Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-07-2021 | nieuwe regeling | 08-07-2021 |
De raad van de gemeente Doetinchem;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders over 'Landelijk gebied - 2020';
de beheersverordening'Landelijk gebied - 2020' wordt vastgesteld overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten met identificatienummer NL.IMRO.0222.BgBV001-0002, waarbij als ondergrond is gebruikt de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), versie 08-12-2020 en de Digitale Kadastrale Kaart (DKK), versie 08-12-2020;
de beheersverordening Landelijk gebied - 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0222.BgBV001-0002 van de gemeente Doetinchem;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
een dienstverlenend beroep, waaronder een vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
een bedrijf dat geheel of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten, zoals het telen van gewassen, het fokken en/of houden van dieren, waaronder productiegerichte paardenhouderijen;
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten, zoals het telen van gewassen, het fokken en/of houden van dieren, waaronder productiegerichte paardenhouderijen;
1.10 agrarisch technisch bedrijf
een bedrijf waar agrarische bedrijvigheid wordt gecombineerd met het ontwikkelen en maken van technische apparatuur en aanverwante produkten voor agrarische bedrijven;
gebied in een zone van 250 m rondom zeer gevoelige natuur in het Gelders natuurnetwerk waar de emissie van ammoniak niet mag toenemen bij uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderij;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.16 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
Een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
Een watergang van overwegend belang voor de waterhuishouding en waterberging, met inbegrip van oevers, taluds, kaden en onderhoudspaden, die in beheer en onderhoud zijn bij het waterschap;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een percentage, dat de grootte van het deel van een hoofdfunctievlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.22 bed & breakfast-accommodatie
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
een zelfstandige productie-eenheid;
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.25 bedrijfswoning (dienstwoning)
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, alleen bedoeld voor (het huishouden van) een persoon en zijn gezin, van wie de huisvesting daar in verband met de hoofdfunctie noodzakelijk is;
begraafplaats of een terrein voor het verstrooien van as of uitstrooiveld als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging of, tenzij anders is bepaald, een dierenbegraafplaats;
een strook grond ter plaatse van en aan weerszijden van de hoogspanningslijn of - kabel die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de leiding te kunnen garanderen;
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.29 beschermingszone natte landnatuur
gebied in een zone rondom natte natuur in het Gelders natuurnetwerk waar ter bescherming van die natte natuur in beginsel geen ruimtelijke of waterhuishoudkundige ontwikkeling mogelijk is die door hydrologische beïnvloeding via het grondwatersysteem negatief effect heeft op de natte natuurwaarden;
1.30 bestaand gebruik/bestaande bebouwing
op moment van inwerkingtreding van de verordening legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan, daaronder valt niet het bouwwerk of gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, tenzij het gemeentebestuur in een voorkomend geval uitdrukkelijk anders heeft besloten;
1.31 bestaande stikstofdepositie
de stikstofdepositie ten gevolge van het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van landbouwhuisdieren in de omvang zoals op het tijdstip van vaststelling van de verordening is toegestaan overeenkomstig:
(indien geen sprake is van een onherroepelijke vergunning als onder a bedoeld) de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van landbouwhuisdieren in de omvang zoals feitelijk aanwezig en planologisch legaal in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van de verordening.
de grens van een hoofdfunctievlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde hoofdfunctie, in voorkomende gevallen gekoppeld met het figuur 'relatie';
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten, in voorkomende gevallen gekoppeld met het figuur 'relatie';
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatige handelingen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de volgende functies en aspecten: natuur, houtproductie, landschap, milieu, waaronder begrepen waterhuishouding, en recreatie;
maatregel om de oorzaak van het probleem weg te nemen;
1.45 commerciële dienstverlening
het bedrijfsmatig en tegen betaling aanbieden en verlenen van op publiek gerichte, al dan niet maatschappelijke en/of medische diensten, niet zijnde goederen, aan personen die deze diensten aanwenden anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder perifere detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
een dierenverblijf als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
de verticale afstand tussen 0 m NAP en de onderkant van een overspanning boven de vaarweg bij volbelasting die te allen tijde beschikbaar is voor de scheepvaart;
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
1.52 ecologische voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van diverse fauna nabij (Rijks)infrastructuur met als doel het opheffen van de barrièrewerking van genoemde infrastructuur;
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de verordening deze inrichting niet verbiedt;
een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
huisvesting in verband met mantelzorg wordt in deze verordening aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw, een en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, niet zijnde een carrosseriebedrijf en/of verfspuitinrichting, al dan niet met een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebied met een samenhangend netwerk van binnen de provincie Gelderland bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
een gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
stof zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
de als zodanig aangeduide lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
woningen met bijbehorende erven alsmede scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met bijbehorende buitenspeelruimten, conform het voorzorgsbeleid hoogspanningsleidingen;
een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o.a. gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
1.68 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarbij de bedrijfsvoering geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van de grond als agrarisch productiemiddel, waaronder een grondgebonden veehouderijbedrijf;
1.69 grondgebonden veehouderijbedrijf
agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken;
1.70 grondgebonden veehouderijtak
onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf beschikt over voldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om de dieren binnen de veehouderijtak voor meer dan 50 procent zelf te kunnen voeren;
1.71 grondwaterbeschermingsgebied
beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen 25 jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn en waar geen afdoende beschermende kleilaag aanwezig is;
gebied met een andere hoofdfunctie dan natuur dat ruimtelijk is vervlochten met het Gelders natuurnetwerk, waaronder weidevogelgebieden en rustgebieden voor winterganzen;
de 'Handreiking voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen' van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, versie 4.1, 26 oktober 2015;
de vestiging van een nieuw op te richten of een van elders te verplaatsen veehouderijbedrijf op een bestaand agrarisch bouwvlak;
een ondergrondse of bovengrondse verbinding met een spanningsniveau hoger dan 110 kV;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige hoofdfunctie van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die hoofdfunctie het belangrijkst is;
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; de volgende specifieke vormen worden onder horeca categorie 1 begrepen:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken waarbij het doen beluisteren van muziek een wezenlijk onderdeel vormt; de volgende specifieke vormen worden onder horeca categorie 2 begrepen:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie; de volgende specifieke vormen worden onder horeca categorie 3 begrepen:
persoon of groep personen die een huishouden voert waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
1.81 instellingen voor cultuur en ontspanning
culturele voorzieningen en voorzieningen voor ontspanning, waaronder dagrecreatie, of een combinatie daarvan;
1.82 inpandig bijbehorend bouwwerk
bijbehorend bouwwerk dat geïntegreerd is in het hoofdgebouw;
beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen duizend jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of alleen in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.85 kantoor- of praktijkruimte aan huis
een beroepswerkruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf of vrij beroep;
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
landbouwhuisdieren, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
een dakvorm die bestaat uit alleen één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht;
de schakel tussen het railsysteem en een circuit van een bovengrondse hoogspanningsverbinding bestaande uit onder andere de afspanning van een lijn, aarders, scheiders, meettransformatoren en schakelaars en bijbehorende ondersteuningen;
een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.92 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen voor openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.94 mogelijkheden voor ontmoeting
terrassen, standplaatsen voor de ambulante handel, weekmarkten, rommelmarkten, braderieën, kermissen, volksfeesten, stadsfeesten, straattheaterfestivals, openluchtfestivals, fancy fairs, circussen, stadspromotionele activiteiten (bijvoorbeeld tijdelijke ijsbaan), e.d.;
gebied rondom een historische of monumentale windmolen met een straal van 400 m gerekend vanaf het middelpunt van de molen, gericht op een onbelemmerde windopvang;
1.96 naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn)
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
een park waar het spelen in de natuur, het ontdekken van de natuur en natuureducatie centraal staat;
1.98 niet-grondgebonden veehouderijbedrijf
agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren voor het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwvlak zijn gelegen en waarop de veehouderij rechten heeft;
1.99 niet-grondgebonden veehouderijtak
onderdeel van een agrarisch bedrijf dat is gericht op niet-grondgebonden veehouderij;
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
1.103 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen alleen bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
een bouwwerk met een open constructie;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
detailhandel in de volgende categorieën:
1.110 plaatsgebonden risico (PR)
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.111 plaatsgebonden risicocontour 10-6
plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
de periode dat de verordening van kracht is;
een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, zoals bedoeld in artikel 1.1a lid 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, welke door een persoon en diens huishouden, die geen binding heeft met de desbetreffende landbouwinrichting, wordt of mag worden bewoond;
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, gelegen in of aansluitend aan een woning en behorend bij die woning, voor de uitoefening van medische, paramedische en andere vrije beroepen en/of administratieve of daarmee gelijk te stellen beroepen;
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
een systeem bestaande uit 1, 2 of 3 sets van parallelle geleiders op ondersteuningen als onderdeel van een hoogspanningsstation waarover grote elektrische vermogens kunnen worden getransporteerd en verdeeld over de verschillende aansluitingen (waaronder lijnvelden);
een rechtopstaand ander bouwwerk dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;
instelling voor recreatie, ontspanning en vrijetijdsbesteding;
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders heeft/hebben;
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van fietspaden;
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
inrichtingen waar opslag, overslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen plaatsvindt én die behoren tot een categorie van inrichtingen als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer én waarvan het invloedsgebied tot over de eigen perceelsgrens reikt en/of;
inrichtingen waarvoor, krachtens artikel 3.12, 3.17, 3.18, 3.28, 4.1, 4.3, 4.4, 4.5, 4.7 of 4.81 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, regels gelden bij de opslag, overslag en / of het gebruik van gevaarlijke stoffen met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en/of;
denkbeeldige contour rondom een object (een bedrijf, buisleiding of weg), waarbinnen in geval van een calamiteit de bevolking ongewenste risico's loopt in de zin van doden en gewonden;
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel, met uitzondering van thuisprostitutie;
een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.128 specifieke magneetveldzone
de strook grond die zich aan beide zijden langs de hoogspanningslijn uitstrekt en waarbinnen het magneetveld gemiddeld over een jaar hoger dan 0,4 microtesla is of in de toekomst kan worden, berekend overeenkomstig de handreiking;
een als een gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief woonverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
1.130 stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige
een beleidsmedewerker van de gemeente, belast met de stedenbouwkundige en cultuurhistorische adviezen;
bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, abri's, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;
1.132 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen die worden toegepast om de teelt van groente, fruit of potplanten te bevorderen en te beschermen. Hieronder worden verstaan tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen, regenkappen en soortgelijke bouwwerken;
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook alleen door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw voor huisvesting voor mantelzorg onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
1.136 Toegestaan gebruik - opwekken duurzame energie
het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de gebiedsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak is toegestaan;
draadmarkingen in de vorm van kunststof spiralen ten behoeve van het verbeteren van de zichtbaarheid van de lijnen tussen twee hoogspanningsmasten voor vogels;
1.138 verantwoording groepsrisico
het afleggen van verantwoording over het genomen besluit om toename van het groepsrisico toe te staan. Hierbij moet aandacht worden besteed aan mogelijke alternatieven en risico reducerende maatregelen en het belichten van de mogelijkheid voor rampenbestrijding en hulpverlening;
vormen van vrijetijdsbesteding waarbij ook in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;
bergruimte onder het dak en niet voor bewoning geschikt;
1.141 volumineuze detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen;
goederen waarbij voor tentoonstelling of opslag een grote vloeroppervlakte nodig is: auto's, boten, caravans, landbouwvoertuigen, motorfietsen, bromfietsen, fietsen of vergelijkbare goederen;
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
het advies van de toenmalige Staatssecretaris van VROM d.d. 3 oktober 2005, kenmerk SAS/2005183118 en aanvullende brief van de toenmalige Minister van VROM d.d. 4 november 2008 (DGM/2008105664)) met betrekking tot gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden;
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie bijlage 8 Lijst van vrije beroepsbeoefenaars);
1.146 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
iemand die wordt ingehuurd om zijn/haar individuele persoonlijke, artistieke en/of academische kwaliteiten;
1.148 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen één jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn;
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
een hoogspanningsmast die herkenbaar is aan twee naast elkaar staande, gladde, abstract rondconische pylonen (bipole mast);
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, woonwagens niet inbegrepen;
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen;
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met veelal schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging nodig hebben; de verzorging vindt voortdurend plaats en in het gebouw is afzonderlijke ruimte voor de verzorging aanwezig.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
2.2 de bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de breedte van een bouwwerk
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.5 de bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.)
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
2.8 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen;
bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60º is;
2.9 de hoogte van een windmolen
vanaf het peil tot aan de as van de windmolen;
2.10 de netto-vloeroppervlakte (n.v.o.)
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007, onderdelen 4.3.1 en 4.3.2;
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.12 de oppervlakte van een overkapping
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de afstand tussen de dichtstbijzijnde pyloon van de bipolemast tot het hart van een (gas)buisleiding;
de afstand tussen twee mastlocaties, uitgaande van de denkbeeldige lijn door het hart van de bipolemast op een bepaalde mastlocatie;
2.15 de verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)
de som van de horizontale vloeroppervlakten van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), binnenwerks gemeten;
2.16 de vloeroppervlakte van een woning
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten en zolders welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van de verordening verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Agrarisch' worden gebouwd.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
3.2.4 Plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een plattelandswoning
Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de navolgende regels:
3.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen', met dien verstande, dat realisatie uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak.
3.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan en met dien verstande dat, bij de aanduiding 'cultuurhistorie' uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en een advies moet worden ingewonnen bij een stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingen, zijn ook de afwijkingen in artikel 46.2.1, 46.2.2, 46.2.3 en 46.2.4 van toepassing, voor zover zij gelden voor de hoofdfunctie 'Agrarisch'.
3.4.1 Mestopslag, kuilvoerplaten, trainingsmolens en/of paardrijbakken buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.7 sub a voor het bouwen van een mestopslag, kuilvoerplaten, trainingsmolen en/of paardrijbak buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:
het bouwwerk moet landschappelijk worden ingepast, hiertoe moet van te voren een landschappelijk inpassingsplan worden overlegd dat voldoet aan het bepaalde in bijlage 2 Richtlijn ‘Verrekening bij landschappelijk inpassing’, 3 Landschapstypen en 4 Leidraad Toetsingskader Landschapelementen. Een inpassingsplan hoeft niet te worden overlegd als landschappelijke inpassing niet nodig is bijvoorbeeld vanwege de reeds aanwezige beplanting. Over het inpassingsplan of over de vraag of dat plan nodig is, wordt advies ingewonnen bij een deskundige op het gebied van landschap;
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
3.4.2 Bijbehorende bouwwerken voor de hoofdfunctie ‘Wonen’
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de eis dat bijbehorende bouwwerken bij woningen moeten worden gerealiseerd binnen het hoofdfunctievlak van de hoofdfunctie ‘Wonen’, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
3.4.3 Overschrijding bouwgrens bij niet-grondgebonden veehouderijbedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor het vergroten van de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak voor de huisvesting van landbouwhuisdieren behorende bij een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf onder voorwaarden dat:
wordt voldaan aan de beleidsregels in het Plussenbeleid Doetinchem 2019 van de gemeente Doetinchem zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 19 mei 2019 (Bijlage 6 Plussenbeleid Doetinchem 2019), met dien verstande dat wanneer deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.
3.5.2 Strijdig gebruik stikstofdepositie
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en overkappingen ten behoeve van het houden van landbouwhuisdieren waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande stikstofdepositie van het betreffende agrarische bedrijf.
3.5.3 Strijdig gebruik veebezetting
Voor de bedrijven die zijn voorzien van de aanduiding 'niet grondgebonden' wordt onder gebruik in strijd met deze hoofdfunctie in elk geval gerekend het uitbreiden met een andere categorie dieren (overeenkomstig de hoofdcategorieën uit de Regeling ammoniak en veehouderij) dan de bestaande categorie en met uitzondering van melkrundvee.
Voor de bedrijven die zijn voorzien van de aanduiding 'niet grondgebonden' is omschakeling naar een andere categorie dieren (overeenkomstig de hoofdcategorieën uit de Regeling ammoniak en veehouderij) dan de bestaande categorie uitsluitend toegestaan indien de achtergrondbelasting overeenkomstig de Wet geurhinder en veehouderij, of diens opvolger niet toeneemt.
3.5.4 Verbod op nieuwvestiging en uitbreiding geitenhouderij
Onder gebruik in strijd met deze verordening wordt in ieder geval verstaan:
3.5.5 Nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf
Voor het uitoefenen van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf gelden de navolgende voorwaarden:
3.5.6 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning of een plattelandswoning, inclusief eventueel aanwezige, bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
3.5.8 Keerlus voor vrachtverkeer
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in pluimvee en transport' mogen vrachtwagens van en voor het aangrenzende pluimveehandel- en transportbedrijf rijden; parkeren van vrachtwagens is niet toegestaan.
Daar waar de aanwezige recreatieverblijven (aangeduid met 'recreatiewoning' of 'bed & breakfast') ook voorzien zijn van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' mogen de recreatieverblijven ook gebruikt worden als groepsaccommodatie.
3.5.10 Verbod op het hobbymatig houden van varkens en het telen van gewassen
In afwijking van het bepaalde in lid 3.1 mogen op de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden veehouderij voor kippen' geen varkens gehouden worden.
3.5.11 Gebruik schuur voor houtopslag (uitsterfregeling)
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingsmogelijkheden, zijn ook de afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 van toepassing, voor zover van toepassing op de hoofdfunctie 'Agrarisch'.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.5 voor het bij een agrarisch bedrijf toestaan van nevenactiviteiten die behoren tot de Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten zoals deze is opgenomen in bijlage 9 Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten en die in deze lijst als nevenactiviteiten of mede als nevenactiviteiten zijn aangeduid voor:
de oppervlakte van de nevenactiviteit(en) maximaal 50 % van de oppervlakte van de bestaande gebouwen mag bedragen, onder voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte van de nevenactiviteit(en) niet meer mag bedragen dan in de hiernavolgende tabel, zoals die geldt voor de aangeduide deelgebieden, is weergegeven en met dien verstande dat bij een combinatie van meerdere nevenactiviteiten maximaal de laagste oppervlaktenorm is toegestaan:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – gelders natuurnetwerk' of 'overige zone – groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones;
de landschappelijke inpassing is gewaarborgd in een landschappelijk inrichtingsplan, die voldoet aan het bepaalde in bijlage 2 Richtlijn 'Verrekening bij landschappelijk inpassing', 3 Landschapstypen en 4 Leidraad Toetsingskader Landschapelementen en waarover advies is ingewonnen bij een deskundige op het gebied van landschap;
de (gezamenlijke) nevenactiviteit(en) geen nadelige invloed mag (mogen) hebben op de parkeerbalans, casu quo primair binnen het bouwvlak moet worden geparkeerd door gebruiker én bezoekers en moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.5 voor het bij een agrarisch bedrijf toestaan van een kampeerterrein, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – gelders natuurnetwerk' of 'overige zone – groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones;
moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een cultuurhistorisch waardevol bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 3.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.7.1 wordt slechts verleend als:
de karakteristieke hoofdvorm en het beeldbepalend aanzicht op basis van bouwtechnische en/of economische overwegingen in alle redelijkheid niet te handhaven zijn; de aanvrager moet dit aantonen door rapporten in te dienen - door een ter zake deskundige opgesteld - die ingaan op de cultuurhistorische, bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het bouwwerk in relatie tot de kosten van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden;
als bij de sloopwerkzaamheden ook (delen van) de inwendige structuur gesloopt worden, is de aanvrager verantwoordelijk voor een onderzoek naar de mogelijke aanwezige cultuurhistorische waarden, uitgevoerd door een ter zake deskundige. Deze moet in de vorm van een rapportage met waardestelling aan de gemeente worden verstrekt;
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.7.1 wordt, als ook sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorie', slechts verleend als:
Artikel 4 Agrarisch met waarden
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
instandhouding van de aanwezige voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, waaronder in ieder geval de instandhouding en versterking van de openheid van het landschap ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - openheid' en 'overige zone - openheid en reliëf' en de instandhouding en versterking van de kenmerkende hoogteverschillen van het landschap ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - reliëf' en 'overige zone - openheid en reliëf', waarbij als richtlijn geldt de laatste tabel van bijlage 2 Richtlijn 'Verrekening bij landschappelijk inpassing' gebaseerd op de landschapstypen als weergegeven in bijlage 3 Landschapstypen;
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Agrarisch met waarden' worden gebouwd.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
4.2.4 Plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een plattelandswoning
4.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 Bijbehorende bouwwerken van de hoofdfunctie 'Wonen', met dien verstande, dat realisatie uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak.
4.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op de gronden met de hoofdfunctie 'Agrarisch met waarden' gelden de navolgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan en met dien verstande dat, bij de aanduiding 'cultuurhistorie', uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en een advies moet worden ingewonnen bij een stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingen, zijn ook de afwijkingen als opgenomen in artikel 46.2.1, 46.2.2, 46.2.3 en 46.2.4 van toepassing, voor zover zij gelden voor de hoofdfunctie 'Agrarisch met waarden'.
4.4.1 Bouwen van mestopslag, trainingsmolens en kuilvoerplaatsen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.6 sub a voor het bouwen van een mestopslag, kuilvoerplaten, trainingsmolen en/of paardrijbak buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat:
het bouwwerk moet landschappelijk worden ingepast, hiertoe moet van te voren een landschappelijk inpassingsplan worden overlegd dat voldoet aan het bepaalde in bijlage 2 Richtlijn ‘Verrekening bij landschappelijk inpassing’, 3 Landschapstypen en 4 Leidraad Toetsingskader Landschapelementen. Een inpassingsplan hoeft niet te worden overlegd als landschappelijke inpassing niet nodig is bijvoorbeeld vanwege de reeds aanwezige beplanting. Over het inpassingsplan of over de vraag of een inpassingsplan nodig is wordt advies ingewonnen bij een deskundige op het gebied van landschap;
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
4.4.2 Bijbehorende bouwwerken voor de hoofdfunctie ‘Wonen’
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de eis dat bijbehorende bouwwerken bij woningen moeten worden gerealiseerd op het hoofdfunctievlak van de hoofdfunctie ‘Wonen’, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
4.4.3 Overschrijding bouwgrens bij niet-grondgebonden veehouderij
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a voor het vergroten van de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak voor de huisvesting van landbouwhuisdieren behorende bij een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf onder voorwaarden dat:
wordt voldaan aan de beleidsregels in het Plussenbeleid Doetinchem 2019 van de gemeente Doetinchem zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 29 mei 2019 (Bijlage 6 Plussenbeleid Doetinchem 2019), met dien verstande dat wanneer deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.
4.5.2 Strijdig gebruik stikstofdepositie
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en overkappingen ten behoeve van het houden van landbouwhuisdieren waarbij sprake is van een toename van stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf ten opzichte van de bestaande stikstofdepositie van het betreffende agrarische bedrijf.
4.5.3 Strijdig gebruik veebezetting
Voor de bedrijven die zijn voorzien van de aanduiding 'niet grondgebonden' wordt onder gebruik in strijd met deze hoofdfunctie in elk geval gerekend het uitbreiden met een andere categorie dieren (overeenkomstig de hoofdcategorieën uit de Regeling ammoniak en veehouderij) dan de bestaande categorie en met uitzondering van melkrundvee.
Voor de bedrijven die zijn voorzien van de aanduiding 'niet grondgebonden' is omschakeling naar een andere categorie dieren (overeenkomstig de hoofdcategorieën uit de Regeling ammoniak en veehouderij) dan de bestaande categorie uitsluitend toegestaan indien de achtergrondbelasting overeenkomstig de Wet geurhinder en veehouderij, of diens opvolger niet toeneemt.
4.5.4 Verbod op nieuwvestiging en uitbreiding geitenhouderij
Onder gebruik in strijd met deze verordening wordt in ieder geval verstaan:
4.5.5 Nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf
Voor het uitoefenen van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf gelden de navolgende voorwaarden:
4.5.6 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning of een plattelandswoning, inclusief eventueel aanwezige bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingsmogelijkheden, zijn ook de afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 van toepassing, voor zover zij gelden voor de hoofdfunctie 'Agrarisch met waarden'.
4.6.1 Nevenactiviteiten bij agrarisch bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.5 voor het bij een agrarisch bedrijf toestaan van nevenactiviteiten die behoren tot de Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten zoals deze is opgenomen in bijlage 9 Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten en die in deze lijst als nevenactiviteiten of mede als nevenactiviteit zijn aangeduid, voor
de oppervlakte van de nevenactiviteit(en) maximaal 50 % van de oppervlakte van de bestaande gebouwen mag (mogen) bedragen, onder voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte van de nevenactiviteit(en) niet meer mag bedragen dan in de hiernavolgende tabel, zoals die geldt voor de aangeduide deelgebieden, is weergegeven en met dien verstande dat bij een combinatie van meerdere nevenactiviteiten maximaal de laagste oppervlaktenorm is toegestaan:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – gelders natuurnetwerk' of 'overige zone – groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones;
de landschappelijke inpassing is gewaarborgd in een landschappelijk inrichtingsplan, die voldoet aan het bepaalde in bijlage 2 Richtlijn 'Verrekening bij landschappelijk inpassing', 3 Landschapstypen en 4 Leidraad Toetsingskader Landschapelementen en waarover advies is ingewonnen bij een deskundige op het gebied van landschap;
de (gezamenlijke) nevenactiviteit(en) geen nadelige invloed mag (mogen) hebben op de parkeerbalans, casu quo primair binnen het bouwvlak moet worden geparkeerd door gebruiker én bezoekers en moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.5 voor het bij een agrarisch bedrijf toestaan van een kampeerterrein, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – gelders natuurnetwerk' of 'overige zone – groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszone;
moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de hoofdfunctie 'Agrarisch met waarden' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies bij een deskundige op het gebied van landschap.
Als het perceel, waarvoor een omgevingsvergunning is gevraagd, voorzien is van de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' of 'overige zone - groene ontwikkelingszone', dan gelden de instructieregels voor nieuwe ontwikkelingen in het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland.
4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een cultuurhistorisch waardevol bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 4.8.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.8.1 wordt slechts verleend als:
de karakteristieke hoofdvorm en het beeldbepalend aanzicht op basis van bouwtechnische en/of economische overwegingen in alle redelijkheid niet te handhaven zijn; de aanvrager moet dit aantonen door rapporten in te dienen - door een ter zake deskundige opgesteld - die ingaan op de cultuurhistorische, bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het bouwwerk in relatie tot de kosten van de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden;
als bij de sloopwerkzaamheden ook (delen van) de inwendige structuur gesloopt worden, is de aanvrager verantwoordelijk voor een onderzoek naar de mogelijke aanwezige cultuurhistorische waarden, uitgevoerd door een ter zake deskundige. Deze moet in de vorm van een rapportage met waardestelling aan de gemeente worden verstrekt;
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.8.1 wordt, als ook sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorie', slechts verleend als:
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Bedrijf' worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' geen bebouwing is toegestaan.
Met uitzondering van grond met het hoofdfunctievlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - circusbedrijf' gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken de navolgende regels:
Met uitzondering van grond met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - circusbedrijf' gelden voor het bouwen van bedrijfswoningen de navolgende regels:
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Met uitzondering van grond met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - circusbedrijf' gelden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
5.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Voor grond met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - circusbedrijf' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in 5.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Bedrijf' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan en met dien verstande dat, bij de aanduiding 'cultuurhistorie' uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en een advies moeten worden ingewonnen bij een stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige.
5.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.1, 46.2.3, en 46.2.4 zijn van toepassing.
Per bouwperceel is maximaal één bedrijf toegestaan.
5.5.2 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Onverminderd het bepaalde in artikel 44.1 wordt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - circusbedrijf' onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: het geven van circusvoorstellingen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels, zijn ook de afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf met bijbehorende bedrijfsactiviteiten dat niet is vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones;
moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 5.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.7.1 wordt slechts verleend als:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.7.1 wordt, als sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorie', slechts verleend als ook:
Artikel 6 Bedrijf - Opstijgpunt
De voor 'Bedrijf - Opstijgpunt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Bos' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de navolgende regels:
7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Bos' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 voor het bouwen van een materieelberging of een vergelijkbaar gebouw, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 sub a voor de bouwhoogte van verlichting tot 6 m, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de hoofdfunctie 'Bos' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van landschap.
Artikel 8 Cultuur en ontspanning
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Cultuur en ontspanning' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
8.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
8.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Cultuur en ontspanning' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
8.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.4 zijn van toepassing.
Per hoofdfunctievlak is maximaal één instelling voor cultuur en ontspanning toegestaan.
8.5.2 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingsmogelijkheid, zijn ook de afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing, voor zover van toepassing voor de hoofdfunctie 'Cultuur en ontspanning'.
8.6.1 Zelfstandige horeca als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in artikel 8.1 onder c zelfstandige horeca-activiteiten als nevenactiviteit bij de hoofdfunctie toestaan, onder de voorwaarden dat:
de activiteit voldoet aan de uitgangspunten van de nota 'Notitie (Para)commercie in de horeca Doetinchem', versie 18-06-2013 (Bijlage 12 Notitie (Para-)commercie in de horeca Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Detailhandel' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
9.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
9.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Detailhandel' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
9.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.3, en 46.2.4 zijn van toepassing.
Per hoofdfunctievlak is maximaal één detailhandelsbedrijf toegestaan.
9.5.2 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
De afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing.
9.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 9.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.7.1 wordt slechts verleend als:
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Dienstverlening' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
10.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Dienstverlening' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
10.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.3 en 46.2.4 zijn van toepassing.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Per bouwperceel is maximaal één dienstverleningsbedrijf toegestaan.
10.5.2 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
De afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Groen' worden gebouwd.
11.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
in afwijking van het bepaalde onder a t/m d mag ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' maximaal één gebouw ten behoeve van de dieren en de landbouwwerktuigen van de kinderboerderij worden opgericht met een maximale oppervlakte van 110 m2, een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 7 m;
11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Groen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Horeca' worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bebouwing uitgesloten' geen bouwwerken zijn toegestaan. De als zodanig aangeduide grond dient niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II, behorende bij het Besluit omgevingsrecht.
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
12.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
12.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Horeca' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
12.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.3, en 46.2.4 zijn van toepassing.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Per hoofdfunctievlak is maximaal één horeca-bedrijf toegestaan.
12.5.2 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
12.5.4 Ontsluiting Gaanderenseweg 381 Doetinchem
Onverminderd het bepaalde in Artikel 44 Algemene gebruiksregels wordt onder strijdig gebruik op het horecaterrein Gaanderenseweg 381 Doetinchem in ieder geval verstaan het ontsluiten van het horecaterrein Gaanderenseweg 381 Doetinchem op een andere plek dan is aangeduid met de aanduiding 'ontsluiting'.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
De afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing.
12.6.1 Andere horeca-categorie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 en een bedrijf uit een andere horeca-categorie toestaan, onder voorwaarden dat:
moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
12.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 12.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.7.1 wordt slechts verleend als:
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Kantoor' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
13.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
13.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Kantoor' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan en met dien verstande dat, bij de aanduiding 'cultuurhistorie' uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en een advies moeten worden ingewonnen bij een stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige.
13.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.3, en 46.2.4 zijn van toepassing.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Per hoofdfunctievlak is maximaal één kantoor toegestaan.
13.5.2 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
De afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing.
13.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 13.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 13.7.1 wordt slechts verleend als:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 13.7.1 wordt, als sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorie', slechts verleend als ook:
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Maatschappelijk' worden gebouwd, waarbij op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' geen bouwwerken zijn toegestaan.
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
14.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
14.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 14.1, op gronden met de hoofdfunctie 'Maatschappelijk' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan en met dien verstande dat, bij de aanduiding 'cultuurhistorie' uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en een advies moeten worden ingewonnen bij een stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige.
14.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.3, en 46.2.4 zijn van toepassing.
14.5 Specifieke gebruiksregels
Per hoofdfunctievlak is maximaal één maatschappelijke voorziening toegestaan.
14.5.2 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
De afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing.
14.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 14.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.7.1 wordt slechts verleend als:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.7.1 wordt, als sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorie', slechts verleend als ook:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Natuur' worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag een materieelberging staan voor de opslag van materieel en materiaal ten dienste van de geldende hoofdfunctie. De oppervlakte, bouw- en goothoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse is aangeduid.
15.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 15.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Natuur' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 voor het bouwen van een extra materieelberging of een vergelijkbaar gebouw, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.3 sub b voor de bouwhoogte van verlichting tot 4 m, onder voorwaarden dat:
geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van het Gelders natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones;
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de gronden met de hoofdfunctie 'Natuur' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van ecologie.
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Recreatie' worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten', geen gebouwen zijn toegestaan.
16.2.2 Bedrijfsgebouwen (geen recreatiewoningen of stacaravans)
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de navolgende regels:
16.2.3 Recreatiewoningen, stacaravans inclusief bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van recreatiewoningen of stacaravans gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
16.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
16.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 16.1, op gronden met de hoofdfunctie 'Recreatie' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
16.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.3 en 46.2.4 zijn van toepassing.
16.5 Specifieke gebruiksregels
Per bouwperceel is maximaal één recreatiebedrijf toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn in afwijking van het bepaalde in 16.1 onder d ook groepsaccommodaties toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' valt, in afwijking van het bepaalde in 16.1 onder c, hieronder ook het gebruik van het terrein voor groepskamperen.
16.5.4 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingsmogelijkheid, zijn ook de afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing, voor zover van toepassing voor de hoofdfunctie 'Recreatie'.
16.6.1 Zelfstandige horeca als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in artikel 16.1 onder h zelfstandige horeca-activiteiten als nevenactiviteit bij de hoofdfunctie toestaan, onder de voorwaarden dat:
de activiteit voldoet aan de uitgangspunten van de nota ‘Notitie (Para)commercie in de horeca Doetinchem’, versie 18-06-2013 (Bijlage 12 Notitie (Para-)commercie in de horeca Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
16.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 16.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.7.1 wordt slechts verleend als:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.7.1 wordt, als sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorie', slechts verleend als ook:
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Sport' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de navolgende regels:
17.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de regels in artikel 21.2.3 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
17.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 17.1, op gronden met de hoofdfunctie 'Sport' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
17.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijkingen in artikel 46.2.3 en 46.2.4 zijn van toepassing.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.5.1 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een bedrijfswoning, inclusief eventueel aanwezige (bij de bedrijfswoning behorende), bijbehorende bouwwerken mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1, van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Locaties aangeduid met 'paardenhouderij' zijn voor paardensport, die zich richt op gebruiksgerichte paardenhouderij, waarbij ook pensionstalling van paarden is toestaan.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingsmogelijkheden van de gebruiksregels, zijn ook de afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 van toepassing, voor zover vant toepassing voor de hoofdfunctie 'Sport'.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.5.3 voor het organiseren van meerdaagse paarden-/ponykampen, ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’, onder de volgende voorwaarden:
17.6.2 Zelfstandige horeca als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in artikel 17.1 onder c zelfstandige horeca-activiteiten als nevenactiviteit bij de hoofdfunctie toestaan, onder de voorwaarden dat:
de activiteit voldoet aan de uitgangspunten van de nota ‘Notitie (Para)commercie in de horeca Doetinchem’, versie 18-06-2013 (Bijlage 12 Notitie (Para-)commercie in de horeca Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
17.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 17.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.7.1 wordt slechts verleend als:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.7.1 wordt, als sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorie', slechts verleend als ook:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Verkeer' worden gebouwd.
18.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken op gronden met de hoofdfunctie 'Verkeer' gelden de navolgende regels:
18.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de hoofdfunctie 'Verkeer' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 18.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Verkeer' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
18.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2 sub b voor de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 5 m, onder voorwaarden dat:
18.5 Specifieke gebruiksregels
Activiteiten in het kader van de in lid 18.1, sub a genoemde 'mogelijkheden voor ontmoeting' moeten voldoen aan de ruimtelijk relevante voorwaarden in het gemeentelijk terrassen-, standplaatsen- of evenementenbeleid, met dien verstande dat evenementen maximaal vijftien dagen mogen duren (inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen voor het evenement).
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de hoofdfunctie 'Verkeer' wegen en paden te verharden.
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van landschap.
18.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 18.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 18.7.1 wordt slechts verleend als:
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Verkeer - Railverkeer' worden gebouwd.
19.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken op gronden met de hoofdfunctie 'Verkeer - Railverkeer' gelden de navolgende regels:
19.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de hoofdfunctie 'Verkeer - Railverkeer' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, voor:
onder voorwaarde dat de nadere eisen nog op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van de gronden en bouwwerken in de weg staan.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 sub b voor de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 5 m, onder voorwaarden dat:
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Water' worden gebouwd.
20.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de hoofdfunctie 'Water' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 20.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Water' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 21.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Wonen' worden gebouwd, met dien verstande dat:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:
21.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de navolgende regels:
de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen; als wordt aangebouwd aan een woning, geldt als maximum de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van die woning, vermeerderd met 30 cm en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - inpandige bijgebouwen mag de maximale goothoogte gelijk zijn aan de goothoogte van de woning;
21.2.4 Recreatiewoning en bed & breakfast-accommodatie
Voor het bouwen van een recreatiewoning en een bed & breakfast-accommodatie gelden de navolgende regels:
21.2.5 Erkers en toegangspartijen
In afwijking van het bepaalde in lid 21.2.3 sub f mogen aan het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
In afwijking van het bepaalde in lid 21.2.3 sub f mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
21.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 21.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Wonen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan en met dien verstande dat, bij de aanduiding 'cultuurhistorie' uitdrukkelijk rekening moet worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en een advies moeten worden ingewonnen bij een stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Naast de hieronder opgenomen afwijkingen, zijn ook de afwijkingen in artikel 46.2.2, 46.2.3 en 46.2.4 van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.6 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatste zich er voor leent.
21.4.2 Bouwen voor de voorgevel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 sub f voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken vóór de voorgevel of op minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel. Dit onder de voorwaarde dat dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming van het aanwezige monument of de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, aangeduid als 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie' en gebaseerd is op het advies van de stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige.
21.4.3 Bijbehorende bouwwerken bij 'VAB-woningen'
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 sub b voor het uitbreiden van bestaande of bouwen van bijbehorende bouwwerken tot maximaal 100 m2. Dit onder de voorwaarde dat voor elke m2 te realiseren bijbehorend bouwwerk 2 m2 (voormalig) agrarische bebouwing gesloopt wordt.
21.4.4 Saneringsregeling bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 voor het bouwen van een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in ruil voor de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken. Dit onder de voorwaarde, dat de gezamenlijke oppervlakte van de nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerken niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de te saneren bouwwerken, met een maximum van 200 m2.
21.4.5 Bouwwerk op erf monument
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 sub a voor het realiseren van één vergunningplichtig bouwwerk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - één bouwwerk toegestaan' en onder voorwaarden dat:
een en ander zoals beschreven in het als bijlage bij de gebiedsregels gevoegd advies van het Gelders Genootschap van 5 april 2019, referentie 2019-022-ww, (bijlage Bijlage 41 Advies GELDERS genootschap Gaanderenseweg 381 - 2019 van de regels).
21.4.6 Aangebouwde of vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 sub c voor de realisatie van één of meer aangebouwde of vrijstaande bijbehorend bouwwerken onder de voorwaarden dat:
21.4.7 Herbouw woning op een andere plek
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 onder l en toestaan dat een woning op een andere dan de bestaande plek binnen het hoofdfunctievlak wordt gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige bijbehorende bouwwerken, mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf of beroep of een escortbedrijf, onder de voorwaarden dat:
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
21.5.3 Wonen in aangebouwde en inpandige bijbehorende bouwwerken
21.5.4 Voorwaardelijke verplichting Gaanderenseweg 381 Doetinchem
De nieuwe woning ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' mag slechts worden gerealiseerd onder de volgende voorwaarden:
een en ander zoals weergegeven in bijlage 53 Ruimtelijke onderbouwing Gaanderenseweg 381 van de regels (ruimtelijke onderbouwing Gaanderenseweg 381 van 17 januari 2018) en bijlage 54 Notitie Verblijfsplaats Vleermuizen Gaanderenseweg 381 (de notitie Verblijfplaatsen Vleermuizen Gaanderenseweg 381 van 24 april 2019) is weergegeven.
21.5.5 Gebruik twee chalets voor recreatieve bewoning (uitsterfregeling)
21.5.6 Gebruik twee chalets voor permanente bewoning (persoonsgebonden overgangsrecht)
Het recht als bedoeld in lid a is persoonsgebonden en uitsluitend toegekend aan de persoon, die staat vermeld in bijlage 35 Persoonsgebonden overgangsrecht. Het recht vervalt zodra deze persoon verhuist of overlijdt, dan wel de permanente bewoning voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken.
21.6 Afwijken van de gebruiksregels
Naast de hieronder genoemde afwijkingsmogelijkheid, zijn ook de afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing.
21.6.1 Wonen en aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.5.1 onder c en lid 21.5.3 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – aangebouwd en inpandig’ voor de het gebruik van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf dan wel de uitbreiding van de woonfunctie tot een afstand tot minimaal 3 m tussen het bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
21.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie', voortvloeiend uit bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - onderzoeksrapport en 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem, 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen of 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod als bedoeld in 21.7.1 is niet van toepassing op:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 21.7.1 wordt slechts verleend als:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 21.7.1 wordt, als sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorie', slechts verleend als ook:
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Wonen - 1' worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:
22.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de navolgende regels:
22.2.4 Erkers en toegangspartijen
In afwijking van het bepaalde in lid 22.2.3 sub b mogen aan het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
In afwijking van het bepaalde in lid 22.2.3 sub b mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
22.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Wonen - 1' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
22.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.5 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatste zich er voor leent.
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.5.1 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige bijbehorende bouwwerken, mag mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf of beroep, niet zijnde de praktijkruimte als bedoeld in lid 22.1 onder a, of een escortbedrijf, onder de voorwaarden dat:
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geur 2' zijn geen geurgevoelige objecten toegestaan.
De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 23.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Wonen - Landgoed' worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:
23.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
23.2.4 Erkers en toegangspartijen
Aan de voorgevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
23.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 23.2, op gronden met de hoofdfunctie 'Wonen - Landgoed' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
23.4 Afwijken van de bouwregels
De afwijking in artikel 46.2.4 is van toepassing.
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 Voorwaardelijke verplichting
Bij de realisatie van de woning(en) en bijbehorende bouwwerken moet ook het bijbehorende landgoed worden gerealiseerd en in stand worden gehouden, inclusief de inpassing van de woning(en) in de omgeving, overeenkomstig de aan het betreffende nieuwe landgoed ten grondslag liggende anterieure overeenkomst. De gronden die bij het landgoed horen zijn hierbij voorzien van de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Landgoed'.
23.5.2 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige bijbehorende bouwwerken, mag ook worden gebruikt voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep of een escortbedrijf, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in lid 21.5.1 van de hoofdfunctie 'Wonen'.
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
23.6 Afwijken van de gebruiksregels
De afwijkingsmogelijkheden in artikel 46.3 zijn van toepassing.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
en bij de hoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels van de hoofdfunctie 'Leiding - Gas' met een andere op deze gronden rustende hoofdfunctie, de regels van de hoofdfunctie 'Leiding - Gas' vóór de regels van de andere hoofdfunctie gaan.
Op de in lid 24.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoofdfunctie 'Leiding - Gas' worden gebouwd.
24.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Bouwen t.b.v. andere voorkomende hoofdfunctie(s)
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 en 24.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), onder voorwaarden dat:
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Gas' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding
25.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere hoofdfunctie(s), mede bestemd voor:
en bij de dubbelhoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' met een andere op deze gronden rustende hoofdfunctie, de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' vóór de regels van de andere hoofdfunctie gaan.
Op de in lid 25.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' worden gebouwd.
25.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Bouwen t.b.v. andere voorkomende hoofdfunctie(s)
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.1 en 25.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), onder voorwaarden dat:
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder.
Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverplichting 50 kV
26.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverplichting 50 kV' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 onder b en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende hoofdfunctie(s), mits:
vooraf de leidingbeheerder (Liander) gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Hoogspanningsverplichting 50 kV' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van activiteiten met en/of opslag van stoffen die bij of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer aangeduid zijn als milieu gevaarlijk of één of meer van de volgende eigenschappen hebben: ontplofbaar, oxiderend, (zeer) licht ontvlambaar, (zeer) giftig, bijtend, irriterend of schadelijk.
Het verbod als bedoeld in lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 26.4.1 wordt pas verleend, als:
vooraf de leidingbeheerder (Liander) gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV ondergronds
27.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV ondergronds' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende hoofdfunctie(s) mag - met inachtneming van de voor de betrokken hoofdfunctie(s) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 onder b en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende hoofdfunctie(s), mits:
vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV ondergronds' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van activiteiten met en/of opslag van stoffen die bij of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer aangeduid zijn als milieu gevaarlijk of één of meer van de volgende eigenschappen hebben: ontplofbaar, oxiderend, (zeer) licht ontvlambaar, (zeer) giftig, bijtend, irriterend of schadelijk.
Het verbod als bedoeld in 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 27.4.1 wordt pas verleend, indien:
vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
Artikel 28 Leiding - Hoogspanningsverbinding 150/380 kV en 380 kV
28.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150/380 kV en 380 kV' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding die voldoen aan de volgende criteria:
uit een rapport met de weergave van de berekende specifieke magneetveldzone conform de handreiking blijkt dat na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding er geen gevoelige hoofdfunctie(s) zijn gelegen binnen de specifieke magneetveldzone anders dan de gevoelige hoofdfunctie(s) die zijn opgenomen in bijlage 56 Gevoelige hoofdfuncties bij deze regels;
ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - technische specificaties' mogen hoogspanningsmasten waarvan de bouwhoogte groter is dan de valafstand tot enige gasleiding waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, alleen worden opgericht indien er zodanige bouwmaterialen worden gebruikt en/of zodanige andere maatregelen worden getroffen, dat wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende hoofdfunctie(s) mag - met inachtneming van de voor de betrokken hoofdfunctie(s) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 onder c en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende hoofdfunctie(s), mits:
vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150/380 kV en 380 kV' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van activiteiten met en/of opslag van stoffen die bij of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer aangeduid zijn als milieu-gevaarlijk of één of meer van de volgende eigenschappen hebben: ontplofbaar, oxiderend, (zeer) licht ontvlambaar, (zeer) giftig, bijtend, irriterend of schadelijk.
Het verbod als bedoeld in 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 28.4.1 wordt pas verleend, indien:
vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
29.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor:
en bij de dubbelhoofdfunctie behorende bouwwerken voorzieningen, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Riool' met een andere op deze gronden rustende hoofdfunctie, de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Riool' vóór de regels van de andere hoofdfunctie gaan.
Op de in lid 29.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Riool' worden gebouwd.
29.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Bouwen t.b.v. andere voorkomende hoofdfunctie(s)
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1 en 29.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), onder voorwaarden dat:
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Leiding - Riool' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder.
Artikel 30 Waarde - Archeologisch waardevol gebied rijksmonument
30.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied rijksmonument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarop rustende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning bij de Rijksdienst voor het Cultuur Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Doetinchem te worden ingediend.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor het bouwen van werken en werkzaamheden is een vergunning bij de Rijksdienst voor het Cultuur Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Doetinchem te worden ingediend.
Artikel 31 Waarde - Archeologie
31.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m² en met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
31.2.2 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunningaanvraag als bedoeld in lid 31.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
31.2.3 Geen archeologisch rapport
Het bepaalde in lid 31.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 31.2, nadere eisen stellen met betrekking tot:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (‘in situ’) te behouden.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden om zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder maaiveld, over een oppervlakte van meer dan 50 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakte verhardingen en het graven van een bouwput;
31.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 31.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 31.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
de vergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, dat zal moeten blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd bezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
31.4.5 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 50.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 32 Waarde - Archeologische verwachting 2
32.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m moet de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
als uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
32.2.2 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 32.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
32.2.3 Geen archeologisch rapport
Het bepaalde onder lid 32.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid , nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2 waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakte verhardingen en het graven van een bouwput;
32.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 32.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 32.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
de vergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, dat zal moeten blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder;
32.4.5 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 33 Waarde - Archeologische verwachting 3
33.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2 en met een bodemverstoring dieper dan 0,4 m dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.
als uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
33.2.2 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 53.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
33.2.3 Geen archeologisch rapport
Het bepaalde onder lid 53.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 53.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (‘in situ’) te behouden.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m2 waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en het graven van een bouwput;
33.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder lid 33.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de onder lid 33.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
de vergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, dat zal moeten blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder;
33.4.5 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 34 Waarde - Archeologische verwachting 4
34.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2 en met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
als uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
34.2.2 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 34.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
34.2.3 Geen archeologisch rapport
Het bepaalde onder lid 34.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 34.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 250 m2 waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakte verhardingen en het graven van een bouwput;
34.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 34.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 34.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
de vergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, dat zal moeten blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
34.4.5 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunningaanvraag als bedoeld in lid 34.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 35 Waarde - Archeologische verwachting 5
35.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1.000 m2 en met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
als uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
35.2.2 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 35.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
35.2.3 Geen archeologisch rapport
Het bepaalde onder lid 35.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 35.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en het graven van een bouwput;
35.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 35.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 35.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
de vergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, dat zal moeten blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
35.4.5 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunningaanvraag als bedoeld in lid 35.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Artikel 36 Waarde - Archeologische verwachting 6
36.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 5.000 m2 en met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
als uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
36.2.2 Advies archeologisch deskundige
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 36.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
36.2.3 Geen archeologisch rapport
Het bepaalde onder lid 36.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 36.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 5.000 m2 waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakte verhardingen en het graven van een bouwput;
36.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 36.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 36.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
de vergunning kan uitsluitend worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, dat zal moeten blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaats te vinden;
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
36.4.5 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunningaanvraag als bedoeld in lid 36.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
37.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarop rustende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de aangrenzende voor verdroging gevoelige natuur- en moerasgebieden, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Ecologie' met een andere op deze gronden rustende hoofdfunctie, de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Ecologie' vóór de regels van de andere hoofdfunctie gaan.
In afwijking van het bepaalde in de andere ter plaatse voorkomende hoofdfunctie(s) geldt dat ter plaatse van de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Ecologie' geen kwekerijen zijn toegelaten.
37.2.2 Bouwen ten behoeve van andere voorkomende hoofdfunctie(s)
Het bouwen overeenkomstig andere ter plaatse voorkomende hoofdfunctie(s) is toegestaan, onder voorwaarden dat:
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Ecologie' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van ecologie. In aanvulling op het hiervoor gestelde kan bevoegd gezag advies inwinnen bij een extern deskundige, als er geen verantwoorde belangenafweging kan worden gemaakt.
Geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – gelders natuurnetwerk' of 'overige zone – groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
38.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarop voorkomende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van het landgoed met de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waaronder:
met dien verstande dat in geval van strijdigheid de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Landgoed' vóór de regels van de andere hoofdfunctie gaan.
Op de in lid 38.1 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende hoofdfunctie(s), tenzij sprake is van strijdigheid met artikel 38.1.
38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Bouwen buiten bouwvlakken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.2.1 voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak, onder voorwaarden dat:
38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Landgoed' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van landschap.
Geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – gelders natuurnetwerk'' of 'overige zone – groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
39.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarop voorkomende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de vochtgebonden natuurwaarden, met dien verstande dat in geval van strijdigheid de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Natuur' vóór de regels van de andere hoofdfunctie gaan. Voor de hoofdfunctie 'Wonen' is deze dubbelhoofdfunctie niet van toepassing, ondanks het voorkomen van de dubbelhoofdfunctie op deze hoofdfunctie.
Op de in lid 39.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde voor terreinafscheiding worden gebouwd.
39.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen.
In afwijking van het bepaalde in de andere ter plaatse voorkomende hoofdfunctie(s) geldt dat ter plaatse van de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Natuur' geen kwekerijen zijn toegelaten.
39.2.4 Bouwen ten behoeve van andere voorkomende hoofdfunctie(s)
Het bouwen overeenkomstig andere ter plaatse voorkomende hoofdfunctie(s) is toegestaan, onder voorwaarden dat:
39.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.2.3 voor het realiseren van kwekerijen, onder voorwaarden dat:
advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het gebied van ecologie omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de flora en fauna en de aangrenzende voor verdroging gevoelige natuur- en moerasgebieden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld;
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning op gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Natuur' de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist, als:
door de werken c.q. werkzaamheden of door direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan de natuurlijke en/of waterhuishoudkundige waarden, maar ook de kwaliteit, de waterstand en de stroming van het oppervlakte- en grondwater niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en de waterbeheerder daaromtrent is gehoord; of
Alvorens te beslissen op een verzoek om omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van ecologie. In aanvulling op het hiervoor gestelde kan bevoegd gezag advies inwinnen bij een extern deskundige op het gebied van ecologie, als er geen verantwoorde belangenafweging kan worden gemaakt.
Geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – gelders natuurnetwerk' of 'overige zone – groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
Artikel 40 Waterstaat - Waterkering
40.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor:
en bij de dubbelhoofdfunctie behorende bouwwerken en voorzieningen met dien verstande dat in geval van strijdigheid van de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Waterstaat - Waterkering' met een andere op deze gronden rustende hoofdfunctie, de regels van de dubbelhoofdfunctie 'Waterstaat - Waterkering' vóór de regels van de andere hoofdfunctie gaan.
Op de in lid 40.1 bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dubbelhoofdfunctie 'Waterstaat - Waterkering' worden gebouwd.
40.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen.
40.3 Afwijken van de bouwregels
40.3.1 Bouwen voor andere voorkomende hoofdfunctie(s)
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.1 en 40.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), onder voorwaarden dat:
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op gronden met de dubbelhoofdfunctie 'Waterstaat - Waterkering' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
Artikel 41 Waterstaat - Waterlopen
41.1 Dubbelhoofdfunctieomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende hoofdfunctie(s), mede bestemd voor:
en daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
Op de in lid 41.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de dubbelhoofdfunctie 'Waterstaat - Waterlopen' worden gebouwd.
41.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen.
41.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.2 voor het bouwen overeenkomstig andere ter plaatse voorkomende hoofdfunctie(s), onder voorwaarden dat:
Artikel 42 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 43 Algemene bouwregels
43.1 Bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of hoofdfunctiegrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of hoofdfunctiegrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
43.2 Afwijken van de bouwregels bij overschrijding van de bouw- en/of hoofdfunctiegrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 43.1 voor het overschrijden van bouw- en/of hoofdfunctiegrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
In de gevallen waarin een situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van een bestaand bouwwerk ten tijde van de terinzagelegging van de ontwerpverordening afwijkt van hetgeen in Hoofdstuk 2 Gebiedsregels is voorgeschreven, is deze bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend.
43.4 Bouwen langs wegen en water
Onverminderd het elders in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen op en in gronden die grenzen aan gronden als bedoeld in:
artikel 18, 'Verkeer' uitsluitend bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd binnen de hier genoemde zone:
Afstanden waarbinnen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd * | |
Fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten, niet gelegen bij een van de eerder genoemde wegen |
* de genoemde afstanden zijn loodrecht gemeten vanuit de as van de weg
** als genoemd in het Categoriseringsplan gemeente Doetinchem uit juni 2009
het bevoegd gezag kan, na schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in a.1 voor het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg of van de op- of afrit;
In deze verordening gelden de bouwregels alleen voor het bovengronds bouwen; niet voor het ondergronds bouwen.
Hoofdfunctievlakken, bouwvlakken en aanduidingsvlakken op gronden die zijn verbonden door middel van de figuur 'relatie' worden aangemerkt als één hoofdfunctievlak. respectievelijk één bouwvlak, respectievelijk één aanduidingsvlak.
Artikel 44 Algemene gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de verordening. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd:
voor de hoofdfuncties 'Bedrijf - Opstijgpunt' Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV ondergronds' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150/380 kV en 380 kV':
het niet voorzien in de landschappelijke inpassing van de verbinding als bedoeld in artikel 28, een en ander zoals vastgelegd in het Landschapsplan: 380 kV hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel, traject Doetinchem-Duitse grens 080330 21 augustus 2014 van J.van Veelen (bijlage 57 Landschapsplan 380 kV), binnen 5 jaar na de aanleg van de hoogspanningsverbinding en de bijbehorende voorzieningen als bedoeld in artikel 28.
het geheel of gedeeltelijk verwijderen of het niet in stand houden van de beplanting die is aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing van het perceel Gaanderenseweg 381 Doetinchem, overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig tekening: RO-01 2015-26 juni 2018-2 van Berendsen Bouwadvies Lengel (bijlage 58 Terrein inrichtingsplan Gaanderenseweg 381 Doetinchem) bij de regels;
het geheel of gedeeltelijk verwijderen of het niet in stand houden van de beplanting die is aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing van het perceel Rijksweg 6 - 8, overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan van Natuurbank Overijssel, d.d. 22-04-2014, projectnummer 445, versie 1.0 (bijlage 29 Inrichtingsplan Rijksweg 6-8 Gaanderen) bij de regels;
het geheel of gedeeltelijk verwijderen of het niet in stand houden van de beplanting die is aangebracht in het kader van de landschappelijke inpassing van het perceel Hertelerweg tegenover 6 (kadastraal perceel ambt Doetinchem, sectie H, nummer 1847), een en ander zoals vastgelegd in het erfinrichtingsplan van Stichting Staring Advies, d.d. mei 2014, projectnummer 2287 (Bijlage 37 Inrichtingsplan Hertelerweg tegenover 6 Gaanderen) bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel behorend bij Broekstraat 15 Doetinchem, overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapserfplan functieverandering, d.d. 23 mei 2011, bijlage 49 Inrichtingsplan Landschap- Erfplan functieverandering Broekstraat 15 bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel behorend bij Monseigneur Hendriksenstraat 18, 18a en 18b Wehl, overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan erf van Buro Ontwerp & Omgeving, nummer P2535.01, d.d. 11 januari 2018, bijlage 50 Landschappelijke inpassing Monseigneur Hendriksenstraat 18, 18a en 18b Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Goorstraat 6 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan van Natuurbank Overijssel, d.d. 30-04-2014, projectnummer 435, versie 1.0, bijlage 18 Inrichtingsplan Goorstraat 6 Doetinchem bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Halseweg 8 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan van Natuurbank Overijssel, d.d. 16-04-2014, projectnummer 444, versie 1.0, bijlage 19 Inrichtingsplan Halseweg 8 Doetinchem bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Stadsheidelaan 10 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inrichtingsplan 'landschappelijke inpassing', bijlage 20 Inrichtingsplan Stadsheidelaan 10 Doetinchem bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Stadsheidelaan 15 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan van Natuurbank Overijssel, d.d. 16-04-2014, projectnummer 437, versie 1.0, bijlage 21 Inrichtingsplan Stadsheidelaan 15 Doetinchem bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Stadsheidelaan 16 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan van Natuurbank Overijssel, d.d. 30-04-2014, projectnummer 446, versie 1.0, bijlage 22 Inrichtingsplan Stadsheidelaan 16 Doetinchem bij de regels
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Nieuwestraat 5 te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inrichtingsplan van Hoveniersbedrijf & Milieuadviesbureau EcoGroen d.d. 24-04-2012, bijlage 23 Inrichtingsplan Nieuwestraat 5 Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Broekstraat 1 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het voorstel in het plan 'Landschappelijke inpassing Broekstraat1 in Doetinchem' van Natuurbank Overijssel, d.d. 12-06-2016, projectnummer 1045, versie 1.0, bijlage 24 Landschappelijke inpassing Broekstraat 1 Doetinchem bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Kilderseweg 41 en 41a te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het Landschaps- en beheerplan van Ing. Theo Freriks Landschapscoördinator, d.d. 21 januari 2019, Bijlage 25 Landschaps- en beheerplan Kilderseweg 41 en 41a bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Mgr. Hendriksenstraat 29 te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het voorstel in het plan 'Landschappelijke inpassing Mgr. Hendriksenstraat 29 in Wehl' van Natuurbank Overijssel, d.d. 23-09-2016, projectnummer 797, versie 1.1, bijlage 26 Landschappelijk inpassingsplan Mgr. Hendriksenstraat 29 Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Parralelweg 6 te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het voorstel in het plan 'Erfinpassingsplan Parallelweg 6 in Wehl' van Natuurbank Overijssel, d.d. 05-12-2016, projectnummer 765, versie 1.0, bijlage 27 Erfinpassingsplan Parallelweg 6 Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Nieuwe Kerkweg 63 te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan van Natuurbank Overijssel, d.d. 31-03-2014, projectnummer 418, versie 1.0, bijlage 28 Inrichtingsplan Nieuwe Kerkweg 63 Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel IJzevoordseweg 38 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inrichtingsplan "Landschappelijke inpassing IJzevoordseweg 38 in Doetinchem" van Natuurbank Overijssel d.d. 15-12-2016, bijlage 30 Landschappelijke inpassing IJzevoordseweg 38 Doetinchem bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel bij Broekhuizerstraat 3 te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inrichtingsplan van EcoGroen d.d. 10-04-2014, bijlage 36 Inrichtingsplan Broekhuizerstraat 3 Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Pierikstraat 16 te Gaanderen overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inrichtingsplan van Stichting Staring Advies d.d. 07-07-2014, bijlage 38 Inrichtingsplan Pierikstraat 16 Gaanderen bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Doesburgseweg 34 te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfplan van GMA ontwerp d.d. 21-08-2013, laatst gewijzigd d.d. 02-02-2014, met de daarbij behorende toelichting 'Toelichting Erfplan' van GMA ontwerp, bijlage 42 Inrichtingsplan Doesburgseweg 34 Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Heikantseweg 4 te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inrichtings- en beplantingsplan van het 'Erfbeplantingsplan Heikantseweg 4, Wehl', van Ecogroen advies d.d. 10 januari 2011 nummer 09-119B dat als bijlage 43 Inrichtingsplan Heikantseweg 4 Wehl is bijgevoegd bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Hogenslagweg 5 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het natuurinrichtings- en beheerplan, verwerkt in paragraaf 2.2.3 van de ruimtelijke onderbouwing van Buro Omgeving, d.d. 6 mei 2014, bijlage 44 Inrichtingsplan Hogenslagweg 5 Doetinchem bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Peppelmansdijk 1-3 te Gaanderen overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing het beplantingsplan 'Erftransformatie Peppelmansdijk 3 7011 JN Gaanderen' van Architectengroep Gelderland van 230 12-2009 (werknummer 0812), bijlage 45 Inrichtingsplan Peppelmansdijk 1-3 Gaanderen van de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Tuinstraat 6 te Gaanderen overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan Tuinstraat 6 te Gaanderen, Natuurbank Overijssel, d.d. 07 november 2016, projectnummer 814B, versie 1.0, status definitief, bijlage 32 Erfinpassingsplan Tuinstraat 6 in Gaanderen bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Oud Kilderseweg naast 49 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het erfinrichtingsplan bijlage 33 Erfinrichtingsplan Oud Kilderseweg naast 49 bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Hoekhorsterweg 5 te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inrichtings- en beplantingsplan van het 'Landschapsplan', van Buro Oosterink d.d. 14 februari 2013 bijlage 34 Inrichtingsplan Hoekhorsterweg 5 Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel Ringweg 4a te Wehl overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het rapport 'Landschappelijke inpassing Ringweg 4a, Wehl' van buro Waalbrug uit Gaanderen d.d. mei 2015, nummer W-15026 aangevuld met rapport 'Landschapselementen & Beplantingsplan Ringweg 4a Wehl' van Heggen Buro voor Landschapsbeheer d.d. 27 januari 2015, tesamen in bijlage 40 Landschappelijke inpassing Ringweg 4a Wehl bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel nabij De Gaarde 345 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het inrichtings- en beplantingsplan van het 'Natuurontwikkeling aan de Gaarde', van Atelier Doetinchem d.d. 10 oktober 201 bijlage 51 Inrichtingsplan Natuurontwikkeling aan De Gaarde bij de regels;
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel en nabij Kraalslaan 5 te Doetinchem overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig het 'Inrichtings- & beheerplan Landgoed De Krael' van Natuurbank Overijssel, d.d. November 2011, bijlage 48 Inrichtings- & beheerplan Landgoed De Krael bij de regels.
het gebruiken en/of (doen) laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op het perceel 't Maetland te Gaanderen overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing overeenkomstig hetgeen is opgenomen in de Ruimtelijke Onderbouwing Landgoed Maetland 2015, d.d. 28 september 2015, bijlage 52 Inrichtingsplan Landgoed t Maetland bij de regels.
44.2 Afwijken verboden gebruik
44.2.1 Landschappelijke inpassing 380 kV
De Minister van Economische Zaken kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 44.1 onder a.14 tweede bullet. en een andere vorm van landschappelijke inpassing toestaan dan uitgewerkt in het Landschapsplan (bijlage 57 Landschapsplan 380 kV). De Minister raadpleegt bij zijn besluit de gemeenten op wiens grondgebied en de grondeigenaren en beheerders op wiens gronden de landschappelijke inpassing zal plaatsvinden.
44.2.2 Toestaan gebruik - opwekken van duurzame energie
Het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de gebiedsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak is toegestaan, mits wordt voldaan aan de geldende bouwregels.
Artikel 45 Algemene aanduidingsregels
In aanvulling op het bepaalde in de hoofdfunctieregels, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorie' het bevoegd gezag advies inwint bij een stedenbouwkundig - cultuurhistorisch deskundige, die aangeeft of de situering van nieuwe bouwwerken de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing negatief beïnvloedt. Als uit het advies blijkt dat er sprake is van negatieve beïnvloeding, dan kan bevoegd gezag nadere eisen stellen omtrent de situering.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie 1' mogen de gronden niet bebouwd en/of gebruikt worden ten behoeve van een nieuw geluidsgevoelig object tenzij uit een akoestisch rapport blijkt dat wordt voldaan of kan worden voldaan aan de geluidnormen op grond van de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 2' mogen de gronden niet bebouwd en/of gebruikt worden ten behoeve van een nieuw geluidsgevoelig object tenzij uit een akoestisch rapport blijkt dat wordt voldaan of kan worden voldaan aan de geluidnormen op grond van de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - motorcross' mogen de gronden niet bebouwd en/of gebruikt worden ten behoeve van een nieuw geluidsgevoelig object tenzij uit een akoestisch rapport blijkt dat wordt voldaan of kan worden voldaan aan de geluidnormen op grond van de Wet geluidhinder.
45.5 Milieuzone - ammoniakbuffergebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ammoniakbuffergebied' is de hervestiging van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of een niet-grondgebonden veehouderijtak niet toegestaan.
Ter plaatse van de 'milieuzone - geur 1' mogen de gronden niet bebouwd en/of gebruikt worden ten behoeve van een nieuw geurgevoelig object, tenzij uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van hinder en de gemaalbeheerder die conclusie deelt.
45.7 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
45.7.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve de daar voorkomende hoofdfuncties, ook bestemd voor de waterwinning en de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
45.7.2 Specifieke gebruiksregels
In afwijking van het bepaalde in de gebiedsregels geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geen kwekerijen zijn toegelaten.
45.8 Milieuzone - intrekgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' is het niet toegestaan werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie.
45.9 Milieuzone - natte landnatuur
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - natte landnatuur' kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten behoeve van het verharden van gronden uitsluitend worden verleend indien:
45.10 Milieuzone - waterwingebied
45.11 Overige zone - magneetveldzone
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - magneetveldzone' is het bouwen ten behoeve van een gevoelige hoofdfunctie en/of het gebruik van de gronden als gevoelige hoofdfunctie, met uitzondering van de gevoelige hoofdfuncties die zijn opgenomen in bijlage 56 Gevoelige hoofdfuncties van deze regels, niet toegestaan.
45.12 Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten
Het is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' verboden om;
In afwijking van het bepaalde in de gebiedsregels, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan als bedoeld in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze gelden ten tijde van de tervisielegging van een ontwerp van deze verordening.
45.14 Vrijwaringszone – molenbiotoop
45.14.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende hoofdfuncties, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van dat wat elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:
binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen);
X = de kortste afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen;
N = verhoudingsfactor, 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor besloten gebied;
45.14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 45.14.2, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), onder voorwaarde dat de windvang van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
45.14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden bepaalde, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 45.14.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, als door het uitvoeren van het werk of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen. Dit geldt voor de molen als werktuig door windbelemmering maar dit kan ook voor de waarde van de molen als landschapsbepalend element. Door het stellen van voorwaarden kan hier niet of in onvoldoende mate aan tegemoet gekomen worden.
45.15.1 Aanduidingsomschrijving
ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden ook bestemd voor bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, en ook het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten en omgevingscondities die de realisering van Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone in de weg staan;
Bij de ontwikkeling van landgoederen, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen moet rekening worden gehouden met de kernkwaliteiten van Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone en moeten de kernkwaliteiten zo mogelijk verder worden ontwikkeld.
45.15.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden bepaalde, is het verboden de opgenomen werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning uit te voeren ter plaatse van de genoemde aanduiding:
het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen voor de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet, ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - reliëf', 'overige zone - openheid en reliëf' en 'overige zone - groene ontwikkelingszone';
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van landschap, voor zover de vergunning betrekking heeft op de aanduidingen 'overige zone - openheid', 'overige zone - reliëf' en 'overige zone - openheid en reliëf' en bij de verantwoordelijke voor het flora- en faunabeleid voor zover de vergunning betrekking heeft op de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.
Geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone – gelders natuurnetwerk' of 'overige zone – groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone , zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
Artikel 46 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van de verordening voor:
het in geringe mate aanpassen van de verordening, teneinde enig onderdeel van de verordening, zoals een hoofdfunctiegrens of een bouwgrens, te veranderen, als bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van de verordening gewenst of noodzakelijk is, en waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
46.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde voor de bouwhoogte van silo's voor het bouwen van silo's tot een hoogte van 15 m, onder voorwaarden dat:
Deze afwijking van de bouwregels is alleen van toepassing voor bouwwerken geen gebouwen zijnde in de hoofdfuncties:
46.2.2 Hoogte terrein- en erfafscheidingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde voor erf- en terreinafscheidingen voor het bouwen van erf- of terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m op minder dan 1 m achter de voorgevel en voor de voorgevel, onder voorwaarden dat:
Deze afwijking van de bouwregels is alleen van toepassing voor erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak in de hoofdfuncties 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' en het hoofdfunctievlak in de hoofdfunctie 'Wonen'.
46.2.3 Inhoud woning bij monument of aanduiding 'cultuurhistorische waarden' of 'cultuurhistorie'
bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bepaalde maximale inhoud van een bedrijfswoning of woning tot een maximum van de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing van de bedrijfswoning of woning onder voorwaarden dat:
Deze afwijking van de bouwregels is alleen van toepassing in de hoofdfuncties:
46.2.4 Tijdelijke woonunit voor mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouw- en gebruiksregels ten behoeve van het bij een woning of bedrijfswoning, niet zijnde een plattelandswoning, plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als woonruimte voor mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
Deze afwijking van de bouwregels is alleen van toepassing voor (bedrijfs)woningen in de hoofdfuncties:
46.2.5 Specifieke magneetveldzone
Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels, kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10% mits uit een rapport met de weergave van de berekende specifieke magneetveldzone conform de handreiking blijkt dat na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding er geen gevoelige hoofdfuncties zijn gelegen binnen de specifieke magneetveldzone anders dan de gevoelige hoofdfuncties die zijn opgenomen in bijlage 56 Gevoelige hoofdfuncties van deze regels.
46.3 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
46.3.1 Aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels van de betreffende hoofdfunctie over aan huis gebonden bedrijven en/of beroepen in combinatie met 21.5.1 sub e voor het toelaten van bedrijven of beroepen aan huis, die naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen zijn met de in bijlage 7 Lijst van aan huis gebonden beroepen en bedrijven opgenomen Lijst van aan huis gebonden beroepen en bedrijven.
Deze afwijking van de specifieke gebruiksregels is alleen van toepassing bij (bedrijfs)woningen inclusief eventueel aanwezige bijbehorende bouwwerken in de hoofdfuncties:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de (algemene) gebruiksregels en toestaan dat een (gedeelte van een) al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een woning of bedrijfswoning wordt gebruikt als woonruimte voor mantelzorg, waarbij de volgende regels gelden:
Deze afwijking van de gebruiksregels is alleen van toepassing bij (bedrijfs)woningen in de hoofdfuncties:
46.3.3 Opwekken duurzame energie met behulp van zonnepanelen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels van de betreffende hoofdfunctie voor het toestaan van het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen, onder voorwaarden dat:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
48.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
48.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
48.5 Persoonsgebonden overgangsregels
Indien toepassing van het in lid 48.4 opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening grond en opstallen gebruikten in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, kan bevoegd gezag met het oog op beëindiging op termijn van die met de verordening strijdige situatie, voor die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Bijlage 2 Richtlijn 'Verrekening bij landschappelijk inpassing'
Te realiseren eenheden landschapselementen op percelen van 500 tot 2000 m²- per 500 m2 perceel.
Enkele opgaande beplanting 20 strekkende meter
Vlakvormige opgaande beplanting 40 m2
Vlakvormig riet – natte oever 30 m2
Te realiseren eenheden landschapselementen op percelen vanaf 2000 m² – per 500m² perceel.
Enkele opgaande beplanting 20 strekkende meter
Vlakvormige opgaande beplanting 40 m2
Oeverlijn poel 15 strekkende meter
Vlakvormig riet – natte oever 30 m2
Welke landschapselementen valt onder:
Welk landschapstype waar van toepassing is, is te vinden in bijlage ‘Landschapstypen’.
Bijlage 4 Leidraad Toetsingskader Landschapelementen
1. Poel en klein historisch water
Poelen zijn natuurlijke of gegraven laagtes. Vaak vervulden poelen meerdere functies, onder andere om vee te kunnen laten drinken. Het is belangrijk de historische contouren/vormen te behouden. Openheid rondom (een deel van) de poel kan de zichtbaarheid en beleefbaarheid vergroten en is van belang om een goed voortplantingsbiotoop voor amfibieën te behouden. Vaak stonden er wel enkele bomen bij een poel voor schaduw voor de dieren en tegen verdamping.
Inrichtingseisen bij aanleg poel en klein historisch water:
Houtwallen zijn bepalend voor het kleinschalige kampenlandschap op de zandgronden. Deze lijnvormige landschapselementen hebben een sterke samenhang met het omringende landschap. Ze vormen een belangrijk biotoop voor flora en fauna in het cultuurlandschap en zijn tevens van belang voor de oriëntatie van vleermuizen.
Inrichtingseisen bij aanleg houtwal
Elzensingels zijn lijnvormige landschapselementen die grotendeels bestaan uit een enkele rij zwarte elzen en vaak langs slootkanten staan. Deze elzensingels komen vooral voor in het laagveen-, zand of rivierengebied. Elzensingels zijn van groot belang voor de inheemse flora en fauna.
Inrichtingseisen bij aanleg elzensingel
Bossingels en kleine bosjes zijn landschapselementen die bestaan uit hoog opgaande beplanting. Het kunnen doorgeschoten hakhoutwallen zijn, maar ook recent aangelegde houtsingels. Een bosje is een klein vrij liggend vlakelement, een singel is een lijnvormig element.
Inrichtingseisen bij aanleg bossingel
Heggen zijn al eeuwen te vinden in het Nederlandse cultuurlandschap. Op de droge gronden dienden de heggen veelal als eigendoms- of perceelscheiding. De doornige meidoorn kon daarnaast ook nog een vee-kerende functie hebben. Met de komst van het prikkeldraad zijn veel heggen uit het landschap verdwenen. Door het regelmatig knippen heeft de heg een strak en recht uiterlijk. Heggen zijn van belang voor flora en fauna, zo bieden ze schuilmogelijkheden voor diverse diersoorten.
Inrichtingseisen bij aanleg knip- of scheerheg
Struweelhagen komen in heel Gelderland voor en er zijn vele lokale varianten. Een struweelhaag wordt minder frequent gesnoeid en kan daardoor breder uitgroeien. Soms is er sprake van speciale beheervormen zoals vlechtheggen. Struweelhagen vormen een belangrijk leefgebied voor aan struwelen en zomen gebonden flora en fauna.
Inrichtingseisen bij aanleg struweelhaag
Lanen zijn wegen die aan beide zijde met een of meerdere rijen bomen zijn beplant. Vooral op landgoederen en buitenplaatsen zijn ze in het verleden aangeplant. Lanen werden niet alleen aangeplant uit esthetische motieven, maar dienden ook als beschutting tegen weersinvloeden en voor de houtproductie. Lanen zijn van belang voor aan oude bomen of boomholten gebonden vogels en vleermuizen en op bomen groeiende mossen en korstmossen.
Inrichtingseisen bij aanleg laan
Knotbomen zijn bomen met een opgaande stam, waarbij periodiek de boven op die stam groeiende takken (of pruik) worden gesnoeid. Op deze snoeihoogte ontstaat een vergroeiing van de stam: de knot. Knoteiken worden traditioneel een keer in de zeven tot acht jaar geknot, knotessen eens in de vijf tot zes jaar en knotwilgen en -populieren worden meestal eens in de vier jaar geknot. Knotbomen bieden broedgelegenheid aan diverse vogels. Vooral oude knotbomen kunnen zeldzame mossen en korstmossen herbergen.
Inrichtingseisen bij aanleg knotboom
Een hoogstamboomgaard is een boomgaard of boomweide met fruit- of notenbomen. Hoogstamboomgaarden komen vooral voor als onderdeel van het boerenerf, maar ook bij landgoederen en buitenplaatsen waren vaak boomgaarden te vinden. Hoogstamboomgaarden komen met name voor op kleigronden, op zandgrond zijn ze relatief schaars. Boomgaarden worden vaak door een heg, haag of sloot afgescheiden van de omgeving. De ondergrond van de hoogstamboomgaard is vaak een begraasd grasland. Hoogstamboomgaarden vormen naast hun landschappelijke betekenis ook een belangrijk leefgebied voor diverse diersoorten.
Inrichtingseisen bij aanleg hoogstamboomgaard
Struweelranden zijn aaneengesloten randen die bestaan uit ruigtekruiden, struiken of een combinatie van beide. Deze randen kunnen zich ontwikkelen vanuit een extensief beheerde situatie, of aangeplant worden. Kenmerk van een struweelrand is dat deze zowel vrij kan liggen, als aansluiten op een ander element. Struweelranden kunnen dienen als overgangsgebied tussen een agrarisch perceel en bos. Ze zijn vooral van belang voor insecten, amfibieën, reptielen, broedvogels en planten.
Inrichtingseisen bij aanleg struweelrand
Een vlechtheg is een heg waarbij door het half inkappen en horizontaal buigen van takken een dichte heg wordt gevormd. Het historische hoofddoel van vlechtheg is veekering. Bijkomende voordelen van deze beheersvorm is dat de heg door het vlechten wordt aangezet tot natuurlijke verjonging. Een vlechtheg kan daardoor eeuwenoud worden. Vlechtheggen vormen een belangrijk leefgebied voor aan struwelen en zomen gebonden flora en fauna.
Inrichtingseisen bij aanleg vlechtheg
Fruitlanen zijn wegen die zijn beplant met een of meerdere rijen fruitbomen. Lanen werden niet alleen aangeplant uit esthetische motieven, maar dienden ook als beschutting tegen weersinvloeden en voor de houtproductie. Lanen vormen niet zelden de oprit naar landhuis of boerderij. Lanen zijn van belang voor oude bomen of boomholten gebonden vogels en vleermuizen.
Inrichtingseisen bij aanleg fruitlaan
Halfstamboomgaarden zijn zeer authentiek. Laag genoeg om in onderhoud te nemen, hoog genoeg voor het kleinvee om er niet bij te kunnen komen. Veel halfstamboomgaarden hadden een tweeledige functie, het telen van fruit en het houden van kleinvee op dezelfde plek.
Inrichtingseisen bij aanleg halfstamboomgaard
Een struikenboomgaard is de ouderwetse vorm van een laagstamboomgaard. De eerste zijtakken zitten meestal op 50 cm boven de grond. De struiken bereiken een hoogte van 4 tot 5 meter. Struikenboomgaarden hebben een hoge cultuurhistorische waarde.
Inrichtingseisen bij aanleg struikenboomgaard
Hakhoutbosjes voorzagen de boeren in het verleden in de behoefte aan hout. Het hout werd bijvoorbeeld gebruikt voor brandhout, staken voor de groentetuin of hout voor gereedschapsstelen. Dit type bosjes wordt ook wel geriefhoutbosje genoemd.
Inrichtingseisen bij aanleg hakhoutbosje
Grienden zijn natte moerassige gebieden die zijn aangeplant met wilgen. Deze wilgen werden om de 4 tot 6 jaar enkele tientallen centimeters boven de grond afgezaagd. Het geoogste hout, vaak wilgentenen genoemd werd o.a. gebruikt als rijshout ter bescherming van waterkeringen. Vooral de oude wilgengrienden hebben vaak een rijke ondergroei van hogere planten, varens en mossen. Ze zijn ook van belang als schuilplaats voor kleine zoogdieren en broedgebied voor zangvogels.
Inrichtingseisen bij aanleg griend
Bomenrijen zijn vaak een beeldbepalende elementen in het landschap. Ook een enkele boom los in het veld of op de akker kan deze rol vervullen. Vaak ook duiden ze iets aan en zijn de begeleiding van een weg, sloot of pad. De bomen hebben niet alleen een landschappelijke waarde maar ook waarde als broedgelegenheid voor vogels, of als corridor voor vleermuizen.
Inrichtingseisen bij aanleg bomenrij en solitaire boom
18. Rietzoom en klein rietperceel
Rietzomen bestaan uit smalle rietstroken die grenzen aan een perceel. Een klein rietperceel is een klein vlakvormig element. Vanwege een extensief gebruik zijn rietzomen en kleine rietpercelen een belangrijk broedgebied voor rietvogels en eveneens van belang voor amfibieën, insecten en moerasvegetaties.
Inrichtingseisen bij aanleg rietzoom en klein rietperceel
Een natuurvriendelijke oever is een verbreding die wordt aangebracht aan een bestaande waterloop. Deze verbreding kan bestaan uit een plas- of drasberm of een flauw talud. De begroeiing bestaat uit plantensoorten van natte ruigten en natte graslanden. Door de kenmerkende flora en fauna hebben deze oevers een hoge ecologische waarde.
Inrichtingseisen bij aanleg natuurvriendelijke oever
Bij de provincie is het mogelijk om voor het beheer van bovengenoemde landschapselementen subsidie te krijgen. Het beheer moet dan aan voorwaarden voldoen. Bekijk hiervoor de website van de provincie. Een aantal instapeisen is door de provincie strenger geformuleerd.
Bron landschapselementen: Model subsidieverordening Groenblauwe diensten Gelderland, 1 april 2011.
Bijlage 5 Ruimtelijke richtlijnen VAB
Bij initiatieven voor sloop van vrijkomende agrarische bebouwing (vab) in ruil voor nieuwbouw van woningen, hanteert de gemeente een aantal richtlijnen. De basisrichtlijn betreft het streven om ‘een boerenerf’ te realiseren, dat zich naadloos voegt in de kenmerken van het omliggende landschap. De inpassing van het erf in het landschap, de inrichting van het erf en de uitstraling van de bebouwing op het erf bepalen de mate waarin het erf zich voegt. De ruimtelijke richtlijnen hebben betrekking op die aspecten.
Een richtlijn geeft richting. Een ontwerp dat aan de richtlijnen voldoet is niet vanzelf een goed ontwerp. Creativiteit is niet in woorden te vangen en de richtlijnen vormen tezamen geen afvinklijst. Voor de gemeente vormen de richtlijnen het ruimtelijk toetsingskader. Wie afwijkt van de richtlijnen moet daarvoor overtuigende argumenten hebben.
Een erf is een perceel grond (terrein) met de daarbij behorende terreininrichting en ensemble van gebouwen. Het erf en het landschap hebben een sterke band met elkaar. De ondergrond waarop het erf ligt, het type landschap waarin het erf ligt en het type bedrijfsactiviteit bepalen samen de ontwikkeling en de verschijningsvorm van een erf.
Een kenmerk van het buitengebied van Doetinchem is de verscheidenheid aan landschapstypes. Maar de schaalvergroting in de landbouw en de toename van het aantal burgerwoningen en niet-agrarische bedrijven in het buitengebied zorgt voor een grover en eenvormiger landschapsbeeld. En het landschap versteent: hagen als veekering verdwijnen, net als singels en bomen als windkering, om het land efficiënt te kunnen bewerken, en op het erf maken hoogstamboomgaarden, moestuinen en boerenassortimenten van sierplanten plaats voor algemene beplanting. Daarbij hebben erven van burgers en niet-agrarische bedrijven door de afwijkende schaal en inrichting vaak geen binding met het buitengebied, wat zorgt voor een rommelig landschapsbeeld.
Voor de gemeente is het verdwijnen van het streekeigen karakter een zorg. De gemeente streeft dan ook naar het herstellen of behouden en waar mogelijk naar het versterken van de streekeigen verscheidenheid aan landschapstypes.
Bij vab-initiatieven staat voor de gemeente het boerenerf centraal, vanwege de sterke onderlinge verwevenheid van landschap en boerenerven. De inpassing en de inrichting van de erven zijn een grote invloed op het beeld van het landschap en andersom hoort dat ook zo te zijn.
In het Achterhoekse landschap vormen het erf, de inrichting van het erf en de bebouwing op het erf een samenhangend geheel. De schaal van het geheel sluit aan op de kenmerkende schaal van het landschapstype waarin het erf ligt. Verder moet het erf moet vanuit de omgeving als één geheel beleefbaar blijven. Als gebouwen te ver uit elkaar komen te staan dan lijkt het als snel alsof er meerdere erven zijn.
Bij vab-initiatieven met nieuwbouw op een bestaand erf is voor de gemeente het herstellen of realiseren van de traditionele opzet van het boerenerf het uitgangspunt. Kenmerken van het boerenerf zijn:
Schema met algemene kenmerken van een boerenerf.
Voorbeelden van klassieke erfinrichtingen.
In de gemeente is geen duidelijk streekgebonden boerderijtype te herkennen. Wel zijn er drie hoofdvormen, die door elkaar voorkomen. Het meest voorkomende type is het Hallehuis. In de gemeente zit het streekeigene vooral in de details en versieringen, zoals wolfseinden, schoorstenen, windveren, roedeverdelingen, luiken en spreuken.
Het klassieke boerderijtype verdwijnt steeds meer voor comfortabele woningen waarvan de vormgeving geen binding heeft met het buitengebied. Het verdwijnen ervan ziet de gemeente als een gemis.
Voor het beeld van het buitengebied is vooral de inpassing van de bebouwing in het landschap belangrijk. Vanuit het landschap en vanaf de weg zijn vooral de stoere kappen en de erfbeplanting zichtbaar. De gemeente stuurt daarom vooral op de inpassing en inrichting van het erf. Als gevolg van het ontbreken van een duidelijk herkenbare streekeigen architectuur is de gemeente terughoudend met het voorschrijven van de uiterlijke verschijningsvorm van bouwwerken.
De bijgebouwen, de ‘schuren’, zijnde de nieuwe woningen
T O E K O M S T G E R I C H T B O U W E N
Groen- en natuurinclusief bouwen
Groen- en natuurinclusief is het zodanig bouwen van de woning en inrichten van het erf dat de natuurwaarden er baat bij hebben. Het ontwikkelen van groen is van belang voor bescherming en ontwikkeling van soorten, voor de biodiversiteit, voor een prettige leefomgeving, voor welzijn en gezondheid en voor klimaatverbetering.
Bijlage 6 Plussenbeleid Doetinchem 2019
Met de voorliggende beleidsregel wil de gemeente Doetinchem een duurzame ontwikkeling bevorderen van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven (in de volksmond: intensieve veehouderijbedrijven).
Deze ontwikkeling is op dit moment niet mogelijk vanwege de provinciale Omgevingsverordening. Daarin is bepaald dat uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijbedrijven alleen mogelijk is als de gemeente een beleidsregel ‘plussenbeleid’ heeft vastgesteld. Ofwel, een uitbreiding die op basis van een goede ruimtelijke ordening mogelijk is, is alleen toegestaan als ook een extra (bovenwettelijke) investering gedaan wordt ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
Met de beleidsregels “Plussenbeleid Doetinchem 2019” geeft de gemeente invulling aan deze formele verplichting. De gemeente heeft deze beleidsregel in co-creatie opgesteld. Er is hiervoor de inbreng ontvangen van diverse organisaties. Hierbij merken we op dat we niet alle suggesties en wensen volledig konden honoreren; hierin hebben we een keuze gemaakt.
In deze beleidsregel is het plussenbeleid als volgt opgebouwd:
De plusmaatregelen zelf moeten zich richten op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Dit kan door het nemen van maatregelen met effecten voor het landschap / de ruimtelijke kwaliteit, milieugevolgen en/of dierenwelzijn.
Welke maatregelen genomen worden moet de initiatiefnemer samen met zijn omgeving in een dialoog bepalen. Hiervoor is een stappenplan opgesteld. Voor plannen die al in voorbereiding waren vóór vaststellen van deze beleidsregel geldt het stappenplan niet. Maar er moet ook dan wel een dialoog gevoerd zijn.
De investering aan plusmaatregelen die gedaan moet worden is in basis vastgesteld op minimaal € 20 per vierkante meter bruto stalvloeroppervlakte van de uitbreiding. Onder bepaalde voorwaarden kan uitgegaan worden van minimaal € 15.
De beleidsregel is van toepassing op bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen met afwijking van het bestemmingsplan waarbij het verzoek betrekking heeft op niet-grondgebonden veehouderijbedrijven. De beleidsregel moet voor 1 januari 2027 planologisch vastgelegd zijn.
De beleidsregel is niet van toepassing als de uitbreiding nu al kan op basis van het geldende bestemmingsplan en eventuele wijzigingsplannen op grond van dat bestemmingsplan. Na verwerking van deze beleidsregel in het bestemmingsplan voor het buitengebied zullen kleine uitbreidingen, maximaal 500 m2 bruto stalvloeroppervlakte per 5 jaar, zonder extra investeringen toegestaan blijven.
In de gemeente Doetinchem zijn niet-grondgebonden veehouderijbedrijven gevestigd. Deze bedrijven kunnen op dit moment vanwege de provinciale Omgevingsverordening niet verder groeien dan de bestaande mogelijkheden in het geldende bestemmingsplan. De gemeente wil niet-grondgebonden agrarische bedrijven onder voorwaarden wel uitbreidingsmogelijkheden bieden om een duurzame ontwikkeling te stimuleren.
In maart 2017 is het provinciale Plussenbeleid in werking getreden via de provinciale Omgevingsverordening. Op 19 december 2018 is de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de geactualiseerde Omgevingsverordening vastgesteld. Hierbij is de regeling in de verordening geactualiseerd. Gedeputeerde Staten hebben in vervolg op deze besluitvorming de Handreiking Plussenbeleid vastgesteld. Deze regeling is in de vast te stellen beleidsregel verwerkt. Dat was nog niet mogelijk bij het ontwerp wat ter inzage heeft gelegen.
Met het Plussenbeleid geeft de provincie vorm aan haar beleid voor de niet-grondgebonden veehouderij 1 . Het Plussenbeleid zet in op het realiseren van duurzame niet-grondgebonden veehouderij. Groei is mogelijk als de veehouder bij uitbreiding aanvullende maatregelen neemt op het gebied van dierenwelzijn, ruimtelijke kwaliteit en/of milieu. Dit zijn de zogenaamde plusmaatregelen. Het moeten maatregelen zijn bovenop de normale wettelijke eisen en geldend provinciaal en gemeentelijk beleid. Daarbij wordt verlangd dat er een dialoog met de omgeving over de keuze van de plusmaatregelen plaatsvindt.
Het provinciale Plussenbeleid bepaalt dat dit alleen mag worden toegepast, wanneer de gemeente hiervoor een beleidsregel heeft vastgesteld. Met de beleidsregel “Plussenbeleid Doetinchem 2019” geeft de gemeente invulling aan deze formele verplichting.
Deze beleidsregel moet toegepast worden bij plannen die niet passen binnen het geldende bestemmingsplan (inclusief wijzigingsbevoegdheden).
Voor 1 januari 2027 moet het plussenbeleid ook planologisch in het bestemmingsplan verankerd worden. Daarvoor kan de voorliggende beleidsregel gebruikt worden.
De gemeente heeft de beleidsregel niet alleen opgesteld. Hiervoor heeft zij inbreng ontvangen van diverse organisaties:
Het is echter zo dat niet alle suggesties en wensen die vanuit de organisaties gegeven zijn volledig meegenomen konden worden; hierin is een keuze gemaakt.
De beleidsregel geldt aanvullend op de reguliere toetsingsgronden bij verzoeken om uitbreiding van een bedrijf. Dus elk initiatief moet voldoen aan de voorwaarden van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Als een initiatiefnemer gebruik wil maken van deze beleidsregel, is het verstandig dat hij dit ook in beeld houdt. En dus niet alleen de voorliggende beleidsregel als onderbouwing gebruikt.
2 Beleidsregel en het bestemmingsplan
In de Algemene wet bestuursrecht, titel 4.3 is de regeling vastgelegd die gemeenten de mogelijkheid geeft om beleidsregels vast te stellen. Een beleidsregel is “een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan” (bron: artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht).
Na het vaststellen van de beleidsregel Plussenbeleid Doetinchem 2019 zal deze planologisch vertaald worden in het bestemmingsplan Buitengebied. Zo mogelijk bij de actualisatie van het bestemmingsplan. Dit is binnen de termijn die de provincie heeft gesteld, dus vóór 1 januari 2027. De verwerking is ook afhankelijk van de voortgang van de behandeling van de beroepen tegen het bestemmingsplan ‘Buitengebied - 2012’ door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Met de beleidsregel wordt het mogelijk mee te werken aan uitbreidingsplannen van niet-grondgebonden agrarische bedrijven via:
De toelichting op het bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag omgevingsvergunning moet dan onder andere ingaan op de voorliggende beleidsregel en aantonen dat het initiatief daaraan voldoet.
De beleidsregel maakt daarmee onderdeel uit van de wet- en regelgeving om te komen tot een goede ruimtelijke ordening in het algemeen. Deze regel richt zich specifiek op uitbreidingsplannen van niet-grondgebonden veehouderij.
Zo wordt een bijdrage geleverd aan een transparante besluitvorming.
Het Plussenbeleid is door de provincie Gelderland vastgelegd in hoofdstuk 2, afdeling 2.4, artikel 2.30 en 2.31 van de Omgevingsverordening Gelderland. Dit is op 19 december 2018 vastgesteld door Provinciale Staten. Het is een beleidsneutrale aanpassing van de eerder vastgestelde regels in de Omgevingsverordening en Omgevingsvisie, die op 22 maart 2017 in werking zijn getreden. De artikelen luiden als volgt:
Artikel 2.30 (uitbreiding niet-grondgebonden veehouderijbedrijf of veehouderijtak: handreiking beleidsregels Plussenbeleid) Artikel 2.31 (instructieregel bestemmingsplan Plussenbeleid)
|
In Hoofdstuk 8, afdeling 8.1 van de Omgevingsverordening is een specifieke overgangsbepaling Plussenbeleid opgenomen. Deze bepaalt het volgende:
Artikel 8.2 (specifieke overgangsbepaling Plussenbeleid) In afwijking van artikel 8.1, derde lid, geeft de gemeenteraad uitvoering aan de instructieregels gesteld in de artikelen 2.30 en 2.31:
|
Het gebied waarop deze artikelen betrekking hebben is opgenomen op de kaart ‘regels Landbouw’ van de verordening. De uitsnede voor Doetinchem is hieronder weergegeven.
Uitsnede kaart ‘Regels Landbouw’ van de Omgevingsverordening Gelderland, onderdeel Plussenbeleid
Op basis van deze twee artikelen is het gemeentelijke plussenbeleid uitgewerkt.
Bij de provinciale regels horen ook diverse begrippen:
4 Plussenbeleid Doetinchem 2019
In de provinciale Omgevingsverordening is bepaald dat het Plussenbeleid alleen van toepassing is in het gebied zoals aangewezen op de bij de Omgevingsverordening behorende kaart Regels Landbouw.
De beleidsregel Plussenbeleid Doetinchem 2019 heeft dus alleen werking voor die delen van de gemeente Doetinchem die op genoemde kaart, zie hoofdstuk 3, als zodanig zijn aangewezen.
Op basis van de Omgevingsverordening werkt het Plussenbeleid voor de gemeente Doetinchem in de volgende situaties door:
Partiële herziening bestemmingsplan, op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Bij een partiële herziening die ruimte biedt aan een uitbreiding meer dan 500 m2 moet in het bestemmingsplan de verankering van de beleidsregel Plussenbeleid Doetinchem 2019 plaatsvinden. Dit zal deels in de toelichting staan, waar de plusmaatregelen toegelicht en onderbouwd worden. Maar de fysieke plusmaatregelen zullen ook met een voorwaardelijke verplichting verankerd moeten worden in de regels.
Omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan (uitgebreide procedure), op grond van artikel 2.12 lid 1a, sub 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Ook bij een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan (buitenplanse afwijking) die ruimte biedt aan een uitbreiding van meer dan 500 m2 moet toetsing aan de beleidsregel Plussenbeleid Doetinchem 2019 plaats vinden. Dit moet terugkomen in de ruimtelijke onderbouwing die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. De te treffen plusmaatregelen zullen als voorwaarde(n) bij de vergunning worden opgenomen. Bij de latere verwerking van de vergunning in een bestemmingsplan, wordt dit verder planologisch verankerd.
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied - 2012’ van de gemeente Doetinchem is vastgesteld op 29 oktober 2015 en is in werking getreden. De provincie heeft geen zienswijze op dit plan ingediend.
Dus een uitbreiding van een niet- grondgebonden agrarisch bedrijf die op basis van het bestemmingsplan ‘Buitengebied - 2012’ mogelijk is, al dan niet met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, valt niet onder het Plussenbeleid. Want dit zijn de bestaande rechten die behouden worden op basis van de overgangsbepalingen van de Omgevingsverordening.
De beleidsregel moet voor 1 januari 2027 verwerkt zijn in het bestemmingsplan Buitengebied.
Bij nieuwe bestemmingsplannen wordt het Plussenbeleid dus verwerkt. Daarbij zal, op grond van artikel 2.30 lid 3 van de Omgevingsverordening, bij recht een uitbreiding toegestaan worden van maximaal 500 m2 per 5 jaar, waarbij de beleidsregel voor plussenbeleid niet van toepassing is.
Beleidsregel is niet het enige toetsingscriterium voor medewerking.
Toepassing van de beleidsregel maakt onderdeel uit van de toetsing om te komen tot een goede ruimtelijke ordening. Het bevoegd gezag kan op basis de goede ruimtelijke ordening besluiten dat, ook al worden er maatregelen volgens de beleidsregel getroffen, een uitbreiding toch niet ruimtelijk aanvaardbaar of uitvoerbaar is. Andere factoren spelen bij medewerking aan een plan ook een rol, zoals generieke wettelijke eisen en ander vigerend provinciaal en gemeentelijk beleid. Maar ook gebieds- en locatieafhankelijke omstandigheden kunnen leiden tot een afwijzing van een plan. Dus voldoen aan de beleidsregel betekent niet automatisch dat door de gemeente meegewerkt wordt aan het uitbreidingsplan.
4.2 Het Doetinchemse plussenbeleid
Het Doetinchemse plussenbeleid is als volgt opgebouwd:
De mogelijke plusmaatregelen zelf staan in sub-paragraaf 4.2.4. Maar de andere sub-paragrafen maken ook wezenlijk onderdeel uit van de beleidsregel Plussenbeleid Doetinchem 2019. De plusmaatregelen moeten binnen het grondgebied van de gemeente Doetinchem genomen worden.
De begrippen die de provincie in haar Omgevingsverordening heeft opgenomen, worden ongewijzigd in deze beleidsregel overgenomen:
Bij een initiatief voor uitbreiding van een niet-grondgebonden veehouderijbedrijf geven we de initiatiefnemer zelf de verantwoordelijkheid om, in dialoog met de omgeving, de plusmaatregelen in te vullen. In de gemeente Doetinchem wordt hiervoor het volgende model gehanteerd.
Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer de plusmaatregelen nog niet zelf heeft ingevuld vóór het voeren van de dialoog. Hij moet deze juist mét de omgeving verkennen, afwegen en vervolgens bepalen. Wie de initiatiefnemer als ‘de omgeving’ ziet, en hoe hij de omgeving wil betrekken bij het plan, wordt als dialoogvoorstel bij het basisuitbreidingsplan aangeleverd bij de gemeente. Bij de voortoets geeft de gemeente aan of het basisuitbreidingsplan én het dialoogvoorstel akkoord is. Daarna wordt de dialoog conform het voorstel gevoerd.
De initiatiefnemer bepaalt ‘de omgeving’ op basis van de beoordeling wie ‘gevolgen van enige betekenis’2 kan ondervinden door de uitbreiding. In acht te nemen factoren hierbij zijn afstand, zicht, planologische uitstaling en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico). Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
Het resultaat van de dialoog is primair het vergroten van begrip en draagvlak in de omgeving van het initiatief. Daarbij leidt de dialoog tot de voor de omgeving meest gewenste keuze voor de plusmaatregelen die de initiatiefnemer neemt ter compensatie voor de uitbreiding.
De dialoog moet door de initiatiefnemer in een verslag vastgelegd worden. Het verslag maakt onderdeel uit van het definitieve verzoek aan de gemeente voor de uitbreiding.
Als bij de dialoog blijkt dat geen volledige consensus met de omgeving is over de te nemen plusmaatregelen, dan wordt dit in het dialoogverslag opgenomen. De gemeente zal in dat geval nauwgezet beoordelen of de uiteindelijke keuze van de plusmaatregel(en) wel in lijn is met de dialoog.
Bij een complete verdeeldheid van de omgeving bij de dialoog, kan de initiatiefnemer dit dilemma bij de gemeente voorleggen. De gemeente kan dan, op basis van omgevingskenmerken, bekijken welke plusmaatregel zij de meest gewenste vindt voor de specifieke locatie. Hiervoor kan de gemeente ook advies ingewonnen worden bij de onafhankelijke deskundige, zoals in paragraaf 4.2.5 aangegeven.
Overgangsregeling m.b.t. dialoog voor lopende verzoeken
Er zijn lopende verzoeken voor uitbreiding van niet-grondgebonden veehouderijen, waarbij een afwijkende dialoog heeft plaatsgevonden. Bij die gevallen hoeft men de dialoog niet opnieuw overeenkomstig de genoemde stappen te voeren. Men moet echter wel aantonen dat de omgeving bij het uitbreidingsplan betrokken is, dat er dus een dialoog heeft plaatsgevonden.
Ontwikkelingen bij participatie
In de Omgevingswet is participatie één van de kernbegrippen. De Doetinchemse vorm van participatie zal zich de komende jaren verder gaan ontwikkelen. Het zou kunnen zijn dat de wijze van dialoog bij de voorliggende beleidsregel in de toekomst aangepast wordt, om goed aan te sluiten op de participatie die dan de algemene Doetinchemse wijze is.
Het Plussenbeleid gaat uit van aanvullende maatregelen (plusmaatregelen) die door de initiatiefnemer getroffen moeten worden. De mate waarin is uitgedrukt in een investeringsbijdrage. De vereiste investering die de gemeente Doetinchem in de plusmaatregelen vraagt is in de basis minimaal € 20,- per vierkante meter bruto stalvloeroppervlakte van de uitbreiding. Een grotere investering is natuurlijk mogelijk, maar is vanuit de voorliggende beleidsregel niet afdwingbaar.
Het is mogelijk om af te wijken van het basisbedrag van € 20. Men kan gebruik van een minimale investeringsbijdrage van € 15 per vierkante meter bruto stalvloeroppervlakte van de uitbreiding, als gebleken is dat de betreffende plusmaatregel(en) en zeer grote ruimtelijke kwaliteitswinst oplevert voor de omgeving. Deze winst moet zodanig groot zijn dat meer plusmaatregelen niet nodig zijn. Deze plusmaatregel(en) moet daarbij ook duidelijk vanuit de dialoog naar voren zijn gekomen als zeer gewenst. En ook het in te winnen onafhankelijke advies over de plusmaatregelen moet de grote ruimtelijke kwaliteitswinst onderschrijven.
De berekening van de investeringsbijdrage moet deel uitmaken van de toelichting van het bestemmingsplan of de ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning. Het investeringsbedrag moet besteed worden aan de plusmaatregelen zelf. Indirecte gevolgen van de plusmaatregelen, bijvoorbeeld waardevermindering van grond, mogen niet verrekend worden.
Op basis van artikel 2.30 van de Omgevingsverordening Gelderland moet de investering zoveel mogelijk plaatsvinden op het erf van het bedrijf in kwestie. Als dit aantoonbaar niet mogelijk is, dan vindt de investering in de omgeving van het erf plaats. Als dat niet haalbaar is, dan bij voorkeur in de omgeving van direct omwonenden. Voor de Achterhoek, en dus ook de gemeente Doetinchem, geeft de provincie in de Handreiking aan dat sloop van veelal vervallen gebouwen een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving oplevert. De aard van deze maatregel betekent dat sloop niet op of nabij het erf plaats zal vinden. Dit is dus afwijkend van wat in artikel 2.30 bij lid 2.c bepaald is.
De gemeente Doetinchem wil wel dat sloop in de nabijheid van het agrarische bedrijf plaats vindt. Daarom is de maximale afstand voor de te slopen gebouwen 1 kilometer van het bedrijf die de plusmaatregel moet uitvoeren.
Op basis van de Handreiking Plussenbeleid zijn voor de onderwerpen dierenwelzijn, milieu en landschap/ruimtelijke kwaliteit plusmaatregelen te definiëren. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bij de plusmaatregelen zijn voorbeelden genoemd. Dit is geen uitputtende lijst. Ze zijn puur ter inspiratie bedoeld.
Zoals al eerder aangegeven, moet een plusmaatregel een extra maatregel zijn. Voorzieningen die vanwege andere wet- en regelgeving al noodzakelijk zijn, zijn geen plusmaatregel.
Plusmaatregelen gericht op landschap / ruimtelijke kwaliteit
Het realiseren van landschapselementen, bovenop de in basis al vereiste landschappelijke inpassing voor de uitbreiding van het bedrijf, zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied - 2012’. Het inpassingsplan dat hiervoor opgesteld moet worden, moet gebaseerd zijn op de indeling die in dit bestemmingsplan is aangehouden voor de landschapstypen en soorten beplanting.
Sloop van vrijgekomen (agrarische) bebouwing. Als dit op het eigen erf is, dan mag daarbij geen sprake zijn van vervangende nieuwbouw. Buiten het eigen erf mogen stallen in een gebied van 1 km rondom het bedrijf opgevoerd worden. Hierbij moet ook geborgd worden dat de bebouwing niet opnieuw gerealiseerd kan worden.
Plusmaatregelen gericht op milieugevolgen
Toepassen van bovenwettelijke maatregelen ter beperking van de milieugevolgen (o.a. geur, geluid, fijnstof, licht, trilling, emissie, risico) van het agrarische bedrijf die een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving tot gevolg hebben. Deze maatregelen kunnen op de te realiseren stal uitgevoerd worden, maar ook op bestaande stallen. De maatregelen kunnen onder andere benoemd zijn in de Maatlat Duurzame Veehouderij en in de Milieukeur. Het hebben van één van deze keuren voor de stal wil overigens niet automatisch zeggen dat het bedrijf plusmaatregelen heeft getroffen die passen binnen de voorliggende beleidsregel.
Andere, alternatieve maatregelen die niet in wetgeving verplicht zijn maar die wel een ammoniakreducerende werking hebben, zoals genoemd op www.infomil.nl met uitzondering van daarin genoemde voermaatregelen.
Plusmaatregelen gericht op dierenwelzijn
Toepassen van bovenwettelijke maatregelen voor dierenwelzijn die een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit in de omgeving tot gevolg hebben. Deze maatregelen kunnen op de te realiseren stal uitgevoerd worden, maar ook op aanwezige stallen. De maatregelen kunnen onder andere benoemd zijn in de Maatlat Duurzame Veehouderij en in de Milieukeur. Het hebben van een van deze keuren voor de stal wil overigens niet automatisch zeggen dat het bedrijf plusmaatregelen heeft getroffen die passen binnen de voorliggende beleidsregel.
4.2.5 Controle plusmaatregelen en investering
De uitwerking van de plusmaatregelen op het gebied van dierenwelzijn en milieu en de financiële verantwoording van de investering vereist specialistische kennis. Hiervoor legt de gemeente het plan voor aan een onafhankelijk deskundige. De kosten voor dit advies worden in rekening gebracht bij de initiatiefnemer en mogen niet meegerekend worden als onderdeel van de investering. Dit is mogelijk op basis van de gemeentelijke legesverordening.
Bij landschapsinvesteringen is toetsing door de gemeente in principe wel mogelijk en is externe advisering niet nodig. Deze kosten zijn verdisconteerd in de leges die voor de bestemmingsplanherziening of de omgevingsvergunning (uitgebreide procedure) in rekening worden gebracht.
De kosten kunnen ook in de af te sluiten anterieure overeenkomst vastgelegd worden.
Alle maatregelen worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst met boetebeding.
Uitgangspunt is voorts dat de uitvoering van de plusmaatregelen publiekrechtelijk verankerd wordt met een voorwaardelijke verplichting of met andere regels in het bestemmings- of wijzigingsplan dat de uitbreiding mogelijk maakt. Als zo’n regeling gelet op het recht niet mogelijk is, zoals bij een omgevingsvergunning, moet de uitvoering van de plusmaatregelen verzekerd worden door middel van voorwaarden bij de vergunning.
Bijlage 7 Lijst van aan huis gebonden beroepen en bedrijven
bron: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)
Ook zijn bedrijven als aan huis gebonden bedrijf toegelaten die genoemd zijn in Bijlage 9 Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten onder 'overige nevenactiviteiten' bij 'semi-agrarische bedrijven'.
Bijlage 8 Lijst van vrije beroepsbeoefenaars
Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregister wet
Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.
Bijlage 9 Lijst van neven-/hergebruiksactiviteiten
Bijlage 11 Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem
1.1 Achtergrond: Parkeernota basis voor parkeernormen
De huidige Parkeernota en parkeernormen zijn ruim 4 jaar oud. Sinds 2012 is er veel veranderd. Zo groeide het autobezit en is er een trend die inzet op een mix van autogebruik en alternatieven, zoals openbaar vervoer en fiets. De komende jaren worden ook bestemmingsplannen geactualiseerd en zijn er bouw- en wijzigingsplannen in ontwikkeling. In 2012 zijn door het CROW nieuwe parkeerkengetallen gepubliceerd. Actuele parkeernormen en een eenduidige interpretatie van de beleidsregels rondom rekenmethodes zijn een noodzakelijk beleidsinstrument. Daarom is deze Nota Parkeernormen opgesteld. Deze Nota is een integraal onderdeel van de Parkeernota 2016-2020 van de gemeente. Met het vaststellen door de raad van de Parkeernota is dan ook deze Nota Parkernormen van kracht.
Op basis van de Parkeernota 2016 – 2020 en deze Nota Parkeernormen wordt voor situaties waarvoor een omgevingsvergunning (WABO) vereist is, berekend hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn. Als het beleid wijzigt, wordt aan het nieuwe beleid getoetst.
In deze Nota Parkeernormen is ook het effect van de Reparatiewet BZK 2014 verwerkt. Volgens die wet dient elk bestemmingsplan, dat voorziet in nieuwe ontwikkelingen, aandacht te besteden aan de parkeerbehoefte. Voor bestaande bestemmingsplannen geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2018. Voor nieuwe bestemmingsplannen vervalt de parkeerbepaling uit de bouwverordening direct. Via een verplichting is te regelen dat er voldoende plaatsen, in beginsel op eigen terrein, aanwezig moeten zijn, voordat de bestemming in gebruik wordt genomen.
1.2 Doel en reikwijdte van de Nota Parkeernormen Auto en fiets
Parkeernormen hebben tot doel een zodanig aantal parkeerplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen voor te schrijven, dat voorzien wordt in de in te schatten parkeervraag. Dat aantal voorkomt dat door de aanleg van te weinig plaatsen er een tekort ontstaat. Ook voorkomt het toepassen van de normen dat er teveel plaatsen komen, waardoor de automobiliteit gestimuleerd wordt en de leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en bereikbaarheid nadelig wordt beïnvloed. De nota wil ook de toepassing van de normen voor burgers, bedrijven, gebouweigenaren, ontwikkelaars, et cetera inzichtelijk maken. Ook juridisch gezien dient de invulling van de parkeernormen dus gewaarborgd te zijn.
De nota is niet van toepassing op de bestaande omgeving, omdat die al gerealiseerd zijn. De nota is ook niet van toepassing op plannen waarvoor al een ontwerpbesluit ter inzage ligt of heeft gelegen. Bij plannen met een vastgesteld stedenbouwkundig plan, maar waarvan geen ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegen, overlegt de gemeente met de initiatiefnemer over welke normen worden opgenomen.
De hoofdstukken 2 en 3 vertalen landelijke kencijfers naar parkeernormen voor respectievelijk het auto en fiets. Hoofdstuk 4 beschrijft hoe de gemeentelijke parkeernormen in de praktijk toegepast worden.
Landelijke kencijfers voor parkeernormen zijn vastgelegd bij het platform voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte, het CROW. Zij gaat uit van twee gebiedsindelingen:
De stedelijkheidsgraad is van invloed op de parkeerbehoefte van veel functies. Volgens het CBS is de stedelijkheidsgraad het aantal adressen per km2. Doetinchem heeft een “adressendichtheid” van 1.115 adressen per km2 (bron: CBS). Dat wordt gekwalificeerd als ‘matig stedelijk’.
2.2 Relatie parkeerbehoefte en loopafstanden
Voor de parkeerkencijfers hanteert het CROW een onderscheid in:
Onderstaande figuren tonen dat de gemeente Doetinchem bestaat uit de kernen Wehl, Gaanderen en Doetinchem. De kern Doetinchem heeft een centrum met schil/overloop. De kernen Wehl en Gaanderen hebben een zodanig lage adressendichtheid, dat zij behoren tot “Rest bebouwde kom”. De resterende gebieden behoren tot het buitengebied. De navolgende figuren tonen het resultaat
2.3 Toe te passen parkeernormen: het gemiddelde van de bandbreedte
Bijlage A geeft de toe te passen parkeernormen voor de gemeente Doetinchem weer. Die normen zullen altijd moeten aansluiten op de actuele landelijke kencijfers van het CROW. Als de kencijfers veranderen, dan gelden de dán actuele cijfers. Per functie geeft het CROW minimum en maximum kencijfers. De gemeente kiest voor het gemiddelde van de bandbreedte als parkeernorm voor auto- en fietsverkeer. Per functie zijn de voor dit moment geldende (2016) normen in bijlage A per tabel verwoord, onderverdeeld naar zeven hoofdgroepen:
2.4 Parkeernormen voor de hoofdgroep woningen
Bijlage A geeft de parkeernormen voor de volgende type woningen:
Er zijn ook bezoekers aan woningen, zoals buurtzorg, arts en therapeut. Dit is verwerkt in de norm.
Appartementen zijn onderscheiden naar prijsklasse. Uitgangspunt voor het onderscheid naar sociale huur- en koopwoningen zoals de gemeente die hanteert, betreffen (1) Goedkoop (tot € 192.000), (2) Midden (€ 192.000 - € 300.000) en (3) Duur (vanaf € 300.000). Ook huurwoningen en -appartementen worden onderscheiden naar prijsklasse (huur per maand): Huurhuis, sociale huur; goedkoop/midden huurappartement (< € 710,68) en Duur appartement; huurhuis vrije sector (> € 710,68).
Bij veel woningen is er behoefte aan parkeren op eigen terrein. Per woning wordt gerekend met 1 parkeerplaats op eigen terrein. De ervaring leert evenwel dat dergelijke voorzieningen vaak anders dan voor parkeren worden gebruikt. Het parkeren wordt dan afgewenteld op de openbare ruimte en kan leiden tot parkeerproblemen. Dit gedrag is evenwel niet verboden.
De plaatsen bij bedrijven moeten volledig op eigen terrein worden aangelegd. Dit bevordert gecombineerd een pand / bedrijf meerdere zelfstandige functies aanwezig zijn, wordt wel voor iedere functie afzonderlijk getoetst gebruik. Uitgangspunt bij het stellen van
parkeernormen is toetsing aan de hoofdfunctie en eventuele ondergeschikte functies, zoals een kantoor van een transportbedrijf wordt niet afzonderlijk getoetst. Indien binnen en kan een totale parkeerbalans worden opgesteld (bijlage Parkeerbalans van de Parkeernota 2016 - 2020).
2.6 Bijzondere vormen van parkeren
Om het elektrisch rijden te laten toenemen zijn oplaadplaatsen nodig. Deze oplaadplaatsen zijn niet voor openbaar gebruik en nemen bovendien (openbare) parkeerruimte in beslag. Het is onduidelijk hoe snel de elektrische auto opkomt. In deze Nota wordt voorgesteld om initiatiefnemers geen norm op te leggen voor elektrisch vervoer. Indien oplaadpunten bij nieuwe initiatieven in het openbaar gebied gerealiseerd worden, komen die plaatsen (voor de gemeente) extra op de parkeereis.
Bij openbare c.q. maatschappelijke voorzieningen, zoals het gemeentehuis, sportcomplexen, zorginstellingen en zwembad dienen algemene minder-validenplaatsen (zonder onderbord met kenteken) aangewezen te worden. Met het aanwijzen van deze plaatsen wordt de bereikbaarheid van deze voorzieningen voor minder validen gegarandeerd. Minimaal 2% van de openbare parkeerplaatsen dienen algemene minder-validenplaatsen te zijn. De plaatsen dienen goed verspreid over de gemeente bij de voorzieningen te liggen.
2.6.3 Dubbelgebruik en loopafstanden
Niet alle plaatsen worden gelijktijdig gebruikt. Zo parkeren bewoners vooral ’s avonds en ’s nachts. Bezoekers aan en medewerkers van het kernwinkelgebied en/of kantoren parkeren op momenten dat de meeste bewoners vertrokken weg zijn. Die lege plaatsen zijn dan door de anderen te gebruiken. Dat vraagt om inzicht in de aanwezigheid per functie. Bijlage B toont de aanwezigheidscijfers. Gecombineerd gebruik van plaatsen leidt dus tot een lager aantal benodigde openbare plaatsen.
Om gecombineerd gebruik te benutten is ook de ligging van de parkeerplaatsen van belang. Als een parkeerplaats te ver van de gecombineerde functie ligt, dan is dat niet bij de parkeerbalans te betrekken. Bij meerdere functies geldt de loopafstand tot de hoofdfunctie. Op basis van het parkeeronderzoek Doetinchem (2015/2016), aangevuld met de landelijke kencijfers, komen voor alle kernen en gebieden in de gemeente Doetinchem de volgende acceptabele afstanden naar voren.
Als een gebouw aanleiding geeft tot behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte voldoende zijn voorzien op eigen terrein aan, in of onder dat gebouw. De eis van voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen op eigen terrein, blijft gehandhaafd. Deze Nota Parkeernormen gaat er van uit dat speciale laad- en losplaatsen niet worden aangelegd. Kleine voertuigen die in een normaal parkeervak passen, kunnen tijdens dat laden en lossen ook normaal parkeren (eventueel tijdens venstertijden).
2.6.5 Algemene Plaatselijke Verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regelt aspecten, het parkeren van motoren, van bromfietsen en brommobielen. De (APV-2016) van de gemeente Doetinchem blijft van kracht voor de in hoofdstuk 5 afdeling 1 “Parkeerexcessen” met betrekking tot de volgende onderwerpen:
3.1 Parkeernorm fiets: stimuleren fietsgebruik
De gemiddelde fietsparkeernormen zijn een maat die bepaalt hoeveel fietsparkeerplaatsen minimaal gerealiseerd dienen te worden. Iedere functie of voorziening moet voldoen aan een parkeernorm voor fietsen. Net als bij de parkeernormen voor auto’s, geldt hier ook de eis “voldoen aan de fietsstallingsnorm”. Het uitgangspunt bij nieuwbouw, verbouwing of functiewijziging is dat fietsparkeervoorzieningen zoveel mogelijk op eigen terrein wordt gerealiseerd.
De fietsparkeernorm draagt er aan bij dat er maatregelen getroffen kunnen worden voor de fietser bij ruimtelijke ontwikkelingen. De aantrekkelijkheid van het fietsgebruik wordt mede bepaald door de beschikbaarheid en kwaliteit van fietsstallingen. De fietsparkeernorm dient daarmee bij te dragen aan het stimuleren van het fietsgebruik. De gemeente Doetinchem heeft op basis van kencijfers van het CROW (+Leidraad Fietsparkeren) de fietsparkeernormen bepaald. Omwille van eenduidigheid is aansluiting gezocht bij de systematiek van de parkeernormen voor de auto. Per functie zijn de voor dit moment geldende (2016) parkeernormen in bijlage C verwoord,
Voor afstanden tot 7,5 kilometer en met de opkomst van de elektrische fiets tot 15 kilometer, is de fiets een uitstekend alternatief voor de auto. Voldoende en goede fietsparkeervoorzieningen kunnen leiden tot minder autogebruik en dus tot een geringere behoefte aan parkeerplaatsen voor auto’s bij functies. Het gewenste aantal fietsparkeervoorzieningen bij een kantoor, een winkel of openbare voorzieningen worden bepaald op basis van tellingen. Dat biedt de beste garantie dat het aanbod past bij de vraag.
De fietsparkeernormen zijn bedoeld voor afzonderlijke functies. Ze zijn niet geschikt voor gebieden met grote menging van functies, zoals het centrumgebied. Het drukste moment in de week of in het jaar is maatgevend voor de parkeernorm. De parkeernormen gelden niet voor het NS-station Doetinchem. De verschillen tussen NS-stations zijn te groot. Voor gedetailleerde inzichten wordt verwezen naar ProRail. Die heeft inzicht in de parkeer- c.q. stallingsbehoefte per station.
Voor het toepassen van de parkeernormen worden procedures doorlopen om te komen tot het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de auto en/of fiets, tot het gebruik van de plaatsen, het dubbelgebruik (aanwezigheidspercentage) en tot mogelijkheden als niet aan de parkeereis is te voldoen.
De parkeerbehoefte als gevolg van nieuwe ontwikkelingen komt tot stand via aantal stappen:
4.2.1 Bepalen van de parkeerbehoefte
De hoofdstukken 2 en 3 verwijzen naar de parkeernormen en aanwezigheidscijfers. Ontwikkelingen c.q. initiatieven waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, dienen te voldoen aan de parkeernormen. De initiatiefnemer/ontwikkelaar dient een parkeerberekening aan te leveren bij de vergunningaanvraag voor (één van) de volgende situaties:
Nieuwbouw dient te voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein. Bij verbouwing of functiewijziging van bestaande gebouwen is het reeds aanwezige aantal plaatsen op eigen terrein in mindering te brengen op de nieuwe parkeerbehoefte. Het inbrengen van bestaande parkeercapaciteit is alleen mogelijk als deze behoort tot een functie die vervalt. Dan worden die parkeerplaatsen toegewezen aan de nieuwe functie.
Het vernieuwen van een woongebied door woningcorporaties vergt maatwerk. Daarbij wordt het aantal parkeerplaatsen in de bestaande situatie bepaald. De uitkomst wordt vergeleken met het aantal benodigde plaatsen in de nieuwe situatie. Het verschil moet worden opgelost bij een toename. Alleen de vervallen plaatsen door de planontwikkeling, moeten worden gecompenseerd. Een voorbeeld.
Conclusie: de nieuwe situatie heeft minder plaatsen nodig. Een parkeerprobleem hoeft daarmee niet opgelost te zijn. Het is gewenst om een tekort aan te vullen. |
De optelsom van de berekende parkeerbehoefte van de verschillende doelgroepen is vaak dan de werkelijke parkeerbehoefte. De uitwisseling hiervan is toegestaan. De mogelijkheden daarvoor hangen af van de locatie van de parkeerplaatsen, de maximale parkeerbehoefte van verschillende functies in de tijd (aanwezigheidscijfers en loopafstanden (§2.5.3).
Parkeren op eigen terrein wordt onmogelijk als garages of opritten gebruikt worden als bergruimte en/of tuin. De parkeernormen houden hiermee geen rekening. Daardoor kunnen parkeerproblemen op straat ontstaan. Het behoud van de parkeerplaatsen op eigen terrein is dan gewenst. Een oprit naar de parkeergarage die voldoet aan de minimale afmetingen van een parkeerplaats wordt gezien als parkeerplaats op eigen terrein. Het realiseren van een parkeerplaats op eigen terrein wordt niet toegestaan als dat ten koste gaat van een parkeerplaats in de openbare ruimte. Bijlage D geeft situaties weer voor de beoordeling van dergelijke situaties en beoordeelt wanneer inritten zijn toegestaan.
Bestaande situaties (bv uitbreiding van een bestaande winkel of woning): de extra parkeerbehoefte wordt vastgesteld op basis van het aantal m² uitbreiding. Reeds aanwezige parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen in mindering worden gebracht op de nieuwe parkeerbehoefte ná uitbreiding. Dit geldt uitsluitend als er sprake is van overcapaciteit.
Bij herbouw van een bestaand pand na brand of sloop anderszins wordt het niet redelijk geacht om een voorziening die is afgebrand en moet worden herbouwd op te zadelen met een nieuwe parkeereis als de voormalige functie in dezelfde omvang terugkeert. Wel dient met de initiatiefnemer voor herbouw gezocht te worden naar een passende oplossing. Als op de betreffende locatie een nieuwe functie wordt gerealiseerd, dan dient aan de vigerende parkeernorm te worden voldaan.
Verbouw c.q. functiewijziging en sloop: op basis van de parkeernormen de parkeereis berekenen. Die parkeereis mag verminderd worden met de parkeereis van de laatste actieve functie.
Het inbrengen van bestaande parkeerplaatsen is toegestaan, als die plaatsen behoren tot een functie die verdwijnt. Dan worden die plaatsen toegewezen aan de nieuwe functie, bijvoorbeeld via verkoop. Voor openbare plaatsen kan dit ook in de planvorming worden geregeld. De ontwikkelaar van de nieuwe functie krijgt dan een beschikking dat hij X parkeerplaatsen minder hoeft te realiseren (en dus ook geen compensatiebedrag hoeft te betalen).
De gemeente voorziet in beginsel niet in de extra parkeerbehoefte. Zij heeft de mogelijkheid om daarin wel te voorzien door middel van het parkeercompensatiefonds. |
4.2.2 Inspanningsverplichting en Parkeercompensatiefonds
Het handhaven van een strikt beleid met betrekking tot de toepassing van parkeernormen is essentieel om Doetinchem duurzaam bereikbaar en leefbaar te houden.
Voor nieuwbouwlocaties is het voorzien in de eigen parkeerbehoefte veelal geen probleem, maar voor ontwikkelingen in bestaande situaties, zoals in de binnenstad, schil c.q. kernen is dit vaak niet mogelijk, omdat er geen ruimte beschikbaar is of omdat de kosten van een gebouwde parkeervoorziening te hoog zijn. Dan moet de parkeerruimte elders worden gevonden.
De aanvrager van een omgevingsvergunning moet aantonen dat er voldoende inzet geleverd is om benodigde plaatsen te realiseren en dat die op eigen terrein niet te realiseren zijn. Pas dan kan de aanvrager op zoek naar alternatieve, openbare parkeerruimte. Daarbij mag de alternatieve parkeervoorziening niet in gebruik zijn voor een andere ontwikkeling en gelden de loopafstanden tot de ontwikkeling (§2.6.3). Dit alternatief kan alleen als er voldoende parkeerruimte is. Als grens geldt in beginsel een bezetting van 85% in 2020 voor alle functies in de gehele gemeente.
De aanvrager moet door middel van een onafhankelijk parkeeronderzoek aantonen dat binnen de genoemde loopafstanden rondom zijn planontwikkeling voldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte aanwezig is. Dit moet met de omgevingsaanvraag worden meegeleverd. Bijlage E toont de eisen die de gemeente stelt aan het parkeeronderzoek.
Als blijkt dat de ontwikkeling dan kan plaatsvinden, geldt de parkeercompensatieregeling. Wanneer een initiatiefnemer in zijn ontwikkeling speciale maatregelen treft waardoor de automobiliteit vermindert, is bijstelling van de parkeernorm mogelijk. Een voorbeeld is de inzet van deelauto’s bij woningen.
Het College kan in bijzondere gevallen besluiten om ontheffing te verlenen van de parkeernormen (bijlage F). Het is dan mogelijk dat een planontwikkeling gerealiseerd wordt, zonder dat aan de parkeernorm wordt voldaan. Bijvoorbeeld als de planontwikkeling voor de gemeente van een bijzonder gemeentelijk belang is, dat het voldoen aan de parkeernormen niet als doorslaggevende factor wordt beschouwd, dan kan het College ontheffing verlenen van de parkeereis. De afdeling FO moet betrokken worden in deze gevallen. Een voorbeeld van zo’n “bijzonder gemeentelijk belang” is een ontwikkeling die een aanzet geeft voor nieuwe ontwikkelingen of waar een ander groot belang uit voortkomt.
Parkeercompensatieregeling: bijdrage aan parkeren in het centrum
De huidige Parkeercompensatieregeling van de parkeereis is voor velen onduidelijk. Bovendien blijkt het voor de gemeente vaak onhaalbaar om de afgekochte parkeerplaatsen alsnog aan te leggen. De essentie van deze regeling is er evenwel op gericht om ontwikkelingen, die niet aan de parkeereis van de omgevingsvergunning (kunnen) voldoen, tóch mogelijk te maken. Afwijken van de parkeereis is dus mogelijk. Dat is te realiseren bij bijvoorbeeld aantoonbaar dubbelgebruik, het voor langere tijd benutten van structurele leegstaande parkeercapaciteit, voldoende ruimte voor commerciële deelauto’s, gebruik van openbaar vervoer of fiets en in uitzonderlijke situaties in een bestuurlijke afweging van een bijzonder gemeentelijk belang.
In alle gevallen waar ontwikkelaars er evenwel voor kiezen om geen parkeerplekken aan te leggen en te kiezen voor een alternatief, wordt vanuit de gemeente geen parkeervergunning verstrekt. Dat geldt voor de huidige eigenaar en de daaropvolgende.
De gemeente houdt wel de mogelijkheid van maatwerk voor kleine bouwprojecten (1.500 m2, drie à vier woningen) of appartementen/kleine woningen ((<50 m2 GO). Per te realiseren parkeerplaats moeten dan minimaal 2 fietsparkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit bovenop de verplichte berging volgens het Bouwbesluit. Bewoners van die woningen hebben geen recht op de aanvraag van een parkeervergunning. Zij kunnen ze een abonnement nemen in de Catharina- of Amphiongarage. Als de fietsvoorziening niet op eigen terrein is te realiseren, dan mag er een alternatief binnen 60 meter loopafstand vanaf de hoofdingang worden gerealiseerd. Dit alternatief moet aan de vergunning eisen voldoen, met specifieke aandacht voor de toegankelijkheid, het gebruiksgemak en sociale veiligheid.
Indien aan bovenstaande niet is te voldoen kan het college in extremis besluiten om de ontwikkelaar/ initiatiefnemer voor de niet gerealiseerde parkeerplaatsen een compensatiebedrag in rekening te brengen. Hij/zij betaalt aan de gemeente een bedrag voor de aanleg van plaatsen die niet op eigen terrein zijn te realiseren. Het gaat om concrete locaties van parkeerplaatsen. Daarom wordt per ontwikkeling c.q. aanvraag bekeken of dit bedrag naar beneden of naar boven dient te worden bijgesteld. Het tarief, prijspeil 2016, exclusief BTW en jaarlijks te indexeren per parkeerplaats op maaiveld bedraagt:
4.2 Toepassing van de fietsparkeernormen
De fietsparkeernormen dienen toegepast te worden. Ook deze juridische grondslag daarvoor dient ingebed te worden in plankaders (bestemmingsplan of omgevingsvergunning). Daarmee kan het college in bijzondere gevallen afwijken (bijlage F).
Bij een functiewijziging van te renoveren, nieuw te bouwen c.q. bestaande gebouwen wordt de fietsparkeerbehoefte afgetrokken van de fietsparkeerbehoefte van de nieuwe functie. Het verschil aan fietsparkeerplaatsen moet worden gerealiseerd. Een overschot hoeft niet te worden opgeheven.
Het aantal te realiseren fietsparkeerplaatsen kan worden teruggebracht als het onmogelijk om aan de
norm is te voldoen. Het is aan de ontwikkelaar/initiatiefnemer om aan te tonden dat daarvan sprake is (parkeeronderzoek uitvoeren).
Tabel 1.1:Parkeernormen voor Wonen
Tabel 1.2:Parkeernormen voor Werkgelegenheid
Tabel 1.3: Parkeernormen voor Winkels
Tabel 1.4:Parkeernormen voor Onderwijsinstellingen
Tabel 1.5:Parkeernormen zorg- / maatschappelijke instellingen
Tabel 1.6:Parkeernormen horeca
Tabel 1.7:Parkeernormen Sociaal-culturele voorzieningen
Bijlage B: Aanwezigheidscijfers
Bijlage C: Parkeernormen fiets
Bijlage C: Parkeernormen fiets (vervolg)
Bijlage D: Eisen aan het parkeeronderzoek
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning kan ontheffing worden verleend op basis van parkeren op de openbare weg. De aanvrager dient voldoende onderzoek te doen voordat ontheffing kan worden verleend. De gemeente Doetinchem stelt de volgende eisen bij een parkeeronderzoek:
Bijlage E: Bijzonder gemeentelijk belang
Als er sprake is van een bijzonder gemeentelijk belang, dan kan het college besluiten af te zien van de plicht tot het realiseren van parkeervoorzieningen op eigen terrein of binnen de planontwikkeling. Het gaat hierbij in hoofzaak om vooral de volgende situaties:
Stedenbouwkundig ongewenst: door de aanleg van benodigde parkeerplaatsen wordt de stedenbouwkundige structuur aangetast en is de ruimtelijke kwaliteit in het geding. Bijvoorbeeld: bij omzetten van bestaande bebouwing naar een commercieel te exploiteren privé-parkeerterrein is het ongewenst dat het erf wordt verhard/gebruikt voor parkeren.
De parkeernormen leiden nooit tot problemen op het eigen terrein. De eis om het parkeren op eigen terrein op te lossen, leidt er vaak toe dat de volledige beschikbare grond rondom het gebouw ingezet wordt voor parkeren. Dat kan leiden tot ruimtelijk ongewenste situaties en aantasting van de woonkwaliteit. Bij de beoordeling van het bouwplan dient niet alleen voldaan te worden aan de parkeernorm, maar dient ook een afweging in ruimtelijke aanvaardbaarheid gemaakt te worden. De afdelingen BuHa en FO onderbouwen de afweging van de ruimtelijke aanvaardbaarheid. Verder mag het ontwikkelplan niet zodanig overvragen dat het parkeren niet op eigen terrein is op te lossen. Het plan is dan te groot. Dit is ruimtelijk onaanvaardbaar.
Tijdelijk Ander Gebruik: het wordt toegestaan dat er tijdelijk een andere functie in een pand of op braakliggende percelen wordt gevestigd (bijvoorbeeld parkeren op het Sportpark Zuid, Terrein Eimers, Action of tijdelijke huisvesting). Als de nieuwe parkeereis meer dan bijvoorbeeld 10 plaatsen afwijkt van de oude parkeereis, dan moet er worden bekeken of het mogelijk is om het initiatief door te laten gaan. De aanvrager moet dan een parkeeronderzoek verrichten naar een oplossing c.q. alternatief. Het tijdelijk ander gebruik kan alleen gedurende de periode dat het is toegestaan. Wordt de functie permanent, dan moet het bestemmingsplan gewijzigd worden en moet het initiatief voldoen aan de actuele parkeernorm
Bijlage 12 Notitie (Para-)commercie in de horeca Doetinchem
Diverse bedrijven en instellingen voeren horeca-activiteiten uit. Voor horecaondernemers zijn horeca-activiteiten hun primaire werk. Voor een aantal andere commerciële instellingen, die ook horeca-activiteiten uitvoeren, is dit hun secundaire activiteit. Dit zijn bijvoorbeeld een theater, bioscoop of museum. Het college staat op het standpunt dat deze instellingen ruimte moeten houden en krijgen om horeca-activiteiten uit te voeren. Gezien de huidige economische tijd wil het college niet alleen mogelijkheden bieden voor voornoemde instellingen, maar ook nadrukkelijk rekening houden met de belangen van de reguliere horeca.
Naast de commerciële instellingen zijn er sportverenigingen, buurt- en clubhuizen, culturele en kerkelijke instellingen die horeca-activiteiten uitvoeren. Dit zijn de zogenaamde paracommerciële instellingen1. Het college staat op het standpunt dat deze instellingen geen reële concurrentie vormen voor de commerciële horeca, mits zij zich houden aan de bestaande regelgeving.
In deze notitie staat welke mogelijkheden er zijn voor commerciële en paracommerciële organisaties om horeca-activiteiten uit te voeren.
Deze notitie is richtinggevend.
1Paracommercie wordt ook wel ongewenste mededinging of oneerlijke concurrentie genoemd.
Van paracommercie is sprake als een niet-commerciële instelling of vereniging zelfstandige horeca-activiteiten uitoefent die niet tot de doelstelling van die instelling of vereniging behoren. Paracommerciële instellingen en verenigingen zijn alle rechtspersonen die zich in hoofdzaak richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Hiervan uitgezonderd zijn een naamloze vennootschap (NV) of een besloten vennootschap met een beperkte aansprakelijkheid (BV) (bron: VNG).
3 O.a. De Graafschap, Amphion, Graafschaphal
Mogelijkheden om (para) commerciële horeca-activiteiten eerlijk te regelen
Commerciële bedrijven met horeca als primaire activiteit
De gemeente spant zich in om ervoor te zorgen dat reguliere horecabedrijven geen oneerlijke concurrentie ondervinden door paracommerciële activiteiten.
Commerciële bedrijven met horeca als secundaire activiteit
De gemeente kan in bestemmingsplannen en in een verordening welke (horeca-)activiteiten mogelijk zijn. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten bedrijven.
De gemeente kan ook via het subsidiebeleid afspraken over (horeca)activiteiten vastleggen.
Hetzelfde geldt voor de pacht- en huurovereenkomsten.
Bij sportverenigingen zijn de schenktijden al geregeld in de vergunning. De schenktijden worden nu per club overgenomen in een Bestuursreglement, waarvoor NOC*NSF een model (“Alcohol in sportkantines”) heeft ontwikkeld. Hierbij is rekening gehouden met de lokale situatie in relatie tot de reguliere horeca en met de situatie van de desbetreffende sportvereniging. Naar ons oordeel kan de bestaande situatie gehandhaafd blijven.
Buurt- en clubhuizen en andere ontmoetingsruimten faciliteren de sociale interactie tussen de leden of bezoekers. Ze vervullen vaak de rol van verlengde huiskamer, waarbij het doel van de samenkomst voorop staat. Voorbeelden hiervan in onze gemeente zijn De Zuwe, De Trefkuul, ’t Trefpunt, maar ook de steunpunten voor ouderen Trommelslag en de Knoop. De reguliere horeca biedt hiervoor niet altijd een reëel alternatief. In die gevallen hoeft er geen sprake te zijn van oneerlijke concurrentie.
Als er in de nabije omgeving geen reguliere horeca aanwezig is, ziet het college geen aanleiding om aan dergelijke buurt- en clubhuizen strikte beperkingen op te leggen. Naar ons oordeel kan ook hier de bestaande situatie gehandhaafd blijven.
Culturele en kerkelijke instellingen
Voor de culturele en kerkelijke instellingen geldt een vergelijkbare situatie als bij de club- en buurthuizen. Naar ons oordeel kan ook hier de bestaande situatie gehandhaafd blijven.
Wat kunnen paracommerciële organisaties zelf doen?
Instellingen en verenigingen die hun (horeca-)activiteiten willen verruimen kunnen zelf ook maatregelen treffen. Om te voorkomen dat hun horeca-activiteiten in strijd zijn met de wet of regelgeving, kunnen zij er voor kiezen om:
Het is voor de instellingen en verenigingen wel van belang om te weten dat:
Met ingang van 1 januari 2013 is de nieuwe Drank- en Horecawet van kracht. De gewijzigde wetgeving houdt in dat de gemeente de regels over paracommercie op 1 januari 2014 in een verordening vastgelegd moet hebben.
Aanvullende regels alcoholmatiging mogelijk
Deze discussienota is gericht op de (para)commercie in horecaorganisaties. Alcoholmatiging (en daarbij met name de bescherming van de kwetsbare groep jongeren) is ook een belangrijk item dat in het gemeentelijk beleid de aandacht heeft. Voor voornoemde regelgeving komt in het vierde kwartaal 2013 nog een raadsvoorstel waarmee de Algemene plaatselijke verordening gewijzigd wordt vastgesteld. Daarin krijgt het onderdeel alcoholmatiging expliciet aandacht.
van: afdeling wonen en bedrijven
Bijlage 13 Categoriseringsplan gemeente Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 14 Inventarisatie cultuurhistorische waarden – onderzoeksrapport
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 15 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 16 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Gaanderen
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 17 Inventarisatie cultuurhistorische waarden - bebouwing Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 18 Inrichtingsplan Goorstraat 6 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 19 Inrichtingsplan Halseweg 8 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 20 Inrichtingsplan Stadsheidelaan 10 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 21 Inrichtingsplan Stadsheidelaan 15 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 22 Inrichtingsplan Stadsheidelaan 16 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 23 Inrichtingsplan Nieuwestraat 5 Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 24 Landschappelijke inpassing Broekstraat 1 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 25 Landschaps- en beheerplan Kilderseweg 41 en 41a
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 26 Landschappelijk inpassingsplan Mgr. Hendriksenstraat 29 Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 27 Erfinpassingsplan Parallelweg 6 Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 28 Inrichtingsplan Nieuwe Kerkweg 63 Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 29 Inrichtingsplan Rijksweg 6-8 Gaanderen
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 30 Landschappelijke inpassing IJzevoordseweg 38 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 31 Inrichting perceel en bebouwing IJzevoordseweg 38 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 32 Erfinpassingsplan Tuinstraat 6 in Gaanderen
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 33 Erfinrichtingsplan Oud Kilderseweg naast 49
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 34 Inrichtingsplan Hoekhorsterweg 5 Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 35 Persoonsgebonden overgangsrecht
Specifieke vorm van wonen – chalets overgangsrecht
x = privacy gevoelige informatie. In het kader van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is de informatie hier niet opgenomen. De gegevens zijn wel volledig opgenomen in de vertrouwelijke bijlage bij het raadsbesluit van deze beheersverordening.
De gemeenteraad zal de beheersverordening vaststellen. Bij het vaststellingsbesluit wordt een vertrouwelijke bijlage gevoegd. In deze bijlage staan de vertrouwelijke gegevens.
Bijlage 36 Inrichtingsplan Broekhuizerstraat 3 Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 37 Inrichtingsplan Hertelerweg tegenover 6 Gaanderen
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 38 Inrichtingsplan Pierikstraat 16 Gaanderen
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 39 Voorwaardelijke verplichting illegale bebouwing Lubberslaan 18a Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 40 Landschappelijke inpassing Ringweg 4a Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 41 Advies GELDERS genootschap Gaanderenseweg 381 – 2019
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 42 Inrichtingsplan Doesburgseweg 34 Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 43 Inrichtingsplan Heikantseweg 4 Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 44 Inrichtingsplan Hogenslagweg 5 Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 45 Inrichtingsplan Peppelmansdijk 1-3 Gaanderen
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 46 Landschappelijke inpassing Bezelhorstweg 31c Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 47 Erfinrichtingsplan Bezelhorstweg 31c Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 48 Inrichtings- & beheerplan Landgoed De Krael
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 49 Inrichtingsplan Landschap- Erfplan functieverandering Broekstraat 15
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 50 Landschappelijke inpassing Monseigneur Hendriksenstraat 18, 18a en 18b Wehl
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 51 Inrichtingsplan Natuurontwikkeling aan De Gaarde
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 52 Inrichtingsplan Landgoed t Maetland
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 53 Ruimtelijke onderbouwing Gaanderenseweg 381
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 54 Notitie Verblijfsplaats Vleermuizen Gaanderenseweg 381
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 55 Inrichtingsplan Lubberslaan 18a Doetinchem
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
Bijlage 56 Gevoelige hoofdfuncties
bron: bijlage 1 van het inpassingsplan 'DW380 Doetinchem - Voorst' met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZip13DW380-3000 van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.
Bijlage 57 Landschapsplan 380 kV
[Deze bijlage is via de externe bijlage bij deze publicatie te downloaden.]
definitie ‘niet-grondgebonden veehouderijbedrijf’: agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op veehouderij waarvan het voer voor de landbouwhuisdieren voor het grootste gedeelte niet geteeld wordt op de gronden die in de nabijheid van het agrarisch bouwperceel zijn gelegen, en waarop de veehouderij rechten heeft (Bron: https://gldanders.planoview.nl/planoview/omgevingsplannen)
Gebaseerd op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, r.o. 3.2