaalgegevens

De gemeente Renkum heeft ruim 450 hectare groen, bossen en natuurterreinen in beheer, in het binnen- en buitengebied samen. Het openbaar groen in de bebouwde kommen beslaat ongeveer

105 hectare en bestaat uit onder meer de volgende beheertypen:

 

BEHEERTYPE

Bebouwde kom

Buitengebied

Totaal 2016

Natuurlijke beplanting (bosplantsoen intensief en extensief)

28,63 ha

5,76 ha

34,39 ha

Cultuurlijke beplanting (sierheesters, bodembedekkers, rozen)

13,18 ha

0,21 ha

13,39 ha

Hagen

3,19 ha

0,04 ha

3,23 ha

Gazon

60,35 ha

36,77 ha

97,12 ha

Speel ondergronden (speelplaatsen)

1,40 ha

-

1,40 ha

Totaal areaal (in hectare) gemeentelijk groen binnen bebouwde kom

106,75 ha

42,78 ha

149,53 ha

Areaal gemeentelijke bos en natuurterreinen

 

 

314 ha

Aantal gemeentelijke bomen

26.649 stuks

 

 

Aantal inwoners

31.435 personen

 

 

Aantal woningen

16.161 stuks

 

 

Tabel 2Oppervlakte/aantal per beheertype en aantallen inwoners en woningen

De gemeente Renkum beheert anno 2016 bijna 27.000 bomen in de bebouwde kom. Dit zijn de individueel te beheren bomen; inclusief de lanen en bomenrijen langs de verbindingswegen in het buitengebied8 die door de gemeente worden beheerd. Renkum heeft een relatief oud bomenbestand, waarvan een groot aantal is opgenomen op de gemeentelijk en/of landelijke lijst met waardevolle bomen.

Het oppervlakte aan groen en aantal bomen kan ook worden uitgedrukt in het aantal m2 groen respectievelijk stuks bomen per inwoner of woning. Dit levert een gemeentelijk kengetal dat het mogelijk maakt om de kwantiteit van het groen uit te drukken, zie ook tekstkader. Ook is dit een manier om de kwantiteit van groen en bomen tussen de dorpen onderling te vergelijken of de ontwikkeling door de jaren heen te volgen

 

Figuur 8, Een groenarme straat (Renkum, De Beijerstraat) en een groene straat (Heelsum, Pannenkoeklaan)

 

Navolgende tabel bevat de berekende kengetallen voor de gemeente Renkum als geheel en voor de individuele dorpen. Daarbij is alleen uitgegaan van het door de gemeente beheerde openbaar groen per inwoner/woning binnen de bebouwde komgrenzen.

 

Gemeente

Doorwerth

Heelsum

Heveadorp

Oosterbeek

Renkum

Wolfheze

Totaal m2 groen

1.067.454

226.930

117.726

12.003

422.375

233.002

55.417

M2 groen per inwoner

31.435

4.912

3.485

738

11.398

9.245

1.657

Aantal woningen

16.161

2.916

1.770

324

5.681

4.552

918

M2 groen per woning

66,1

77,8

66,6

37,0

74,3

51,2

60,4

Doelstelling m2 groen

+

=

=

=

=

+

=

Totaal aantal bomen

26.649

4.441

4.456

286

11.342

4.721

1.403

Bomen per inwoner

0,85

0,90

1,28

0,39

1,00

0,51

0,85

Bomen per woning

1,65

1,52

2,52

0,88

2,00

1,04

1,53

Doelstelling aantal bomen

=

=

=

=

=

+

=

Tabel 3Kengetallen openbaar groen en bomen binnen de bebouwde kom;verklaring symbolen: ‘=’: behoud huidige waarde ‘+’: streven naar verhogen tot gemeentelijke gemiddelde

 

De gemiddelde oppervlakte openbaar groen9 per woning bedraagt binnen de bebouwde kom in de gemeente Renkum 66 m2. Als we de kengetallen tussen de verschillende dorpen vergelijken, valt op dat er grote verschillen zijn. Zo scoren Doorwerth (78 m2 per woning) en Oosterbeek (74 m2 per woning) relatief hoog, terwijl Heveadorp (37 m2 per woning) en Renkum (51 m2 per woning) lager uit komen.

Voor het dorp Renkum geldt dat er een ambitie ligt om het groenareaal en/of aantal bomen te verhogen naar het gemeentelijke gemiddelde. Voor de overige kernen geldt de ambitie instandhouding van de huidige gemiddelden op dorpsniveau (zie ook § 3.2).

 

Over groene kengetallen

Er zijn verschillende methoden om een kengetal voor het gemiddelde oppervlakte groen per woning te bepalen. Bij diverse landelijke onderzoeken wordt hiervoor behalve het groen binnen de kom ook groen direct (binnen een straal van 300-500 meter) meegerekend. Ook worden soms de oppervlakte aan sportvelden, volkstuincomplexen en begraafplaatsen meegenomen in de berekening.

De gemiddelde oppervlakte openbaar groen per woning bedraagt in de gemeente Renkum volgens het Compendium voor de Leefomgeving op basis van CBS-cijfers meer dan 150 m2 en ligt daarmee ruim boven de landelijke richtlijn1 van 75 m2. Dit komt met name doordat alle dorpen zonder uitzondering grenzen aan goed toegankelijke bossen, natuurgebieden en landgoederen. Dit zorgt ervoor dat vanuit grote delen van de dorpen ruim voldoende groen binnen korte afstand bereikbaar is.

Om tot een goed meetbare vergelijking binnen de dorpen van de gemeente te komen, heeft Renkum er voor gekozen om bij het bepalen van het gemeentelijk kengetal zich te beperken tot het openbaar groenareaal binnen de bebouwde kom (volgens de Wegen- en verkeerswet) en sportvelden en volkstuinen niet mee te rekenen.

 

2.4 Visie op het openbaar groen

Langdurig een groene gemeente blijven vraagt om een actueel en breed gedragen groenbeleid. In het Beleidsplan groenbeheer (2011) zijn de visie en het beleid voor het beheer en onderhoud van de openbare groenvoorzieningen reeds uitgewerkt. De visie op het openbaar groen is daarin als volgt verwoord:

“Het Renkumse groenbeheer is gericht op het duurzaam in stand houden van het openbaar groen en de functies die het groen heeft voor leefbaarheid, gezondheid, welvaart, biodiversiteit en participatie.”

Het plan vertaalt deze algemene visie in de vorm van de ‘zeven groene loten’ (zie navolgende tekstkader) aan de hand waarvan de praktische uitvoering gestalte krijgt.

Het voorliggende groenstructuurplan richt zich primair op de inrichting van groenvoorzieningen in de openbare ruimte. De bijbehorende visie luidt als volgt:

De structuur en inrichting van het openbaar groen in de dorpskernen is gericht op het duurzaam in standhouden en verder ontwikkelen van een robuust en gevarieerd netwerk van toegankelijk groen dat een zo breed mogelijk palet aan functies vervult.”

Door slim samen te werken aan behoud en verdere ontwikkeling van goede en robuuste groene structuren in de dorpen wordt gezorgd voor een gezonde woonomgeving die ook klimaatbestendig is en op natuurlijke wijze bijdraagt aan meer biodiversiteit. Deze visie op de inrichting van het openbaar groen is vertaald naar een aantal beleidsregels en een groen-structuurkaart per kern en geeft hiermee richting aan een praktische uitwerking.

 

De “Zeven groene loten” uit het Beleidsplan groenbeheer (2011):

  • Het groenbeheer is effectief en wordt op efficiënte wijze uitgevoerd.

  • Het beheer van het openbaar groen is kwaliteitsgestuurd.

  • Het groenbeheer is primair gericht op beleving en gebruik van openbaar groen door inwoners en bezoekers.

  • Het groenbeheer is secundair gericht op de ecologische betekenis van het openbaar groen.

  • Het groenbeheer vindt op milieuvriendelijke wijze plaats.

  • Betrokkenheid en/of participatie van bewoners en gebruikers bij het groenbeheer is gewaarborgd.

  • Het groenbeheer richt zich op het in standhouden, vergroten en ontwikkelen van de lokale identiteit van het openbaar groen.

  •  

Figuur 9, Oosterbeek, Karel van GelderlaanOosterbeek, Cornelia Schadeweg

 

 

Figuur 10, Kaart met hoogteligging (boven) en bestaande (aangeduid met naam) en voormalige (aangeduid met letters) landgoederen en buitenplaatsen

 

3. BELEIDSREGELS GROENSTRUCTUUR

 

Dit hoofdstuk geeft allereerst een algemene kenschets van de groenstructuren binnen de gemeente Renkum. Vervolgens benoemt het de belangrijkste beleidsthema’s die bepalend zijn voor de groenstructuur: ruimtelijke ontwikkelingen, ecologische functie, bomen, sortiment en omgang met overlast.

 

3.1 Algemene kenschets groenstructuur

De dorpen van de gemeente Renkum liggen in een aantrekkelijke, afwisselende en soms zeer contrastrijke landschappelijke setting: enerzijds de hooggelegen, besloten stuwwal versus de laaggelegen open uiterwaarden en anderzijds de dichte uitgestrekte bossen versus de open natuurlijke beekdalen. Naast de aardkundige kenmerken zijn ook de talrijk aanwezige – al dan niet voormalige – landgoederen en buitenplaatsen bepalend voor de (groen) ruimtelijke karakteristiek van de dorpen. Sommige van deze cultuurhistorisch waardevolle gebieden functioneren binnen de huidige groenstructuur als park, andere maken deel uit van een groene dorpsrand en vloeien als vanzelf over in het dorpsgroen en van weer andere resteren alleen nog enkele relicten als gevolg van verkaveling ten behoeve van stedelijke bebouwing (bv. landgoed Dreijeroord, Oosterbeek en landgoed Kalimaro, Heelsum).

Karakteristiek voor het openbaar groen – en de openbare ruimte – in de dorpen is de reliëfstrutuur. Uniek zijn de droogdalen als het Zweiersdal in Oosterbeek en langs het Schutterspad-van Ingenweg in Heelsum en Renkum. Er is vrijwel nergens sprake van vlakke gebieden: de hellingen variëren van 1 tot 10%. Dit maakt dat openbaar groen (en onverharde terreinen) een zeer belangrijke rol spelen bij het afvoeren en opvangen van hemelwater.

Figuur 10 schetst in vogelvlucht de karakteristieke verschijningsvormen vanuit de thema’s hoogtelijnen en cultuurhistorie. In bijlage C zijn de hoogtekaarten per dorp opgenomen.

Een en ander heeft voor ieder dorp geleid tot een eigen groen-ruimtelijke karakteristiek die bepalend is voor de identiteit van de dorpsgroenstructuur.

Zo wordt de groenstructuur van Doorwerth, Kievitsdel en Wolfheze gekenschetst door een lanenstructuur binnen een bosachtige sfeer; bij Heveadorp en Oosterbeek zijn de ligging op de rand van de stuwwal, de beeksystemen, de aanwezigheid van landgoederen en uitzichten over het uiterwaardengebied bepalend; bij Renkum en Heelsum tenslotte vormen de natuurrijke beekdalen (en uitzichten hierop), landgoederen en verspreid gelegen oude bosrelicten de hoofdingrediënten.

 

Figuur 11, Heelsums beekdal en toegangslaan Villa Laura (Heelsum)

 

Een algemene kwaliteit die geldt voor alle dorpen is dat de bebouwing zich over het algemeen op harmonieuze wijze voegt naar het landschap, waarbij het dorpsgroen naadloos overvloeit in het omringende landschap. Dit wordt ondersteund door de vele zichtlijnen vanuit de dorpen naar de omliggende bos- en natuurgebieden, bomenstructuren die vanuit de kom doorlopen naar het buitengebied en talrijke wandel- en fietsroutes die een functionele verbinding leggen tussen het dorpsgroen en de omgeving. De specifieke kenmerken van de groenstructuur zijn per dorp nader aangeduid en aangevuld met concrete voorstellen voor versterking en ontwikkeling (zie separate dorpsdocumenten).

3.2 Beleid ruimtelijke ontwikkeling

Een stad of dorp is nooit af en voortdurend in ontwikkeling. Er vindt sloop of juist uitbreiding plaats van woningen, bedrijven en voorzieningen, wegen worden verbreed of juist versmald, er wordt een nieuw fietspad aangelegd etc. De openbare ruimte beweegt daarin mee. De levenscyclus van groen, bomen en bos is echter van een andere orde dan de tegenwoordige snelheid van stedelijke ontwikkeling. Het spreekwoord ‘boompje groot, plantertje dood’, gaat maar al te vaak niet meer op. Echter in de gemeente Renkum hebben vele belangrijke groenstructuren zich vanuit het verleden een plaats verworven binnen de stedelijke structuur en is het wenselijk om deze duurzaam te behouden. Daarnaast is het streven om bij de bouw van nieuwe (inbreidings)buurten aan te sluiten op de groene karakteristiek en te streven naar het ontwikkelen van een eigen, groene identiteit passend binnen de algehele context van het dorp.

Naast het stellen van eisen aan de kwaliteit van het groen, is het echter evenzeer van belang om eisen te stellen aan de kwantiteit van het groen. In dat verband is het eveneens van belang om een uitspraak te doen over het gewicht van het gemeenschappelijk belang versus het individuele belang. Bijvoorbeeld: kapt de gemeente op basis van op individueel niveau ervaren overlast van bomen in een bomenstructuur die op dorps- of wijkniveau bijdraagt aan het groenbeeld?

 

BELEIDSREGEL 1: De groen- en bomenstructuur is belangrijk bij de uitwerking van ruimtelijke initiatieven. Wanneer aantasting onvermijdelijk is, wordt een voorstel gedaan voor compensatie.

BELEIDSREGEL 2:De ambitie voor het groenareaal in de kernen is minimaal behoud van het huidige groenareaal (het gemeentelijk gemiddelde richtgetal per woning bedraagt 66 m2 openbaar groen10 en 1,6 openbare bomen per woning) en voor het dorp Renkum actief inzetten op uitbreiding van het openbaar groenareaal.

BELEIDSREGEL 3: Nieuw aan te leggen groen is afgestemd op zowel het stedenbouwkundig concept als de groene karakteristiek van de wijdere omgeving zoals omschreven in de dorpsdocumenten.

BELEIDSREGEL 4:De gemeente Renkum hanteert voor behoud van het groene karakter van de dorpen als richtlijn dat bij nieuwbouwlocaties11 minimaal 10% van de oppervlakte een invulling krijgt als ‘openbaar groen’.

BELEIDSREGEL 5:De voorstellen voor versterking van bestaande of nieuwe groenstructuren uit de dorpsdocumenten behorende bij het groenstructuurplan gelden als input voor het Programma van wensen en eisen van ruimtelijke projecten en worden evenwichtig gewogen met andere belangen.

BELEIDSREGEL 6:Het gemeenschappelijk belang van een boomrijke straat of groene woonomgeving weegt in principe zwaarder dan eventuele persoonlijke belangen van individuele bewoners. Het belang van openbare veiligheid weegt daarbij zwaarder dan het belang en de instandhouding van de boom of het groenvak.

 

Los van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geldt in zijn algemeenheid een ambitie om het groen-areaal in de dorpskernen uit te breiden. In de uitwerking van dit groenstructuurplan zijn hiervoor per dorp diverse concrete voorstellen opgenomen. De genoemde ambitie geldt met name voor de kern Renkum. Voor Heveadorp en Wolfheze kan het huidige groenareaal worden aangehouden omdat hier het omringende groen zich overal op loopafstand bevindt. Verder betekent dit dat er terughoudend moet worden omgegaan met stedelijke inbreiding ten koste van groen en het afstoten van openbaar groen aan particulieren. Als hulpmiddel om aanvragen voor de aankoop van openbaar groen door particulieren op een evenwichtige wijze te beoordelen is een beslisboom ontwikkeld (zie bijlage D).

 

A. ACTIE:De groenstructuur als zodanig positief bestemmen in het bestemmingsplan met bijbehorende voorschriften voor behoud en bescherming, zie tekstkader. Dit dient in overleg met de afdeling Ruimtelijke ordening te worden uitgewerkt in een voorstel op maat (routekaart). Mogelijkheid zou kunnen zijn om de gehele groenstructuur in principe als ‘groen’ te bestemmen en dan door middel van een aanduiding onderscheid te maken in de ‘zwaarte’ van bescherming12. Implementatie kan plaatsvinden door te kiezen voor ofwel een parapluherziening ofwel geleidelijke doorvoering in de vorm van reguliere actualisaties.

B. ACTIE:Uitwerken compensatieregeling voor groen en bomen (inclusief herplantplicht) voor het berekenen van de waarde van bestaande bomen of ander groen ten behoeve van fysieke compensatie.

C. ACTIE:Voorafgaand aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden met een ‘groenscan’ de eisen en wensen voor zowel het bestaande als eventueel nieuw toe te voegen groen in beeld gebracht. Hiervoor een format ontwikkelen inclusief toepassingsprotocol en relatie met bestemmingsplannen.

D. ACTIE:Elke 3 jaar de ontwikkeling van de groene areaalgegevens per dorp ter informatie rapporteren aan de Raad. In de dorpsdocumenten zijn per kern de huidige kengetallen als referentie opgenomen. Indien nodig de doelstellingen voor groenareaal op basis hiervan bijstellen.

E. ACTIE:Met name in de kern Renkum actief zoeken naar mogelijkheden om de hoeveelheid openbaar groen uit te breiden.

 

Figuur 12, Doorwerth, Johannitterweg (links) en Heveadorp, voetpad naar Valckeniersbos (rechts); Voorbeelden van geen en wel goed toegankelijk groen op loopafstand.

 

Noodzaak om groen te beschermen

Voorbeeld 1, Meester van Damweg, Renkum. Het hier gelegen parkgebied is niet bestemd als ‘groen' en wordt nu bebouwd. Op basis van de uitgangspunten van het voorliggende groenstructuurplan zou het betreffende groengebied kunnen worden aangewezen als ‘groenstructuur’. Hiervoor geldt dan dat - in geval van aantasting – groenareaal en bomen dienen te worden gecompenseerd. Dit kan deels binnen de nieuw te realiseren woonbuurt, voor het andere deel zal elders nieuw groen gerealiseerd dienen te worden.

Voorbeeld 2, Oosterbeek hoog en laag. Bij inbreidingsplannen zijn er aan de projectontwikkelaar geen groene voorwaarden meegegeven. Dit resulteerde in een stenige buurt met één kleine groenplek met een speelvoorziening en een kleine boom. Met een dergelijk invulling ontstaat niet alleen een groen-arme, maar ook onleefbare stenige buurt die klimaatveranderingen als temperatuurstijgingen en zware regenval niet kan opvangen. Het stellen van voorwaarden naar aanleiding van een groenscan, geeft aan een ontwikkelende partij duidelijke handvatten voor een goede uitwerking van groen binnen een plan.

 

3.3 Beleid ecologisch groen

De specifieke ecologische kwaliteiten en strategische ligging van de gemeente Renkum maken dat een groot deel van het buitengebied valt binnen het Gelders Natuurnetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur, EHS en ecologische verbindingszones EVZ). Onderstaande afbeelding13 geeft hiervan een indruk.

 

Figuur 13, Ligging ecologische hoofdstructuren bestaande uit het Gelders natuurnetwerk en groene ontwikkelingszones (bron: provincie Gelderland, kaart uit 2014)

 

Belangrijke ecologische verbindingen verlopen alle via de bos- en natuurgebieden buiten de bebouwde kom. De toegevoegde waarde van het dorpsgroen ligt dus niet zozeer in het realiseren van ‘verbindingen’, maar veeleer op het vlak van het vergroten van leefgebieden en verhogen van biodiversiteit. De inrichting en het beheer van het dorpsgroen moet zich dan ook – binnen de hiervoor aangewezen gebieden en structuren – primair richten op het vergroten van de bio-toopmogelijkheden voor flora en fauna. Hierbij valt te denken aan het ontwikkelen en aanleggen van of stimuleren van bewonersinitiatieven voor bijen- en bloemenweides, aanplant van bloemen besdragende soorten, planten, zaaien of stimuleren bloemrijke kruidlagen in bosplantsoen en een gefaseerd maaibeheer.

Dit draagt er tevens aan bij dat natuurwaarden in het dorpsgroen beter beleefbaar worden en kan indirect zorgen voor een versterking van de bestaande ecologische verbindingen. Voldoende ecologische kennis en inzicht in natuurwetgeving binnen de organisatie en draagvlak binnen de samenleving zijn belangrijke randvoorwaarden om de gestelde doelen te bereiken.

 

Biodiversiteit

Biodiversiteit staat voor biologische diversiteit en omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. Biodiversiteit betreft zowel de variatie in soorten, als ook de erfelijke variatie binnen soorten en de variatie aan levensgemeenschappen of ecosystemen.

Bron: website Compendium voor de leefomgeving.

 

Figuur 14, Wolfheze, Wolfhezerweg

 

BELEIDSREGEL 7:Ecologische inrichting en beheer van het dorpsgroen is primair gericht op het vergroten van de biodiversiteit en natuurbeleving in specifiek aangewezen groenstructuren en –gebieden

F. ACTIE:Voorlichting/educatie aan scholen en inwoners over het natuurlijk groen geven in samenwerking met lokale groene organisatie en/of het aanstellen van groene ambassadeurs.

G. ACTIE:Bevorderen deskundigheid buitendienst middels certificering Flora- en faunawet en inzet gedragscode waarmee tevens het wettelijk verplichte zorgvuldig handelen wordt geborgd.

H. ACTIE:Opstellen beheer/werkplan ecologische gebieden (natuurnetwerk uitwerken via ‘groene inprikkers’ in de dorpen, doelsoorten aanwijzen, beheermaatregelen bepalen, werkwijze monitoring, uitwerken gebruik en participatie). Hierbij specifiek aandacht schenken aan de soortgroepen bijen en vlinders.

 

3.4 Beleid bomen

Voor bomen is de stedelijke omgeving verre van ideaal. Binnen de groeiplaats spelen vele andere belangen en functies en binnen de levensloop van een boom vinden veel en soms ingrijpende veranderingen plaats. Denk bijvoorbeeld aan wegverbredingen, het leggen van kabels en leidingen, het oprichten van bouwwerken, het versneld afvoeren van regenwater of het afvoeren van gevallen blad. Al deze zaken leiden ertoe dat een boom vaak niet goed groeit en al vroeg aftakelt. Aangenomen mag worden dat de ‘gemiddelde stadsboom’ in veel gevallen niet ouder wordt dan 40-50 jaar.

Voor een langere levensduur en betere bomengroei is het dan ook van belang om de natuurlijke groeiomstandigheden van bomen zoveel mogelijk te benaderen. Idealiter houdt dit in dat bomen vrijuit in de volle grond groeien met hieronder eventueel een halfopen of gesloten bodembedekkende beplanting en een strooisellaag waarin het gevallen blad kan verteren tot voor de boom belangrijke voedingsstoffen.

 

Figuur 15, Bomen in de straat in Renkum, Jan Peelenplantsoen (links) en Tamboer (rechts

 

In sommige gevallen is dit ideaalbeeld prima te realiseren. Met name in parken of bredere groenzones liggen hiervoor de mogelijkheden. Langs wegen, woonstraten en op pleinen moeten vaak concessies worden gedaan waarbij gezocht wordt naar oplossingen die het hiervoor geschetste ideaalplaatje zoveel mogelijk benaderen. Dit betekent bijvoorbeeld dat groeiplaatsconstructies worden toegepast die ervoor zorgen dat de betreffende boom voldoende ondergrondse groei-ruimte tot zijn beschikking heeft.

Aanleg en onderhoud van kabels en leidingen in of nabij de groeiplaatsen van bomen is een ander belangrijk aandachtspunt. In de praktijk vormt dit vaak de grootste bedreiging waardoor bomen ondanks alle inspanningen op andere gebieden, onherstelbare schade oplopen en korter leven of onvoldoende functioneren.

 

BELEIDSREGEL 8:Bij de aanplant van bomen geldt de ‘matentabel bomen (bijlage E) als richtinggevend voor de inrichting van de groeiplaats

Hierbij geldt als uitgangspunt dat ‘kwaliteit’ boven ‘kwantiteit’ gaat: beter enkele bomen met voldoende boven- en ondergrondse groeimogelijkheden, dan veel bomen zonder duurzaam toekomstperspectief. Belangrijk hierbij is wel om keuzes hierin in samenhang met het beleid voor ‘groenkwantiteit’ te bezien (zie beleidsregel 2)

 

BELEIDSREGEL 9:De bescherming van bomen is verankerd in de Bomenverordening waarbij de kap van bomen in principe vergunningsvrij wordt gesteld behoudens beschermwaardige bomen opgenomen op de lijst waardevolle bomen.

Achterliggende motivatie voor het invoeren van de ‘nee, tenzij’ benadering, is enerzijds het verminderen van de regeldruk (‘deregulering’) en anderzijds om meer aandacht te kunnen geven aan de beschermwaardige bomen. De volgende categorieën bomen (zowel van particulieren als gemeentelijke bomen) worden als beschermwaardig aangemerkt en blijven vergunningsplichtig:

  • Bomen vanaf een stamomtrek van 60 cm op 1.30 m1 stamhoogte.

  • Bomen van de lijst ‘Waardevolle bomen’ (betreft zowel gemeentelijke als particuliere bomen).

  • Bomen in de groenstructuur (‘hoofdbomenstructuur’, ‘wijkbomenstructuur’ of ‘markante boom of boomgroep’, zie separate groenstructuurkaarten) met uitzondering van de aangegeven beheervlakken15.

  • Bomen die voorkomen op de soortenlijst16. Niet genoemde soorten zijn ver-gunningsvrij, tenzij ze opgenomen op de lijst ‘Waardevolle bomen’.

  • I.ACTIE: Toevoegen bomen van de Waardevolle bomenlijst als afzonderlijke legenda-eenheid op groenstructuurkaarten.

 

BELEIDSREGEL 10: De gemeente adviseert op aanvraag particuliere eigenaren van bomen van de Waardevolle bomenlijst over instandhouding en onderhoud van de boom.

 

BELEIDSREGEL 11:Voor alle bomen in beheer bij de gemeenten geldt dat bij de uitvoering van werkzaamheden wordt gewerkt conform de uitgangspunten uit het ‘Handboek Bomen’ van het Norminstituut bomen.

 

3.5 Wegbegeleidende beplantingen buitengebied

 

Het buitengebied van de gemeente Renkum geldt als landschappelijk waardevol door de afwisseling van natuurrijke bossen, landgoederen en buitenplaatsen, beken en agrarisch cultuurlandschap met landschapselementen. De beplante verbindingswegen tussen de dorpen en vanuit de dorpen naar belangrijke bos- en natuurgebieden maken hier onlosmakend deel van uit. Doordat deze wegen en paden grotendeels begeleid worden door bomen en/of (bos) beplantingen is een robuuste groene structuur ontstaan die de verschillende dorpen, bossen en natuurgebieden met elkaar verbindt. Het hierdoor ontstane netwerk is zowel in cultuurhistorisch, landschappelijk, ecologisch als recreatief opzicht van bijzondere betekenis.

Om dit groene netwerk duurzaam in stand te houden, is het nodig een vervangings- en herplantstrategie te hanteren zodat ‘afbrokkelende’ structuren op het juiste moment vervangen dan wel worden aangevuld. Afhankelijk van het type wegbegeleidende beplanting is een aantal richtlijnen geformuleerd. Deze zijn met nadruk bedoeld als ‘richtinggevend’ en zullen ten alle tijden ingekleurd moeten worden aan de hand van de specifieke omstandigheden. Zo zullen bijvoorbeeld cultuurhistorische waarden of het voorkomen van beschermde flora- en faunasoorten van invloed zijn op de uiteindelijk gekozen strategie. Tabel 4 geeft een overzicht van de onderscheiden typen wegbegeleidende beplantingen inclusief de bijbehorende strategie voor bijplanten en vervanging. In het algemeen kan worden gesteld dat vervanging van wegbegeleidende beplanting plaatsvindt wanneer daar aanleiding voor is: een laan is vrijwel geheel verdwenen, er vindt een wegrenovatie plaats, de bomen zijn ziek. Gezonde bomen van een soort die volgens dit plan niet gewenst zijn worden zonder dergelijke aanleiding niet gekapt.

 

Figuur 16, Renkum, Kuypersweg

 

Gebruikte definities

Laan

Een weg die aan beide zijden wordt geflankeerd door één of meerdere rijen bomen dan wel een middenberm met een dubbele rij bomen. De laanbeplanting bestaat uit bomen van één soort van overwegend gelijke leeftijd, geplant volgens een vast, regelmatig verband.

 

Bomenrij

Een weg die aan één zijde wordt geflankeerd door bomen. Bestaande uit bomen van één of enkele soorten van ongeveer dezelfde leeftijd en min of meer op regelmatige afstand geplant.

 

Wegbegeleidende bomenstructuur

Een weg die aan een of beide zijden wordt geflankeerd door bomen. Bestaande uit bomen van meerdere soorten van verschillende leeftijd zonder een vast plantverband of –afstand.

 

Landschappelijk lint

Een weg die aan één of beide zijden wordt geflankeerd door een bredere strook met inheemse bomen en/of struikvormende beplanting. Bestaande uit meerdere soorten van verschillende leeftijd en op onregelmatige afstand geplant.

 

Wegbegeleidend bos

Een weg die aan één of beide zijden wordt geflankeerd door een strook met inheemse bomen en struik-vormende beplanting als onderdeel van een groter bosperceel.

 

Sfeerbeeld

Type en patron

Vervangingsstrategie

Laan

Vervanging in trajecten van 100 m1 of meer; handhaven historische plantverband en boomsoort; vervanging zodra < 40% van traject resteert (vuistregel)

Bomerij

Vervanging in trajecten van 50 m1 o fmeer; handhaven plantverband en boomsoort; incidenteel individueel tussenplanten toegestaan indien noodzakelijk voor beeld en mogelijk qua boomsoort/beschikbare ruimte

Wegbegeleidende bomenstructuur

Individueel tussen planten zodra noodzakelijk voor het beeld en mogelijk qua boomsoort/beschikbare ruimte; los plantverband; boomsoort aansluiten op aanwezige (mix van) boomsoorten

Landschappelijk lint

Vervanging in trajecten van 50 m1 of meer; handhaven plantverband en sortiment; vervanging zodra doorgaande structuur over een afstand van meer dan 20 m1 is onderbroken

Wegbegeleidend bos

Geen specifiek vervangingsbeheer, meenemen in reguliere beheer van betreffende bosperceel

Tabel 4 Indeling en vervangingsprincipes wegbegeleidende beplantingen

 

In het gebiedsdocument ‘Verbindingswegen’ zijn de onderscheiden groenstructuren vastgelegd en voorstellen voor versterking en ontwikkeling opgenomen (zie separate bijlage).

 

BELEIDSREGEL 12:De gemeente hanteert per type weg begeleidende beplanting een strategie voor herplant en vervanging (zie tabel 4). Deze geldt als richtinggevend en wordt altijd vertaald naar een maatwerkaanpak.

ACTIE: Voorstellen voor vervanging van lanen uitwerken naar meerjarenplanning om te komen tot een meer regelmatige leeftijdsopbouw van de weg begeleidende beplantingen (kap- en verjongingsplan).

 

3.6 Beleid sortiment

Toepassing van een variatie aan planten- en boomsoorten draagt bij aan de herkenbaarheid van wegen, buurten of gebiedsdelen. Voor een optimale visuele beleving en een klimaat bestendig sortiment is het wenselijk een goed evenwicht aan te brengen tussen eenvormigheid en afwisseling. De soortkeuze moet enerzijds bijdragen aan de gewenste beeldcontinuïteit en anderzijds voor voldoende afwisseling zorgen door accentsoorten toe te passen. Uitgangspunt is dat langs samenhangende structuurelementen (bv. verbindingswegen, hoofdwegen of historische wegen en paden) de soortkeuze ondersteunend is aan de continuïteit van het beeld.

Voor wat betreft de individuele buurten of gebiedsdelen geldt dat de beplantingskeuze afgestemd dient te worden op het toegepaste stedenbouwkundige concept en wensen van bewoners en gebruikers van het groen. Zo is in het noordwesten van Doorwerth (‘de groene clusters) de keuze voor inheems bosplantsoen (bv. veldesdoorn, meidoorn) een voorwaarde terwijl voor de Middenlaan en omgeving (Heveadorp) juist toepassing van ‘ouderwetse’ cultuursoorten (bv. sier-appel, cultuurroos, struikganzerik) passend is. Op deze manier wordt bijgedragen aan de versterking van de differentiatie tussen de buurten onderling en aan de karakteristieken van de totale openbare ruimte.

Afwisseling in soorten is behalve uit architectonisch oogpunt ook van belang uit oogpunt van beheer en onderhoud. Wanneer te veel nadruk ligt op één of enkele soorten is de impact van een speciale ziekte, aantasting of plaag erg groot. Voorbeelden zijn eikenprocessierups, iepziekte, essenziekte, bacterievuur, bloedingsziekte (paardenkastanje) of massaria (plataan). Hiermee wordt ook ingespeeld op effecten van klimaatveranderingen op beplanting.

Variatie en een goed afgestemd sortiment kan ook bijdragen aan meer betrokkenheid van bewoners. Daadwerkelijk gebruik kunnen maken van het groen in de vorm van plukken van bloemen of fruit draagt daaraan bij.

Als laatste kan voldoende afwisseling in soorten een bijdrage leveren aan de noodzakelijke biodiversiteit. Met name als het gaat om locaties die ecologisch van betekenis zijn, is het belangrijk om streekeigen plantmateriaal te gebruiken (zie ook §3.3). Dergelijk plantmateriaal kent een grotere genetische variatie en heeft aangetoond zich al eeuwen te kunnen aanpassen aan veranderende klimaatomstandigheden. Het hanteren van een ruime variatie in (bloeiende) natuurlijke en cultuurlijke soorten zorgt voor vergroting van de biotoopmogelijkheden in de stedelijke omgeving voor flora en fauna (bv. bijen en vlinders).

 

Figuur 17, Oosterbeek, Stationsplein

 

BELEIDSREGEL 13:Om de aansluiting op de specifieke beplantingskarakteristiek te waarborgen, hanteert de gemeente per dorp algemene richtlijnen voor de soortkeuze (zie dorpsdocumenten).

BELEIDSREGEL 14:In zijn algemeenheid streeft de gemeente naar toepassing van bij- en vlindervriendelijke beplantingen en plantsoorten met een nutsfunctie (vruchten, noten, bloemschikken).

K. ACTIE:In samenwerking met bewoners uitwerken van gedetailleerde sortiments-lijsten voor bij- en vlindervriendelijke beplanting en soorten met nutsfuncties, gecombineerd met de beplantingsrichtlijnen per dorp.

 

Toepassing van specifieke boomsoorten en het patroon van planten draagt bij aan de herkenbaarheid van een bepaald wegtype (of de historische oorsprong ervan) en ondersteunt de ‘leesbaarheid’ van de bebouwde omgeving. Bijvoorbeeld het gericht toepassen van inheemse of cultuurlijke boomsoorten, onderscheid in boomsoort op droge en natte gronden, grote of kleinere bomen of éénrijig, tweerijig of in los verband geplante bomen zijn mogelijkheden die de gemeente Renkum inzet om het gewenste onderscheid tot stand te brengen. Zo is het streven om langs de wegen die de verbinding vormen met het buitengebied landschappelijke boomsoorten toe te passen als beuk, eik of linde. Langs woonstraten of buurtverbindingswegen is het uitgangspunt veelal de toepassing van cultuurlijke boomsoorten; dit is echter ook afhankelijk van de gewenste sfeer in de buurt (cultuurlijk-parkachtig of juist bosachtig).

 

BELEIDSREGEL 15:Wegen die aansluiten op groene structuren in het buitengebied worden in principe beplant met landschappelijke boomsoorten; voor woonstraten wordt – met in achtneming van de algemene beplantingskarakteristiek – in principe gekozen voor cultuurlijke boomsoorten.

 

3.7 Overlast van bomen en groen

Ondanks de brede maatschappelijke waarde kunnen bomen of andere groenvoorzieningen op gespannen voet (komen te) staan met andere activiteiten en vanuit deze optiek als overlast gevend worden beschouwd. De diversiteit aan belangen en functies in de openbare ruimte en de persoonlijke beleving van bewoners maken het belangrijk om als eigenaar van het gemeentelijke bomenbestand duidelijk te zijn wanneer hier wel of niet op ingegaan wordt. Tot nu toe wordt meestal per individueel geval beoordeeld of aanvullende beheermaatregelen worden getroffen om de overlast of hinder te voorkomen, te beperken of weg te nemen. Indien er sprake is van een situatie van ernstige overlast is dit soms een reden om kap van betreffende boom of bomen in overweging te nemen.

In het algemeen kan worden gesteld dat de veiligheid van weggebruikers en/of voetgangers nooit ondergeschikt wordt gesteld aan het belang van behoud van een boom of groen.

 

BELEIDSREGEL 16:Overlast als gevolg van bomen en groen wordt op een heldere en eenduidige wijze beoordeeld volgens vastgesteld beleid.

ACTIE: Uitwerken van regels voor het kappen van bomen bij overlast in aansluiting op de Bomenverordening.

 

Figuur 18, Oosterbeek, Hertog Reinaldlaan

 

Figuur 19, Uitsnede groenstructuurkaart Oosterbeek

 

Figuur 20, Uitsnede groenstructuurkaart verbindingswegen

 

4. DE RENKUMSE GROENSTRUCTUUR

 

Dit hoofdstuk brengt de hoofdgroenstructuur van Renkum in beeld en geeft een toelichtende beschrijving van de definitie en opbouw van de groenstructuurkaarten en de dorpsdocumenten. De groenstructuurkaart bestaat uit 6 dorpskaarten en 1 kaart voor de verbindingswegen in het buitengebied.

 

4.1 Groenstructuur in woord en beeld

Het groenstructuurplan is een visievormend ordeningsdocument. Op de groenstructuurkaarten zijn daarom gebieden aangewezen met specifieke functies en is aangegeven waar kansen liggen.

De groenstructuurkaarten laten het wensbeeld zien van hoe de groenstructuur van Renkum er uiteindelijk uit moet komen te zien. De komende planperiode zal worden gewerkt aan het in stand houden, versterken en ontwikkelen van deze groenstructuur. Voor een beschrijving van de groenstructuur van de kernen wordt verwezen naar de separate ‘Dorpsdocumenten’. Er is onderscheid tussen structureel groen (hoofdgroenstructuur/bomenstructuur, wijkgroen/bomen-structuur en markante bomen/boomgroepen) en niet-structureel groen (woonomgevingsgroen, overige bomen).

 

Groenstructuur

De hoofdgroenstructuur heeft betrekking op groenstructuren die van betekenis zijn op gemeente- of dorpsniveau. Verdwijnen, aantasten of niet realiseren van deze groenstructuren heeft vèrstrekkende gevolgen voor de groene identiteit van een dorp en verbindingen in Renkum. De wijkgroenstructuur heeft alleen een betekenis voor de wijk of buurt waarin deze gelegen is. Verdwijnen, aantasten of niet realiseren van deze groenstructuren heeft sterke gevolgen voor de groene identiteit van betreffende wijk of buurt, maar geen invloed op de groenstructuur van het dorp in zijn totaliteit.

De groenstructuur van Renkum wordt gedragen door historische, bestaande èn nieuw te realiseren groenstructuren (hoofd- en wijkgroen) die tezamen een groen raamwerk vormen. Het landschappelijke, historische karakter van de groenstructuur wordt verder versterkt door de aanwezige (voormalige) landgoederen/buitenplaatsen, verspreid gelegen voormalige landschapselementen als (relicten) van lanen, bospercelen en oude bomen die verwijzen naar een verder verleden. Al deze groene structuren zorgen ervoor dat het openbaar groen in het bebouwde gebied naadloos overvloeit in de landschappelijke structuren van het buitengebied.

Tot slot vormen begeleidende bomenrijen langs wegen in de buurten en kleinere buurtparken fijnmazige groene verbindingen tussen het woonomgevingsgroen enerzijds en de hoofdgroen-structuur anderzijds.

Het woonomgevingsgroen betreft groen op straatniveau. Dit behoort niet tot het groene raamwerk, maar heeft vaak wel een esthetische en/of functionele betekenis voor de direct omwonenden.

 

Woonomgevingsgroen

De groengebieden en -elementen die deel uitmaken van de groenstructuur op dorps- en wijkniveau staan vast, vervullen diverse belangrijke functies en bieden hierdoor beperkte ruimte voor toevoeging van nieuwe of andere functies. Op een lager detailniveau (straten of hofjes) is meer ruimte om een aangepaste invulling te geven aan het aanwezige groen. De bevolking anno nu is namelijk een andere dan die in de ontstaansjaren van de diverse buurten. De eisen die aan de openbare ruimte worden gesteld (en de wensen!) zijn daardoor ook veranderd en tegelijkertijd is de druk op de openbare ruimte toegenomen. Zo is het aantal auto’s toegenomen (geparkeerd en rijdend), de bevolking multicultureel geworden en is de sociale controle afgenomen. Dit maakt het wenselijk om flexibeler om te gaan met groenelementen op straatniveau, waarbij een andere (groene) invulling (buurttuin) of soms zelfs verandering van functie (spelen) tot de mogelijkheden behoort. Uiteraard gelden ook dan behoud van ruimtelijke kwaliteit, aansluiten op het karakter van de specifieke buurt en een bepaald minimum groenareaal als uitgangspunten.

 

4.2 Legenda groenstructuurkaart

De groenstructuurkaarten kennen de hoofdindeling zoals in tabel 5 is genoemd. Bijlage F geeft een overzicht van de volledige legenda-onderdelen met een toelichting. In 6 separate bijlagen zijn de groenstructuurkaarten voor alle kernen opgenomen evenals per kern een uitwerkingsdocument met voorstellen voor versterking en ontwikkeling van de groenstructuur.

 

Sfeerbeeld

Legenda-eenheid

Groenstructuur

Groenvoorzieningen die van betekenis zijn op dorps- of wijk/buurtniveau. Verdwijnen of aantasten heeft vèrstrekkende gevolgen voor de groene identiteit van het gehele dorp of wijk/buurt. Het niet realiseren van gewenste verbindingen of uitbreidingen betekent een gemiste kans.

Bomenstructuur

Bomenrijen die van betekenis zijn op dorps- of wijkniveau. Verdwijnen of aantasten heeft vèrstrekkende gevolgen voor de groene identiteit van het gehele dorp of wijk/buurt. Het niet realiseren van gewenste verbindingen of uitbreidingen betekent een gemiste kans.

Markante bomen

Individuele bomen of kleine boomgroepen die vanwege hun ouderdom, omvang en/of strategische positie een sterke identiteits- en sfeerbepalende rol spelen in de ruimere omgeving.

Woonomgevingsgroen

Dit betreffen niet-structurele groenvoorzieningen met een beperkte functie op het niveau van een individuele straat (of een deel hiervan). Voor dit groen geldt dat een meer flexibele benadering mogelijk is, waarbij een andere (groene) invulling of verandering van functie (bijvoorbeeld naar spelen of parkeren) dan wel verkoop tot de mogelijkheden behoort.

Overige bomen

Dit betreffen niet-structurele boombeplantingen met een beperkte functie op het niveau van een individuele straat (of een deel hiervan). De beperkte functie van deze bomen maakt dat een meer flexibele benadering bij ruimtelijke ontwikkelingen of strijdige belangen mogelijk is.

Groenfuncties

Waar groenvoorzieningen een specifiek aanwijsbare functie vervullen of zouden kunnen gaan vervullen, is dit aangemerkt. Hierbij zijn de volgende functies onderscheiden:

  • Ecologisch/natuurlijk groen

  • Landschappelijk/cultuurhistorisch groen

  • Parkachtig/cultuurlijk groen

  • Accentgroen (bijzonder punt)

  • Speelgroen

  • Groen met functie voor waterretentie

Tabel 5,Legenda groenstructuurkaarten op hoofdlijnen

 

4.3 Dorpsdocumenten

Per dorpskern is een toelichting op de groenstructuur inclusief voorstellen voor versterking of ontwikkeling uitgewerkt in separate dorpsdocumenten. Figuur 21 geeft de opbouw van de dorpsdocumenten weer. Er zijn dorpsdocumenten gemaakt voor de volgende kernen:

 

  • Doorwerth-Kievitsdel.

  • Heelsum.

  • Heveadorp.

  • Oosterbeek

  • Renkum

  • Wolfheze

 

De dorpskaarten (A3 tot A0 formaat) bij de dorpsdocumenten geven per dorp een gedetailleerd beeld van de groenstructuur en bevatten voorstellen die – op korte of lange termijn – moeten leiden tot versterking en ontwikkeling van de groenstructuur. De voorstellen zijn kernachtig geformuleerd en zoveel mogelijk met beeldmateriaal verduidelijkt. De voorstellen moeten worden gezoen als kansrijke locaties maar andere locaties worden niet uitgesloten.

 

4.4 Verbindingswegen

 

De uitwerking van alle openbare wegbegeleidende beplantingen met een verbindende functie tussen de dorpen dan wel naar bos- en natuurgebieden is te vinden in het document ‘verbindingswegen’. Deze is op vergelijkbare wijze opgebouwd als de dorpsdocumenten.

 

4.5 Voorstellen

 

Bij de voorstellen is steeds een indicatie voor wijze van realisatie aangegeven:

 

Beheer: het gaat om wijziging in beheer of kleinschalige omvormingen (bijvoorbeeld bijplanten van enkele bomen of sierheesters omvormen). Extra budget is hiervoor niet of slechts in beperkte mate nodig.

Inrichting: het gaat om een concreet inrichtingsvoorstel. Het voorstel kan worden meegenomen bij meer grootschalige groenrenovaties of renovatie of herinrichting van de openbare ruimte.

Planvorming: het gaat om het maken van een plan of het verrichten van een onderzoek, dat daarna pas eventueel kan leiden tot een concreet inrichtingsvoorstel.

 

Ten aanzien van de uitvoering van de voorstellen kunnen in principe twee verschillende benaderingen worden gekozen. De eerste benadering gaat ervan uit om zoveel mogelijk in te steken op kansen die lopende projecten bieden: meeliften. Bijvoorbeeld groot onderhoud of renovaties van straten vanuit weg- en rioolbeheer.

De tweede benadering gaat uit van het zelfstandig initiëren van groenprojecten: bijvoorbeeld een projectplan voor de vervanging van bomen langs verbindingswegen of de aanleg van een lokaal ommetje.

 

Werkwijze totstandkoming groenstructuurkaarten

De groenstructuurkaarten zijn samengesteld op basis van de gemeentelijke groeninventarisatie, de veldkennis van de gemeentelijke beheerder, een groen-ruimtelijke analyse en veldverkenningen door adviesbureau Eco Consult.

Bij het aanwijzen van de groenstructuur is steeds aangehaakt bij de landschappelijke en stedelijke ontwikkeling, cultuurhistorische waarden en functies van het groen. Concreet gaat het dan enerzijds om groenvoorzieningen die onlosmakend verbonden zijn met de beken, landgoederen, verbindingswegen, cultuurhistorisch waardevolle paden of wegen, landschappelijk waardevolle dorpsranden, parken, begraafplaatsen of andere waardevolle objecten of gebieden. Daarnaast gaat het om openbaar groen dat expliciet een functie vervult voor spelen, ecologie of infiltratie van water. Op die locaties waar de groenstructuur niet of onvoldoende bijdraagt aan het herkenbaar maken van de ruimtelijke karakteristiek of functionaliteit, zijn voorstellen gedaan voor verbetering of uitbreiding.

Een ander belangrijk uitgangspunt is geweest om te streven naar een zoveel mogelijk samenhangend netwerk van groen en bomen, zodat de vele functies en waarden van het groen (denk aan oriëntatie, groene verbindingen) het best tot uiting kunnen komen. Praktisch gezien houdt dit in dat waar mogelijk groengebieden ‘aan elkaar geknoopt zijn’, begeleidende boombeplantingen langs wegen en straten zoveel mogelijk doorgezet zijn en waar mogelijk aansluiting is gezocht met het landschap van het buitengebied. De op deze manier ontstane groenstructuur draagt in hoge mate bij aan de identiteit en het woon- en leefklimaat van de dorpen.

Bij het samenstellen van de dorpsdocumenten stonden de volgende ambities centraal:

  • Creëren van een aaneengesloten netwerk van groen en bomen.

  • Leggen van verbindingen tussen dorpsgroen en landschap.

  • Ruimte geven aan groen met een functie voor klimaatadaptie (omgaan met te veel of te weinig water en toename temperatuur (voorkomen van hittestress).

  • Vergroten biodiversiteit en ecologische waarde van het dorpsgroen.

  • Uitbreiden van wandelmogelijkheden binnen het dorpsgroen.

  • Accentueren/herstellen van cultuurhistorische (groen)elementen en entrees.

  • Vergroting groenareaal in met name de kern Renkum.

Door middel van concrete voorstellen is per kern zoveel als mogelijk invulling gegeven aan de ambities. Afstemming met andere vakdisciplines en belanghebbenden dient bij nadere uitwerking uiteraard nog plaats te vinden.

Figuur 21, Samenstelling dorpsdocumenten

 

Figuur 22, Heelsum, Groene Helling met stadslandbouw-initiatief

 

Figuur 23, Oosterbeek, Emmastraat, ruim graslandperceel met mogelijkheden voor buurtinitiatieven

 

5. PARTICIPATIE

 

Er is een sterke maatschappelijke tendens gaande waarbij de verhouding tussen de overheid enerzijds en burgers en bedrijven anderzijds ingrijpende veranderingen ondergaat. Centraal staat het focussen op kerntaken, het delen van verantwoordelijkheden en het geven van ruimte voor initiatieven. Zowel inwoners als gemeente zijn zoekend naar de juiste balans en hier ligt dan ook de taak om te komen tot een eigen ‘Renkumse aanpak’. Als opmaat naar verder invulling van participatie gedurende de looptijd van het plan, behandelt dit hoofdstuk diverse middelen die de gemeente Renkum binnen het onderwerp openbaar groen inzet om een praktische invulling te geven aan het begrip participatie.

 

5.1 Communicatie

Met betrekking tot communicatie is onderscheid te maken in: informatieoverdracht, inspraak, educatie en participatie. Bij ontwikkeling, aanleg en beheer van openbare groenvoorzieningen worden afhankelijk van het onderwerp één of meerdere communicatievormen ingezet. Vooraf wordt bekeken welke communicatie passend is bij het onderwerp. Zo zal bij het beheer de nadruk vooral liggen op het geven van informatie: wat, waarom en wanneer? Bij beleids- en inrichtingsplannen is de communicatie vooral gericht op het geven van ruimte voor actief meedenken, meewerken of inspraak.

De gemeente vervult een voorbeeldrol als het gaat om het uitdragen van het belang van goed ingerichte en onderhouden groenvoorzieningen. Zorgvuldige voorlichting en educatie zijn uitstekende mogelijkheden om bewoners bewust te maken van de betekenis van groenvoorzieningen voor het woonklimaat of biodiversiteit. De gemeente schouwt nu maandelijks de kwaliteit van het onderhoud van de openbare ruimte. Met – nu nog incidentele – ‘buurtwandelingen’ met bewoners wordt gewerkt aan een systeem om de betrokkenheid bij en invloed op hun leefomgeving te vergroten.

Daarnaast is integrale beleids- en planvorming een geschikte manier om betrokkenheid en draagvlak te laten ontstaan. De openbare ruimte is in eerste plaats het domein van de inwoners en gebruikers. Het is belangrijk dat zij zich hier thuis voelen, tevreden zijn over de inrichting en het beheer en zich betrokken voelen bij hun woonomgeving. Door bewoners te betrekken bij beleid en concrete plannen wordt de basis gelegd voor betrokkenheid bij de eigen woonomgeving.

Het beheer en onderhoud van de openbare ruimte is een kerntaak van de gemeente. Hierbij wordt uitgegaan van een zodanig onderhoudsniveau, dat de functionaliteit en duurzame instandhouding van de voorzieningen niet in gevaar komen. Een dergelijk onderhoud is te omschrijven als ‘sober en doelmatig’. Door bij te dragen aan het onderhoud, kunnen bewoners en bedrijven zelf zorgen dat de omgeving een hoger onderhoudsniveau krijgt. Bijvoorbeeld door (extra) te schoffelen of zwerfafval te verwijderen. De gemeente vervult hierbij dan een ondersteunende en adviserende rol.

 

BELEIDSREGEL 17:Bij grootschalige (vanaf straatniveau en hoger) ontwikkelingen in openbare groenvoorzieningen betrekt de gemeente de bewoners via de dorpsplatforms bij de idee- en planvorming. Bij vervangingen van een enkele boom of groenvak worden de aangrenzende bewoners voorafgaand aan de werkzaamheden schriftelijk geïnformeerd.

BELEIDSREGEL 18: Betrokkenheid van bewoners en gebruikers bij het groen is minimaal gewaarborgd door middel van een jaarlijkse buurtschouw en voorlichting over onderhoudswerkzaamheden

M. ACTIE:Benutten website en social media. Deze informatie kan variëren van direct inzicht in de beleidsplannen, groenkaarten van de buurt, strooiroutes, blad-campagne, kapaanvragen en –vergunningen tot actueel nieuws over werkzaamheden in de openbare ruimte.

N. ACTIE:Opzetten jaarlijkse buurtschouw per dorp of wijk waarbij naast een schouw van de onderhoudskwaliteit nadrukkelijk ook andere onderwerpen over het groen (of openbare ruimte) aan bod komen. In afstemming met de dorps-platforms en/of te koppelen aan buurtwandelingen.

O. ACTIE:Aan het einde van de planperiode dit groenstructuurplan geheel evalueren; tussentijds eventueel op onderdelen evalueren en op basis daarvan het beleid aanpassen of activiteiten bijsturen.

 

5.2 Beleid uitgifte openbare ruimte

Binnen de openbare ruimte zijn groenvoorzieningen of verhardingen aan te wijzen die geen duidelijke functie hebben, niet of nauwelijks bijdragen aan het beeld of lastig te onderhouden zijn. Het gaat dan vaak om smalle, kleine groenvakken of bestratingen. Ook kan het gaan om (te) ruim gedimensioneerd groen of verharding. In het kader van efficiënt beheer streeft de gemeente Renkum ernaar om deze voorzieningen door middel van verkoop uit te geven aan particulieren17. Bedoeling is om tot een kostenbesparing te komen in het gemeentelijke beheer. Bijkomend voordeel is dat met het uitvoeren van dit beleid tegemoet gekomen kan worden aan de vaak voorkomende wens tot uitbreiding van particuliere tuinen en erven.

Bij de afweging of groenvoorzieningen of verhardingen in aanmerking komen voor verkoop zijn in ieder geval de volgende aspecten van belang:

  • Structuur (groenstructuur, woonomgevingsgroen) en doelstellingen groenareaal.

  • Functie (verkeer, verblijf, nutsvoorzieningen, recreatie, ecologie, waterretentie).

  • Ligging (grenzend aan particuliere grond).

  • Omvang en vorm van de resterende openbare ruimte (minimale breedte, logische erf-grens, beheerbaarheid).

Om tot een goede afweging te komen en in individuele gevallen vergelijkbaar te handelen, hanteert de gemeente een ‘beslisboom uitgifte openbaar groen/openbare ruimte’ om duidelijk te maken welke terreinen in de openbare ruimte van de gemeente te huur of te koop te zijn of in aanmerking komen voor tijdelijk gebruik.

 

BELEIDSREGEL 19:De gemeente kan openbaar groen aan particulieren verkopen om tuinen of erven te vergroten. Hiervoor zijn spelregels opgesteld, zie beslisboom uitgifte openbaar groen (bijlage D).

5.3 Beleid adoptie van groen

Er zijn maatschappelijke ontwikkelingen die uitnodigen om op een andere manier naar de openbare ruimte te kijken. De afgelopen decennia is de overheid zich met bijna alles gaan bemoeien. Dit heeft tot gevolg dat burgers of bedrijven bij elk probleem naar de overheid zijn gaan kijken voor een oplossing in plaats van zelf initiatieven te nemen. Ook speelt dat als gevolg van de financiële crisis binnen de gemeente diverse toekomstige bouw- of ontwikkellocaties voor een langere tijd braak liggen. Om verwaarlozing te voorkomen en buurten leefbaar te houden, is het wenselijk dat dergelijke terreinen tijdelijk een andere functie krijgen.

Vanuit bewonersinitiatieven en op basis van zelfwerkzaamheid staat de gemeente open voor het realiseren van een tijdelijk aangepaste inrichting om invulling te geven aan de gewenste functie (denk bijvoorbeeld aan buurtmoestuin, bloemenweides, pluktuinen, natuurspeelterrein, fiets-crossbaantje etc.). Als handreiking heeft de gemeente heeft per dorp één of meerdere locaties aangewezen die – onder nader te stellen voorwaarden – in ieder geval beschikbaar zijn voor het realiseren van groene initiatieven door de inwoners (‘participatiegroen’). Ook daarbuiten staat het groen in principe open voor participatie door de inwoners. Initiatieven gericht op het verkrijgen van meer biodiversiteit worden als ‘zeer gewenst’ gezien.

Adoptie van openbare groenvoorzieningen door derden is een andere mogelijkheid om (een deel van) de verantwoordelijkheid voor inrichting en beheer van de openbare ruimte in handen te geven van andere betrokkenen.

 

Figuur 24, Oosterbeek, Nico van Bovenweg en zwerfafval ruimen in Heelsum

 

Om te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen hierbij kan worden gegarandeerd, worden wederzijdse afspraken schriftelijk vastgelegd. Adoptie van openbare ruimte kan in principe op alle schaalniveaus door uiteenlopende partijen worden toegepast, bijvoorbeeld:

  • Adoptie van een rotonde door een winkel of lokaal bedrijf.

  • Adoptie van plantvakken in een buurt.

  • Adoptie van een boomspiegel door een aangrenzende bewoner.

  • Adoptie van groen en verhardingen op bedrijventerrein door aangrenzende bedrijven.

  • Adoptie van braakliggende terreinen voor een tijdelijke invulling.

 

Adoptie kan in verschillende vormen voorkomen:

  • Onderhoud.

  • Inrichting en beheer.

  • Ontwerp, inrichting en beheer.

  • Parkmanagement van de gehele openbare ruimte.

 

De vuistregels voor adoptie zijn:

  • Leg verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid vast in het contract of de overeenkomst (zie ook kader Juridische aansprakelijkheid).

  • Stel algemene spelregels op over de inrichting en onderhoud van het geadopteerde groen (bv. verbod inzet chemische middelen, toestaan onderhoudswerkzaamheden nutsbedrijven, minimale onderhoudskwaliteit, plaatsen van afrastering).

  • Maak een afspraak over de wijze van oplevering in geval van beëindiging van de adoptie (het groen wordt bij adoptie uit het beheerproces gehaald en moet daar bij beëindiging weer worden ingevoegd; mogelijk zijn hier eerst aanpassingen van het vak voor nodig).

  • Streef naar adoptie voor een langere periode (bv. minimaal 5 jaar).

  • Zorg voor een duidelijke afbakening van het te adopteren groen.

  • Koppel afspraken voor eventuele reclame-uitingen aan het gemeentelijke reclamebeleid en leg deze contractueel vast (bv. maximale afmetingen, verlichting, aantal).

  • Bied niet-commerciële partijen ondersteuning als het gaat om afvoer van vrijkomend groenafval en zwerfafval.

Een toelichting op enkele veelvoorkomende vormen van adoptie is opgenomen in bijlage G.

 

Juridische aansprakelijkheid

Bij groenadoptie geeft de gemeente – afhankelijk van de gekozen vorm – delen van de gemeentelijke taak voor wat betreft ontwerp, inrichting, beheer of onderhoud uit handen.

Afhankelijk van de reikwijdte van de adoptievorm moet de juiste juridische formulering bepaald worden.

 

BELEIDSREGEL 20:Inwoners, bedrijven, instellingen en verenigingen kunnen onder voorwaarden die zijn vastgelegd in contracten tijdelijk gemeentelijke grond adopteren. Als voorwaarde geldt dat het moet gaan over een duidelijk afgebakend gebied zoals een hele straat, hofje of rotonde. Overige voorwaarden die worden gesteld zijn dat het voortbestaan van de voorzieningen gewaarborgd blijft, het afgesproken kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd of verhoogd, het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen bij het beheer niet is toegestaan en dat de gemeente geen materiaal of materieel ter beschikking stelt of in bruikleen geeft.

BELEIDSREGEL 21:Toekomstige ontwikkellocaties die meerdere jaren braak liggen en terreinen die in de voorstellen bij de groenstructuurkaart specifiek zijn aangegeven zijn in potentie beschikbaar voor een tijdelijke gebruiksfunctie in het kader van bewonersinitiatieven. De tijdelijkheid wordt als voorwaarde opgenomen in een aan te gaan contract.

BELEIDSREGEL 22:Actieve participatie in het onderhoud is een middel voor bewoners om het onderhoudsniveau een ‘plus’ te geven.

 

Figuur 25, Wolfheze, stationsomgeving

 

Figuur 26, Doorwerth-Kievitsdel, Van der Molenallee

 

6. UITWERKING

 

Het groenstructuurplan brengt in de eerste plaats de belangrijkste groene structuren in beeld en geeft aan waar de ambities liggen om deze te versterken of uit te bouwen. Hierbij zijn ook spelregels, richtlijnen, instrumenten en maatregelen benoemd. Om te zorgen dat het groenstructuurplan werkelijkheid wordt en echt gaat leven is er meer nodig. Daarom besteedt dit hoofdstuk aandacht aan de beantwoording van drie eenvoudige vragen: ‘Wat gaan we doen?’, ‘Hoe gaan we het betalen?’ en ‘Hoe vertellen we het?’.

 

6.1 Uitvoeringsagenda

Navolgende tabel laat zien welke thematische projecten nodig zijn om uitvoering te geven aan het groenstructuurplan. Hierbij is het belangrijk te realiseren dat voor de meeste projecten uiteraard geldt dat deze ook in een veel breder verband bijdragen aan het groenbeleid en vaak juist in combinatie met andere projecten kunnen of moeten worden opgepakt.

Naast in de tabel genoemde thematische projecten zijn nog tal van ruimtelijke voorstellen gedaan om de feitelijke groenstructuur te versterken en te ontwikkelen. Deze voorstellen zijn primair vanuit het groene vakgebied geformuleerd; een bredere belangenafweging moet tijdens de uiteindelijke planvorming voor de specifieke locaties plaatsvinden. Voor genoemde voorstellen wordt verwezen naar de aparte ‘dorpsdocumenten’.

Voor wat betreft de prioriteit is een onderscheid gemaakt in hoog, middel en laag:

 

+++ Hoog: op korte termijn uitvoeren of uit te voeren binnen bestaande budgetten.

++Middel: in de planning en begroting voor komend jaar opnemen.

+Laag: op de plank, oppakken zodra de gelegenheid zich voordoet.

 

UITVOERINGSAGENDA GROENSTRUCTUURPLAN (tot 2027) – thematische projecten

Nr.

Project of activiteit

§ of beleidsregel

Prioriteit

A

Uitwerken verankering groenstructuur in (nieuwe) bestemmingsplannen (omgevingsplan)

§ 3.2, regel 1

++

B

Uitwerken groencompensatie bij bouwaanvragen/ruimtelijke ontwikkelingen

§ 3.2, regel 1

+++

C

Ontwikkelen en invoeren van ‘groenscan’ bij ruimtelijke ontwikkelingen

§ 3.2, regel 3-5

+++

D

Ontwikkelingen groenareaal rapporteren aan Raad (elke 3 jaar)

§ 3.2, regel 2

++

E

Areaal openbaar groen in de kern Renkum uitbreiden

§ 3.2, regel 2

++

F

Organiseren van voorlichting/educatie over biodiversiteit en natuurlijk groen

§ 3.3, regel 7

++

G

Opleiden en certificering Buitendienst Flora- en fauna-

Wet

§ 3.3, regel 7

+++

H

Opstellen beheer/werkplan ecologische gebieden

§ 3.3, regel 7

+

I

Toevoegen bomen van de Waardevolle bomenlijst als afzonderlijke legendaeenheid op groenstructuurkaarten

§ 3.4, regel 9

+

J

Voorstellen voor vervanging van lanen uitwerken naar

meerjarenplanning of beheerplan

§ 3.5, regel 12

++

K

Uitwerken sortimentslijsten voor bij- en vlindervriendelijke beplanting gecombineerd met de beplantingsrichtlijnen per dorp

§ 3.6, regel 13-14

++

L

Uitwerken regels voor het kappen van bomen bij overlast

§ 3.7, regel 16

+

M

Inzetten social media voor communicatie en participatie

§ 5.1, regel 17

++

N

Opzetten jaarlijkse buurtschouwen

§ 5.1, regel 18

++

O

Uitvoeren tussentijdse en/of eindevaluatie groenstructuurplan

§ 5.1, regel 17-18

++

 

6.2 Financiering

Uitgangspunt is om de projecten en voorstellen ten aanzien van de groenstructuur zo veel als mogelijk mee te nemen binnen integrale uitvoeringsprojecten, zodat de kosten beperkt kunnen blijven tot de strikt ‘groene’ werkzaamheden. Zelfstandige realisatie vanuit groen is vooralsnog niet mogelijk vanwege het ontbreken van hiertoe extra beschikbaar gesteld budget.

In dit kader is het eveneens belangrijk om te onderstrepen dat het – vanuit het ‘wie betaalt, die bepaalt’-principe – essentieel is dat het groene vakgebied zelf kan beschikken over financiële middelen om groene wensen binnen integrale projecten te kunnen realiseren.

Voor de financiering van de thematische projecten en ruimtelijke voorstellen zullen verschillende sporen gevolgd worden:

  • Reguliere beleidstaken: bij het opstellen van de jaarplannen jaarlijks bekijken welke projectvoorstellen uitgevoerd kunnen worden binnen de reguliere beleidstaken of - budgetten.

  • Reguliere beheer- en uitvoeringstaken: jaarlijks nagaan welke ruimtelijke voorstellen vanuit het reguliere beheer of binnen (kleinschalige) renovatie- en omvormingsprojecten uitgevoerd kunnen worden. Bij de prioritering van renovatieprojecten hier rekening mee houden.

  • Aanmelding meerjarenbegroting: jaarlijks het college projectvoorstellen aanbieden, waarvoor extra middelen nodig zijn, om deze via de begrotingsbehandeling vast te stellen

  • Groen- en natuurcompensatie: voor ruimtelijke ontwikkelingen die ten koste gaan van (structureel) groen of natuurwaarden dient gezocht te worden naar compensatiemogelijkheden. Dergelijke verplichtingen zijn – afhankelijk van de gestelde eisen – te combineren met voorstellen die voortvloeien uit het groenstructuurplan.

  • Subsidieregelingen: aanplant van groen en bomen, aanleg van natuur maar ook participatieprojecten worden vanuit de landelijke en provinciale overheid gestimuleerd via wisselende subsidieregelingen. Het verdient aanbeveling de mogelijkheden te (laten) onderzoeken om hiervan gebruik te maken.

  • Publiek private samenwerking: zoeken naar partners die bepaalde voorstellen mee willen financieren. Zo heeft bijvoorbeeld ook een woningbouwcorporatie belang bij een hoogwaardig groene woonomgeving of hechten bedrijven belang aan een fraai beplante entree van het bedrijventerrein.

Het verdient aanbeveling om financiering van thematische projecten en ruimtelijke voorstellen in een gedetailleerd uitvoeringsprogramma uit te werken. Hierbij kan dan per project of (type) ruimtelijke voorstel worden aangegeven welke financieringsbron van toepassing is.

 

6.3 Aandachtspunten communicatie

Het zorgen voor draagvlak van en bekendheid met een nieuw beleid en eventuele nieuwe werkwijzen vergt een doordachte communicatie. Vorm en intensiteit van communicatie hangen sterk samen met de gevolgen van het beleid voor direct betrokkenen en belanghebbenden.

Het is dan ook verstandig om de communicatie vooraf in zijn geheel te bekijken en hierover afspraken te maken. Deze afspraken kunnen worden vastgelegd in een communicatieplan. Verder kan er ook voor gekozen worden om per individueel project gericht te bepalen wat de meest ge-eigende vorm van communicatie is. In het kader van deze rapportage wordt dit hier niet verder uitgewerkt. Voor nu wordt volstaan met het benoemen van de belangrijkste aandachtspunten en mogelijke activiteiten die uitgevoerd kunnen worden direct na de besluitvorming.

 

Doelen

Met de communicatie over het groenstructuurplan worden de volgende doelen nagestreefd:

 

  • Informeren: Het uitzetten en bekendmaken van het groenstructuurplan.

  • Zorgen voor draagvlak: Het bewust maken van belang en impact van het groenstructuurplan.

  •  

Doelgroepen

Er worden twee doelgroepen onderscheiden:

  •  

  • Intern: Gemeente (College B&W, Raad, Raadscommissies, management, ambtenaren).

  • Extern: Dorpsplatforms, inwoners en betrokken organisaties.

  •  

Activiteiten

Om de genoemde doelen te bereiken, kunnen verschillende communicatieactiviteiten worden uitgevoerd:

  •  

  • Het versturen van persberichten naar lokale bladen in de gemeente Renkum.

  • Het samenstellen en verspreiden van een populaire samenvatting (brochure) van het definitieve plan na besluitvorming.

  • Digitaal ontsluiten van het plan en de uitwerkingen per dorp via de gemeentelijke website (ook intranet) en andere sociale media.

  • Informatiebijeenkomsten voor collega’s en/of bewoners per deelgebied of thema gekoppeld aan actuele vragen of ontwikkelingen.

  •  

LITERATUUR

 

 

Interne bronnen

 

Basisvisie Landgoederen en buitenplaatsen, beleven, benutten en beschermen, 2013, gemeente Renkum

Beleidsplan Groenbeheer 2011, gemeente Renkum

Beter Bato’s, Groenbeheerplan Bato’s Wijk 2013-2023, Hylke Pande Groenstructuurplan 2004, gemeente Renkum Handboek bomen 2014, Normeninstituut bomen

Landschapsontwikkelingsplan 2005, gemeente Renkum

Nota Wonen 2014 Gemeente Renkum ‘Wonen in zes tinten groen!’, 30 januari 2014, gemeente Renkum

Veranderend Renkum, Coalitieakkoord 2014-2018, gemeente Renkum Welstandsnota (concept) 2013, gemeente Renkum

Water- en rioleringsplan, Water stroomt, 2016, Gemeente Renkum

 

Externe bronnen

 

Flora- en faunawet gedragscode bestendig beheer en onderhoud groenvoorzieningen (2014), Vereniging Stadswerk Nederland

Groen Loont

(2011), T. Bade, G. Smid, F. Tonneijk,

De kroon op het werk

(2008), T. Bade, F. Tonneijk, B. van Middendorp

Duurzame gemeentepraktijken – 50 voorbeelden voor succes

(2009), Vereniging Stadswerk Nederland

Groen goed – handreiking kwaliteit openbaar groen

(2010), Vereniging Stadswerk Nederland

Recht op groen

(2005), Raad landelijk gebied

 

 

Opdrachtgever: gemeente Renkum

Contactpersoon: E. Vink

Projectleider adviesbureau: M. Teunissen

Datum: 6 oktober 2016