Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent water (Verordening water Noord-Brabant) |
Citeertitel | Verordening water Noord-Brabant |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | water, waterkeringen |
Externe bijlagen | Bijlage I Bijlage II Bijlage V Bijlage III Bijlage IV |
Op grond van artikel 3.9 van deze verordening hebben Gedeputeerde Staten op 25 september 2018 de Regeling wijzigen begrenzingen Verordening water Noord-Brabant vastgesteld, waarbij bijlage IV bij deze verordening is gewijzigd.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-09-2018 | 05-11-2019 | artikel 1.1, 2.4, 3.15, bijlage I, II, III, IV | 14-09-2018 | Besluit 19/18, Documentnummer 4411558 | |
15-10-2015 | 27-09-2018 | Art. 1.1, 2.2, 3.2, 3.3, 3.4,3.5, 3.8, 4.7, 5.2, 5.4, 7.1 t/m 7.4, bijlage I, bijlage III, bijlage IV, bijlage V | 12-12-2014 | Statenvoorstel 30/14 | |
27-03-2013 | 15-10-2015 | Art. 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15 | 22-03-2013 | Statenvoorstel 10/13 | |
24-12-2009 | 22-12-2009 | 27-03-2013 | nieuwe regeling | 20-11-2009 Provinciaal Blad, 2009, 230 | Statenvoorstel 49/09 |
Provinciale Staten van Noord-Brabant;
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 8 september 2009 en de Memorie van Antwoord/Nota van Wijziging van Gedeputeerde Staten d.d. 3 november 2009;
Gelet op artikel 145 en 146 van de Provinciewet;
Gelet op artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet;
Gezien het advies van de Provinciale Omgevingscommissie van Noord-Brabant van 1 oktober 2009;
Gezien het advies van de Commissie voor Ruimte en Milieu van 16 oktober 2009;
Overwegende, dat het in verband met de nieuwe Waterwet noodzakelijk is om de regelgeving met betrekking tot het waterbeheer te herzien;
Overwegende, dat het wenselijk is om in navolging van de opzet van de Waterwet een nieuwe integrale Verordening water Noord-Brabant vast te stellen;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
In afwijking van het in het eerste lid gestelde is deze verordening, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragraaf 3, en hoofdstuk 4, paragraaf 1, niet van toepassing op het gebied van waterschap Rivierenland, zoals begrensd bij of krachtens artikel 2 van het Reglement voor het waterschap Rivierenland.
Paragraaf 1 Regionale waterkeringen
Artikel 2.1 Aanwijzen regionale waterkeringen
Deze paragraaf is van toepassing op de regionale waterkeringen die als zodanig zijn aangewezen op de als bijlage I bij deze verordening behorende kaart.
Op de als bijlage I bij deze verordening behorende kaart is voor elke regionale waterkering, niet zijnde een compartimenteringskering, of voor elk deel daarvan, de veiligheidsnorm aangegeven als de gemiddelde overschrijdingskans per jaar van de hoogste hoogwaterstand die deze regionale waterkering veilig moet kunnen keren.
Artikel 2.3 Normen wateroverlast
Hoofdstuk 3 Organisatie en samenhang waterbeheer
Artikel 3.1 Toedeling watersysteembeheer
Het waterschap is belast met het beheer van het watersysteem, gelet op de taakomschrijving in artikel 2 van het reglement van het betreffende waterschap op grond van de Waterschapswet.
Paragraaf 3 Regels voor een samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer
Artikel 3.8 Begrenzing beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden en natte natuurparels
De begrenzing van de beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden en de natte natuurparels wordt aangegeven op de als bijlage IV bij deze verordening behorende kaarten.
Artikel 3.9 Wijzigingsbevoegheid
Door Gedeputeerde Staten worden bij nader besluit de begrenzingen bedoeld in artikel 3.8 gewijzigd, indien en voor zover dat noodzakelijk is om deze in overeenstemming te brengen met de begrenzingen van deze gebieden zoals die bij of krachtens de verordening bedoeld in artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening in het kader van provinciale ruimtelijke besluitvorming zijn vastgesteld.
Artikel 3.10 Doorwerking gebiedsbegrenzing
Bij het vaststellen van een verordening als bedoeld in artikel 78 van de Waterschapswet, houdende regels met betrekking tot handelingen in een watersysteem of beschermingszones, strekt de begrenzing van de gebieden in bijlage III of een nadien vastgesteld nader besluit als bedoeld in artikel 3.9 het algemeen bestuur tot aanbeveling.
Paragraaf 4 Informatieverstrekking ten behoeve van het toezicht op een samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer
Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van de rapportage, bedoeld in artikel 3.11.
Artikel 3.13 Informatie veiligheid
Het dagelijks bestuur informeert Gedeputeerde Staten jaarlijks voor 1 oktober over de bekende actuele tekortkomingen in het stelsel van primaire en regionale keringen en de te nemen maatregelen ter voorbereiding op een doeltreffend optreden bij gevaar als bedoeld in hoofdstuk 5, paragraaf 5 van de wet.
Artikel 3.14 Toezending calamiteitenplan
De beheerder zendt Gedeputeerde Staten een afschrift van het vastgestelde calamiteitenplan, bedoeld in artikel 5.29 van de Waterwet.
Artikel 3.15 Toezending ontwerp-besluiten
Het dagelijks bestuur informeert Gedeputeerde Staten over de voorbereiding van waterschapsbeleid betreffende de bescherming van gebieden die aangewezen zijn als Natura 2000-gebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming of begrensd zijn als natte natuurparel in bijlage IV van deze verordening.
Paragraaf 2 Beheerplannen voor regionale wateren
Het dagelijks bestuur raadpleegt bij het opstellen van het beheerplan ten minste de dagelijks besturen van de aangrenzende waterbeheerders, de colleges van burgemeester en wethouders en Gedeputeerde Staten van de binnen het plangebied liggende gemeenten en provincies, alsmede de ten aanzien van grensoverschrijdende dan wel grensvormende watersystemen bevoegde Belgische autoriteiten.
Het dagelijks bestuur kan besluiten dat de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure niet wordt toegepast bij het actualiseren van het maatregelenprogramma als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid onder c, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat aan de toepassing van die procedure geen behoefte bestaat.
Hoofdstuk 5 Aanleg en beheer van waterstaatswerken
Artikel 5.2 Vrijstelling leggerplicht voor oppervlaktewaterlichamen
Oppervlaktewaterlichamen met een maatgevende afvoer van minder dan 30 liter per seconde zijn vrijgesteld van de in artikel 5.1 van de wet bedoelde verplichtingen met betrekking tot omschrijving van de vorm, afmeting en constructie van het oppervlaktewaterlichaam en het dwarsprofiel, bedoeld in artikel 5.1. eerste lid onder b.
Vrij meanderende oppervlaktewaterlichamen zijn vrijgesteld van de in artikel 5.1 van de wet bedoelde verplichtingen met betrekking tot omschrijving van de vorm en afmeting van het betreffende oppervlaktewaterlichaam. De ondersteunende kunstwerken, die deel uitmaken van vrij meanderende oppervlaktewaterlichamen met een maatgevende afvoer van 30 liter per seconde of meer, worden wel omschreven.
Artikel 5.3 Tijdelijke vrijstelling leggerplicht voor regionale keringen
Gedeputeerde Staten stellen na overleg met het dagelijks bestuur de termijn vast, gedurende welke artikel 5.1, eerste lid van de wet niet van toepassing is op de regionale waterkeringen die zijn aangewezen op grond van artikel 2.1, onverminderd artikel 2.2, vijfde lid.
Artikel 5.4 Aanwijzing gebieden voor peilbesluiten
Het algemeen bestuur stelt een of meer peilbesluiten vast voor de oppervlaktewaterlichamen in de gebieden die zijn aangegeven op de kaart in bijlage V bij deze verordening.
Paragraaf 3 Projectprocedure voor waterstaatswerken
Artikel 5.9 Toezending projectplan voor primaire waterkeringen
Een aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring toegezonden projectplan, bedoeld in artikel 5.5 van de wet, dat betrekking heeft op een primaire waterkering die onderdeel uitmaakt van een dijkring die tevens is gelegen op het grondgebied van een andere provincie, wordt door het dagelijks bestuur van het waterschap tevens toegezonden aan Gedeputeerde Staten van die andere provincie.
Bij de voorbereiding van een waterakkoord als bedoeld in artikel 3.7 van de wet, raadpleegt het dagelijks bestuur het college van Burgemeester en Wethouders of ander openbaar gezag, voorzover het akkoord betrekking heeft op onderdelen van het watersysteem ten aanzien waarvan de gemeente of dat gezag belast is met het vaarweg- of havenbeheer.
Hoofdstuk 6 Handelingen in watersystemen
Artikel 6.2 Melden, meten en registreren
Ten aanzien van grondwateronttrekkingen en infiltraties als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, van de wet kunnen Gedeputeerde Staten nadere voorschriften vaststellen met betrekking tot de wijze waarop opgave wordt gedaan over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd water en de kwaliteit van het geïnfiltreerde water.
De in artikel 6.11, eerste, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit genoemde verplichtingen met betrekking tot het melden, meten en registreren van een grondwateronttrekking zijn niet vereist ten aanzien van onttrekkingsinrichtingen ten behoeve van bodemenergiesystemen waarvan de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m³ per uur, voorzover deze inrichtingen zijn gelegen buiten de beschermde gebieden waterhuishouding als bedoeld in artikel 3.8 van deze verordening en de onttrekkingsput niet dieper is dan 30 meter minus maaiveld.
De in artikel 6.11, vierde lid van het Waterbesluit genoemde verplichting met betrekking tot de opgave van de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater is niet van toepassing ten aanzien van een onttrekking ten behoeve van een bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de wet, indien de gemeten hoeveelheden in overeenstemming zijn met de watervergunning.
Artikel 6.5 Uitzondering vergunningplicht
Een vergunning tot het onttrekken van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de wet, is niet vereist ten aanzien van inrichtingen waarvan de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 10 m³ per uur, voorzover deze inrichtingen gelegen zijn buiten de beschermde gebieden waterhuishouding als bedoeld in artikel 3.8 van deze verordening en de onttrekkingsput niet dieper is dan 30 meter minus maaiveld.
Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 9.2 Overgangsrecht algemene voorschriften grondwateronttrekkingen
Voor zover op grond van artikel 6.4 geen algemene voorschriften zijn vastgesteld, gelden de voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening vigerende Algemene voorschriften grondwateronttrekkingen voor degene die onder het toepassingsbereik van artikel 6.4 van de Wet grondwater onttrekken.
Artikel 9.3 Overgangsrecht provinciale vaarwegen
Tot de inwerkingtreding van het besluit als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, gelden als beheersdoelstellingen voor de provinciale vaarwegen de scheepvaartklassen die op grond van artikel 8 Scheepvaartverkeerswet zijn aangegeven in het besluit van het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap West-Brabant van 19 juli 1993 nummer 9694, gewijzigd bij besluit van het voorlopig dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta van 12 januari 2004, nummer 04I000099.
’s-Hertogenbosch, 20 november 2009
Provinciale Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de griffier mw. drs. E.M.W.J. Wöltgens
Bijlage I Normen regionale keringen
Bijlage II Normen wateroverlast
Bijlage III Vaarwegen en havens in beheer bij provincie Noord-Brabant en bij gemeenten
Bijlage IV Beschermde gebieden WHH
Bijlage V Peilbesluiten