Organisatie | Waterschap Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Algemene regels behorend bij de Keur Waterschap Rivierenland 2009 |
Citeertitel | Algemene regels behorend bij de Keur Waterschap Rivierenland 2009 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening - waterkeringen en waterbeheer |
Externe bijlagen | exb-2016-4452 exb-2016-4453 exb-2016-4454 exb-2016-4455 exb-2016-4456 exb-2016-4457 exb-2016-4458 exb-2016-4459 exb-2016-4460 exb-2016-4461 exb-2016-4462 exb-2016-4463 exb-2016-4464 exb-2016-4465 exb-2016-4466 exb-2016-4467 exb-2016-4468 exb-2016-4469 exb-2016-4470 exb-2016-4471 exb-2016-4472 exb-2016-4473 exb-2016-4474 exb-2016-4475 exb-2016-4476 exb-2016-4477 exb-2016-4478 exb-2016-4479 exb-2016-4480 exb-2016-4481 exb-2016-4482 exb-2016-4483 exb-2016-4484 exb-2016-4485 |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2014 | 01-01-2015 | algemene regel 33 | 25-03-2013 | 201403902 | |
13-06-2013 | 01-04-2014 | algemene regel 10, 11, 12 en 15 en principetekening 12a | 23-04-2013 | 201304240 | |
30-05-2013 | 13-06-2013 | algemene regel 10, 11, 12 en 15 | 23-04-2013 | 201304240 | |
06-09-2012 | 30-05-2013 | algemene regel 5, 6, 7 en 20 | 14-08-2012 Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 05-09-2012 (week 36) | 201222488 | |
01-02-2012 | 01-03-2011 | 06-09-2012 | wijziging algemene regel 14 en toevoeging nieuwe algemene regel 32 | 10-01-2012 Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 25-01-2012 (week 4) | 201143784 |
01-01-2012 | 01-02-2012 | nieuwe algemene regels | 29-11-2011 Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 28-02-2011 | 201136571 |
In principe zijn alle handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen die op de één of andere manier van invloed (kunnen) zijn op waterstaatwerken, volgens de Keur Waterschap Rivierenland 2009, verboden. Onder bepaalde voorwaarden, zoals opgenomen in de beleidsregels behorend bij de Keur, kunnen voor specifieke activiteiten vergunningen van die verboden worden verleend. Een vergunningaanvraag doorloopt een daartoe ingerichte procedure, welke doorgaans enkele weken in beslag neemt. Daarnaast zijn legeskosten verbonden aan het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag.
De ervaring leert dat bepaalde, regelmatig voorkomende activiteiten weinig invloed hebben op de staat van wateren en/of waterkeringen in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Om de administratieve lasten voor zowel het waterschap als voor burgers/bedrijven te verminderen, en om de regelgeving omtrent deze activiteiten in, op, onder en boven de kern- en beschermingszones van waterstaatswerken te vereenvoudigen, zijn voor deze veelvoorkomende, weinig risicovolle activiteiten algemene regels opgesteld.
Door het stellen van algemene regels zijn de betreffende activiteiten niet langer vergunningplichtig, maar dienen ze wel te worden gemeld. Aan het behandelen van een melding zijn geen legeskosten verbonden.
Indien bij een melding blijkt dat wordt afgeweken van de in de algemene regels gestelde voorwaarden, dienen de activiteiten alsnog conform de algemene regels te worden uitgevoerd, of dient er een vergunningaanvraag te worden ingediend.
Wanneer sprake is van een werk waarbij zowel vergunningplichtige als meldingsplichtige activiteiten, zoals bedoeld in deze algemene regels, worden uitgevoerd, dient voor alle activiteiten gezamenlijk een vergunningaanvraag te worden ingediend. De aanvraag wordt dan getoetst aan de beleidsregels behorend bij de Keur
De algemene regels behorend bij de Keur Waterschap Rivierenland 2009 hebben betrekking op de kern- en beschermingszones van A-, B- en C-wateren en waterkeringen. In Bijlage 1 is uiteengezet wat hier precies onder wordt verstaan.
Ten aanzien van de volgende verboden zijn algemene regels opgesteld:
(Het gaat hierbij om wateren met uitsluitend een waterbergende functie en die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen)
Op grond van artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken) aan te leggen of te graven met als oogmerk deze te verbinden met bestaande waterstaatswerken. Hieronder is ook begrepen het graven van wateren met uitsluitend een waterbergende functie.
Toelichting op de algemene regel
Het komt regelmatig voor dat wateren worden gegraven ten behoeve van een perceelscheiding of als landschappelijk element. Deze wateren worden niet gegraven om een demping of een uitbreiding van verhard oppervlak te compenseren.
Het waterschap heeft geen direct belang bij het graven van nieuwe wateren, wanneer dit niet noodzakelijk is ter compensatie van bergingsverlies ten gevolge van de demping van wateren. Het waterschap heeft wel een belang bij nieuwe wateren wanneer deze worden aangesloten op het watersysteem dat door het waterschap wordt beheerd.
Voor het dempen van en compenseren in C-wateren geldt een aparte algemene regel. Voor het graven van nieuw water ter compensatie van een uitbreiding van verhard oppervlak of de demping van een A- of B-water dient een vergunning te worden aangevraagd.
Bij het graven van nieuw water met uitsluitend een waterbergende functie kunnen de waterhuishoudkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
indien het nieuw te graven water zal aansluiten op een A-water en daarbij een doorgaande onderhoudsroute doorkruist, dient in het nieuw te graven water ter plaatse van de onderhoudsroute een dam met duiker te worden geplaatst met een minimale bovenbreedte van 5 meter en een minimale diameter van 500 millimeter. Dit dient te gebeuren in overleg met de toezichthouder van het waterschap;
het graven van het water dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
bij de melding als bedoeld onder 6 dient een situatietekening en dwarsprofiel te worden gevoegd waarop duidelijk de locatie van het te graven water staat afgebeeld, evenals de afmetingen van het te graven water. De locatie en de afmetingen dienen te worden afgebeeld overeenkomstig de bijbehorende voorbeeldtekening;
2. Het verbreden en/of verlengen van C-wateren
(Het gaat hierbij om wateren die in de legger zijn aangeduid als C-wateren en die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen)
Op grond van artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken) aan te leggen of te graven met als oogmerk deze te verbinden met bestaande waterstaatswerken. Hieronder is ook begrepen het verbreden en/of verlengen van C-wateren.
Toelichting op de algemene regel
Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt hebben C-wateren alleen een waterbergende functie. Wanneer deze wateren worden verbreed en/of verlengd wordt er meer waterberging gecreëerd. Het waterschap staat hier positief tegenover. De waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
indien ter plaatse van een te verbreden en/of te verlengen water kabels en/of leidingen aanwezig zijn, dienen deze in overleg met de kabel-/leidingeigenaar, en voorafgaand aan het verbreden en/of verlengen van het water, minimaal 1,00 meter buiten het te realiseren profiel (bodem en taluds) van het water te liggen of te worden gelegd;
indien door de verlenging van een C-water een doorgaande onderhoudsroute langs een A-water wordt doorsneden, dient in het C-water een dam met duiker te worden gelegd met een minimale bovenbreedte van 5 meter en een minimale diameter van 500 millimeter. Dit dient te gebeuren in overleg met en ter goedkeuring van de toezichthouder van het waterschap;
het verbreden en/of verlengen van C-wateren dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
bij de melding zoals bedoeld onder 7 dient een situatietekening te worden gevoegd waarop duidelijk de locatie van het te verbreden en/of te verlengen C-water staat afgebeeld, evenals de afmetingen van het te verbreden en/of te verlengen water. De locatie en de afmetingen dienen te worden afgebeeld zoals is afgebeeld op de bijbehorende voorbeeldtekening;
3. Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers langs B- en C-wateren (Met uitzondering van B-wateren die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland)
Op grond van artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken) aan te leggen of te graven met als oogmerk deze te verbinden met bestaande waterstaatswerken. Hieronder is ook begrepen het aanleggen van natuurvriendelijke oevers langs B- en C-wateren.
Toelichting op de algemene regel
Een natuurvriendelijke oever is een oever die zo is ingericht dat er ook rekening is gehouden met de ecologische en landschappelijke functie. De algemene regel geldt voor B- en C wateren met uitzondering van die B-wateren die door het waterschap worden onderhouden.
Natuurvriendelijke oevers zijn oevers waarbij nadrukkelijk rekening gehouden wordt met natuur, landschap en ecologie. Een oever wordt natuurvriendelijker naarmate groepen planten en dieren die er van nature thuis horen er voordeel van ondervinden. Een belangrijk kenmerk is de natuurlijke overgang van nat naar droog: meestal hebben natuurvriendelijke oevers flauwe taluds waarbij een duidelijke begroeiing waarneembaar is. Natuurvriendelijke oevers zijn belangrijk voor de waterkwaliteit. Sommige planten en dieren die in het water voorkomen, hebben plaatsen nodig op de oever waarin zij bijvoorbeeld kunnen schuilen. Ook kunnen kikkers en padden in ondiep water hun eitjes afzetten. Hoe meer de natuur zijn gang kan gaan, hoe beter de kwaliteit van het water wordt. Het resultaat is helder en gezond water. En een natuurlijke uitstraling geeft ook een veel prettiger beeld.
Het aanleggen van een natuurvriendelijke oever is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk, waarbij de waterhuishoudkundige belangen gewaarborgd kunnen worden door het stellen van voorwaarden in een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
indien ter plaatse van een aan te leggen natuurvriendelijke oever kabels en/of leidingen aanwezig zijn, dienen deze in overleg met de kabel-/leidingeigenaar, en voorafgaand aan het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, minimaal 1,00 meter buiten het te realiseren profiel (water + natuur-vriendelijke oever) van het water te liggen of te worden gelegd;
het aanleggen van een natuurvriendelijke oever wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
(Het gaat hierbij om wateren die in de legger zijn aangeduid als C-wateren en waarbij de compensatie plaatsvindt in bestaande en/of nieuwe C-wateren, die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder a van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten. Hieronder is ook begrepen het dempen van wateren.
Daarnaast is het op grond van artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 verboden om zonder vergunning van het bestuur [...] waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken) aan te leggen of te graven met als oogmerk deze te verbinden met bestaande waterstaatswerken. Hieronder is ook begrepen het graven van nieuwe wateren ter compensatie van dempingen van wateren.
Toelichting op de algemene regel
Wanneer het gaat om de waterhuishouding hebben C-wateren in principe alleen een waterbergende functie. Het actief dempen van C-wateren is niet toegestaan, omdat dat gepaard gaat met een acuut verlies aan waterberging. Een demping van een C-water dient dan ook te allen tijde gecompenseerd te worden.
Bij dempingen van wateren dient te worden voldaan aan het Besluit Bodemkwaliteit. Wanneer de demping wordt gemeld door een aannemer en de grond die wordt gebruikt voor de demping van een andere locatie komt dan waar de demping plaatsvindt (dus niet de grond die vrijkomt bij het realiseren van de compensatie), dient ook een melding in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit te worden gedaan. Particulieren hoeven in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit geen melding te doen. Het waterschap kan hierover, indien nodig, informatie verstrekken.
Toetsingscriteria en voorwaarden
indien ter plaatse van een te verbreden en/of te verlengen water kabels en/of leidingen aanwezig zijn, dienen deze voorafgaand aan het verbreden en/of verlengen van het water, en in overleg met de kabel-/leidingeigenaar, minimaal 1,00 meter buiten het te realiseren profiel (bodem en taluds) van het water te liggen of te worden gelegd;
het dempen en compenseren van C-wateren dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
5. Het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker in een B-water (Met uitzondering van B-wateren die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen en/of verlengen van een dam met duiker in een B-water.
Toelichting op de algemene regel
Het belang van het waterschap bij het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker in een B-water betreft voornamelijk de doorstroming van het betreffende water. Door de plaatsing of verlenging van een dam met duiker treedt er een plaatselijke versmalling van het water op, waardoor de doorstroming van het water wordt verminderd en opstuwing kan ontstaan. Het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker in een B-water betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt echter een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker in een A-water is vergunningplichtig. Voor het plaatsen, verlengen of vervangen van dammen met duikers in C-wateren geldt een aparte algemene regel.
Bij het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker moet worden voldaan aan het Besluit Bodemkwaliteit. Het waterschap kan hierover, indien nodig, informatie verstrekken.
Wanneer een dam met duiker wordt geplaatst of verlengd ten behoeve van een ontsluiting naar de openbare weg moet ook toestemming worden gevraagd aan de wegbeheerder.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de werken worden in goede staat onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij wordt vooraf contact opgenomen met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen worden direct opgevolgd;
het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker in een B-water wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld door middel van het meldingsformulier van het waterschap. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Met de werkzaamheden mag pas worden gestart als deze bevestigingsbrief is ontvangen;
6. Het plaatsen en/of verlengen van een dam met duiker in een C-water
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker in een C-water.
Toelichting op de algemene regel
Wateren die in de legger zijn aangemerkt als C-wateren hebben in principe slechts een waterbergende functie. Het belang van het waterschap bij het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker in een C-water betreft dan ook de waterberging van het betreffende water. Door de plaatsing of verlenging van een dam met duiker wordt er waterberging weggenomen. Het plaatsen, verlengen of vevangen van een dam met duiker in een C-water betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt echter een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
de werken worden in goede staat onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij wordt vooraf contact opgenomen met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen worden direct opgevolgd;
het plaatsen, verlengen of vervangen van een dam met duiker in een C-water wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld door middel van het meldingsformulier van het waterschap. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Met het werk mag pas worden gestart als deze bevestigingsbrief is ontvangen;
7. Het plaatsen van frontmuren bij dammen met duikers
Op grond van artikel 3.1 eerste lid 1 onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van frontmuren bij dammen met duikers.
Toelichting op de algemene regel
Frontmuren worden aan de uiteinden van dammen met duikers geplaatst, waarna de ruimte tussen de frontmuren wordt opgevuld met grond, zodat de breedte van de dam met duiker optimaal kan worden benut bij de ontsluiting van een perceel. Het belang van het waterschap bestaat er voornamelijk uit dat er bij het aanbrengen van de frontmuren geen materialen in het water terecht (kunnen) komen en dat het gebruikte materiaal geen negatief effect heeft op de waterkwaliteit. Frontmuren zijn eenvoudige constructies die de waterhuishouding niet méér negatief beinvloeden dan de dammen met duikers waar ze worden geplaatst. De waterhuishoudkundige belangen kunnen daarom voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het plaatsen van de frontmuren wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Met het werk mag pas worden gestart als deze bevestigingsbrief is ontvangen;
8. Het plaatsen van bruggen over B- en C-wateren
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder valt ook het plaatsen van bruggen over B- en C-wateren.
Toelichting op de algemene regel
Bruggen, mits geplaatst volgens de hieronder beschreven voorwaarden, hebben vrijwel geen effect op de waterhuishouding, aangezien een brug de doorstroming van een water niet of nauwelijks beïnvloedt. Daarnaast worden B-wateren onderhouden door de eigena(a)r(en) van de aangrenzende percelen. Waterschap Rivierenland heeft met betrekking tot het onderhoud dan ook geen direct belang bij de plaatsing van bruggen over B- en C-wateren. (Wel heeft Waterschap Rivierenland zelf een aantal B-wateren in onderhoud. deze zijn van deze algemene regel uitgezonderd). Er worden eisen gesteld aan de constructie van een brug om de stabiliteit van de oevers van het betreffende water te waarborgen.
Het plaatsen van bruggen over C-wateren hoeft, gezien het geringe waterhuishoudkundige belang, niet te worden gemeld, maar dient wel te voldoen aan de overige, onderstaande voorwaarden.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het plaatsen van bruggen over B-wateren dient te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
(Hieronder vallen niet steigers in vaarwegen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de keur en in de kern- en beschermingszones van waterkeringen)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het aanbrengen en hebben van steigers.
Onder een steiger wordt een constructie verstaan welke gedeeltelijk over een water is geplaatst en is verankerd in het achterliggende perceel. In dit verband wordt onder ‘stedelijk gebied' verstaan, dat gebied dat zich bevindt binnen de door de betrokken gemeente als ‘bebouwde kom' aangewezen gebied. Een steiger wordt (meestal) voor recreatieve doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld om vis- of vaarwater goed te kunnen bereiken. Om de waterkwaliteit en de functie van het water te waarborgen worden eisen gesteld met betrekking tot de maximale afmetingen en uitvoering van een steiger. Het één en ander is onder andere afhankelijk van de afmetingen van het betreffende water.
Steigers zijn niet bedoeld om het tuinareaal te vergroten ten koste van het watersysteem. Dergelijke steigers vallen buiten deze algemene regel.
In de praktijk blijkt dat er nogal eens verwarring bestaat over het onderscheid tussen een steiger en een vlonder. Een vlonder wordt door het waterschap gezien als een constructie die niet over een water is geplaatst. Vlonders worden echter wel regelmatig toegepast in de beschermingszones van A-wateren en kunnen het doelmatig onderhoud aan die wateren daardoor belemmeren. Vlonders vallen buiten deze algemene regel. Een vergunningaanvraag voor vlonders wordt getoetst aan beleidsregel 5.5 Het plaatsen van objecten in en langs wateren.
Om te voorkomen dat de scheepvaart in vaarwegen wordt belemmerd door het aanbrengen van steigers, moeten aanvragen voor steigers in vaarwegen per geval worden getoetst. Voor het aanbrengen van steigers in vaarwegen dient dan ook een vergunning te worden aagevraagd.
de werken dienen in goede staat te worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen met de toezichthouder van Waterschap Rivierenland. Zijn aanwijzigingen dienen direct te worden opgevolgd;
het aanbrengen van een steiger dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
10. Het aanbrengen van anti-worteldoek in A- en B-wateren
(Het gaat hierbij om wateren langs bedrijven in stedelijk gebied en langs particuliere tuinen)
(Hieronder vallen niet de A- en B-wateren in gebieden met specifieke natuurdoelen (zie bijlagen 2 en 3))
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het aanbrengen van anti-worteldoek binnen de kernzone van A- en B-wateren.
Toelichting op de algemene regel
Bij veel tuinen van particulieren wordt anti-worteldoek in de kernzones van wateren toegepast om de tuin ter plaatse een net afgewerkt karakter te geven en het onderhoud te vereenvoudigen. Op plaatsen waar anti-worteldoek wordt toegepast kan het bij onderhoud aan de betreffende wateren door het waterschap echter lastig zijn om maaisel ‘op de kant te zetten’. Daarnaast zijn grote stroken met anti-worteldoek bedekte taluds niet bevorderlijk voor de ecologie rondom en in de wateren. Stroken anti-worteldoek in wateren zijn in deze gevallen qua omvang echter relatief beperkt, waardoor de waterhuis¬houd¬kundige uitgangspunten voldoende kunnen worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Met betrekking tot (delen van) A-wateren die zich niet langs bedrijven in stedelijk gebied of langs particuliere tuinen bevinden, blijft het verbod op anti-worteldoek van kracht. In dit verband wordt onder ‘stedelijk gebied’ verstaan, dat gebied dat zich bevindt binnen de door de betrokken gemeente als ‘bebouwde kom’ aangewezen gebied.
Het aanbrengen van anti-worteldoek in ecologisch aangewezen wateren is niet toegestaan.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het aanbrengen van het anti-worteldoek wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland, of via het OmgevingsLoket Online (OLO). Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief als de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
11. Het plaatsen van een betuining in wateren
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een betuining.
Toelichting op de algemene regel
Een betuining is een constructie die, in tegenstelling tot een beschoeiing, onder het waterpeil en geheel verzonken in het talud van een water wordt geplaatst, ter versteviging van de oever. Een betuining heeft daardoor een puur waterhuishoudkundige functie. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij het plaatsen van een betuining, hebben tot doel dat het doorstromingsprofiel van het water in stand blijft. Het plaatsen van een betuining neemt geen waterberging weg. Omdat een betuining geen nadelig effect heeft op de waterhuishouding kunnen de waterhuishoudkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
degene die de melding van het plaatsen van de betuining doet moet de werken in goede staat onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen van de betuining met bijbehorende werken, het talud en/of maaiveld van de beschermingszone achter de betuining direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij wordt vooraf contact opgenomen met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen worden direct worden opgevolgd;
het aanbrengen van een betuining in een water wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland of via het OmgevingsLoket Online (OLO). Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief als de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
12. Het plaatsen van een beschoeiing
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een beschoeiing.
Toelichting op de algemene regel
Een beschoeiing is een oeververstevigende constructie die in voorkomende gevallen in het talud van een water kan worden geplaatst om afkalving en instorten van de oever te voorkomen. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij het plaatsen van een beschoeiing hebben tot doel dat er zo min mogelijk waterbergingsverlies optreedt en dat er een zo klein mogelijk effect op de doorstroming van het betreffende water ontstaat.
Beschoeiingen zijn in gebieden met specifieke natuurdoelen (bijlagen 2 en 3) niet toegestaan. In de algemene criteria van de beleidsregels wordt beschreven dat voor bepaalde beschoeiingen, die ecologisch verantwoord zijn, wel een watervergunning kan worden aangevraagd.
Ook is het plaatsen van een beschoeiing in een natuurvriendelijke oever met een taludverhouding van 1:2 of flauwer is niet toegestaan, omdat de stabiliteit van de oever reeds door de flauwe taludverhouding is gewaarborgd.
Voorkomen moet worden dat een beschoeiing in de kernzone van een water wordt geplaatst om het gebruiksareaal van een perceel te vergroten, ten koste van het profiel van dat water. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de beschoeiing wordt doorgetrokken tot aan het maaiveld en de ruimte achter de beschoeiing wordt opgevuld met grond. Dit geldt vooral voor de wateren waarin tussen zomerpeil en maaiveld een groter verschil dan 0,60 meter bestaat. Dergelijke constructies worden aangemerkt als damwanden. Voor damwanden geldt een aparte algemene regel.
Omdat het effect op de waterberging en de doorstroming doorgaans zeer gering is, kunnen de waterhuishoudkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de melder en diens rechtsopvolgers moeten de werken in goede staat onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen van de beschoeiing met bijbehorende werken, het talud en/of maaiveld van de beschermingszone achter de beschoeiing direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij wordt vooraf contact opgenomen met de toezichthouder van het waterschap. Zijn aanwijzingen worden direct worden opgevolgd;
het aanbrengen van een beschoeiing in een water wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland of via het OmgevingsLoket Online (OLO). Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief als de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
13. Het plaatsen van een damwand
(Hieronder vallen niet damwanden in gebieden met specifieke natuurdoelen (aangegeven op de bijlagen 2, 3 en 4) en kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of wateren die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een damwand.
Toelichting op de algemene regel
Een damwand is een grondkerende constructie die, in tegenstelling tot een beschoeiing, niet in het talud van een water, maar op de insteek van een water wordt geplaatst, om afkalving en instorten van de oever te voorkomen. De voorwaarden waaraan dient te worden voldaan bij het plaatsen van een damwand hebben tot doel dat er zo min mogelijk waterbergingsverlies optreedt en dat er een zo klein mogelijk effect op de doorstroming van het betreffende water ontstaat.
Voor het plaatsen van een damwand buiten gebieden met specifieke natuurdoelen (zie de bijlagen 2, 3 en 4) en kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of wateren welke niet in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland is geen vergunning van het verbod van artikel 3.1 eerste lid onder b vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de melder en diens rechtverkrijgenden dienen de werken in goede staat te onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen van de damwand met bijbehorende werken, het talud en/of maaiveld van de beschermingszone achter de damwand direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen dienen direct te worden opgevolgd;
het aanbrengen van een damwand in een water dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
14. Het plaatsen van een permanent onttrekkingspunt in A- en B-wateren
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een onttrekkingspunt.
Toelichting op de algemene regel
Het onttrekken van oppervlaktewater aan het watersysteem gebeurt voornamelijk in de agrarische sector, enerzijds om te kunnen beregenen in tijden van droogte en anderzijds om schade aan gewassen ten gevolge van nachtvorst tegen te gaan.
In veel gevallen wordt ten behoeve van de onttrekking van oppervlaktewater een permanent onttrekkingspunt in het talud van de watergang aangelegd. Het is daarbij van belang dat het doelmatig onderhoud aan de watergang niet wordt belemmerd door de aanwezigheid van het onttrekkingspunt. De waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Wanneer onttrekkingen plaatsvinden zonder een aangelegd werk, maar bijvoorbeeld met een zuigslang die los in het water wordt geplaatst, is de algemene regel "Het plaatsen van een tijdelijk onttrekkingspunt in A- en B-wateren" van toepassing.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de taludbak, pompinstallatie en leidingen dienen zodanig te worden aangebracht, dat de in de Keur Waterschap Rivierenland 2009 bedoelde strook van 4 meter (5 meter in de gebieden in Alblasserwaard, Vijfherenlanden, Alm en Biesbosch) uit de insteek van een A-water en 1 meter uit de insteek van een B-water vrij bereikbaar en vrij van obstakels blijft ten behoeve van het onderhoud van het water;
het aanbrengen van een onttrekkingspunt dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
15. Het plaatsen en hebben van een uitstroomvoorziening voor hemelwater of uitmondingen van drainageleidingen in wateren waarvan het onderhoud bij de legger aan het waterschap zelf is opgedragen
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen en hebben van uitstroomvoorzieningen voor hemelwater en uitmondingen van drainageleidingen. Onder het maken en hebben van een uitstroomvoorziening wordt uitdrukkelijk niet begrepen het lozen van water zelf.
Toelichting op de algemene regel
Het lozen van hemelwater of drainagewater vindt doorgaans plaats via een leiding in de kernzone van een water. Een uitstroomvoorziening of een uitmonding van een drainageleiding betreft een vanuit waterhuishoudkundig oogpunt relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in wateren. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Met betrekking tot het onderhoud van het water is het daarbij van belang dat de uitstroomvoorziening of de uitmonding van de drainageleiding zodanig wordt aangebracht dat deze het onderhoud niet belemmert of bij dit onderhoud niet kan kan worden beschadigd. Ook moet uitspoeling van het talud worden voorkomen. Dit is vooral belangrijk bij wateren die door het waterschap worden onderhouden. Voor uitstroomvoorzieningen en uitmondingen van drainageleidingen in C-wateren of B-wateren, waarvan het onderhoud niet bij legger aan het waterschap is opgedragen, is geen vergunning nodig en behoeft ook niet aan deze algemene regel te worden voldaan.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de uitmonding van het lozingspunt voor de hemelwaterafvoer wordt in het talud van het water aangebracht door middel van een uitstroomvoorziening (bak) van niet uitlogend materiaal, welke zich verzonken in het talud en buiten het profiel van het water bevindt conform principetekening 4, 11, 12 of 12a;
de werken worden in goede staat onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij wordt vooraf contact opgenomen met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen worden direct opgevolgd;
het aanbrengen van een uitstroomvoorziening voor hemelwater of een uitmonding van een draiangeleiding wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland of via het OmgevingsLoket Online (OLO). Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
16. Het lozen van hemelwater afkomstig van nieuw verhard oppervlak zonder verplichte compensatie
Op grond van artikel 3.5 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur hemelwater afkomstig van nieuw verhard oppervlak op een water te lozen.
Toelichting op de algemene regel
Indien het hemelwater afkomstig van het nieuw verhard oppervlak afstroomt naar een perceel dat minder dan 100 meter is verwijderd van oppervlaktewater wordt dit beschouwd als een lozing op oppervlaktewater.
In beleidsregel 5.16 is hiervoor het beleid vastgesteld.
Om te voorkomen dat voor kleine voorzieningen zoals woninguitbreiding, opritten en dammen en andere verhardingen moet worden gecompenseerd is er een vrijstelling voor de compensatieplicht van 500 m2 in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied.
Voor dergelijke kleinere oppervlakken geldt een vrijstelling van de compensatieplicht.
Omdat het niet wenselijk is dat een belanghebbende meerdere malen op een zelfde perceel gebruik maakt van de vrijstelling is het wenselijk om ook die oppervlakken die vrijgesteld zijn van compensatieplicht en vergunningsplicht in een bestand op te nemen en bij te houden.
De initiatiefnemer, die nieuw verhard oppervlak wil aanleggen, dat voldoet aan de vrijstellingscriteria voor de compensatieplicht van beleidsregel 5.16 kan volstaan met een melding indien er voor dezelfde activiteit geen andere vergunningsplichtige activiteiten worden aangevraagd.
Voor maken van een lozingspunt (uitstroomvoorziening) kan een melding worden gedaan op grond van algemene regel nummer 15.
17. Het lozen van bronneringswater op wateren
Toelichting op de algemene regel
Het lozen van bronneringswater op wateren komt voornamelijk voor bij bronneringswerkzaamheden ten behoeve van bijvoorbeeld bouwprojecten. Het belang voor het waterschap bij het lozen van bronneringswater op wateren betreft voornamelijk de bergingscapaciteit en doorstroming van de wateren waarop wordt geloosd. Om schadelijke gevolgen aan de waterhuishouding te voorkomen worden normen gesteld met betrekking tot de duur van de bronnering en de hoeveelheid te lozen water.
In de praktijk blijkt dat de duur van een ruime meerderheid van de aangevraagde bronneringen minder dan een half jaar bedraagt en dat de hoeveelheid te lozen water geen negatieve gevolgen heeft voor de bergingscapaciteit en de doorstroming van de wateren.Voor lozingen als gevolg van bronneringen kunnen de waterhuishoudkundige belangen dan ook voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de lozing dient plaats te vinden op een A-water. Indien er binnen een redelijke afstand van de bronneringslocatie geen A-water is gelegen, mag de lozing op een B-water plaatsvinden. Lozing op een C-water heeft géén voorkeur, maar wordt toegestaan nadat een toets van de melding heeft uitgewezen dat de lozing daar geen schadelijke gevolgen kan hebben;
de lozing dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
18. Het plaatsen en hebben van een afrastering langs wateren
Op grond van artikel 2.1 eerste lid van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 kunnen de eigenaren van gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren en die gelegen zijn nabij waterstaatswerken [...] door het bestuur verplicht worden langs hun gronden een voldoende kerende afrastering aan te brengen en te onderhouden. Op grond van artikel 2.1 tweede lid kan het bestuur algemene regels stellen omtrent afrasteringsconstructies en wijze van plaatsing.
Het gebod van artikel 2.1 eerste lid van de keur geldt niet voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, gezien de aard en het karakter van het gebied.
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt onder andere begrepen het plaatsen, hebben en onderhouden van afrasteringen langs wateren.
Toelichting op de algemene regel
Afrasteringen kunnen enerzijds worden gezien als objecten die het doelmatig onderhoud aan waterstaatswerken kunnen belemmeren, terwijl ze anderzijds, in de vorm van een veekering, juist voorkomen dat het vee de gesteldheid van waterstaatswerken aantast. Wanneer aan de hieronder beschreven voorwaarden wordt voldaan komt het doelmatig onderhoud niet in gevaar. Bovendien kunnen afrasteringen, indien nodig, vrij eenvoudig worden verwijderd.
Het plaatsen van een afrastering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Een melding voor het plaatsen van een afrastering langs wateren is niet nodig, mits aan de hieronder beschreven voorwaarden wordt voldaan.
19. Het planten van bomen langs A- en B-wateren
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het planten van bomen langs A-wateren en B-wateren.
Toelichting op de algemene regel
Het te dicht op elkaar plaatsen van bomen langs door het waterschap te onderhouden wateren kan het doelmatig onderhoud van die wateren belemmeren. Een te korte afstand tussen de bomen en de insteek van de wateren kunnen daarnaast op termijn leiden tot aantasting van het talud. Knotbomen in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden vormen, vanwege de zwaarwegende landschappelijke waarde, een uitzondering ten opzichte van bomen in overige gebieden binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Knotbomen worden van oudsher op de insteek van wateren geplant en vormen als zodanig belangrijke cultuurhistorische, beeldbepalende elementen in het landschap.
Deze algemene regel heeft geen betrekking op productiegewassen in de laanbomen- of fruit(bomen)teelt. Deze bomen vallen onder de beleidsregel betreffende ‘objecten'.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het planten van bomen langs A- en B-wateren dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
20. Het verwijderen van objecten en kunstwerken uit de kern- en beschermingszone van wateren
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het verwijderen van objecten/kunstwerken uit de keurzone van wateren.
Toelichting op de algemene regel
Het verwijderen van een object/kunstwerk uit een water heeft een positief effect op de waterhuishouding, met name omdat daardoor de doorstroming van het water verbetert. Het belang van het waterschap bij het verwijderen van een object/kunstwerk is er in gelegen dat het water in goede staat wordt hersteld. De risico's bij het verwijderen van een object/kunstwerk zijn zo gering dat kan worden volstaan met een algemene regel.
Peilscheidende en -regulerende kunstwerken of kunstwerken die onderdeel uitmaken van een onderhoudsroute (veelal dammen met duikers) mogen onder geen enkele voorwaarde worden verwijderd. Dit om mogelijke negatieve invloeden op de waterhuishouding te voorkomen.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het verwijderen van een object/ kunstwerk wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Met het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
21. Het aanbrengen en hebben van objecten binnen 1 meter uit de insteek (gemeten landinwaarts) van de Giessen, Alblas en Graafstroom
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder a van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten. Hieronder is ook begrepen het aanbrengen en hebben van objecten in de boezemgebieden van de Giessen, Alblas en Graafstroom.
Toelichting op de algemene regel
De boezemgebieden hebben een zeer belangrijke waterbergende functie. Als de wateren en riviertjes buiten hun oevers treden, wordt het water geborgen in de boezem. De boezem is dus een noodvoorziening die zijn functie altijd moet behouden. Op die manier wordt voorkomen dat de rivieren en wateren overstromen en daarbij grote schade aanrichten in bewoonde gebieden en aan percelen die op verschillende manieren in gebruik zijn.
Voor objecten is in het algemeen volumecompensatie nodig op grond van beleidsregel nummer 5.3. Voor deze objecten geldt te allen tijde een vergunningsplicht. Voor de bewoners langs deze wateren geldt dat men in de praktijk behoefte heeft aan allerlei voorzieningen in de tuin en nabij de oever. Vanwege de noodzakelijke stabiliteit van de oever worden echter géén vergunningen verleend voor objecten als opstallen e.d., indien deze binnen 1 meter vanuit de insteek zouden zijn gewenst.
Binnen die 1 meter zijn allerlei kleinschalige objecten zoals bijvoorbeeld vlonders, tuinhekjes, (sier)bestrating e.d. wel mogelijk.
Dergelijke objecten zijn vanuit waterhuishoudkundig oogpunt relatief eenvoudige werken, waarbij de waterhuishoudkundige belangen gewaarborgd kunnen worden door het stellen van voorwaarden in een algemene regel.
Buiten de oever/insteek worden géén andere objecten toegestaan dan steigers conform beleidsregel nummer 5.8.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de werken dienen in goede staat te worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen met de toezichthouder van Waterschap Rivierenland. Zijn aanwijzigingen dienen direct te worden opgevolgd;
het aanbrengen van de werken dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
22. Het aanbrengen en hebben van gras en éénjarige gewassen in de beschermingszones van waterstaatswerken
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het hebben en aanbrengen van gras en éénjarige gewassen in de beschermingszones van wateren en waterkeringen.
Toelichting op de algemene regel
Het hebben en aanbrengen van gras en éénjarige gewassen heeft een zeer gering effect op de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige belangen van Waterschap Rivierenland. Binnen de kernzone van zowel waterkeringen als wateren is gras als taludbescherming zelfs gewenst.
Voor het hebben en aanbrengen van gras en éénjarige gewassen binnen de beschermingszones van A-en B-wateren en waterkeringen is geen vergunning van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 vereist en hoeft ook geen melding te worden gedaan.
23. Het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen binnen de kern- en beschermingszone van waterkeringen en wateren
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen.
Hieronder wordt ook verstaan het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen binnen de kern- en beschermingszone van wateren en waterkeringen.
Toelichting van de algemene regel
Aan de uitvoering van de werkzaamheden in deze beheersobjecten kunnen risico's zijn verbonden, welke in het algemeen goed kunnen worden afgewogen in het kader van beoordeling van vergunningsaanvragen. Met het vaststellen van een algemene regel, waarmee een vrijstelling van de vergunningsplicht wordt bereikt, moet er vooral zekerheid bestaan over de omvang van die risico's.
De werkzaamheden in de bovenvermelde beheersobjecten worden veelal uitgevoerd door of namens nutsbedrijven die voorzieningen van algemeen nut en in het algemeen belang aanleggen. In dit verband wordt onder voorzieningen van algemeen nut verstaan, gas-, water-, electriciteits- en telecommunicatievoorzieningen. Door deze bedrijven worden in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland jaarlijks honderden werken uitgevoerd. Omdat het om vele aanvragen met betrekking tot soortgelijke werken gaat, leent deze activiteit zich voor een Algemene Regel.
Aan de in principe aanwezige risico's van het vergunningsvrij werken wordt voldoende tegemoet gekomen door onderstaande toetsingscriteria en voorwaarden.
Het te beschermen belang voor het waterschap bij het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen binnen de kern- en beschermingszone van A-, B- en C-wateren betreft voornamelijk de stabiliteit van de oever van het betreffende water. Kabels en leidingen worden veelal geplaatst door middel van een open ontgraving en/of een gestuurde boring. Wanneer deze werkzaamheden te dicht op de insteek van het water worden uitgevoerd, kan dat een negatief effect hebben op de stabiliteit van de oever. Daarnaast moet worden voorkomen dat kabels en leidingen worden beschadigd bij onderhoudswerkzaamheden aan wateren en/of ten gevolge van scheepvaart op de als vaarweg aangewezen wateren.
Het te beschermen belang voor het waterschap bij het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen binnen de kern- en beschermingszone van waterkeringen is de stabiliteit van de waterkering. Indien wordt voldaan aan de onderstaande criteria en voorwaarden, hebben deze werkzaamheden een gering effect op de staat van een waterkering.
Toetsingscriteria en voorwaarden
Voor het leggen, hebben, onderhouden en vervangen van kabels en/of leidingen en bijbehorende ondergrondse werken binnen de kern- en beschermingszone van A-, B- en C-wateren, primaire en regionale waterkeringen in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland, is geen vergunning van het verbod van artikel 3.1 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 nodig als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
minimaal twee weken voor aanvang moeten de werkzaamheden met een daarvoor bestemd meldingsformulier ter goedkeuring aan het college van dijkgraaf en heemraden te worden gemeld. Dit formulier kan worden gedownload via de website (www.wsrl.nl) of aangevraagd bij de afdeling vergunningen (0344 - 64 94 94);
na voltooiing van de uitvoering van de werkzaamheden moet de melder ervoor zorgdragen dat alle achtergebleven materialen, gereedschappen, werktuigen en/of tijdelijke voorzieningen worden verwijderd. Bij nalatigheid zal het op last van het college van dijkgraaf en heemraden gebeuren op kosten van de melder of van diens rechtverkrijgenden;
de melder is te allen tijde aansprakelijk voor optredende gebreken (zoals beschadigingen, deformaties, verzandingen enz.) aan de waterstaatswerken inclusief kunstwerken ontstaan door de toegestane werkzaamheden en/of objecten. Deze moeten op eerste aanmaning en tot genoegen van het college van dijkgraaf en heemraden op kosten van de melder worden hersteld, waarbij het college nadere eisen kan stellen aan de wijze van uitvoering;
als uitvoeringseisen, die worden gesteld in vergunningen van andere overheden, in strijd zijn met de in deze algemene regel opgenomen voorwaarden, moett de melder ervoor zorg te dragen dat er overleg tussen de diverse partijen zal plaatsvinden om overeenstemming te bereiken over de wijze waarop de werkzaamheden alsnog kunnen worden uitgevoerd. Zonder overeenstemming mogen de akkoord bevonden werkzaamheden niet worden uitgevoerd;
als de minimale afstand van 1 meter tussen de insteek van het water en de ontgraving niet kan worden gehaald en het talud van het water binnen één jaar na uitvoering van de werkzaamheden is komen te verzakken, dan moeten ter plekke oeverherstelwerkzaamheden (in overleg met de toezichthouder) worden uitgevoerd;
bij het kruisen van een water door middel van een ontgraving/zinker of een persing/boring moet de kabel en/of leiding een gronddekking hebben van minimaal 1,00 meter onder het gehele leggerprofiel (bij het ontbreken van een leggerprofiel dienen de vaste bodem en taluds van het water als uitgangspunt te worden gehanteerd);
bij het kruisen van een door het waterschap aangewezen vaarweg voor scheepvaart door middel van een boring of persing moet de kabel en/of leiding een gronddekking hebben van minimaal 2,00 meter onder het gehele leggerprofiel (bij het ontbreken van een leggerprofiel dienen de vaste bodem en taluds van het water als uitgangspunt te worden gehanteerd);
waar de kabel en/of leiding door middel van open ontgraving onder het water wordt gelegd, moeten de taluds, in overleg met en met goedkeuring van de toezichthouder, tegen inzakking worden beschermd, één en ander conform principetekening nummer 3 van het waterschap. Vergraven taluds moeten met stapelzoden worden opgezet en worden voorzien van een azobébetuining met onbehandelde perkoenpalen. De betuining moet aan weerszijden van de vergraving een lengte hebben van minimaal 3 meter;
revisiegegevens omtrent de exacte ligging, het materiaal en de maatvoering van het werk moeten binnen acht weken nadat het werk is uitgevoerd worden opgestuurd naar het waterschap. De gegevens moeten zowel analoog als digitaal worden aangeleverd. Hierbij moet het kenmerk van de brief waarin de melding akkoord is verklaard, worden vermeld. De manier waarop de digitale gegevens moeten worden aangeleverd, is te lezen op de website van het waterschap (www.wsrl.nl) of op te vragen bij het team Geodata en Monitoring van het waterschap;
als door de uitvoering van de werkzaamheden en/of door een hoge waterstand gevaar of hinder voor de waterkering ontstaat, kan het college bepalen dat de werkzaamheden tussentijds moeten worden gestaakt, waarbij voor de waterkering beschermende maatregelen kunnen worden opgelegd. Ook kan het college zonder voorafgaande ingebrekestelling de nodig maatregelen treffen tot opheffing van het gevaar of de hinder.
afsluiters die om andere redenen al onderdeel uitmaken van het leidingontwerp kunnen worden aangemerkt als afsluiters voor de waterkering mits deze voldoen aan de voorgaande voorwaarden. Bij aanwezigheid van bestaande afsluiters moet in overleg met de toezichthouder worden bepaald of deze kunnen volstaan of dat extra afsluiters moeten worden geplaatst;
alle ontgravingen moeten worden gedicht met de uitkomende grond, zo nodig aangevuld met gelijkwaardige grond, die in lagen van maximaal 0,20 meter mechanisch vast moet worden aangestampt. De grond moet ter plaatse zoveel mogelijk dezelfde samensteling, opbouw en draagkracht verkrijgen als voor aanvang van het graafwerk het geval was;
24. Het plaatsen, hebben en onderhouden van een afrastering ten behoeve van veekering in de kern- en beschermingszone van een waterkering
Op grond van artikel 2.1 eerste lid van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 kunnen de eigenaren van gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren en die gelegen zijn nabij waterstaatswerken [...] door het bestuur verplicht worden langs hun percelen een voldoende kerende afrastering aan te brengen en te onderhouden.
Op grond van artikel 2.1 tweede lid van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 kan het bestuur [...] algemene regels stellen omtrent afrasteringscontructies en wijze van plaatsing.
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het plaatsen van afrasteringen.
Toelichting op de algemene regel
Afrasteringen kunnen aan één kant gezien worden als objecten die het doelmatig onderhoud aan waterstaatswerken kunnen belemmeren, terwijl ze, in de vorm van een veekering, aan de andere kant juist voorkomen dat vee de gesteldheid van waterstaatswerken aantasten. Wanneer aan de hieronder gestelde voorwaarden wordt voldaan, komt het doelmatig onderhoud niet in gevaar. Bovendien kunnen afrasteringen, indien nodig, vrij eenvoudig verwijderd worden.
Het plaatsen van een afrastering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de afrastering dient in goede staat te worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten worden hersteld, al dan niet op het aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de dijkbeheerder. Zijn aanwijzigingen dienen direct te worden opgevolgd;
het plaatsen van de afrastering dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
25. Het gebruik van percelen in de beschermingszone van de waterkering als tuin en bouwland
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder a en artikel 3.1 derde lid van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten en in de kernzone van een waterkering bemesting toe te passen. Hieronder is ook begrepen het gebruik van percelen grond als tuin of bouwland.
Toelichting op de algemene regel
Bij werkzaamheden in de kern- en beschermingszone van een waterkering is het van groot belang dat het profiel, en dus ook de functie, van de waterkering tijdens en na de werkzaamheden is gewaarborgd. Wanneer werkzaamheden in de ondergrond nabij een waterkering worden uitgevoerd, kan dat een negatief effect hebben op de functie van de waterkering. Afhankelijk van de diepte waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd, zou bijvoorbeeld kwelwerking kunnen optreden en wateroverlast kunnen ontstaan. Dit is voornamelijk van belang bij zogenaamde ‘pipingzones', waar een kleilaag voorkomt dat water, dat onder de waterkering doorloopt, te dicht bij de teen van de waterkering naar boven komt, met als mogelijk gevolg dat er verzakkingen optreden.
Onder werkzaamheden die worden uitgevoerd bij het gebruik van percelen als tuin of bouwland kunnen voor deze algemene regel de volgende activiteiten worden gerekend:
Bij de uitvoering van deze werkzaamheden worden er op relatief beperkte schaal werkzaamheden in de ondergrond van de beschermingszone van de waterkering uitgevoerd. Daarnaast gaat het hier om werkzaamheden op vlakke percelen, waardoor er een relatief klein risico bestaat met betrekking tot de waarborging van de functie van de waterkering. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval dan ook voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Voor het beweiden van de kernzone van een waterkering dient een afzonderlijke, schriftelijke overeenkomst te worden afgesloten tussen het waterschap en de eigenaren van het vee. Deze algemene regel is daarom niet van toepassing op kernzones van waterkeringen.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het gebruik van percelen binnen de beschermingszone van een waterkering als tuin of bouwland dient twee weken voorafgaand aan de ingebruikname te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
26. Het aanbrengen van en klein onderhoud aan erfverharding in de beschermingszone van een waterkering
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het aanbrengen van erfverharding in de beschermingszone van een waterkering. Het klein onderhoud valt onder artikel 3.1 eerste lid onder a.
Toelichting op de algemene regel
Het aanbrengen van en klein onderhoud aan verharding komt veel voor op plaatsen waar percelen (gedeeltelijk) binnen de beschermingszone van een waterkering zijn gelegen. De aanleg van erfverharding dient zodanig te worden uitgevoerd dat de stablilteit en de functie van de waterkering worden gewaarborgd. Het aanbrengen van erfverharding betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt in veel gevallen echter een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Deze algemene regel staat los van de eventuele compensatieplicht voor de versnelde afvoer van hemelwater ten gevolge van een uitbreiding van het verhard oppervlak. Zolang de uitbreiding van het verhard oppervlak onder de 500m2 blijft, hoeft er geen compensatie te worden gerealiseerd.
Zodra de erfverharding zich zowel binnen de beschermingszone van een water, als binnen de beschermingszone van een waterkering bevindt is een vergunning vereist.
Toetsingscriteria en voorwaarden
waar sprake is van een zogenaamde ‘pipingzone' (een zone met een kleilaag die voorkomt dat water te dicht op de teen van de waterkering omhoog komt) dient te allen tijde een kleilaag met een minimale dikte van 1,00 meter in stand gehouden te worden. Zonodig kan het waterschap over deze zone informatie verstrekken;
het aanbrengen van een erfverharding dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
27. Het verrichten van klein onderhoud aan openbare wegen in de kern- en beschermingszones van waterkeringen
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder a van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten. Hieronder is ook begrepen het plegen van klein onderhoud aan openbare wegen in de kern- en beschermingszones van waterkeringen.
Toelichting op de algemene regel
In de kern- en beschermingszones van veel waterkeringen zijn wegen aanwezig. Om de functie van de wegen te waarborgen zijn onderhoudswerkzaamheden aan de wegen noodzakelijk. Het is daarbij echter wel van belang dat, bij de uitvoering van die werkzaamheden, ook de functie van de betreffende waterkering is gewaarborgd.
Onder klein onderhoud aan een openbare weg kan bijvoorbeeld het vervangen van de toplaag van die weg worden verstaan, voor zover daarbij geen sprake is van een uitbreiding van de verharding. Hieronder wordt ook verstaan het plaatsen en onderhouden van RVV-borden en het roven en aanvullen van de berm. Van groot onderhoud is sprake wanneer de werkzaamheden in het profiel van de waterkering plaatsvinden, zoals bij het vervangen van de complete fundering van de weg. Voor dergelijke werkzaamheden dient een vergunning te worden aangevraagd.
Het plegen van klein onderhoud aan wegen betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt echter een relatief eenvoudig en veel voorkomende werkzaamheid. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het uitvoeren van de werkzaamheden dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
28. Het plaatsen, hebben en onderhouden van tijdelijke/semi-permanente objecten in de beschermingszone van waterkeringen
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het plaatsen, hebben en onderhouden van tijdelijke/semi-permanente objecten, zoals speeltoestellen, demontabele zwembaden en brievenbussen.
Toelichting op de algemene regel
Onder tijdelijke/semi-permanente objecten worden objecten verstaan die voor onbepaalde tijd in de beschermingszone van een waterkering worden geplaatst, maar die, wanneer nodig, eenvoudig verwijderd kunnen worden. Semi-permanente objecten zijn niet voorzien van een in de grond aangebrachte, gestorte, geslagen of soortgelijke fundatie.
Gedacht kan worden aan objecten zoals speeltoestellen, prefab tuinhuisjes, demontabele zwembaden en brievenbussen. Dergelijke objecten hebben (meestal) geen effect op het functioneren van de waterkering, maar dienen wel verwijderd te kunnen worden wanneer dat noodzakelijk blijkt ten behoeve van bijvoorbeeld dijkverzwaringen.
Het plaatsen van tijdelijke/semi-permanente objecten in de beschermingszone van een waterkering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
waar sprake is van een zogenaamde ‘pipingzone' (een zone met een kleilaag die voorkomt dat water te dicht op de teen van de waterkering omhoog komt) dient te allen tijde een kleilaag met een minimale dikte van 1 meter in stand gehouden te worden. Zonodig kan het waterschap hierover informatie verstrekken;
het aanbrengen van het object dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
29. Het uitvoeren van interne verbouwingen van bestaande panden en het plaatsen van dakkapellen op een pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het uitvoeren van inwendige verbouwingen van bestaande panden en het plaatsen van dakkapellen op een pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering.
Toelichting op de algemene regel
Bij een interne verbouwing van een pand vindt geen uitbreiding van dat pand plaats. Er is dan ook geen risico dat het profiel van vrije ruimte wordt verkleind. Het risico met betrekking tot het functioneren van de waterkering blijft daarnaast ook op een gelijk niveau.
Het uitvoeren van interne verbouwingen van bestaande panden of het plaatsen van dakkapellen op een pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering betreft een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Wanneer iemand voornemens is een bestaand pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering uit te breiden of te vervangen door nieuwbouw, dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd. Aangeraden wordt om hierover vooroverleg te plegen met de afdeling Vergunningen van Waterschap Rivierenland.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het uitvoeren van een interne verbouwing van een bestaand pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
30. Het uitvoeren van verticale boringen en sonderingen en het plaatsen van peilbuizen in de beschermingszone van waterkeringen
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder a van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten. Hieronder is ook begrepen het uitvoeren van verticale boringen voor grond-, grondwater- en milieuonderzoek.
Toelichting op de algemene regel
Bij het waterschap komen regelmatig watervergunningsaanvragen binnen voor het verrichten van grond-, geotechnisch, geohydrologisch onderzoek. Bij deze onderzoeken is het vaak nodig om verticale boringen te verrichten voor het nemen van grondmonsters, het plaatsen van peilbuizen of het maken van sonderingen.
Voor verticale boringen die niet aan deze algemene regel voldoen, geldt beleidsregel 5.22.
Voor het maken van verticale boringen voor een Koude Warmte Opslag (KWO) systeem, geldt beleidsregel 5.24.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het maken van de sonderingen en/of grondboringen moet minimaal twee weken voorafgaand aan de uitvoering worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
de uitvoering van de toegestane werken dient binnen één jaar na dagtekening van deze melding te zijn gestart. Indien dit niet het geval is, vervalt het recht om van de melding gebruik te maken.
Tabel A: Verwachte waterstanden waarbij grondonderzoek in de beschermingszone van primaire en regionale waterkeringen niet is toegestaan
31. Het verwijderen van bouwwerken en bomen/struiken uit de beschermingszone van waterkeringen
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het verwijderen van bouwwerken of bomen/struiken uit de beschermingszone van waterkeringen.
Toelichting op de algemene regel
Het verwijderen van een bouwwerk of een boom/struik van een waterkering is positief voor de stabiliteit en het onderhoud van de waterkering. Het belang van het waterschap bij het verwijderen van een bouwwerk of een boom is er in gelegen dat de dijk in goede staat wordt hersteld. De risico's bij het verwijderen van bouwwerken of bomen zijn echter zo gering dat kan worden volstaan met een algemene regel.
Waterstaatkundige constructies (bijv. coupures of damwanden) mogen onder geen enkele voorwaarde worden verwijderd.
Toetsingscriteria en voorwaarden
als het bouwwerk in het buitentalud van de waterkering staat, moet de afwerking van de dijk uiterlijk voor 15 oktober van het jaar van de uitvoering volledig klaar zijn. Als de grasmat of taludbescherming op genoemde tijdstip nog niet hersteld is, moet het profiel van de dijk tegen hoogwater worden beschermd. Daarvoor moet een strook tot minimaal 5 meter links en rechts van het af te werken gedeelte dijktalud worden voorzien van een winterkrammat of een PE80 kunststofdoek of gelijkwaardig. Deze mat/doek moet reiken tot minimaal 4,0 meter uit de buitenteen van de dijk. De mat/doek moet tot 1 april van het daaropvolgende jaar blijven liggen;
het verwijderen van een bouwwerk of bomen/struiken uit de beschermingszone van de waterkering moet twee weken voorafgaand aan de uitvoering worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
32. Het plaatsen van een tijdelijke onttrekkingsconstructie in A- en B-wateren
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een tijdelijke onttrekkingsconstructie.
Toelichting op de algemene regel
Het onttrekken van oppervlaktewater aan het watersysteem gebeurt voornamelijk in de agrarische sector. Enerzijds om te kunnen beregenen in tijden van droogte en anderzijds om schade aan gewassen als gevolg van nachtvorst tegen te gaan. In artikel 3.17 van de Keur van Waterschap Rivierenland 2009 is een algemene vrijstelling opgenomen van het in artikel 3.8 van de Keur genoemde verbod om water te onttrekken. In artikel 3.17 wordt aangegeven hoeveel water er maximaal in incidentele situaties aan het watersysteem onttrokken mag worden.
Wanneer onttrekkingenspunten aangelegd zijn in een permanente constructie, is de algemene regel 6 "Het plaatsen van een permanent onttrekkingspunt in A- en B-wateren" van toepassing. De in deze algemene regel bedoelde tijdelijke onttrekkingsconstructies zijn (meestal) drijvende constructies en/of zuigslangen die via het talud in de watergang hangen. Bovendien staat in veel gevallen een pomp of tractor in de beschermingszone. Het is van belang deze onttrekkingsconstructies het doelmatig onderhoud aan de watergang niet belemmer en.
Deze algemene regel heeft betrekking op grote tijdelijke ontrekkingsconstructies welke langdurig op of net onder het wateroppervlak drijven en meestal de gehele zomerperiode blijven staan (1 april tot 1 november). Daarbij staan vaak ook pompen, tractoren of hijsconstructies in de onderhoudsstrook van de watergang.
De waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Voor kortdurende tijdelijke onttrekkingsconstructies (< een week) of voor onttrekkingen met een gering debiet (< 5 m³) die handmatig te verwijderen zijn, geldt het verbod van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 niet. Voor deze voorzieningen hoeft dus geen melding te worden gedaan.
Toetsingscriteria en voorwaarden
De gehele constructie, inclusief eventuele hijsinstallatie, moet binnen 24 uur na aanzegging van het waterschap uit de watergang en de bijhorende beschermingszone worden verwijderd, en mag pas nadat het onderhoud is uitgevoerd worden teruggeplaatst; de beschermingszones zijn vastgelegd in de legger;
Het aanbrengen van een tijdelijke onttrekkingsconstructie moet twee weken voorafgaand aan de uitvoering éénmalig worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief met ‘akkoord melding' is ontvangen;
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de Keur, voor het plaatsen en behouden van objecten en het uitvoeren van werkzaamheden in de binnen het gebied weergegeven op de tekening behorende bij deze algemene regel, voor zover het betreft:
Degene die een van de bovengenoemde objecten plaatst en behoudt en werkzaamheden uitvoert als bedoeld in artikel 1:
Indien het aanleggen of behouden van tijdelijke en semipermanente objecten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Indien het aanleggen of behouden van tijdelijke en semipermanente objecten als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens artikel 3.2, eerste lid, van de Keur in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoelt in artikel 3.9, derde lid, van de Keur.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de Keur, is het verboden zonder watervergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen. Op grond van artikel 3.9 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Insteek: snijlijn van het bovenwatertalud met het aangrenzende maaiveld.
Peil: in het peilbesluit vastgesteld referentiepeil.
Het aanbrengen van de objecten benoemd in deze algemene regel betreft vanuit waterstaatskundig oogpunt een relatief eenvoudig werk. De relevante belangen van het waterschap kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.
Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.
Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.