Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Centrum

Terrassennota 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Centrum
Officiële naam regelingTerrassennota 2008
CiteertitelTerrassennota 2008
Vastgesteld doorgedelegeerde functionaris
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpNatuur, milieu en beheer openbare ruimte

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-200817-06-2011nieuwe regeling

01-04-2008

Stadsdeelnieuws nr 13, jaargang 4, 31 maart 2008

08/0713/BW

Tekst van de regeling

Inhoud

Samenvatting

Terrassen zijn een belangrijk onderdeel van de horeca. Ze bevorderen de levendigheid in

de stad en vormen een aangename voorziening voor bewoners en bezoekers. Tevens

vergroten ze de omzet van de horeca en zijn daarmee voor deze branche een

economisch belangrijke factor. Ze zijn prominent aanwezig: de binnenstad telt 888

terrassen.

Op dit moment verleent de voorzitter van het dagelijks bestuur in mandaat

exploitatievergunningen (inclusief terras) op basis van oude beleidsregels,

bestuurspraktijk, jurisprudentie en uitzonderingen. De beleidsregels stammen uit 1992 en

daarnaast zijn er draaiboeken geschreven over terrashandhaving in 1995 en 1996. De

beleidsregels uit 1992 en de draaiboeken vormen de basis voor het huidige beleid. Dit

beleid is daadwerkelijk verouderd en als gevolg van jurisprudentie, bestuurspraktijk en

diverse proeven is nieuw terrassenbeleid noodzakelijk. Er is een onduidelijke situatie

ontstaan voor ondernemers en burgers en de uitvoering van het beleid lijkt diffuus te zijn.

Sommige regels waren in het verleden niet altijd duidelijk opgeschreven of er hebben zich

ontwikkelingen voorgedaan waardoor deze regels verduidelijkt of aangescherpt moeten

worden. De kern van het beleid is echter niet gewijzigd.

De publieke ruimte wordt in de binnenstad zeer intensief gebruikt. Belangrijk uitgangspunt

is dat de publieke ruimte openbaar en voor iedereen toegankelijk is. In eerste instantie is

de openbare ruimte bedoeld voor de voetganger, die zich veilig en niet gehinderd door

objecten moet kunnen voortbewegen. Een veilige doorloopruimte is voldoende breed

indien mensen elkaar goed kunnen passeren. Daarnaast is het trottoir obstakelvrij, wat

betekent dat straatmeubilair, (winkel)uitstallingen en terrassen buiten de looproute zijn

geplaatst. Algemeen kan van een veilige doorloopruimte worden gesproken indien deze

minimaal 1,50 meter bedraagt. Deze nota heeft tot doel om duidelijkheid en eenduidigheid

te creëren.

Beleidsregels

Algemeen

  • De op het trottoir aanwezige doorloopruimte voor voetgangers bedraagt 1,50

    meter.                   

  • Op brugvleugels moet het oversteken van de voetgangers centraal staan. Het

    mag niet gebeuren dat voetgangers als gevolg van een terras gedwongen worden

    om op de rijweg te lopen.

  • Bij een vergunning voor een terras voor een Horeca I zaak worden twee

    aanvullende voorwaarden gesteld. Er moet bediend en afgeruimd worden en er

    moet normaal servies (aardewerk / porselein) gebruikt worden. Dit houdt in dat

    er geen wegwerpartikelen gebruikt mogen worden.

Locatie

  • De minimale diepte van een terras bedraagt 0,80 meter

  • De maximale diepte van een terras bedraagt 3,5 meter of de helft van het trottoir

    indien het trottoir breder is dan 7 meter.

  • Bij een gevelbank(terras) moet het trottoir minimaal 2 meter zijn en de bank is niet

    dieper dan 0,5 meter.

  • Het terras is uitsluitend ingericht direct aansluitend aan de gevel:

    o gesplitste terrassen zijn niet toegestaan;

    o van het uitgangspunt dat terrassen direct aan de gevel worden geplaatst,

       kan worden afgeweken ten behoeve van een terras aan de overzijde van

       de weg als er sprake is van een rijweg met éénrichtingsverkeer of

       weerichtingsverkeer met een 30 km-zone en na advies van de

       verkeerspolitie. Ook dient er recht tegenover de gevel van het

       horecabedrijf ruimte aan de overzijde van weg beschikbaar te zijn;

    o het is mogelijk om zowel een terras direct aan de gevel te hebben als een

       terras aan de overzijde van de weg;

    o de maximale diepte aan de overzijde bedraagt in principe ook 3,50 meter;

    o als de openbare ruimte aan de overzijde al voor een ander doel volledig

       in gebruik is (bijvoorbeeld fietsenrekken, parkeerplaatsen, parkeermeters,

       lantaarnpalen, bankjes, nutsvoorzieningen enz.) dan wordt geen

       vergunning voor een terras verleend;

    o de afmetingen van het terras aan de overzijde van de rijweg kunnen

       worden beperkt in het belang van een goede verdeling van de openbare

       ruimte, de verkeersveiligheid en de bescherming van de zich in die ruimte

       bevindende objecten;

    o om het zicht voor anderen dan de terrasbezoeker zo min mogelijk te

       belemmeren zijn terrasschotten op een terras aan de overzijde van de

       weg niet toegestaan. Terrasschotten zijn aan de gevel slechts toegestaan

       indien hier een vergunning voor is verleend;

    o in uitzonderlijke gevallen kan maatwerk worden toegepast. Maatwerk

       vindt plaats conform een eenduidige procedure.

  • Het terras is niet breder dan de gevel.

  • Het terras is niet op een zogenaamd kopprofiel geplaatst.

  • In een gebiedsgerichte aanpak (bijvoorbeeld een horecabeleidsplan) kan, mits

    gemotiveerd, worden afgeweken van de algemene uitgangspunten.

  • De volgende straten zijn uitgesloten voor het plaatsen van terrassen en

    gevelbanken: Nieuwendijk, Kalverstraat, Reguliersbreestraat, Koningsplein, Oude

    Hoogstraat, Nieuwe Hoogstraat, Heiligeweg, Amstelstraat en Leidsestraat.

  • De Damstraat en de Oude Doelenstraat zijn eveneens uitgesloten van terrassen.

  • Het middengedeelte van pleinen is uitgesloten van terrassen, behalve bij al

    aanwezige horecavoorzieningen.

  • Voor de volgende straten, gebieden en situaties geldt een aangepaste

    doorloopruimte:

    o in de volgende straten en gebieden mag het gehele trottoir gebruikt

    worden om een terras te plaatsen: de Korte Leidsedwarsstraat, de Lange

    Leidsedwarsstraat, de Leidsekruisstraat, de noordelijke even zijde van het

    Leidseplein vóór de nummers 2 tot en met 24, de noordelijke zijde van het

    Kleine-Gartmanplantsoen;

    o op het Damrak en de westzijde van het Rokin worden terrassen

    toegestaan tot maximaal 3,5 meter uit de gevel, mits er een ruimte van

    ten minste 6 meter voor de voetgangers overblijft;

    o voor de Nieuwmarkt geldt het bestaande gebiedsgerichte terrassenbeleid;

    o in het terrassenbeleid Jordaan is in een aantal straten 1,00 meter vrije

    doorloopruimte gehanteerd;

    o in de Reguliersdwarsstraat mag bij zomerafsluiting het gehele trottoir

    gebruikt worden voor een terras.

Overig:

  • Er worden geen nieuwe gebouwde terrassen toegestaan.

  • De verantwoordelijkheid van het uiterlijk van het terras(meubilair) ligt bij de

    exploitant van het terras.

  • Het is toegestaan om op de volant van de parasol de naam van de zaak plus het

    logo van de sponsor te vermelden. Daarnaast is het toegestaan om op de

    onderkant van het terrasschot de naam van de horeca-zaak te vermelden plus het

    logo van de sponsor. Verder is reclame op terrasobjecten verboden. Bij de

    wijziging van de Welstandsnota zal rekening worden gehouden met reclameuitingen

    op zonneschermen en markiezen. Deze uitingen moeten zoveel mogelijk

    overeenstemmen met reclame op objecten in de openbare ruimte. Dit houdt in dat

    per gevel maximaal één zonnescherm met logo en zaaksnaam wordt toegestaan.

  • Terrasverwarmingsobjecten zijn niet toegestaan.

  • In de winterperiode (1 november tot 1 maart) zijn alleen zitmeubilair en tafels

    toegestaan.

  • Terrassen op terrasboten of dekschuiten zijn conform stedelijk beleid niet

    toegestaan.

  • Nieuwe terrassen op (afmeer)steigers zijn niet toegestaan.

  • Het Tropisch Weer Scenario (TWS) blijft van kracht. De 1,50 meter blijft ook

    tijdens het TWS een zeer belangrijk uitgangspunt. De doorloopruimte moet

    gewaarborgd blijven.

Praktische zaken

Naast deze beleidsregels zijn de volgende punten ook van belang voor het verkrijgen en

het naleven van een exploitatievergunning voor een terras.

Wijze van meten

  • Bij Amsterdammertjes en andere fysieke afscheidingen wordt de doorloopruimte

    vanaf de fysieke afscheiding gemeten tot aan het terras.   

  • Wanneer er geen Amsterdammertje of andere fysieke afscheiding aanwezig is

    wordt de doorloopruimte vanaf het einde van de stoeprand gemeten tot aan het

    terras.

Inrichting:

  • Er mogen geen objecten vast in de grond worden bevestigd.

  • De eigenaar slaat het meubilair op wanneer het terras niet wordt geëxploiteerd:

    alleen in het zogenaamde zomerseizoen (1 maart tot 1 november) is opslag op

    straat van het meubilair toegestaan. Opslag op straat gebeurt op een zodanige

    manier dat gebruik van het meubilair tijdens de opslag niet mogelijk is. Het

    opgeslagen meubilair doet geen afbreuk aan de publieke functie van de openbare

    ruimte.

  • Voor de inrichting van een terras zijn alleen volgende objecten toegestaan: tafels,

    zitmeubilair, parasols, terrasschotten tot een hoogte van 1,50 meter.

Handhaving

Bij handhaving worden de volgende onderdelen als uitgangspunt gehanteerd.

  • Handhaving van terrasovertredingen geschiedt in overeenstemming met de

    |daartoe door de burgemeester opgestelde stappenplannen.

  • Alle terrassen in de binnenstad worden minimaal één keer per week gezien .

    Deze zogenaamde zichtcontroles houden in dat een inspecteur in zijn wijk elke

    week alle terrassen ziet.

  • Notoire overtreders kunnen rekenen op intensieve handhaving.

  • De vergunde afmeting van het terras wordt duidelijk aangegeven. In principezullen hiervoor punaises gebruikt worden, maar het is ook mogelijk om

    verschillende kleuren klinkers te gebruiken.

Overgangsregeling

De uitgangspunten in deze Terrassennota 2008 hebben voor een aantal straten en

horecazaken tot gevolg dat een terras op de huidige locatie niet meer geëxploiteerd kan

worden. Het gaat om de volgende situaties:

1. De Damstraat en Oude Doelenstraat worden gezien het drukke

voetgangersverkeer uitgesloten van terrassen.

2. Overige in afwijking van het beleid vergunde terrassen.

De overgangstermijn wordt gesteld op 3 jaar. Dat wil zeggen dat drie jaar na vaststelling

van dit beleid de hierboven genoemde situaties niet meer zijn toegestaan en daarom

verwijderd (aangepast) dienen te zijn. Deze overgangsregeling geldt alleen voorzover de

betreffende horecazaak in het bezit is van een vergunning voor de genoemde situatie.

Indien een horecazaak in de tussentijd wordt overgedragen, dan blijft de overgangstermijn

van kracht. De termijn van drie jaar is een redelijke termijn en geeft ondernemers de

mogelijkheid om hun exploitatie aan te passen.

Voor reclame-uitingen op terrasobjecten zal de nota Reclame in de openbare ruimte in de

binnenstad van Amsterdam moeten worden aangepast. Hiervoor geldt een aparte

overgangsregeling. Uitgangspunt is wel dat de nieuwe regels uiterlijk op 1 maart 2009 van

kracht zullen zijn. Bij de wijziging van de Welstandsnota zal rekening worden gehouden

met reclame-uitingen op zonneschermen en markiezen. Deze uitingen moeten zoveel

mogelijk overeenstemmen met reclame op objecten in de openbare ruimte.

Speciale aandacht verdient het onderwerp terrasverwarming. Op dit moment vindt er een

proef met terrasverwarming plaats. De uitkomsten van deze proef kunnen van invloed zijn

op dit beleid. In het verleden hebben exploitanten de verwarming zonder vergunning

opgehangen. Voor deze groep is de overgangsregeling niet van toepassing.

Tot slot zal deze nota drie jaar na vaststelling geëvalueerd worden.

1 Inleiding

Onze binnenstad is bepalend voor de identiteit van Amsterdam: de kleinste wereldstad,

tegelijkertijd druk en intiem, waar nieuwe initiatieven kunnen gedijen, waar de schitterende

architectuur en de uiteenlopende culturele functies en initiatieven elkaar stimuleren en

versterken. Het centrum van Amsterdam is daarnaast uniek door zijn combinatie van

wonen, werken en uitgaan. In het Programakkoord 2006-2010 heeft de deelraad opnieuw

bevestigd dat men het gemengde karakter van de binnenstad wil behouden en waar

mogelijk versterken.

Hart van het uitgaansleven

Een belangrijk onderdeel van het gemengde karakter is het culturele klimaat en het

uitgaansleven. De binnenstad van Amsterdam is het belangrijkste cultuur- en

uitgaanscentrum van het land. Horeca, culturele instellingen, clubs en evenementen

dragen bij aan de tolerante en kosmopolitische sfeer in de stad. En die sfeer draagt voor

een belangrijk deel bij aan de aantrekkingskracht van de stad. Of zoals het College van

Burgemeester & Wethouders het verwoordt: De Amsterdamse culturele vrijheid en het

kleinschalige karakter van de stad staan internationaal hoog aangeschreven. Samen

scheppen ze een klimaat waarin talent en creativiteit bloeien, groei mogelijk is en mensen

zichzelf kunnen zijn (Uit: Amsterdam Topstad: Metropool. Amsterdam terug in de top 5

van Europese vestigingslocaties. ).

Visie op het uitgaansleven

Het dagelijks bestuur wil een uitdagend en creatief uitgaansleven ondersteunen, maar

tegelijkertijd de beperkingen respecteren van een historische binnenstad waar volop wordt

gewoond en gewerkt.

Diversiteit, tolerantie en gastvrijheid staan daarin voorop. Mensen met verschillende

achtergronden moeten elkaar in de stad kunnen ontmoeten en zich welkom voelen.

Gastvrijheid is meer dan een correcte bediening in de horeca. Het gaat om de sfeer: die

hoort vriendelijk, nieuwsgierig en positief te zijn. Met een verantwoord en positief gebruik

van alcohol, in plaats van het houden van happy hours.

Horeca is belangrijk in de binnenstad, omdat het een plek biedt voor ontmoeting,

vermaak, ontspanning, emancipatie en creatieve ideeën en daarmee een prominente rol

in het uitgaansleven heeft.

De toegevoegde waarde voor de stad staat voorop. Geen eenzijdig op toeristen gerichte

activiteiten die de binnenstad als decor gebruiken, maar een levendig en divers

uitgaansleven dat uit de stad zelf voortkomt. Elke stad heeft wel een Ierse pub, de

Amsterdamse bruine kroeg is echter uniek.

De horeca heeft zich de afgelopen jaren voorspoedig ontwikkeld. Op dit moment telt de

binnenstad 1765 horecagelegenheden, 5% van alle cafés, restaurants en cafetaria s in

Nederland (coffeeshops en hotels niet meegerekend). Ter illustratie: dit is meer horeca

dan in Utrecht, Groningen en Maastricht bij elkaar.

Het wekt dan ook geen verbazing dat de groei van de horeca tegen grenzen aanloopt. In

de huidige bestemmingsplannen wordt om die reden in het algemeen zeer terughoudend

omgegaan met nieuwe horeca-initiatieven. De ruimte in de binnenstad is immers beperkt

en er spelen ook andere belangen: er wonen ruim 80.000 mensen, het is het belangrijkste

winkelhart van de regio, nog steeds de belangrijkste kantorenlocatie en het grootste

monumentale stadshart in West-Europa. Al die activiteiten en functies vormen een

kwetsbaar evenwicht, dat samen ons centrum tot één van de vitaalste binnensteden van

Europa maakt.

Om het gemengde karakter van de binnenstad te bewaren en toch ruimte te bieden voor

ontwikkelingen in de horeca, is een genuanceerd en breed gedragen beleid nodig. De

uitgangspunten daarvoor zijn in het Programakkoord 2006-2010 geformuleerd.

Terrassen

Terrassen zijn een belangrijk onderdeel van de horeca. Ze bevorderen de levendigheid in

de stad en vormen een aangename voorziening voor bewoners en bezoekers. Tevens

vergroten ze de omzet van de horeca en zijn daarmee voor deze branche een

economisch belangrijke factor. Ze zijn prominent aanwezig: de binnenstad telt 888

terrassen. Of meer beeldend: de levensgenieter die elke dag één nieuw terrasje wil

pakken, is daar twee jaar en vijf maanden onafgebroken mee bezig. Overigens hebben

terrassen voor bewoners nog een andere functie. Sommige bewoners hebben geen of

beperkte buitenruimte en mede daarom worden de vele terrassen vaak gebruikt als het

verlengde van de woning.

Er zijn ook minpunten. Het grote aantal terrassen brengt met zich mee dat zelfs als maar

een klein percentage voor problemen zorgt, het nog altijd om aanzienlijke aantallen gaat.

Het aantal klachten neemt, mede als gevolg van betere registratie, toe over

geluidsoverlast, het blokkeren van trottoirs en visuele vervuiling. Deze klachten zijn niet

nieuw, zie het rapport van Van Dijk, Someren en Partners over terrassenbeleid uit 2001.

Dit maakt regulering noodzakelijk. Het is moeilijk om daarin een evenwicht te vinden. Al

jaren discussiëren partijen over de inhoud van het terrassenbeleid, wat heeft geleid tot

een ondoorzichtig stelsel van complexe regels, proeven zonder einddatum en

(gebiedsgerichte) uitzonderingen waarvan soms de achterliggende gedachte niet meer te

achterhalen is. Het geheel is ook nog eens lastig te handhaven, als er al voldoende

handhavingscapaciteit is. Ook in het rapport van de Rekenkamer wordt hier uitgebreid op

ingegaan. In de vorige bestuursperiode is bij het vaststellen van de Horecanota (2003)

besloten om nieuw terrassenbeleid op te stellen. In reactie op de Horecanota hebben de

burgemeester en de gemeenteraad enkele nieuwe regels voor horeca en terrassen

vastgesteld. Tenslotte zijn in april 2006 in het nieuwe Programakkoord enkele

uitgangspunten voor terrassenbeleid opgenomen.

1.1 Beleidskader

Het terrassenbeleid is gebaseerd op de uitgangspunten zoals deze zijn opgenomen in het

Programakkoord 2006-2010, het Handboek Inrichting Openbare Ruimte en de Horecanota

2003.

In het Programakkoord 2006-2010 zijn de beleidsvoornemens voor de komende

bestuursperiode verwoord. De ambitie van het horecabeleid is gericht op een levendige

binnenstad met gemengde functies zodat er een gezond evenwicht blijft bestaan tussen

wonen, werken en recreëren. Het nieuwe terrassenbeleid moet vooral simpel en

eenduidig zijn, waarbij rekening dient te worden gehouden met de verschillende belangen.

Voor de openbare ruimte is de ambitie van het stadsdeel als volgt omschreven: een goed

ingerichte, overzichtelijke, schone en mooie openbare ruimte draagt bij aan het gevoel

van veiligheid en daarmee aan de kwaliteit van het leven: een publieke ontmoetingsplaats

met voetgangersvriendelijke gebieden . Het uitgangspunt voor de inrichting blijft

bruikbaar, duurzaam en mooi . De openbare ruimte is in de eerste plaats functioneel

ingericht als: verblijfsgebied, voetgangersgebied en verkeersgebied.

Toegankelijkheid moet worden gewaarborgd en de privatisering tegengegaan.

Voetgangers en fietsers moeten zich overal in de binnenstad veilig en comfortabel kunnen

voortbewegen. Prioriteit wordt gegeven aan de toegankelijkheid voor ouderen en mindervaliden.

Wat betreft verkeer kiest het stadsdeelbestuur voor de volgorde 1. voetganger; 2.

fietser; 3. openbaar vervoer; 4. auto. Iedereen die zich door de binnenstad beweegt is

vroeg of laat voetganger. Er komt meer ruimte voor voetgangers en spelende kinderen op

de straten en pleinen. Voetgangers dienen zich als kwetsbare verkeersdeelnemers overal

veilig te kunnen verplaatsen door de Amsterdamse binnenstad.

In het Handboek Inrichting Openbare Ruimte zijn de uitgangspunten voor de openbare

ruimte opgenomen: de openbare ruimte moet schoon, heel, veilig en toegankelijk zijn,

waarbij de verblijf- en ontmoetingsfunctie van straten en pleinen minstens zo belangrijk

zijn . Deze standpunten vloeien voort uit vastgestelde nota s zoals de Nota

Bereikbaarheid, Evaluatienota Voetgangers in de binnenstad , Nota Op goede voet van

Saar Boerlage (2000), preadvies van B&W op dit stuk (2001) en de Nota Straat in zicht .

Op 29 april 2003 heeft het dagelijks bestuur ingestemd met de kaderstellende Horecanota

Naar een eigentijds, transparant horecabeleid in de Amsterdamse binnenstad . De

deelraad heeft in haar vergadering van 20 juni 2003 de horecanota voor kennisgeving

aangenomen en met zestien voorstellen ingestemd. Specifiek voor terrassen zijn de

volgende voorstellen nader uitgewerkt en uitgevoerd: het houden van proeven met

winterterrassen en gevelbanken, het afsluiten van de Reguliersdwarsstraat en het

toestaan van terrassen bij avond- en nachtzaken. Deze en andere voorstellen uit de

Horecanota 2003 zijn in deze nota opgenomen en zoveel mogelijk vertaald in helder en

handhaafbaar beleid.

Meer algemeen is bij het opstellen van het terrassenbeleid aangesloten bij de visies en

uitgangspunten zoals deze zijn neergelegd in de Nota Economie, het Beleidsplan

Binnenstad en de uitwerking van het Beleidsplan Integrale Handhaving van de sector

Bouwen en Wonen.

1.2 Visie op terrassen in de openbare ruimte

De publieke ruimte wordt in de binnenstad voor allerlei activiteiten zeer intensief gebruikt.

Belangrijk uitgangspunt is dat de publieke ruimte openbaar en voor iedereen toegankelijk

is. In eerste instantie is de openbare ruimte bedoeld voor de voetganger, zodat deze zich

veilig en niet gehinderd door objecten kan voortbewegen. Daarnaast wordt de openbare

ruimte gebruikt voor het plaatsen van objecten ten behoeve van het openbaar nut. Ten

derde is de openbare ruimte een verblijfsgebied voor iedereen. Een goed voorbeeld is het

intensief gebruik van de bankjes op de Nieuwmarkt, maar ook het gebruik van andere

plekken in de openbare ruimte dragen bij aan een intensief en toegankelijk gebruik van

het centrum.

Terrassen bepalen in een groot deel van het jaar de kwaliteit van de openbare ruimte.

Terrassen vervullen een belangrijke rol voor de sfeer in het stadsdeel en fungeren als

ontmoetingsplaats voor bezoekers en bewoners. Daarnaast hebben terrassen een

economische functie omdat zij de exploitatiemogelijkheden van horecabedrijven

verruimen. Er is echter geen sprake van het recht op een terras . Er kan pas een

vergunning voor een terras worden verleend indien de eerder genoemde functies niet in

het geding zijn en voldaan wordt aan het toetsingskader in deze beleidsnota.

1.3 Doelstelling terrassenbeleid

Het terrassenbeleid heeft tot doel:

1. het bijdragen aan de verlevendiging en gastvrijheid van het stadsdeel;

2. het reguleren van de ingebruikneming van de openbare ruimte ten behoeve van

een terras door middel van simpele en handhaafbare regels.

3. het waarborgen van de toegankelijkheid van de openbare ruimte;

4. het waarborgen van de verkeersveiligheid;

5. het waarborgen van de openbare orde en het woon- en leefklimaat;

6. het reduceren van de administratieve lasten.

Het oude terrassenbeleid is op veel punten achterhaald en onduidelijk. Er wordt gewerkt

met vele uitzonderingen en er zijn gebiedsgerichte binnenstadsituaties ontwikkeld waar

niet iedereen van op de hoogte is of waarvan de achterliggende gedachte en afspraken

soms verloren zijn gegaan. Daarnaast blijkt uit een onderzoek in 2004 dat de overlast

onder bewoners ten aanzien van versperring en geluid ten opzichte van 2002 is

toegenomen. En niet in de laatste plaats werkt het dagelijks bestuur aan minder maar

beter handhaafbare regels.

Deze nota is een mengeling van oude en nieuwe regels. Bestaande ideeën en regels zijn

in het verleden niet SMART geformuleerd. Daarom zijn deze regels in deze nota

aangescherpt met zo min mogelijk uitzonderingen met als doel een duidelijk en eigentijds

terrassenbeleid.

Stadsdeel Centrum heeft tot doel om de administratieve lasten met 25% te reduceren. In

deze nota staan alle regels opgenomen voor het verkrijgen van een vergunning voor een

terras. Voor een horeca-ondernemer wordt het makkelijker te achterhalen of hij in

aanmerking komt voor een vergunning. Daarnaast zal de besluitvorming van het

stadsdeel sneller verlopen, vanwege het nieuwe terrassenbeleid. Hierdoor kan de

doorlooptijd voor exploitatievergunningen voor een terras verkort worden.

1.4 Cijfers

Ons stadsdeel telt 1765 alcoholschenkende en alcoholvrije horecazaken (Bron: Systeem

Horeca, 23 mei 2007). Van deze 1765 zaken hebben er 888 (50,3 procent) een terras.

Het overgrote deel van alle terrassen is ongebouwd. 61 Horecagelegenheden hebben een

gebouwd terras. De meeste terrassen bevinden zich bij cafés en restaurants.

1.5 Juridisch kader

Algemeen

De bevoegdheden met betrekking tot terrassen, in het bijzonder de relatie tussen de

burgemeester, de voorzitter van het dagelijks bestuur en het dagelijks bestuur vindt zijn

grondslag in de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), de Gemeentewet en de

Verordening op de stadsdelen. In de volgende twee paragrafen is deze relatie

weergegeven.

Het eerste lid van artikel 174 Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester is belast met het

toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het

publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. In het derde lid van artikel

174 staat dat de burgemeester is belast met de uitvoering van de verordeningen

voorzover deze betrekking hebben op het toezicht als bedoeld in het eerste lid.

Op grond van artikel 3.2 van de APV is het verboden om zonder vergunning van de

burgemeester een horecabedrijf te exploiteren.

In artikel 3.1 van de APV is vastgelegd dat onder een horecabedrijf mede moet worden

verstaan: een bij een dergelijk bedrijf behorend terras .

Bijzonder aan een exploitatievergunning met terras is dat daarin twee soorten belangen

worden meegewogen die eigenlijk van huis uit bij twee verschillende organen thuishoren,

te weten:

1. openbare orde en bescherming woon- leefklimaat (bevoegdheid van de

burgemeester);

2. de ordening van de functies van de openbare ruimte (bevoegdheid van het dagelijks

bestuur).

Gelet op deze twee verschillende belangen had de gemeenteraad er destijds voor kunnen

kiezen om voor een terras twee vergunningplichten in het leven te roepen (één door de

burgemeester en één door het dagelijks bestuur te verlenen vergunning). Dat is niet

gebeurd. De gemeenteraad heeft gekozen voor één vergunningplicht. Gelet op de tekst

van artikel 174 van de Gemeentewet werd de burgemeester het bevoegde orgaan.

Bevoegdheid

Behalve de Gemeentewet en de APV hebben we ook te maken met de Verordening op de

stadsdelen. In de Verordening op de stadsdelen is bepaald dat de bevoegdheden van de

burgemeester met betrekking tot de horeca niet kunnen worden gedelegeerd

(overgedragen) aan een ander orgaan. Overdracht van deze bevoegden zou in strijd zijn

met de Gemeentewet. Daarom is ervoor gekozen de horecabevoegdheden te

mandateren, en wel aan de voorzitter van het dagelijks bestuur. De voorzitter van het

dagelijks bestuur oefent deze bevoegdheden uit in naam van de burgemeester.

Met betrekking tot terrassen betekent dit dat de voorzitter van het dagelijks bestuur

beslissingen over exploitatievergunning met terrassen en daarop betrekking hebbende

handhavingsbesluiten mag nemen namens de burgemeester. Ook mag de voorzitter van

het dagelijks bestuur (namens de burgemeester) wegen aanwijzen waarop geen terras

mag worden geëxploiteerd.

Grondslag voor het terrassenbeleid

Bij besluit van 21 april 2005 heeft de Burgemeester van Amsterdam een aantal hem

toekomende bevoegdheden gemandateerd aan de voorzitters van de stadsdelen. Onder

meer is mandaat verleend voor de bevoegdheid op grond van artikel 3.5 van de APV. Tot

het mandaat behoort het beslissen op een aanvraag voor een vergunning met betrekking

tot de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een terras, het aanwijzen van wegen

waar geen terras mag worden geëxploiteerd en het vaststellen van beleidsregels ten

aanzien van de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een terras. Van deze

laatste bevoegdheid is bij de vaststelling in mandaat van de Terrassennota 2008 gebruik

gemaakt.

In artikel 3.5 tweede lid wordt bepaald dat de Burgemeester de ingebruikneming van de

weg kan weigeren;

  • a.

    als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert

    voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

  • b.

    als dat gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en

    onderhoud van de weg;

  • c.

    als dat gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de openbare

    ruimte, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.

Als aan de beleidsregels wordt voldaan is er geen weigeringsgrond en dus geen gevaar

voor de bruikbaarheid van de weg en is er sprake van doelmatig en veilig gebruik. Als op

grond van het beleid een terrasvergunning wordt verleend betekent dat tevens dat het

gebruik als terras geen belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van

de weg. De beleidsregels geven voorts invulling aan het begrip andere publieke functies

van de openbare ruimte. Aan de exploitatievergunning worden ten aanzien van het terras

voorschriften verbonden. De grondslag daarvoor wordt gevonden in artikel 1.6 van de

APV. Dit artikel bevat de mogelijkheid om aan een vergunning voorschriften en

beperkingen te verbinden die strekken tot bescherming van het belang of de belangen in

verband waarmee het vereiste van de vergunning is gesteld. Het spreekt voor zich dat de

in de vergunning opgenomen voorschriften pas aan de orde komen als zich op grond van

de APV en het beleid geen weigeringsgronden voordoen.

1.6 Overgangsregeling

In deze nota zit een aantal nieuwe en / of aangepaste regels. Voor sommige horecazaken

kan dit gevolgen hebben voor de exploitatie van het terras. De overgangstermijn wordt

gesteld op 3 jaar. Dat wil zeggen dat drie jaar na vaststelling van dit beleid bepaalde

situaties niet meer zijn toegestaan en daarom verwijderd (aangepast) dienen te zijn. Deze

overgangsregeling geldt alleen voorzover de betreffende horecazaak in het bezit is van

een vergunning voor de genoemde situatie. De termijn van drie jaar is een redelijke

termijn en geeft ondernemers de mogelijkheid om hun exploitatie aan te passen. Indien

een horecazaak in de tussen tijd wordt overgedragen, dan blijft de overgangstermijn van

kracht. Met andere woorden, drie jaar na vaststelling van dit beleid zijn alle situaties

tegelijkertijd aangepast.

1.7 Opbouw nota

Het voorliggende terrassenbeleid bestaat uit een aantal hoofdstukken waarin de

verschillende aspecten van terrassen in de binnenstad wordt besproken. Na dit inleidende

hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 nader ingegaan op het begrip terras en de wijze van het

aanvragen van een vergunning voor een terras.

Hoofdstuk 3 behandelt de vijf uitgangspunten voor het plaatsen van een terras. Per

uitgangspunt is een toelichting opgenomen en zijn de uitzonderingen uitgewerkt.

Daarnaast gaat dit hoofdstuk over de inrichting van het terras. Daarbij gaat het om welke

objecten geplaatst mogen worden en welke eisen gesteld worden aan reclame op

terrasobjecten.

In hoofdstuk 4 zijn voor zowel gevelbanken als terrassen de vergunningvoorwaarden in

het zomer- en winterseizoen overzichtelijk weergegeven. Daarnaast zijn de voorschriften

voortvloeiende uit andere regelgeving opgenomen.

Alle overige terrasgerelateerde onderwerpen, bijvoorbeeld sta-terrassen, gebouwde

terrassen, leges, precario, terrassen niet op de openbare weg, terrasverwarming,

geluidsoverlast en het opheffen van parkeerplaatsen zijn opgenomen in hoofdstuk 5.

In hoofdstuk 6 wordt tot slot nader ingegaan op het aspect handhaving.

2 Algemeen

2.1 Definities en regelgeving

Definitie terras

Wat precies onder een terras moet worden verstaan is geregeld in artikel 3.1, aanhef en

onder c van de APV. Volgens deze bepaling is een terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar

zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden

geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid en/of

verstrekt .

Een terras kan zowel gebouwd als ongebouwd zijn. Een terras noemen we gebouwd

wanneer het een overdekte en/of door wanden omgeven ruimte betreft. Deze nota gaat

over ongebouwde terrassen.

Geldend beleid

2.1.1 Algemene Plaatselijke Verordening

De regels die in de APV zijn gesteld met betrekking tot terrassen dienen twee doelen:

1. bescherming woon- en leefklimaat en openbare orde

In artikel 3.2, tweede lid, is te lezen dat op deze gronden de vergunning geweigerd

kan worden. Daarnaast kan een vergunning worden geweigerd als het terras in strijd

is met het bestemmingsplan (artikel 3.2, vierde lid) en tot slot is van belang dat een

vergunning voor een terras alleen wordt verleend als het terras onderdeel uitmaakt

van een horecabedrijf (artikel 3.1, aanhef en onder c);

2. verdeling en bescherming van de openbare ruimte

Zie hiervoor artikel 3.5 van de APV. Het gaat bijvoorbeeld om het aanwijzen van

wegen waar geen terrassen zijn toegestaan, maar ook welke delen van de openbare

weg geschikt worden geacht voor een terras.

Verder zijn in de APV regels te vinden over het intrekken en wijzigen van vergunningen

(artikel 1.7 en artikel 3.2, achtste lid APV). Artikel 3.2 zesde lid regelt de openingstijden

van een terras.

2.1.2 Drank- en Horecawet

Naast de verplichting tot een exploitatievergunning, is er in het kader van de Drank- en

Horecawet ook een vergunning nodig voor alcoholschenkende horecabedrijven. In deze

vergunning wordt ook het terras vermeld.

2.1.3 Wet milieubeheer

Op horecabedrijven is het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer

van toepassing. Een terras vormt onderdeel van het horecabedrijf en daarom is dit besluit

in beginsel ook op terrassen van toepassing. Het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen

milieubeheer bevat algemene voorschriften waaraan alle bedrijven die onder

de werking van het besluit vallen, moeten voldoen. De voorschriften uit het besluit ten

aanzien van afval en geluid zijn nader uitgewerkt in paragraaf 5.10 en paragraaf 6.1.5.

2.1.4 Bouwverordening Amsterdam 2006

Ook in de Bouwverordening Amsterdam 2006 is een aantal bepalingen opgenomen die

hetzij direct, hetzij indirect van toepassing zijn op het plaatsen van terrassen. Het gaat

daarbij om het vrijhouden van vluchtwegen, maar ook de bereikbaarheid / toegankelijkheid

van gebieden door nood- en hulpdiensten (brandweer, ambulance) en het vrijhouden van

brandkranen. In de artikelen 6.4.1 en 6.5.1 van de Bouwverordening zijn hierover

voorschriften opgenomen.

2.1.5 Het terrassenbeleid

De grondslag voor het beleid vormt artikel 3.5 van de APV. De beleidsregels stammen uit

1992 en daarnaast zijn er draaiboeken geschreven over terrashandhaving in 1995 en

1996. De beleidsregels uit 1992 en de draaiboeken vormen de basis voor het huidige

beleid. In 1992 werd al besloten dat een terras in een straat niet verkeersbelemmerend is,

indien er tenminste 1,50 meter voor de voetgangers overblijft. Terrassen moeten voor de

gevel geplaatst worden en bij bepaalde straten zoals de Kalverstraat, Nieuwendijk,

Heiligeweg en de Amstelstraat waren geen terrassen toegestaan. Voor de Leidsebuurt

was echter een uitzondering gemaakt. In bepaalde straten mocht het terras op het hele

trottoir.

In de draaiboeken van 1995 en 1996 is de terrassenhandhaving voor het eerst vorm

gegeven. Daarnaast werd het Tropisch Weer Scenario ingevoerd en werd vastgesteld dat

terrassen op kopprofielen ongewenst zijn. Verder werd besloten om terughoudend om te

gaan met terrassen aan de overzijde van de weg en bovendien werden terrassen aan de

rijwegzijde niet vergund. Dit alles in verband met de verkeersveiligheid.

Tot slot werd ook in 1995 / 1996 aangegeven dat een buurtgerichte aanpak gewenst was.

Voor de Leidsebuurt, Nieuwmarkt, Damrak en Kalverstraat / Nieuwendijk waren al

speciale regelingen en in 1998 zou de Jordaan volgen.

2.2 Aanvragen van een exploitatievergunning met terras

Indien een exploitant van een horecaonderneming in het bezit wenst te komen van een

exploitatievergunning voor een ongebouwd terras dient hij een aanvraag in te dienen bij

de afdeling Vergunningen Gebruik (sector Bouwen & Wonen).

Een aanvraag dient tenminste een tekening op schaal te bevatten waaruit duidelijk is op

te maken waar het gewenste terras of de gewenste gevelbank gesitueerd moet worden.

Op de tekening moeten ook duidelijk de toegang en de nooduitgangen van de horecazaak

(indien deze op het terras uitkomen) worden weergegeven.

De aanvraag wordt voor advies doorgestuurd naar de gebiedsbeheerder van de sector

Openbare Ruimte. In voorkomende gevallen wordt advies gevraagd aan de

verkeerspolitie, de politie van het wijkteam waar de horecagelegenheid onder valt en/of de

Brandweer Amsterdam.

De aanvraag voor een terras wordt gepubliceerd in het Stadsdeelnieuws.

Belanghebbenden hebben twee weken de tijd om hun zienswijze kenbaar te maken.

Aan de hand van het beleid en de eventuele adviezen van de eerder genoemde instanties

wordt de aanvraag beoordeeld.

Na de beoordeling zijn er drie mogelijkheden:

1. er wordt een exploitatievergunning voor het terras afgegeven conform de aanvraag;

2. er wordt slechts een deel van de aanvraag gehonoreerd;

3. de exploitatievergunning voor een terras wordt in zijn geheel geweigerd.

Bij een (gedeeltelijk) positief besluit maakt het stadsdeel een tekening van het terras.

Deze gewaarmerkte tekening is onderdeel van de exploitatievergunning.

Op de exploitatievergunning wordt de openingstijd van het terras of gevelbank voor zowel

het zomer- als winterseizoen vermeld. In onderstaande tabel staan de algemene tijden

voor dagzaken weergegeven:

Tabel 1: Algemene openingstijden terassen
 

Week

Weekeinde

Zomerseizoen

07.00 uur-01.00 uur

07.00 uur-02.00 uur

Winterseizoen

10.00 uur-20.00 uur

10.00 uur-20.00 uur

Als gevolg van de wijziging van de APV mogen ook avond- en nachtzaken (vanaf 9.00

uur) een terras plaatsen. Op de vergunning kan een eerdere sluitingstijd worden vermeld.

In de Jordaan geldt bijvoorbeeld voor een aantal zaken in smalle straten een sluitingstijd

van 23.00 uur.

De weigeringsgronden voor een terras staan in de artikelen 3.2 en 3.5 van de APV en in

het terrassenbeleid. Bij het niet verder behandelen van de aanvraag of het weigeren van

de vergunning kan de exploitant, op verzoek, 25% van de betaalde leges terugbetaald

krijgen. In het kader van de dienstverlening stelt het dagelijks bestuur voor om deze

regeling te vereenvoudigen. Een exploitant krijgt in dit soort gevallen automatisch 25%

van de betaalde leges terug.

3 Uitgangspunten

Voor het bepalen van locaties waar terrassen wel of niet mogelijk zijn, staat de

toegankelijkheid van de openbare ruimte voor voetgangers voorop. Naast de

doorloopruimte zijn ook de leefbaarheid, openbare orde, de verkeersveiligheid en overige

(publieke) gebruiksfuncties belangrijke toetsingsfactoren voor het al dan niet toestaan van

een terras. Verder moeten de regels simpel en handhaafbaar zijn en moet er voldoende

handhavingscapacitieit zijn.

In dit hoofdstuk worden de wijze van meten, de afmetingen en de situering van terrassen

en gevelbanken behandeld.

3.1 Uitgangspunten terrassen

Voor de beoordeling of een terras is toegestaan en welke afmeting dat terras dan mag

hebben gelden de volgende hoofdregels:

  • de op het trottoir aanwezige doorloopruimte voor voetgangers bedraagt

    minimaal 1,50 meter;

  • het terras moet direct aansluitend aan en recht voor en / of tegenover de

    gevel worden geplaatst;

  • het terras is niet breder dan de gevel;

  • de minimale diepte van een terras is 0,8 meter;

  • de maximale diepte van een terras bedraagt 3,5 meter of de helft van het

    trottoir indien het trottoir breder is dan 7 meter.

In de volgende paragrafen wordt elk van de vijf bovenstaande hoofdregels toegelicht en

vervolgens worden de bijzonderheden en uitzonderingen behandeld.

3.1.1 Vrije doorloopruimte voor voetgangers en mindervaliden

Voetgangers en minder validen moeten van de stoep gebruik kunnen maken. Het is

vanwege de (verkeers)veiligheid onwenselijk dat voetgangers door een terras op de

rijbaan moeten lopen. Uit onderzoek (informatie: website SWOV (nationale

wetenschappelijke instituut voor verkeersveiligheidsonderzoek)) blijkt dat het grootste

aantal ernstige ongevallen met voetgangers plaatsvindt in gevallen waarbij voetgangers

van de rijbaan gebruik maken.

1. Om de doorloopruimte en veiligheid van voetgangers en mindervaliden te

waarborgen geldt de standaardmaat van minimaal 1,50 meter vrije

doorloopruimte.

Een veilige doorloopruimte is voldoende breed indien mensen elkaar goed kunnen

passeren. Daarnaast is het trottoir obstakelvrij, dat betekent dat straatmeubilair,

(winkel)uitstallingen en terrassen buiten de looproute zijn geplaatst. Algemeen kan van

een veilige doorloopruimte worden gesproken indien deze minimaal 1,50 meter bedraagt.

De standaard van 1,50 meter is gebaseerd op Het handboek voor Toegankelijkheid

(Elsevier bedrijfsinformatie en de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland).

Dit handboek bevat richtlijnen voor de toegankelijkheid (doorgankelijkheid, bruikbaarheid

en aanpasbaarheid) van woonomgeving, gebouwen en woningen. De 1,5 meter norm is

als standaard opgenomen in het op 7 juli 2000 door de gemeenteraad vastgestelde

Handboek Inrichting Openbare Ruimte Binnenstad . Deze standaard wordt bij het

vergunnen van alle objecten gehanteerd.

Wijze van meten

Het voornaamste uitgangspunt voor het bepalen van locaties waar terrassen wel of niet

mogelijk zijn, is de doorloopruimte van minimaal 1,50 meter voor voetgangers.

Om deze doorloopruimte te kunnen bepalen is een aantal meetcriteria opgesteld.

Bij Amsterdammertjes en andere fysieke afscheidingen (bijvoorbeeld een verhoogde

trottoirband, een hek, een molgoot, een prullenbak of een lantaarnpaal) wordt de

doorloopruimte vanaf de fysieke afscheiding gemeten tot aan het terras (nummer 2 op

figuur 1, bijlage A).

Bij een trottoir zonder meubilair wordt gemeten tot en met de stoeprand (nummer 3 op

figuur 1, bijlage A).

Onder stoeprand wordt verstaan de rand van de trottoirband of andere afscheiding tussen

stoep en rijweg of fietspad. Dit betekent dat de trottoirband wordt meegerekend (zie figuur

2, bijlage B).

3.1.2 Situering van het terras

2. Een terras mag uitsluitend worden ingericht direct aansluitend aan de gevel

van het betreffende horecabedrijf (zie figuur 3, bijlage C).

Het is niet toegestaan het volledige trottoir in te richten als terras waarbij er halverwege

een vrije doorgang van 1,50 (het zogenaamde gesplitste terras ) meter wordt

aangehouden. Deze regel is gesteld omdat de vrije doorloopruimte in deze situatie in de

praktijk dichtslibt (zie figuur 4, bijlage D).

In de praktijk bestaat er slechts één uitzondering op deze regel. Aan de westzijde van de

Nieuwmarkt zijn gesplitste terrassen wel toegestaan.

Overzijde weg

Van het uitgangspunt dat terrassen direct aan de gevel worden geplaatst, kan worden

afgeweken als er sprake is van een rijweg met éénrichtingsverkeer en na advies van de

verkeerspolitie. Bij tweerichtingsverkeer met een 30 kilometerzone kan na advies van de

verkeerspolitie in bijzondere gevallen van dit beleid worden afgeweken. Ook dient er recht

tegenover de gevel van het horecabedrijf ruimte aan de overzijde van weg beschikbaar te

zijn. Het is mogelijk om zowel een terras direct aan de gevel te hebben als een terras aan

de overzijde.

Als de openbare ruimte aan de overzijde al voor een ander doel in gebruik is

(fietsenrekken, parkeermeters, lantaarnpalen, bankjes, nutsvoorzieningen, zelfbeheer

projecten, enzovoort) dan wordt geen vergunning voor een terras verleend.

Een terras wordt niet voor andermans gevel geplaatst. Dit is een belangrijke reden

waarom terrassen direct aansluitend aan de gevel worden geplaatst. Dit uitgangspunt

gaat ook op voor terrassen aan de overzijde van de weg. Hierdoor kunnen er bijvoorbeeld

geen terrassen geplaatst worden aan de gevel van een woonboot.

De afmetingen van het terras aan de overzijde van de rijweg kunnen worden beperkt in

het belang van een goede verdeling van de openbare ruimte, de verkeersveiligheid en de

bescherming van de zich in die ruimte bevindende objecten, zoals bomen. Indien er een

boom staat dan zal de voor een terras beschikbare ruimte altijd worden gemeten vanaf de

boomkrans of vanaf het om de boom geplaatste hekje. Om het zicht voor anderen dan de

terrasbezoeker zo min mogelijk te belemmeren zijn terrasschotten aan de overzijde van

de weg niet toegestaan. Voorts kunnen eisen worden gesteld ten aanzien van de

veiligheid. Het zal bij terrassen aan de overzijde in de meeste gevallen gaan om openbare

ruimte die direct grenst aan water. Indien bij hoge uitzondering een terras aan de

overzijde niet aan het water grenst (bijvoorbeeld een middenterrein), dan geldt de

maximale diepte van 3,5 meter.

Kopprofiel

Het is niet toegestaan om een terras op een kopprofiel te plaatsen. Het begrip kopprofiel

kan als volgt worden omschreven: dat gedeelte van het trottoir dat daar extra aan is

toegevoegd indien de buitenkant van het trottoir in gedachten door wordt getrokken.

Kopprofielen zijn onder andere aangelegd om een veilige oversteekplaats voor

voetgangers te creëren. Een terras op deze plek vergroot de onveiligheid voor de

voetganger. Het verbod om op een kopprofiel een terras te plaatsen vloeit overigens al

voort uit het algemene verbod van gesplitste terrassen en het verbod op het plaatsen van

terrassen aan de rijwegzijde. Hieronder wordt aangegeven wat onder een kopprofiel

verstaan wordt. Daarnaast wordt aangegeven welk gedeelte van het trottoir gebruikt mag

worden voor een terras. Het vrijhouden van het kopprofiel en de doorloopruimte van 1,50

meter staan daarbij centraal.

(Zie voorbeeld kopprofiel, bijlage E).

Terrassen in stegen en autovrije straten

Terrassen in stegen (met uitsluitend een voetgangersfunctie) zijn toegestaan onder de

voorwaarde dat er minimaal 1,50 meter vrije doorloopruimte voor voetgangers

gewaarborgd is. Indien in een steeg twee zaken recht tegenover elkaar liggen zal in

overleg met de gebiedsbeheerder een oplossing worden gezocht, waarbij de 1,50 meter

norm gewaarborgd blijft. Voor sommige stegen moet er meer ruimte overblijven (3,50

meter), omdat de rijroutes van de nood- en hulpdiensten gewaarborgd moeten blijven.

Terrassen in winkelcentra of andere openbare (overdekte) ruimten

Voor terrassen in overdekte winkelcentra of andere overdekte ruimten, althans indien de

ruimte als openbare weg kan worden aangemerkt, gelden de algemene regels voor het

plaatsen van een terras. Dat wil zeggen terrassen zijn toegestaan direct voor en

aansluitend aan de gevel van het horecabedrijf. Ook de norm van 1,50 m doorloopruimte

geldt hier onverkort. Omdat in winkelcentra vaak sprake zal zijn van grote drukte, zal de

gebiedsbeheerder per geval beoordelen of een bredere doorloopruimte nodig is.

Brugvleugels

In de praktijk is gebleken dat bij terrassen op brugvleugels voetgangers in veel gevallen

gedwongen worden om van de rijweg gebruik te maken. Daarmee gaan de

oorspronkelijke functie van de brugvleugel en de reden waarom deze zo royaal is

aangelegd geheel verloren. Daarom is het uitgangspunt voor het nieuwe beleid dat de

voetgangers geen gebruik hoeven te maken van de rijweg. Het oversteken moet

gewaarborgd blijven, want het komt nu te vaak voor dat voetgangers als gevolg van een

terras op de rijweg moeten lopen. Hieronder wordt door middel van een tekening deze

regel verduidelijkt (zie bijlage F).

Bestaande terrassen met een vergunning die niet voldoen aan deze eisen vallen onder de

overgangsregeling.

3.1.3 Breedte terras

3. Een terras is niet breder dan de gevel.

Deze hoofdregel is gesteld om hinder voor derden zoveel mogelijk te voorkomen of te

beperken. Er wordt slechts een vergunning afgegeven voor een terras dat niet breder is

dan de gevel van de betrokken horecazaak.

3.1.4 Minimale diepte van een terras

4 De minimale diepte van een terras is 0,80 meter

Dit is een oude regel, die in deze nota nogmaals bevestigd wordt. In 1996 is deze

minimale maat van 0,80 meter al ingevoerd. Er is toen besloten dat voor reeds vergunde

terrassen een uitsterfregeling zou gelden. Bij wijziging van exploitant kon geen nieuwe

vergunning verkregen worden. De uitsterfregeling vervalt. Voor de gevelbanken gelden

andere afmetingen.

3.1.5 Maatvoering van het terras

5 de maximale diepte van een terras bedraagt 3,5 meter of de helft van het

trottoir indien het trottoir breder is dan 7 meter

Om een evenwichtige verdeling tussen het gebruik als terras en de overige

publieksfuncties van de openbare ruimte te waarborgen is als uitgangspunt een maximum

diepte van 3,5 meter gesteld. Een brede straat heeft een bepaalde ruimtelijke uitstraling

en de aanleg van een dergelijke straat is niet slechts bedoeld om brede terrassen mogelijk

te maken. De achterliggende gedachte van de ruimtelijke uitstraling moet zo veel mogelijk

behouden blijven.

Deze verdeling geldt niet voor de uitzonderingen (3.7) waarbij ofwel het gehele trottoir

gebruikt mag worden voor het terras (Leidsebuurt) of al een maximale maat is gegeven.

Voor terrassen op pleinen is deze maatvoering niet van toepassing (3.7.2).

Rekenvoorbeeld I

Het trottoir heeft een breedte van 10 meter. Dit betekent dat het terras maximaal 5 meter

mag bedragen (de helft van 10 meter). De vrije doorloopruimte bedraagt minstens 5

meter.

Rekenvoorbeeld II

Het trottoir heeft een breedte van 4 meter. Dit betekent dat het terras maximaal 2,5 meter

mag bedragen. De doorloopruimte is gesteld op 1,5 meter.

3.2 Uitgangspunten gevelbanken

In de Horecanota 2003 is opgenomen dat er proeven worden gehouden met het plaatsen

van gevelbanken in de Haarlemmerstraat, Haarlemmerdijk, Warmoesstraat en Zeedijk. In

de volgende paragrafen zijn de uitkomsten van deze proeven weergegeven.

3.2.1 Evaluatie gevelbanken Haarlemmerstraat en Haarlemmerdijk

De proef met de gevelbanken in de Haarlemmerstraat en Haarlemmerdijk is op1 juli 2004

ingegaan en had een duur van 2 jaar. De proef is formeel geëindigd op 1 juli 2006.

Bij deze proef waren gevelbanken toegestaan indien het trottoir minimaal 2,3 meter breed

(0,8 meter gevelbank en 1,5 meter vrije doorloopruimte) is.

Uit de evaluatie blijkt dat zowel ondernemers, bewoners als bezoekers de gevelbanken

als positief hebben ervaren. Bewoners en bezoekers hebben gevelbanken gebruikt om af

en toe uit te rusten, waardoor het bankje ook functioneerde als ontmoetingsplek.

Ondernemers geven aan dat de gevelbank klanten trekt, voornamelijk doordat de klanten

zien dat de zaak geopend is.

De reinigingspolitie heeft tijdens haar controles geen problemen gehad met de

gevelbanken. Er zijn bij het stadsdeel ook geen klachten binnengekomen over de

gevelbanken. Ook het toestaan van het Tropisch Weer Scenario sinds medio 2005 heeft

niet geleid tot verkeersbelemmerende situaties.

3.2.2 Tussentijdse evaluatie gevelbanken Warmoesstraat en Zeedijk

De proef in de Warmoesstraat en Zeedijk is gestart op 1 april 2005. Bij deze proef zijn

andere afmetingen gebruikt. Gevelbanken zijn toegestaan indien het trottoir minimaal 1,8

meter breed (0,8 meter gevelbank en 1,0 meter vrije doorloopruimte) is.

Uit de eerste ervaringen blijkt dat ook hier de gevelbanken als positief worden ervaren.

Het meest genoemde argument door bewoners en ondernemers is dat het overlast /

samenscholing van verslaafden tegengaat. Er is sprake van een toegenomen sociale

controle waardoor de veiligheid verbeterd is.

In het begin van de proef zijn in de Warmoesstraat en Zeedijk de terrassen uitgewaaierd,

doordat tafels en stoelen werden bijgeplaatst. Het bijplaatsen van tafels, stoelen of andere

objecten is niet toegestaan.

In de Warmoesstraat en Zeedijk is een aantal gevelbanken aan de gevels bevestigd.

Gedurende de proef mochten deze blijven hangen. Na afloop van de proef dienen deze

banken verwijderd te zijn en worden - indien mogelijk - vervangen door een reguliere

gevelbank. Na vaststelling van dit beleid dienen deze gebouwde gevelbanken verwijderd

te worden.

3.2.3 Conclusies uit de proeven

Uit de reacties en bevindingen van zowel ondernemers, burgers, gebruikers als het

stadsdeel kan de conclusie worden getrokken dat de gevelbank een positieve bijdrage

levert aan het straatbeeld. Ondernemers krijgen door het plaatsen van een gevelbank de

mogelijkheid om hun exploitatie uit te breiden. Bijkomend voordeel voor de ondernemers

is dat het voor passanten duidelijk is dat de horecazaak geopend is. In de

Haarlemmerstraat en Haarlemmerdijk heeft de gevelbank bijgedragen aan een

verlevendiging van de buurt. In deze straten is tijdens de proef periode gekozen om

éénzelfde gevelbank door iedere ondernemer te laten plaatsen. Dit geeft deze straten een

mooie en verzorgde uitstraling. Op de Warmoesstraat en Zeedijk heeft de proef geleid tot

verlevendiging van de buurt wat tot gevolg heeft dat er op straat meer sociale controle is

en overlast / samenscholing van verslaafden is tegengegaan.

De minimale vrije doorloopruimte voor voetgangers is in beide proeven verschillend

geweest. Omdat de straten zo smal zijn, is op de Warmoesstraat en Zeedijk een vrije

doorloopruimte gehanteerd van 1,00 meter. Bij 1,50 meter vrije doorloopruimte had de

proef geen toegevoegde waarde gehad, omdat dan te weinig ondernemers mee hadden

kunnen doen. Op de Haarlemmerstraat en Haarlemmerdijk is de gebruikelijke 1,50 meter

vrije doorloopruimte gehanteerd.

Uit (terras)controles is gebleken dat bij een vrije doorloopruimte voor voetgangers van

1,00 meter, voetgangers veelal gebruik moeten maken van de rijbaan om elkaar te

kunnen passeren. Dit is een onwenselijke situatie, aangezien de Warmoesstraat en

Zeedijk drukke fietsroutes zijn en daarom zijn gevelbanken met een doorloopruimte van

1.00 meter in de toekomst niet toegestaan.

3.2.4 Gevelbanken stadsdeelbreed invoeren

Uit beide proeven kan de algemene conclusie worden getrokken dat het plaatsen van een

gevelbank een goed alternatief is indien er geen ruimte is voor een regulier terras. De

gevelbanken leveren een positieve bijdrage aan het straatbeeld en het verruimt de

exploitatiemogelijkheden voor ondernemers.

De gevelbank kan gelet op de uitkomsten van beide proeven stadsdeelbreed ingevoerd

worden. Voor gevelbanken gelden dezelfde uitgangspunten als voor terrassen. Er moet

een vrije doorloopruimte van minimaal 1,50 meter voor voetgangers in acht worden

genomen. Voor de eigen gevel van een horecazaak mogen meerdere banken geplaatst

worden. De banken moeten los op de grond staan en mogen niet aan de gevel bevestigd

worden. Bij het bevestigen van de gevelbank aan de gevel is er namelijk sprake van

bouwen in de zin van de Woningwet en daarvoor is een bouw- en wellicht een

monumentenvergunning vereist.

Tijdens de twee proeven zijn verschillende maatvoeringen voor de vrije doorloopruimte

voor voetgangers gehanteerd. Daarbij is als maatvoering voor de gevelbank aangesloten

bij de minimale maatvoering van een terras, namelijk 0,80 meter. In de praktijk blijkt dat de

gevelbank minder ruimte inneemt dan een terras. Bij een gevelbank(terras) moet het

trottoir minimaal 2 meter zijn en de bank is niet dieper dan 0,5 meter. De gevelbank is

immers bedoeld om bij smalle straten toch een terras mogelijk te maken.

Op of aan een gevelbank mag geen reclame worden gemaakt. Er worden geen

welstandseisen aan de gevelbank verbonden. Uitgangspunt is dat dit de eigen

verantwoordelijkheid van de ondernemer is. Wel verdient het de voorkeur om, net als bij

de proef in de Haarlemmerstraat, in overleg met de straatmanagers te kiezen voor

hetzelfde meubilair.

Met de invoering van gevelbanken in het hele stadsdeel is ook de proef in de

Warmoesstraat en Zeedijk beëindigd. Voor deze twee straten wordt geen uitzondering

gemaakt voor de doorloopruimte van 1,50 meter. Slechts op die plekken waar voldoende

doorloopruimte is, kan een vergunning worden verleend voor een (ongebouwde)

gevelbanken. Gebouwde gevelbanken, die zonder een bouwvergunning gerealiseerd zijn,

moeten verwijderd worden. Binnenkort wordt de Zeedijk geherprofileerd. Er zal

onderzocht worden of het trottoir zodanig breed kan worden aangelegd zodat een

gevelbank mogelijk is met een doorloopruimte van 1,50 meter.

Ook in het winterseizoen mag de gevelbank vanaf 10.00 buiten staan. In deze periode

moet de bank echter na 20.00 uur van de straat worden verwijderd en binnen worden

opgeslagen.

In straten waar geen terrassen zijn toegestaan mogen ook geen gevelbanken geplaatst

worden. Voor bijvoorbeeld de Jordaan is afgesproken dat de vrije doorloopruimte in

sommige gevallen 1 meter is. Vanzelfsprekend geldt deze doorloopruimte dan ook voor

gevelbanken.

Gevelbanken zijn vergunningsplichtig en hiervoor moet een exploitatievergunning worden

aangevraagd. Daarnaast wordt de gevelbank op de drankvergunning vermeld. De

voorwaarden voor een vergunning voor een gevelbank staan in hoofdstuk 4 van deze

nota.

3.3 Afmeting terras of gevelbank

In onderstaande tabel zijn de mogelijkheden voor een terras of gevelbank weergegeven:

Tabel 2: Gevelbank of terras

Minder dan 2 meter

nee

nee

Tussen 2 meter en 2,3 meter

nee

ja

2,3 meter of breder

ja

ja

In de bovenstaande tabel is voor een terras 0,80 meter en bij een terras met een

gevelbank moet het trottoir minimaal 2 meter zijn. Dit houdt in dat gevelbanken in principe

0,5 meter diep zijn, maar banken kunnen ook minder diep uitgevoerd worden.

Belangrijkste uitgangspunt blijft de vrije doorloopruimte van 1,50 meter voor voetgangers.

3.4 Inrichting en welstandstoets

Bij de inrichting van een terras gaat het om de vraag welke terrasobjecten gebruikt

worden en welke eisen er aan deze objecten gesteld worden. Daarbij is de omschrijving

van een terras belangrijk: een seizoensgebonden uitbreiding van de exploitatieruimte van

een horecabedrijf op of aan de openbare weg (Handboek Inrichting Openbare Ruimte).

Een terras is dus per definitie tijdelijk, ook al is het sinds 2005 mogelijk om het hele jaar

een terras te exploiteren. Door deze tijdelijke aard is de belangrijkste eis die aan het

meubilair gesteld wordt dat dit los op straat staat.

Er zijn verschillende aanleidingen voor het stadsdeel om eisen te stellen aan het

meubilair. Een groot deel van de binnenstad heeft de status van beschermd stadsgezicht,

het is een historische omgeving waar we zorgvuldig mee omgaan. Het stadsdeel besteedt

dan ook veel aandacht aan de inrichting en een juist gebruik van de openbare ruimte. Ook

aan objecten die in de openbare ruimte worden geplaatst worden hoge eisen gesteld.

Gelet op de wens om te komen tot minder regels en het belang van ondernemers om een

mooie uitstraling van de horecazaak met het bijbehorende terras te hebben is gekozen om

geen (welstands)eisen voor terrasobjecten op te stellen. Het dagelijks bestuur gaat ervan

uit dat de ondernemers zich hiervoor verantwoordelijk voelen. Het is in het belang van de

ondernemers om kwalitatief hoogwaardige terrasobjecten te plaatsen. Het gaat daarbij

niet alleen om uitstraling maar ook om veiligheid, zoals een stevige constructie van

parasols, stoelen en degelijke tafels.

3.5 Reclame

In verband met reclame op terrasobjecten is een aantal afspraken vastgelegd in de nota

Reclame in de openbare ruimte in de binnenstad van Amsterdam , dienst Binnenstad

Amsterdam, 1997.

De binnenstad wordt gekenmerkt door een verscheidenheid aan reclame-uitingen. Het

streven is om de uitstraling en kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren. Daarnaast

is er ook een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers. Daarom

wordt voorgesteld om reclame-uitingen op terrasobjecten beperkt toe te staan. Op de

volanten van de parasols mag de zaaksnaam worden weergegeven. Een logo van de

sponsor mag eveneens op de volant geplaatst worden. Daarnaast is het toegestaan om

op de onderkant van het terrasschot de naam van de horeca-zaak te vermelden plus het

logo van de sponsor. Verder is reclame op terrasobjecten verboden.

Na vaststelling van deze nota moet de nota Reclame in de openbare ruimte in de

binnenstad van Amsterdam (dienst Binnenstad Amsterdam, 1997) voor wat betreft

reclame op terrasobjecten ingetrokken en vervangen worden. Uiterlijk per 1 maart 2009

dient alle reclame op terrasobjecten aangepast of verwijderd te zijn.

Bij de wijziging van de Welstandsnota zal rekening worden gehouden met reclameuitingen

op zonneschermen en markiezen. Deze uitingen moeten zoveel mogelijk

overeenstemmen met reclame op objecten in de openbare ruimte. Dit houdt in dat per

gevel maximaal één zonnescherm met logo en zaaksnaam wordt toegestaan.

3.6 Voorwaarden

De belangrijkste regel is dat er geen objecten vast aan de grond mogen worden bevestigd

(artikelen 3.5, 8.1, 8.2, 8.6 APV). Het bevestigen van meubilair aan de grond is niet

toegestaan om de volgende redenen:

  • boren of graven in de grond beschadigt de bestrating;

  • ondergrondse kabels en leidingen kunnen worden beschadigd;

  • losliggende tegels of klinkers kunnen verdere schade veroorzaken;

  • vast aan de grond bevestigd meubilair kan moeilijk elke avond worden opgeslagen;

  • vast aan de grond bevestigd meubilair bemoeilijkt het beheer van de openbare ruimte

    (reparaties en straatreiniging).

De eigenaar slaat het meubilair op wanneer het terras niet wordt geëxploiteerd. Alleen in

het zomerseizoen (1 maart tot 1 november) is opslag op straat op de plek waar het

terras mag staan - toegestaan. Opslag op straat gebeurt op een zodanige manier dat

gebruik van het meubilair tijdens de opslag niet mogelijk is.

Voor de inrichting van een terras zijn alleen de hieronder genoemde objecten toegestaan:

  • tafels;

  • zitmeubilair;

  • parasols;

  • losstaande terrasschotten.

Andere objecten zijn niet toegestaan. Al het meubilair bevindt zich binnen de aan het

terras toegekende ruimte. Het is ook niet toegestaan om straatmeubilair bij

Amsterdammertjes te gebruiken als onderdeel van een tafel.

3.7 Gebiedsgerichte uitzonderingen

Het dagelijks bestuur streeft er naar om in overleg met bewoners en ondernemers

gebiedsgericht beleid te ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met het woon- en

leefklimaat.

Gebiedsgericht beleid wordt op verschillende manieren vormgegeven. Zo kan gekeken

worden naar een gehele buurt, bijvoorbeeld het terrassenbeleid Jordaan, of naar

specifieke ruimtelijke kenmerken zoals pleinen, (midden)terreinen, stegen en openbare

overdekte ruimten zoals een winkelcentrum.

In de binnenstad is al op verschillende plaatsen gebiedsgericht terrassenbeleid van

toepassing. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Jordaan, de Nieuwmarkt en de Nieuwezijds

Kolk. Daarnaast is er een aantal straten aangewezen waar geen terrassen mogen staan

dan wel het gehele trottoir als terras mag worden gebruikt. In de Kalverstraat mogen geen

terrassen staan, omdat het een drukke winkelstraat is. In de Leidsebuurt is een aantal

straten aangewezen waar het hele trottoir als terras mag worden gebruikt.

3.7.1 Jordaan / Nieuwmarkt

Het college heeft op 17 december 1996 een plan van aanpak vastgesteld voor het

ontwikkelen van gebiedsgericht terrassenbeleid. Na de formulering van een aantal

uitgangspunten is per straat bekeken of terrassen mogelijk zijn en wat de minimale vrije

doorloopruimte moet zijn. Het gebiedsgerichte terrassenbeleid voor de Jordaan is op 8

april 1998 vastgesteld door de gemeenteraad.

Met het oog op de beperking van overlast voor de buurt en de bescherming van het woonen

leefklimaat is in het gebiedsgerichte beleid bepaald dat terrassen waar 1,00 meter vrije

doorloopruimte wordt gehanteerd om 23.00 uur moeten sluiten. De Raad van State heeft

het stadsdeel in 2007 bij een juridische procedure over dit beleid in het gelijk gesteld.

In het gebiedsgerichte terrassenbeleid hebben de verschillende straten een kleur

gekregen. In met rood aangemerkte straten is geen terras mogelijk. In groene straten

moet 1,5 meter vrije doorloopruimte voor voetgangers gehanteerd worden en wordt

daarmee het normale beleid gevolgd. In gele straten wordt 1 meter doorloopruimte

gehanteerd in combinatie met de vervroegde sluitingstijd van 23.00 uur. In bijlage 2 is een

overzicht opgenomen van de straten waar 1,00 meter geldt als vrije doorloopruimte.

Voor de Nieuwmarkt is in het kader van een opknapbeurt een specifiek, gebiedsgericht,

terrassenbeleid ontwikkeld. In dit beleid zijn onder andere gesplitste terrassen mogelijk

gemaakt aan de westzijde, met een vrije doorloopruimte van 2,00 meter. Deze

terrasindeling is uitgebreid besproken en de meningen zijn verdeeld. Voor de helderheid is

het beleid voor de Nieuwmarkt in bijlage 7 opgenomen. Dit beleid is conform de huidige

situatie en wordt met deze nota opnieuw bevestigd.

3.7.2 Terrassen op pleinen

Pleinen zijn vaak gezichtsbepalende elementen in de stad en vervullen meerdere functies

(bijvoorbeeld voor markten, evenementen en demonstraties). Ook zijn de pleinen

belangrijk als verblijfs- en doorgangsgebied. De verblijfskwaliteit van pleinen is zeer

belangrijk en daarom zijn er op pleinen geen terrassen toegestaan anders dan aan de

gevel van de aanwezige horecazaken. Het middenterrein moet zo veel mogelijk als

levendige openbare ruimte gebruikt kunnen worden.

Daarom is in dit beleid bepaald dat op middengedeelten van pleinen geen terrassen zijn

toegestaan, behalve aan de gevel van al aanwezige horecavoorzieningen (bijvoorbeeld

de Waag op de Nieuwmarkt).

Op het middenterrein van de Dam, het Thorbeckeplein en het Rembrandtplein waren al

geen terrassen toegestaan. Op deze pleinen worden slechts terrassen aan de gevel

toegestaan zoals die op dit moment reeds zijn vergund.

De twee bestaande uitzonderingen op de regel zijn de terrassen op het Leidseplein en de

Nieuwezijds Kolk. Deze terrassen bevinden zich al jaren op deze locaties en in de

toekomst wordt voor deze terrassen een zogenaamd terrassenplan gemaakt.

Voor de Noordermarkt geldt het gebiedsgerichte terrassenbeleid van de Jordaan.

Als gevolg van het nieuwe terrassenbeleid wordt het terras op het middenterrein van het

Max Euweplein niet langer toegestaan. Hiervoor geldt de overgangsregeling. Het

stadsdeel gaat in gesprek met de ondernemers van het Max Euweplein om over de

sociaal-economische gevolgen voor het plein te praten.

3.7.3 Uitzonderingen

In het verleden heeft de gemeenteraad een aantal uitzonderingen gemaakt. Hieronder

worden deze uitzonderingen uiteen gezet.

Straten, pleinen en gebieden uitgesloten van terrassen

  • Haarlemmerdijk

  • Haarlemmerstraat

  • Nieuwendijk

  • Middengedeelten van de Dam

  • Oude Hoogstraat

  • Nieuwe Hoogstraat

  • Staalstraat (met uitzondering van de vergunde terrassen)

  • Kalverstraat

  • Heiligeweg

  • Reguliersbreestraat

  • Halvemaansteeg

  • Middengedeelte Thorbeckeplein

  • Amstelstraat

  • Leidsestraat

  • Koningsplein

  • Middengedeelte van de noordelijke oneven zijde van het Leidseplein (nrs. 1 t/m 19)

  • Voor Nieuwmarkt 4, tenzij aansluitend aan het gebouw De Waag of de uitbouw

  • Vijzelstraat

Daarnaast is in 2005 besloten om terrassen aan de overzijde van de rijweg op de

Oudezijds Achterburgwal niet toe te staan. Dit verbod geldt niet voor Oudezijds

Achterburgwal 2 t/m 26, aangezien de rijweg hier niet door auto s gebruikt wordt.

Straten / gebieden waar het gehele trottoir gebruikt kan worden als terras:

  • de Korte Leidsedwarsstraat;

  • de Lange Leidsedwarsstraat;

  • de Leidsekruisstraat;

  • de noordelijke even zijde van het Leidseplein vóór de nummers 2 tot en met 24;

  • de noordelijke zijde van het Kleine-Gartmanplantsoen (tot de strook voor laden en

    lossen).

In de bovengenoemde straten en gebieden mag het gehele trottoir gebruikt worden om

een terras te plaatsen. Het is een uitgaansgebied met beperkt autoverkeer en de

weggedeelten zijn van gelijk niveau.

Straten / gebieden waar beperkingen ten aanzien van terrassen gelden:

  • op het Damrak en de westzijde van het Rokin worden terrassen toegestaan tot

    maximaal 3 meter uit de gevel, mits er een ruimte van tenminste 6 meter voor de

    voetgangers overblijft.

3.7.4 (Her)bevestiging uitzonderingen

Deze uitzonderingen gelden al vele jaren en in het licht van deze nota worden deze

uitzonderingen nogmaals bekeken. Met de invoering van gevelbanken en de nadruk op

1,50 meter zijn sommige uitzonderingen wellicht achterhaald. Bovendien wil het dagelijks

bestuur eenduidige en heldere regels. Als gevolg van de 1,50-norm kunnen er geen

terrassen in de Halvemaansteeg vergund worden. Verder zorgen de diverse

uitzonderingen in de Staalstraat ervoor dat het niet geloofwaardig is om deze straat uit te

sluiten van terrassen. Tot slot leidt de proef met de gevelbanken in de Haarlemmerstraat /

Haarlemmerdijk ook tot een wijziging.

Hieronder worden straten die uitgesloten zijn van terrassen nogmaals bevestigd onder

vermelding van de belangrijkste reden.

Straten:

  • Nieuwendijk: Drukke winkelstraat

  • Oude Hoogstraat: Drukke doorgaande route

  • Nieuwe Hoogstraat: Drukke doorgaande route

  • Kalverstraat: Drukke winkelstraat

  • Heiligeweg: Drukke winkelstraat

  • Reguliersbreestraat: Drukke doorgaande gelijkvloerse weg

  • Amstelstraat: Drukke doorgaande gelijkvloerse weg

  • Leidsestraat: Drukke winkelstraat

  • Koningsplein: Drukke doorgaande route

Het verbod op terrassen wordt in de volgende twee straten ingevoerd. De Damstraat en

de Oude Doelenstraat zijn drukke winkelstraten en vooral de terrassen in het begin van de

Damstraat zorgen voor een chaotische verkeerssituatie. Voor de vergunde terrassen is

de overgangsregeling van kracht.

Voor het Damrak en de westzijde van het Rokin wordt de maatvoering op 3,5 meter

gesteld, onder voorwaarde dat er 6 meter doorloopruimte overblijft voor de voetgangers.

Omdat het trottoir hier breed is, zijn deze straten niet uitgesloten van terrassen. Om de

doorstroming van voetgangers te waarborgen moet de 6 meter doorloopruimte

gewaarborgd blijven. De maatvoering is gewijzigd van 3 naar 3,5 meter, omdat de 3,5

meter ook bij andere terrassen als maatvoering gehanteerd wordt. Voor de oostzijde van

het Rokin geldt overigens het algemene terrassenbeleid.

Het gebiedsgerichte terrassenbeleid voor de Jordaan en de Nieuwmarkt blijven voorlopig

van kracht.

Het verbod op terrassen aan de overzijde van de rijweg op de Oudezijds Achterburgwal

blijft van kracht. Dit verbod geldt niet voor Oudezijds Achterburgwal 2 t/m 26, aangezien

de rijweg hier niet door auto s gebruikt wordt.

De verruiming in de Leidsebuurt blijft eveneens van kracht, hoewel de situatie wel herzien

kan worden indien de herprofilering zal worden uitgevoerd (2009-2011). Er kan dan een

nieuwe situatie ontstaan waarbij de straat niet meer gelijkvloers zal zijn.

In sommige straten is het verbod op terrassen opgeheven. Soms, omdat de straat toch

niet breed genoeg is voor een terras, waardoor een dubbel verbod niet nodig is, terwijl bij

andere straten de invoering van de gevelbank de reden is.

  • Haarlemmerdijk

  • Haarlemmerstraat

  • Staalstraat

  • Halvemaansteeg

  • Vijzelstraat

Tot slot verdient de Reguliersdwarsstraat speciale aandacht. Deze straat wordt in de

zomer afgesloten voor het verkeer. De rijweg wordt dan voetpad en het trottoir mag in zijn

geheel als terras gebruikt worden. Dit is een wijziging van het eerdere besluit bij de

herprofilering. Het gebruik van het volledige trottoir als terras mag slechts tijdens de

zomerafsluiting.

Overigens geldt ook voor andere straten dat bij volledige afsluiting het trottoir in zijn

geheel als terras kan worden gebruikt. Dit houdt in dat de rijweg voetpad wordt en dat de

straat wordt afgesloten voor auto s én fietsers.

3.7.5 Gebiedsgerichte accenten in de toekomst

In deze nota wordt bestaand gebiedsgericht terrassenbeleid (nogmaals) vastgesteld. In de

toekomst zal het stadsdeel een horecabeleidsplan opstellen. Het is mogelijk dat in dit plan

nieuwe gebiedsgerichte accenten kunnen worden gelegd. In het horecabeleidsplan wordt

in ieder geval het terrassenbeleid Jordaan geëvalueerd en zonodig aangepast.

3.8 Bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten

Straten moeten altijd bereikbaar blijven voor nood- en hulpdiensten zoals bijvoorbeeld de

Brandweer. Sommige stegen worden ook gebruikt als aanrijroute van de hulpdiensten. Dit

kan ertoe leiden dat aanvragen om een terras kunnen worden geweigerd op advies van

de Brandweer. In principe geldt een breedte van minimaal 3,50 meter en een hoogte van

4,20 meter. Overigens is er bij de Brandweer voor dit onderwerp beleid in ontwikkeling.

4 Vergunningvoorwaarden

Ten aanzien van de voorwaarden aan de exploitatievergunning voor een terras zijn na

vaststelling van deze nota vier situaties te onderscheiden:

1. ongebouwd terras in de (zomer)periode van 1 maart tot 1 november;

2. ongebouwd terras in de (winter)periode van 1 november tot 1 maart;

3. gevelbank in de (zomer)periode van 1 maart tot 1 november;

4. gevelbank in de (winter)periode van 1 november tot 1 maart.

Tenslotte zijn er verschillende voorschriften die direct of indirect te maken hebben met het

terras, maar voortvloeien uit andere regelgeving, bijvoorbeeld de Bouwverordening. Deze

voorschriften worden in de exploitatievergunning, ter verduidelijking, opgenomen als

mededeling. De handhaving van deze voorschriften geschiedt niet op basis van de

exploitatievergunning maar op basis van de desbetreffende regeling.

4.1 Ongebouwd terras

1. terras in de (zomer)periode van 1 maart tot 1 november:

  • het terras mag uitsluitend worden geplaatst overeenkomstig de bij de vergunning

    behorende, door het dagelijks bestuur gewaarmerkte, tekening;

  • het is verboden etenswaren en/of dranken op het terras op te slaan of te bereiden;

  • indien met het oog op het uitvoeren van openbare werken of om andere dringende

    redenen het terras uit de openbare ruimte tijdelijk verwijderd moet worden, dient het

    terras na aankondiging binnen 24 uur te worden verwijderd;

  • op het terras mogen uitsluitend zitmeubilair, tafels, parasols en terrasschotten

    (maximaal 1,5 meter hoog) worden geplaatst;

  • het terras mag niet kunstmatig worden verwarmd. Verwarmingstoestellen zijn

    verboden evenals verwarmingselementen aan de gevel;

  • indien het terras niet wordt geëxploiteerd, dienen alle terrasobjecten te worden

    opgeruimd. Indien terrasmeubilair op straat wordt opgeslagen dan moet dit tegen de

    gevel en op de plek waar het terras mag staan te gebeuren;

  • reclame-uitingen op het terras en op het aanwezige meubilair zijn niet toegestaan.

2. terras in de (winter)periode van 1 november tot 1 maart:

  • het terras mag uitsluitend worden geplaatst overeenkomstig de bij de vergunning

    behorende, door het dagelijks bestuur gewaarmerkte, tekening;

  • het is verboden etenswaren en/of dranken op het terras op te slaan of te bereiden;

  • indien met het oog op het uitvoeren van openbare werken of om andere dringende

    redenen het terras uit de openbare ruimte tijdelijk verwijderd moet worden, dient het

    terras na aankondiging binnen 24 uur te worden verwijderd;

  • op het terras mogen uitsluitend zitmeubilair en tafels worden geplaatst;

  • het terras mag niet kunstmatig worden verwarmd. Verwarmingstoestellen zijn

    verboden evenals verwarmingselementen aan de gevel;

  • het terras mag worden geëxploiteerd tussen 10.00 en 20.00 uur;

  • buiten de genoemde tijden mogen de terrasobjecten niet op de openbare weg worden

    opgeslagen;

  • reclame-uitingen op het terras en op het aanwezige meubilair zijn niet toegestaan.

4.2 Gevelbank

3. gevelbank in de (zomer)periode van 1 maart tot 1 november:

  • de gevelbank mag uitsluitend worden geplaatst overeenkomstig de bij de vergunning

    behorende, door het dagelijks bestuur gewaarmerkte, tekening;

  • gevelbanken zijn alleen toegestaan indien geplaatst voor en tegen de eigen gevel;

  • gevelbanken moeten op de grond worden geplaatst, mogen niet in de grond worden

    verankerd en niet aan de gevel worden bevestigd;

  • bij een gevelbank moet het trottoir minimaal 2 meter zijn en de bank is niet dieper dan

    0,5 meter;

  • indien slechts een vergunning voor een gevelbank is verleend zijn tafels, stoelen,

    parasols, terrasschotten en andere objecten niet toegestaan;

  • de gevelbank mag niet kunstmatig worden verwarmd. Verwarmingstoestellen zijn

    verboden evenals verwarmingselementen aan de gevel;

  • het is verboden etenswaren en/of dranken op en rond de gevelbank op te slaan of te

    bereiden;

  • indien met het oog op het uitvoeren van openbare werken of om andere dringende

    redenen verwijdering van de gevelbank noodzakelijk is dient de gevelbank, na

    aankondiging, binnen 24 uur tijdelijk te worden verwijderd;

  • reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

4. gevelbank in de (winter)periode van 1 november tot 1 maart:

  • de gevelbank mag uitsluitend worden geplaatst overeenkomstig de bij de vergunning

    behorende, door het dagelijks bestuur gewaarmerkte, tekening;

  • gevelbanken zijn alleen toegestaan indien geplaatst voor en tegen de eigen gevel;

  • gevelbanken moeten op de grond worden geplaatst, mogen niet in de grond worden

    verankerd en niet aan de gevel worden bevestigd;

  • bij een gevelbank moet het trottoir minimaal 2 meter zijn en de bank is niet dieper dan

    0,5 meter;

  • tafels, stoelen, parasols, terrasschotten en andere objecten zijn niet toegestaan;

  • de gevelbank mag niet kunstmatig worden verwarmd. Verwarmingstoestellen zijn

    verboden evenals verwarmingselementen aan de gevel;

  • het is verboden etenswaren en/of dranken op en rond de gevelbank op te slaan of te

    bereiden;

  • indien met het oog op het uitvoeren van openbare werken of om andere dringende

    redenen verwijdering van de gevelbank noodzakelijk is dient de gevelbank, na

    aankondiging, binnen 24 uur tijdelijk te worden verwijderd;

  • reclame-uitingen zijn niet toegestaan;

  • de gevelbank mag worden geëxploiteerd tussen 10.00 en 20.00 uur;

  • buiten de genoemde tijden mag de gevelbank niet op de openbare weg worden

    opgeslagen.

4.3 Mededelingen overige regelgeving

Het kader om te toetsen of een exploitatievergunning voor een terras verleend kan

worden is hoofdstuk 3 van de APV en het terrassenbeleid. Een aantal voorschriften uit

andere hoofdstukken van de APV en uit andere regelgeving wordt ter verduidelijking als

mededeling opgenomen in de exploitatievergunning. Het gaat om de volgende

voorschriften:

1. Wijzen erop dat voor het terras / de gevelbank geen voorwerpen in de grond

en op of aan de gevel mogen worden verankerd (artikel 8.6 APV).

2. Wijzen erop dat het gedeelte van de weg waarop het terras / de gevelbank

zich bevindt en de directe omgeving na sluitingstijd door de exploitant dient te

worden schoongemaakt. (Wet milieubeheer, AMvB Besluit horeca-, sport- en

recreatie-inrichtingen milieubeheer en Afvalstoffenverordening).

3. Wijzen erop dat als gevolg van artikel 6.4.1 van de Bouwverordening

Amsterdam 2006:

  • De bij het bouwwerk behorende brandkranen en andere

    bluswaterwinplaatsen moeten worden vrijgehouden voor blusvoertuigen,

    en wel zodanig dat hiervan onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt.

  • Op het bij het bouwwerk behorende terrein moeten de beplanting, de

    parkeerplaatsen, de laad- en losplaatsen en de plaatsen waar goederen

    en afvallen worden opgeslagen of gedeponeerd, zodanig zijn gesitueerd

    dat bij brand het oprijden en opstellen van de voertuigen en andere

    hulpmiddelen van de Brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd.

4. Wijzen erop dat als gevolg van artikel 6.5.1 van de Bouwverordening

Amsterdam 2006 de in- en doorgangen, (nood)uitgangen, gangpaden,

galerijen, trappen, hellingbanen en vluchtwegen moeten te allen tijde over de

minimaal vereiste breedte zijn vrijgehouden van obstakels en steeds

voldoende stroef zijn. Dit geldt eveneens voor het als verlengstuk van de

vluchtwegen aan te merken gedeelte van het aansluitende terrein.

5 Overige uitgangspunten

5.1 Terrassen bij horeca I

Onder horeca I wordt verstaan: Fastfood , waaronder onder andere automatiek, snackbar

en fastfoodrestaurants worden begrepen. Horeca I is een begrip zoals dat in de

bestemmingsplannen van het stadsdeel wordt gehanteerd. Het nieuwe terrassenbeleid

beoogt een verbetering van de kwaliteit van zowel de horecabranche als het woon- en

leefklimaat.

Terrassen bij horeca I-zaken hebben vaak een rommelige uitstraling. Verpakking blijven

bijvoorbeeld op de tafels liggen en waaien weg. Er is gekozen om nadere voorwaarden

aan de exploitatievergunning te verbinden. Een terras bij een horeca I zaak heeft de

volgende aanvullende voorwaarden:

  • er moet bediend en afgeruimd worden;

  • er moet normaal servies (aardewerk / porselein) gebruikt worden. Dit

    houdt in dat er geen wegwerpartikelen gebruikt mogen worden.

Op het moment dat horeca-ondernemers zich niet aan deze voorwaarden houden, geldt

het volgende stappenplan. Bij de eerste overtreding krijgt de exploitant een

waarschuwing. Bij de tweede overtreding mag het terras een week niet uitstaan en bij de

derde overtreding verliest de exploitant het recht op een terras.

5.2 Gebouwde terrassen

In principe hoort dit onderwerp niet thuis in deze nota. Het gaat immers niet om het in

gebruik nemen van de openbare ruimte, maar om bouwen in de zin van de Woningwet en

het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Voor de volledigheid wordt dit onderwerp

hieronder kort aangestipt.

Een gebouwd terras is een overdekt en/of een door wanden omgeven ruimte, waarin het

horecabedrijf wordt voortgezet. Het gebouwde terras is aangebouwd aan of op een

horecavestiging en is gelegen op of aan de openbare weg.

De gebouwde terrassen in de binnenstad zijn opgenomen in de geldende

bestemmingsplannen. In de bestemmingsplannen is de volgende definitie gegeven aan

een gebouwd terras: Een zelfstandig gebouw, dat uitsluitend dienst doet als

zitgelegenheid voor bezoekers van de aangrenzende horecavestiging .

Dergelijke terrassen hoeven buiten het terrasseizoen niet te worden afgebroken. Deze

gebouwde terrassen zijn niet seizoensgebonden. Dat betekent dat deze terrassen als

onderdeel van de inrichting zonder afwijkende openingstijden ook buiten het vastgestelde

terrassenseizoen mogen worden geëxploiteerd.

Stadsdeel Centrum telt 61 gebouwde terrassen. De gebouwde terrassen zijn positief

bestemd op de plankaart met de aanduiding gebouwd terras toegestaan . Daar waar een

gebouwd terras is toegestaan, mag dit geheel worden vernieuwd, uiteraard binnen de

begrenzing van de aanduiding gebouwd terras toegestaan en met inachtneming van de

bebouwingsbepalingen (situering en bouwhoogte). Wordt de aangrenzende horecafunctie

beëindigd en ter plaatse een niet-horecafunctie gerealiseerd, dan dient het gebouwde

terras te worden verwijderd. Het gebouwde terras mag daarna niet opnieuw worden

opgericht.

Voor gebouwde terrassen geldt alleen de voorwaarde dat deze binnen 24-uur na

aanzegging daartoe verwijderd moeten worden om bijvoorbeeld onderhoud aan leidingen

te kunnen uitvoeren. Verder is het gebouwde terras een onderdeel van de inrichting. Deze

ruimte mag daarom verwarmd worden. Bij gebouwde terrassen is er sprake van

privatisering van de openbare ruimte. Sinds juni 1992 is het beleid om geen nieuwe

gebouwde terrassen toe te staan. Dit beleid is vertaald in de geldende

bestemmingsplannen van het stadsdeel. Gebouwde terrassen zijn alleen toegestaan daar

waar dit op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. In de evaluatie van de

sectorale uitwerking Bouwen en Wonen van het Beleidsplan Integrale Handhaving wordt

de handhaving van gebouwde terrassen nader uitgewerkt.

5.3 Terrassen niet op de openbare weg

In de op 20 juni 2003 door de deelraad vastgestelde Horecanota 2003 is onder nummer

12 het volgende voorstel opgenomen:

De eis van een vergunning voor terras op de open/gesloten aanhorigheid te laten

vervallen voor terrassen die niet in de openbare ruimte gelegen zijn en evenmin door

woningen worden omsloten .

De vergunning waarover hierboven gesproken wordt, is de exploitatievergunning. Een

Drank- en Horecavergunning voor alcoholschenkende bedrijven blijft altijd verplicht.

Onder aanhorigheid wordt verstaan een buiten de besloten ruimte van de inrichting

liggend deel van een horecabedrijf, niet zijnde een terras op de openbare weg. Het gaat

bijvoorbeeld om (binnen)terreinen zonder aanliggende woningen, balkons, veranda s en

dakterrassen.

Het toetsingskader voor terrassen niet gelegen op de openbare weg is het

bestemmingsplan. De exploitatie van een terras zal in bijna alle gevallen in strijd zijn met

de bestemming. Een exploitatievergunning kan op grond van artikel 3.2, lid 4 APV (strijd

met het bestemmingsplan) niet worden verleend. In principe wordt ook geen medewerking

verleend aan een vrijstelling van het bestemmingsplan op basis van de Wet op de

Ruimtelijke Ordening.

Om de exploitatievergunningplicht voor een terras op de open/gesloten aanhorigheid te

laten vervallen voor terrassen die niet in de openbare ruimte gelegen zijn en evenmin door

woningen worden omsloten zou de APV moeten worden gewijzigd. Dat is een

bevoegdheid van de gemeenteraad. Die heeft het voorstel om overwegingen van

openbare orde en druk op woon- en leefklimaat niet gehonoreerd.

5.4 Terrasboten - dekschuiten

Ligplaatsen voor boten en dekschuiten zijn opgenomen in de verschillende

bestemmingsplannen. In een aantal bestemmingsplannen wordt onderscheid gemaakt

tussen ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen. In principe zijn alleen

watergebonden functies toegestaan.

Voor het afmeren van een boot of dekschuit is, indien dit planologisch is toegestaan, een

ligplaatsvergunning vereist. Op grond van de (stedelijke) Verordening op de haven en het

binnenwater (VHB) mogen er alleen watergebonden activiteiten plaatsvinden.

De deelraad heeft op 26 januari 2006 de visie op het water van de binnenstad

vastgesteld. Ook in deze visie is het uitgangspunt dat bedrijvigheid op het water een

watergebonden karakter moet hebben. Het hebben van een ligplaats voor een boot die

als terras wordt gebruikt, wordt niet gekwalificeerd als een watergebonden activiteit.

Terrassen op terrasboten of dekschuiten zijn niet toegestaan. Toetsingskader voor

verzoeken en aanvragen zijn de Verordening op de haven en het binnenwater, het

geldende bestemmingsplan, de vastgestelde visie op het water van de binnenstad en het

nog vast te stellen beleid voor bedrijfsvaartuigen.

5.5 Terras op (afmeer) steigers

In de visie op het water is het uitgangspunt opgenomen dat bedrijvigheid op het water een

watergebonden karakter moet hebben. Het gebruik als terras van een steiger wordt niet

gekwalificeerd als een watergebonden activiteit. De (afmeer)steigers zijn primair bedoeld

voor de toegankelijkheid van water en wal. Het uitgangspunt is daarbij dat deze sober en

doelmatig worden ingericht.

In principe zijn terrassen op steigers niet toegestaan, maar in het verleden is een beperkt

aantal terrassen op steigers vergund. Deze steigers hebben hun oorspronkelijke functie

behouden, aangezien het nog steeds mogelijk is om aan te meren. Het is echter niet de

bedoeling dat het aantal terrassen op steigers wordt uitgebreid. Nieuwe terrassen op

steigers zijn daarom niet mogelijk, maar in het verleden vergunde terrassen vallen onder

een uitsterfregeling.

5.6 Terrassen bij horecabedrijven die niet op de begane grondzijn gevestigd

In het stadsdeel is een aantal horecabedrijven op hoger gelegen verdiepingen en in het

souterrain gevestigd. Deze bedrijven hebben geen recht op een terras omdat zij niet

voldoen aan de eis dat een terras uitsluitend recht voor de gevel van het horecabedrijf

mag worden geplaatst. Er is immers geen toezicht op deze terrassen. Recht tegenover de

gevel wil zeggen dat alleen op de begane grond gevestigde horecabedrijven in

aanmerking komen voor een terras. Indien horecabedrijven een uitgiftepunt op de begane

grond hebben is het wel mogelijk een terras te exploiteren. Er is dan sprake van een

terras direct aan de gevel en het toezicht is gewaarborgd. Ook een terras aan de overzijde

van de weg wordt niet toegestaan omdat de afstand tussen horecabedrijf en terras te

groot wordt, er geen directe binding meer is tussen horecabedrijf en terras en er

onvoldoende toezicht kan worden uitgeoefend. Eventueel vergunde terrassen vallen

onder de overgangsbepaling.

5.7 Opheffen parkeerplaatsen

Ten aanzien van het opheffen van parkeerplaatsen ten behoeve van terrassen is in de

Horecanota de wens uitgesproken om parkeerplaatsen op te heffen als dit past in de

parkeerbalans en hierdoor de verkeersveiligheid niet in geding komt.

In het kader van de Nota Bereikbaarheid is vastgelegd dat er alleen parkeerplaatsen

worden opgeheven indien dit noodzakelijk is vanwege herprofileringen, met een maximum

van 150 per jaar.

Na vaststelling van de terrassennota zal het dagelijks bestuur criteria opstellen waaraan

men moet voldoen om een parkeerplaats op te heffen. Per geval zal bekeken worden of

men aan de criteria voldoet en of de parkeerbalans ruimte biedt voor het opheffen van

parkeerplaatsen ter plaatse. Is het, na afweging van alle belangen, mogelijk om de

parkeerplaats(en) op te heffen dan zal dit besluit door het dagelijks bestuur genomen

worden. Het daarna in gebruik geven van de ruimte voor een terras is de bevoegdheid

van de voorzitter van het dagelijks bestuur.

5.8 Sta-terrassen

Formeel moet men op een terras zitten. Indien er op het terras wordt gestaan is er geen

sprake meer van een terras. Sta-terrassen kunnen daarom op grond van de APV niet

worden toegestaan. In artikel 3.5 lid 8 sub b is opgenomen dat het verboden is om drank

en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse te verstrekken aan degenen die geen gebruik

maken van de op het terras aanwezige zitplaatsen.

Met deze regel wordt bereikt dat een terras overzichtelijk blijft, er niet buiten de

toegestane ruimte dranken en/of etenswaren worden geconsumeerd en de kans op

verkeersonveilige situaties of openbare ordeverstoringen en/of aantasting van het woonen

leefklimaat daardoor wordt verminderd.

Om sta-terrassen toe te staan zou de APV moeten worden gewijzigd. Dit is een

bevoegdheid van de gemeenteraad.

5.9 Schoonhouden van het terras

Het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer verplicht inrichtingen

waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie

worden bereid of verstrekt tot het regelmatig schoonmaken van de inrichting. Alle binnen

de inrichting vrijkomende afvalstoffen dienen regelmatig te worden afgevoerd.

Etenswaren, de verpakking daarvan of ander uit de inrichting afkomstig zwerfvuil die

binnen een straal van omstreeks 25 meter van de inrichting terechtkomen, moeten zo

vaak als nodig verwijderd worden.

Als er bij verkoop of uitgifte van voedsel en/of drank vervuiling ontstaat op het terras en in

de omgeving dan verplicht de Afvalstoffenverordening van stadsdeel Centrum de uitgever

hiervan dit afval uit de directe omgeving van de verkoop of uitgifte op te ruimen. In ieder

geval dagelijks, uiterlijk een uur na sluitingstijd van de uitgifte of verkoop.

In het verleden is gebleken dat de meeste exploitanten inderdaad hun terras na

sluitingstijd schoonvegen. Daarbij is echter geconstateerd dat een deel van de

exploitanten het terrasafval niet op de juiste manier afvoert, maar het afval direct op de

openbare weg veegt en daarmee de openbare ruimte verontreinigt. Het dagelijks bestuur

vindt dit gedrag onwenselijk. De Reinigingspolitie treedt, op basis van de

Afvalstoffenverordening, handhavend op en legt op basis van het strafrecht boetes aan

overtreders op.

5.10 Winterterrassen

In het vorige Programakkoord (2002-2006) was het voorstel opgenomen om de

beperkende bepaling voor terrassen in de wintermaanden te laten vervallen. Het

uitgangspunt voor dit voorstel was om ook in de winter te kunnen genieten van mooi weer.

Op 21 december 2004 heeft de burgemeester besloten in te stemmen met het voorstel

van stadsdeel Centrum om winterterrassen onder bepaalde voorwaarden toe te staan

(gemeenteblad, afdeling 3B, nummer 80).

Vanaf eind december 2004 is vervolgens voor de horecaondernemers met een geldige

exploitatievergunning voor een ongebouwd terras een pilot met de winterterrassen

gestart. Zij hebben tot 1 maart 2005 de mogelijkheid gehad een winterterras uit te zetten.

In het voorjaar van 2005 is met de Horecanieuwsbrief een evaluatieformulier

meegestuurd. Hiermee hebben de ondernemers de gelegenheid gekregen aan te geven

hoe zij het gebruik van een winterterras tot dan toe hadden ervaren. Uit de inspraak kwam

naar voren dat men positief was over de mogelijkheid van een winterterras. Daarnaast

vonden ondernemers het jammer dat terrasverwarming en terrasschotten niet zijn

toegestaan.

Gelet op de uitkomsten van de evaluatie en de inspraak heeft de voorzitter van het

dagelijks bestuur op 1 maart 2006 besloten om het winterterrassenbeleid vast te stellen.

Aan het exploiteren van een terras in de winter zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • het terras mag alleen geëxploiteerd worden tussen 10.00 en 20.00 uur;

  • buiten deze tijden mag het terrasmeubilair niet op de openbare weg blijven staan;

  • het terras wordt niet kunstmatig verwarmd;

  • afdaken, luifels, terrasschotten en andere objecten zijn niet toegestaan;

  • na sluiting van het terras wordt het trottoir door de exploitant schoongemaakt.

5.11 Terrasverwarming

Uit de evaluatie van de winterterrassen is gebleken dat ondernemers het liefst de

beperkende voorwaarde met betrekking tot terrasverwarming geschrapt zien. In het

Programakkoord 2006-2010 is afgesproken dat terrasverwarming kan zodra het

milieuvriendelijk is en voldoet aan monumenten- en welstandseisen. Dit is nog niet het

geval. Bovendien is het dagelijks bestuur van mening dat er een onderscheid moet blijven

tussen een zomer- en winterperiode. Het gebruik van terrasverwarming leidt er toe dat de

druk op de openbare ruimte toeneemt. Als gevolg van terrasverwarming zal het gebruik

van een terras geïntensiveerd worden met gevolgen voor het woon- en leefklimaat.

De doelstelling van de proef met de winterterrassen was om het mogelijk te maken om op

een zonnige dag in februari buiten te kunnen zitten. Het mooie weer moet de aanleiding

zijn om buiten te zitten in deze periode. In het Programakkoord heeft het dagelijks bestuur

nogmaals aangegeven dat terrasverwarming niet is toegestaan, tenzij het milieuvriendelijk

is. Aan de exploitatievergunning met terras is daarom voor zowel de zomer als de

winterperiode de voorwaarde verbonden dat terrasverwarming niet is toegestaan.

Terrasverwarming in welke vorm dan ook was verboden én blijft verboden.

De gemeenteraad heeft in januari 2007 een motie aangenomen dat er een proef moet

worden gehouden met terrasverwarming in stadsdeel Centrum en Oud-Zuid. Stadsdeel

Centrum heeft aangegeven geen voorstander te zijn van terrasverwarming, maar doet wel

mee aan de proef van de centrale stad. Van januari tot juni 2008 wordt een proef

gehouden in het zuidelijke gedeelte van het centrum. De uitkomsten van deze proef

kunnen leiden tot wijziging van het beleid.

5.12 Geluidsoverlast

Geluidshinder wordt geregeld in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen

milieubeheer. Daarin wordt bepaald wat het ten hoogste toegelaten niveau is van het

geluid dat door het terras wordt veroorzaakt. In voorschrift 1.1.1 zijn ten aanzien van de in

het horecabedrijf verrichte werkzaamheden en activiteiten de maximaal toegestane

geluidniveaus neergelegd. Ten aanzien van terrassen bevat voorschrift 1.1.2 echter een

beperking. Bij het bepalen van die geluidniveaus blijft namelijk buiten beschouwing het

stemgeluid van: bezoekers op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is

van het horecabedrijf, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein.

Klachten over hinder van stemgeluid kunnen dus niet gemeten worden. Ook kunnen in de

APV hierover geen normen worden vastgesteld.

Dit laat onverlet dat bij de vraag of een terrasvergunning verleend kan worden,

beoordeeld zal worden of de situering van dat terras inbreuk maakt op het woon- en

leefklimaat van die specifieke locatie. Op grond hiervan kan een terrasvergunning

geweigerd worden of kunnen beperkende voorwaarden aan de vergunning worden

verbonden. Dit is onder andere afhankelijk van de te verwachte geluidssituatie op basis

van mogelijke bezoekersaantallen, akoestische omstandigheden en achtergrondgeluid.

Zo kunnen de sluitingstijden van een terras, los van die van het horecabedrijf, worden

beperkt indien de verwachting is dat een terras een te grote inbreuk maakt op het woonen

leefklimaat ter plaatse als dit tot in de late uurtjes wordt geëxploiteerd.

De grondslag hiervoor wordt gevonden in de Algemeen Plaatselijke Verordening.

Uit de artikelen 3.2, tweede lid en 3.5, tweede lid van de APV volgt dat de bescherming

van de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde,

belangen zijn die bij de verlening van een terrasvergunning mogen worden meegewogen.

Bij de verlening van een terrasvergunning kunnen, gelet op het karakter van de omgeving

waar het terras wordt gevestigd en de uitstraling van het terras -in zijn totaliteit- op die

omgeving, voorschriften worden gesteld met het oog op genoemde belangen.

Artikel 3.2, zesde lid van de APV stelt de sluitingstijd voor terrassen op uiterlijk 01.00uur

en uiterlijk 02.00 uur in het weekeinde. Dit zijn maximumtijden. Op grond van artikel 3.2,

tweede lid en 3.5, tweede lid kunnen deze tijden, in het individuele geval maar ook per

buurt worden beperkt indien dit uit een oogpunt van bescherming van het woon- en

leefklimaat noodzakelijk wordt geacht. In het buurtgericht terrassenbeleid Jordaan is van

deze mogelijkheid gebruik gemaakt en is de sluitingstijd van terrassen in een aantal

smalle straten bepaald op 23.00 uur.

5.13 Maatwerk

Maatwerk voor individuele gevallen moet voor uitzonderlijke situaties mogelijk zijn.

Ongeveer 80 of 85% van de terrassen moet via algemene regels vergund kunnen worden

en voor 10 tot 15% is maatwerk wellicht een oplossing. Er is gezocht naar een oplossing

om wel een heldere en eenduidige nota te maken, waarbij ook ruimte is voor maatwerk

voor die 10 tot 15%. In plaats van heldere regels wordt voor deze categorie een heldere

procedure voorgesteld.

Aan de hand van vier criteria wordt bepaald of er maatwerk moet worden geleverd. De

criteria zijn:

  • toezicht op het terras vanuit de horeca-zaak;

  • verkeersveiligheid;

  • het woon- en leefklimaat;

  • het meest doelmatige gebruik van de openbare ruimte.

De sectoren Bouwen en Wonen én Openbare Ruimte maken samen een ambtelijk advies

aan de hand van de bovengenoemde criteria en leggen dit advies voor aan de voorzitter

van het dagelijks bestuur. De voorzitter bepaalt uiteindelijk of maatwerk noodzakelijk /

rechtvaardig is. De exploitant krijgt een voorwaardelijke vergunning voor een terras met

als belangrijkste voorwaarde dat er niet meer dan drie overtredingen per jaar mogen

plaatsvinden. Na drie overtredingen wordt de voorwaardelijke vergunning voor het terras

ingetrokken. Op deze manier wordt maatwerk gekoppeld aan de eigen

verantwoordelijkheid van de exploitant.

5.14 Precario

Voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond wordt

precariobelasting geheven. Hieronder valt ook het plaatsen van een terras. Er zijn twee

verschillende tariefgroepen:

1. overdekt (gebouwd) terras;

2. onoverdekt (ongebouwd) terras.

Ten aanzien van terrassen geldt een A en B regime. De belasting wordt standaard

berekend aan de hand van tarief B. Gezien de geringe verschillen in waarde van de

terrassen in het grootste deel van de binnenstad is het A-gebied in 2006 uitgebreid. Voor

het gebied dat wordt omsloten door de Singelgracht, Lozingskanaal, Brug 78, Nieuwe

Vaart, Oosterdok, Oosterdoksdoorgang, het IJ, Zoutkeetsgracht en het Westerkanaal, met

inbegrip van de (water)wegen of delen daarvan, geldt tarief A. De uitbreiding van het Agebied

is pas gedaan nadat er lange tijd geen precarioverhoging had plaatsgevonden.

Voor de gevelbank zal een aparte tariefgroep worden opgesteld. Van precariobelasting

wordt geen kwijtschelding verleend.

6 Handhaving

6.1 Kader

6.1.1 Handhavingsbeleid

In 2005 is het Beleidsplan Integrale Handhaving vastgesteld. De kern van de integrale

handhavingsnota is dat er - gelet op de grote hoeveelheid wet- en regelgeving en

beperkte capaciteit - prioriteiten moeten worden gesteld. Daarnaast moeten er

maatregelen genomen worden om efficiënter en effectiever te werken. Jaarlijks wordt een

handhavingsprogramma gemaakt, waarin de prioriteiten én de efficiencymaatregelen

opnieuw worden vastgesteld. Het handhavingsprogramma wordt door het dagelijks

bestuur vastgesteld.

In de uitwerking voor de sector Bouwen en Wonen van het Beleidsplan Integrale

Handhaving staan de prioriteiten beschreven. Veiligheid, reclame en aantasting van

monumenten hebben op dit moment hoge prioriteit, maar ook de handhaving van

terrassen is prioriteit. Vanaf 2008 worden deze prioriteiten jaarlijks geëvalueerd én

opnieuw vastgesteld.

Uit het onderzoek van de Rekenkamer komt naar voren dat de handhaving efficiënter kan

worden uitgevoerd. De pakkans is laag en vooral op het gebied van de coördinatie en

samenwerking valt veel winst te behalen. Door middel van de aanpak uit Loket Horeca

(voorheen Pilot Horeca) wordt de coördinatie verbeterd met als doel integrale handhaving.

6.1.2 Organisatie

Het feitelijke toezicht op terrassen wordt uitgevoerd door de reinigingspolitie (RP). De

sector Bouwen en Wonen doet de juridisch-administratieve afhandeling.

6.1.3 Stappenplannen horecabedrijven

De burgemeester heeft voor de handhaving van horecabedrijven verschillende

stappenplannen opgesteld. In een stappenplan is de handhavingsstrategie (procedure) en

sanctiestrategie (bestuursdwang, last onder dwangsom of intrekking van de vergunning)

vastgelegd. Deze plannen gelden voor de hele stad. In beginsel kan niet afgeweken

worden van deze stappenplannen. Dit is alleen in bijzondere omstandigheden mogelijk,

na een uitgebreide belangenafweging én motivering. Het voordeel van het werken met

stappenplannen is dat iedereen weet (of kan weten) waar hij aan toe is. Het nadeel is dat

het stadsdeel weinig mogelijkheden heeft om de handhaving naar eigen inzicht en op

maat in te vullen.

6.1.4 Handhaving op basis van andere regelgeving

Er is ook flankerende regelgeving die (in)direct te maken heeft met terrassen. Het gaat

dan bijvoorbeeld om de Wet milieubeheer, de Afvalstoffenverordening, de

Bouwverordening en regels met betrekking tot de openbare ruimte. Het stadsdeel heeft de

handhaving van deze overtredingen zelf vormgegeven.

Overtredingen zoals het vastzetten van terrasobjecten en het niet schoonhouden van het

terras en de directe omgeving handhaaft de reinigingspolitie in het kader van het toezicht

in de Openbare Ruimte.

Het verankeren van terrasobjecten is op grond van artikel 8.6 van de APV verboden. Deze

overtreding wordt strafrechtelijk aangepakt. De exploitant dient het gedeelte van de weg

waarop het terras zich bevindt en de directe omgeving na sluitingstijd schoon te maken.

Doet hij / zij dit niet dan is dit een overtreding van de Wet milieubeheer (Besluit horeca-,

sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer) en de Afvalstoffenverordening. Op grond

van artikel 47 van de Afvalstoffenverordening wordt deze overtreding strafrechtelijk

gehandhaafd.

Tot slot is er een aantal regels van de Bouwverordening Amsterdam 2006 die (in)direct

met het plaatsen van terrassen te maken heeft. Het gaat daarbij om het vrijhouden van

(nood)uitgangen, toegangen van derden (bijvoorbeeld woningen) en het bereikbaar blijven

van brandkranen. Afhankelijk van de spoedeisendheid van de situatie wordt

bestuursdwang (direct handelen noodzakelijk) toegepast of wordt een last onder

dwangsom opgelegd.

6.2 De praktijk

Het rapport van de Rekenkamer geeft aan dat het stadsdeel verantwoordelijk is voor de

coördinatie van de handhaving. De aanpak uit Loket Horeca heeft tot doel om deze

coördinatie vorm te geven. In de zomer van 2007 is het stadsdeel Centrum van start

gegaan met de nieuwe werkwijze.

De reinigingspolitie blijft belast met het toezicht en een deel van de handhaving van de

terrassen. De sector Bouwen en Wonen is verantwoordelijk voor de juridischadministratieve

afhandeling. In praktijk komt het erop neer dat de RP een constatering van

de overtreding maakt. Deze rapportage wordt opgestuurd naar de afdeling Handhaving

van Bouwen en Wonen. De medewerkers van de handhavingsrayons verzorgen het

handhavingstraject conform het stappenplan of de Awb. Zij voeren ook de zienswijzegesprekken

met ondernemers en verzorgen de correspondentie en besluitvorming.

Op 1 oktober 2004 is het nieuwe stappenplan voor de handhaving van horecabedrijven

van kracht geworden. De kern van het stappenplan is dat de ondernemer al na vier

overtredingen rechtstreeks in zijn exploitatie wordt getroffen. Na vier overtredingen wordt

namelijk de exploitatievergunning voor één week ingetrokken.

Voor de handhaving van terrassen, in mandaat van de burgemeester, gelden de volgende

stappenplannen (zie bijlage 2):

Stappenplan 2 wijziging exploitatie zonder aanpassing van de vergunning (een terras

uitzetten zonder dat dit op de exploitatievergunning staat vermeld)

Stappenplan 6 overtreding van de tijden verbonden aan het terras

Stappenplan 7 terrassen (uitwaaiering, staan, vergunning voorwaarden e.d.)

Op dit moment worden de stappenplannen geëvalueerd. Vanuit stadsdeel Centrum is de

wens geuit om de stappenplannen te toetsen op efficiency en effectiviteit. Een duidelijke

wens hierbij is om te werken met boetes op basis van het strafrecht. Deze manier van

handhaving is efficiënter en effectiever doordat de overtreder direct wordt gesanctioneerd.

Uit het rapport van de Rekenkamer komt eveneens naar voren dat het gebruik van

strafrecht bij terrassen efficiënter zal zijn. De burgemeester is, met betrekking tot de

stappenplannen, echter het bevoegde orgaan en hij beslist uiteindelijk op welke manier de

handhaving van de horeca wordt vormgegeven. Stadsdeel Centrum zal nogmaals

aandringen om strafrecht te mogen gebruiken bij terrasovertredingen.

Speciale aandacht verdient het Tropisch Weer Scenario (TWS). Op tropische dagen zijn

er in de regel meer mensen op straat dan binnen. Ondanks het feit dat er sprake zal zijn

van meer overlast, is het draagvlak om sanctionerend op te treden niet of nauwelijks

aanwezig. Feitelijk betekent het TWS dat bij uitzonderlijke klimatologische

omstandigheden de handhaving van de geldende terrasvoorwaarden, indien voldaan

wordt aan een aantal voorwaarden, een lage prioriteit heeft. In bijlage 3 wordt het TWS

nader toegelicht.

Bij terrassen bij horeca I-zaken zijn aanvullende voorwaarden gesteld over bediening en

servies. Voor deze terrassen geldt het volgende stappenplan. Bij de eerste overtreding

krijgt de exploitant een waarschuwing. Bij de tweede overtreding mag het terras een week

niet uitstaan en bij de derde overtreding verliest de exploitant het recht op een terras.

6.3 De toekomst

Het Programakkoord 2006-2010 is inmiddels vertaald tot de vastgestelde notitie Meetbaar

Programakkoord 2006-2010 . Met betrekking tot de horeca staat beschreven dat het

dagelijks bestuur zich inzet om:

- De tevredenheid van de bewoners te vergroten;

- Het aantal klachten met 15% te verminderen;

- De tevredenheid van de ondernemers over het stadsdeel te vergroten;

- Een aantal vernieuwende initiatieven te faciliteren.

Het stadsdeel wil dit onder andere bereiken door de dienstverlening te verbeteren door

het opzetten van één horecaloket en één klachtensysteem. Daarnaast zal de nieuwe

werkwijze - voortvloeiend uit Loket Horeca leiden tot efficiëntere vergunningverlening en

integrale toezicht en de handhaving. De controle op terrassen is hier vanzelfsprekend een

onderdeel van. De organisatie moet zodanig worden ingericht dat terrassenhandhaving

aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • Alle terrassen in de binnenstad worden minimaal één keer per week gezien .

    Deze zogenaamde zichtcontroles houden in dat een inspecteur in zijn wijk elke

    week alle terrassen ziet;

  • Notoire overtreders kunnen rekenen op intensieve handhaving.

De vergunde afmeting van het terras wordt duidelijk aangegeven. In principe zullen

hiervoor punaises gebruikt worden, maar het is ook mogelijk om verschillende kleuren

klinkers te gebruiken. Tot nu toe is dit niet standaard gedaan. Zowel de exploitant als de

toezichthouder kan door de afbakening eenvoudig zien of er sprake is van uitwaaiering.

Regelmatig wordt ook gecontroleerd of de punaises niet verplaatst zijn.