Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Doetinchem

Nadere regels jeugdhulp Doetinchem 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDoetinchem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels jeugdhulp Doetinchem 2017
CiteertitelNadere regels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlagenHet Gesprek Richtlijn overbelasting Aanbod individuele voorzieningen Conversietabel

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Nadere regels jeugdhulp Doetinchem 2017 vervangen de Nadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem 2016

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Jeugdwet
  2. Verordening jeugdhulp Doetinchem 2015
  3. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201701-01-2018Nieuwe regeling

20-12-2016

Gemeenteblad 2016/183052

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp Doetinchem 2017

Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2015, nader te noemen de Verordening;

Gelet op de Jeugdwet, de van kracht zijnde Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien het advies van de Sociale Raad gemeente Doetinchem van 12 december 2016;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende:

Nadere regels jeugdhulp Doetinchem 2017

Inleiding

De nadere regels Jeugd zijn de uitwerking van de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem op het gebied van onder andere toegang en procedures aangaande een hulpvraag, de wijze van beoordeling en verstrekking van een individuele voorziening, het persoonsgebonden budget en cliëntenparticipatie.

De nummering van de artikelen in deze nadere regels komt niet overeen met de nummering van de artikelen in de Verordening.

De Jeugdwet gaat uit van maatwerk. Om toch enige eenheid te brengen in de uitvoering zijn deze nadere regels, inclusief beleidsregels, opgesteld.

Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van wetten of verordeningen. In de Verordening Jeugdhulp wordt in meerdere artikelen aangegeven dat het college nadere regels ter uitvoering van de Verordening vaststelt of kan vaststellen. Deze nadere regels vormen daarmee een nadere invulling van de Verordening en kunnen rechten en plichten voor de inwoner bevatten.

Daarnaast heeft het college de bevoegdheid om op grond van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels vast te stellen. De beleidsregels geven aan op welke wijze het college van haar bevoegdheid gebruik maakt. Deze regels “binden” daarmee het college. Het wordt daarmee voor elke inwoner transparant op welke manier door het college invulling wordt gegeven aan de melding van een hulpvraag.

De beleidsregels zijn verwerkt in deze nadere regels, om de samenhang omtrent de melding van een hulpvraag te borgen.

Het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’, de Verordening Jeugd, het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem en de nadere regels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’

In de nadere regels Jeugd zijn de visie en uitgangspunten vanuit het beleidsplan ‘De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’ omgezet naar de uitvoering om de doelstellingen te realiseren. In het beleidsplan “Met elkaar voor elkaar” staat de ambitie als volgt omschreven: We willen dat meer jeugdigen en ouders van Doetinchem zichzelf kunnen redden. Maar ook elkaar kunnen helpen. En we willen dat meer jeugdigen en ouders dat in een voor hen „normale omgeving kunnen en doen. Meer mensen aan het werk bij gewone werkgevers, meer kinderen in het „gewone onderwijs, meer mensen die in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen en meer mensen met een zinvolle dagbesteding dichtbij, liefst in de eigen wijk. Mensen die dat nodig hebben, blijven we ondersteunen.

Belangrijke doelstellingen die voor Jeugd in het beleidsplan zijn uitgewerkt zijn: Meer jeugdigen groeien gezond en veilig op in hun vertrouwde omgeving en Meer kinderen nemen deel aan het reguliere onderwijs. Voor meer achtergrondinformatie over de context, visie, uitgangspunten en doelstellingen van het beleidskader voor het sociale domein (inclusief Jeugd) in Doetinchem, verwijzen we naar het beleidsplan De Doetinchemse Keuze 3 – Met elkaar, voor elkaar’.

Privacybeleid

De Gemeente Doetinchem zal ter uitvoering van de Verordening Jeudhulp overkoepelend privacybeleid opstellen en vaststellen, waaronder een apart beleidskader voor het sociale domein.

Preventie

Het preventieve jeugdbeleid is beschreven in de Uitvoeringsagenda jeugd 2017-2018.

Met de Uitvoeringsagenda jeugd 2017-2018 wordt het Doetinchemse brede jeugdbeleid in beeld gebracht.

Het voeren van een “positief jeugdbeleid” is bij de vaststelling van dit beleid het uitgangspunt. Zowel VNG als het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) stimuleert en ondersteunt gemeenten bij de ontwikkeling en het voeren van een positief jeugdbeleid.

Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid als uitgangspunt

Positief jeugdbeleid biedt kansen om problemen in opvoedsituaties en het opgroeien van kinderen te voorkomen.

Sinds de drie decentralisaties binnen het sociaal domein naar de gemeenten zijn overgegaan werd “positieve gezondheid” -zoals omschreven door Machteld Huber- gemeengoed. Positieve gezondheid is het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven. Het past bij de nieuwe wetgeving voor jeugd, zorg, en participatie waar de nadruk ligt op eigen kracht en regie. En het past bij het bijbehorende streven naar een verschuiving van de 2e naar 1e en/of de 0e lijn. En dus past het bij de doelstellingen van DDK. Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid zijn een goede basis voor een breed op preventie gericht jeugdbeleid.

Preventie als onderdeel van positief jeugdbeleid

Preventie als onderdeel van het jeugdbeleid is het voorkomen van problemen en het handelen als de eerste signalen van problemen zich voordoen. De verbinding tussen de verschillende verantwoordelijkheden en taken van de gemeente (preventief jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp) voor jeugd en jongeren kan gevonden worden in preventie. Zeker als we de verschillende niveaus van preventie gebruiken zoals Machteld Huber dat doet binnen het kader van positieve gezondheid. We onderscheiden dan vier niveaus van preventie: universele preventie, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie.

Figuur 1: Preventie op vier niveaus

Alle mensen

Maatregelen

omgeving

Universele preventie

Gewoon gezond leven

Voorlichting en bewust-wording

R I

Selectieve preventie

Er op tijd bij zijn

Signaleren en adviseren

S I

Selectieve preventie

Zelf bijsturen

Vroeg symptoom

Preventie interventies

C O

Geïndiceerde preventie

Bijsturen met hulp

Kortdurende

Behandeling

Curatie

Zorggere-

lateerde

preventie

Behandelen

Chronische/

Gehandicapten zorg

Participatie

Zorggerelateerde preventie

Voorkomen van erger

Blijven meedoen

De Uitvoeringsagenda jeugd gaat over de 0e en 1e lijns zorg ingedeeld in vier niveau's van preventie en gaat niet over de specialistische jeugdhulp die we op regionaal, bovenregionaal en landelijk niveau hebben ingekocht en gecontracteerd.

In de verordening Jeugdhulp en in deze nadere regels Jeugdhulp is de toegang naar specialistische jeugdhulp verder uitgewerkt.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle definities die in deze regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsbesluiten, de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem.

Algemene voorziening:

(Veelal) bestaande voorzieningen die laagdrempelig en zonder indicatie toegankelijk zijn voor alle inwoners.

Andere voorziening:

Voorzieningen anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

Buurtcoach:

Een generalist die beschikt over kennis van het gehele sociale domein: van werk tot jeugd tot zorg tot financiën. De buurtcoach maakt onderdeel uit van het buurtcoachteam. Het buurtcoachteam is multidisciplinair. Dit betekent dat er in het team ook buurtcoaches zijn die naast hun generalistische kennis over een speciale deskundigheid beschikken (een specialisme). We noemen die ook wel: een T-profiel. Hierdoor is het mogelijk om voor een ondersteuningsvraag binnen het team kennis op te halen bij een collega met meer specifieke kennis.

Individuele voorziening (maatwerkvoorziening):

Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, 2e lid van de Verordening.

Jeugdconsulent:

Een specialist, werkzaam voor de gemeente Doetinchem, met kennis en deskundigheid op het gebied van jeugd. De jeugdconsulent is aangemeld of geregistreerd bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd.

Jeugdhulp:

-ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

-het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt; en

-het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,

met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.

Jeugdige:

De persoon die

·de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

·de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie het jeugdstrafrecht is toegepast; of

·de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie door het college:

-is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als hieronder bedoeld, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;

-vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is; of

-is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.

Medici:

Huisarts, jeugdarts en medisch specialist zoals bedoeld en nader gedefinieerd in artikel 1.1. Jeugdwet.

Gezinsplan:

Familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 1 van de Jeugdwet, namelijk: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. Dit plan kan in samenwerking met de buurtcoach of jeugdconsulent worden opgesteld.

Sociaal netwerk en sociale omgeving:

Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige en/of een ouder een sociale relatie onderhoudt. De jeugdwet spreekt veelal over de sociale omgeving: de sociale omgeving wordt breder uitgelegd dan het sociale netwerk; bijvoorbeeld ook een leerkracht met wie de jeugdige nog geen sociale relatie heeft, kan behoren tot de sociale omgeving van de jeugdige en/of ouders.

Opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen:

1.psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

2.beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en

3.een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

Ouder:

Begripsbepaling conform artikel 1.1 Jeugdwet, namelijk gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

Overige voorziening:

Overige voorziening als bedoeld in artikel 2 eerste lid Verordening Doetinchem 2015.

Ondersteunings- en budgetplan:

Plan, waaruit blijkt op welke manier het persoonsgebonden budget zal worden ingezet en besteed.

Artikel 2 Woonplaatsbeginsel

De voorzieningen die worden geregeld in deze nadere regels en in de Verordening Jeugdhulp, zijn toegankelijk voor jeugdigen die hun woonplaats in de gemeente Doetinchem hebben en hun ouders. De woonplaats van de ouder met gezag is hierbij in de meeste gevallen leidend. Conform paragraaf 7.2 van de Jeugdwet gebruikt de gemeente het burgerservicenummer van de jeugdige om te waarborgen dat de te verwerken persoonsgegevens betrekking hebben op de jeugdige. Daarnaast controleert de gemeente ten behoeve van het woonplaatsbeginsel de identiteit van de ouder/gezagsdrager: dat dit mag staat in art. 1.1 Jeugdwet definitie woonplaats, en daarachter het Burgerlijk wetboek en de Wet Algemene Bepalingen BSN (art. 10).Gemeente Doetinchem zoekt regionale afstemming omtrent de Jeugdhulp voor jongeren zonder vaste woon- en verblijfplaats.

Artikel 3 Cliëntondersteuning

Bij het eerste contact met de gemeente worden de jeugdige, ouders en of pleegouders en eventuele mantelzorger gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Hiervoor kan iemand uit het sociale netwerk, zoals familie of vrienden worden ingezet, maar het kan ook een formele cliëntondersteuner zijn. Dit wordt in de gemeente Doetinchem geboden door de buurtcoach en in geval van klachten, bezwaar en beroep door een hiertoe door het college gecontracteerde organisatie. De door de gemeente geboden cliëntondersteuning is gratis.Degene die cliëntondersteuning biedt kan niet degene zijn die beslist over de aanvraag van een individuele voorziening. De cliënt kan op verzoek een andere buurtcoach toegewezen krijgen als cliëntondersteuner.

Artikel 4 Melding hulpvraag

Met een hulpvraag maakt de jeugdige en/of een (pleeg) ouder duidelijk dat hij behoefte heeft aan ondersteuning en dat hij te maken heeft met belemmeringen in zijn zelfredzaamheid. Een voogd kan namens een minderjarige ook een hulpvraag melden.De melding kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij de gemeente Doetinchem, Laborijn of op locatie bij de buurtcoach. De jeugdige en/of een (pleeg) ouder kan zich door een derde laten bijstaan om de melding toe te lichten.In de praktijk kan ook een pleegouder of een ander die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zich melden met een hulpvraag; in dat geval wordt afhankelijk van de leeftijd van de minderjarige, zoveel mogelijk afstemming gezocht met de wettelijk vertegenwoordiger en worden het toestemmingsvereiste voor inzetten van jeugdhulp en het woonplaatsbeginsel gerespecteerd. Daar waar in deze nadere regels de ouder genoemd wordt, kan met inachtneming van het bovenstaande met betrekking tot de melding van een hulpvraag en cliëntondersteuning dus ook de pleegouder worden gelezen.

In de wijk kan de jeugdige en/of een ouder terecht bij de buurtcoach. Maar ook bij de wijkverpleegkundige of de huisarts. Met deze partijen zoekt de gemeente afstemming zodat een jeugdige en/of een ouder altijd “aan het goede loket is”. De werkwijze van de gemeentelijke frontoffice is identiek. Dit heet ook wel: de harmonisatie van de frontoffice. Het maakt dus niet uit of een jeugdige en/of een ouder bij het Zorgplein aanklopt, Laborijn of bij de buurtcoach; de meldprocedure is overal hetzelfde. Het streven is dat de jeugdige en/of een ouder maar één keer het verhaal hoeft te doen, bij maar één persoon. Het streven is dat binnen 48 uur na de melding telefonisch contact wordt gezocht door het Zorgplein of het Buurtplein en dat uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding een gesprek plaatsvindt.

Het Zorgplein en Buurtplein zorgen voor onderlinge samenwerking en overdracht indien nodig.

Artikel 5 Onderzoek en aanvraag individuele voorziening

De buurtcoach en/ of jeugdconsulent, onderzoekt in een gesprek of meerdere gesprekken met de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat. Hierbij wordt het kind altijd in samenhang gezien met zijn context. Zie Het Gesprek bij deze nadere regels (bijlage I).Aan het gesprek kunnen indien door de jeugdige en/of ouder gewenst de cliëntondersteuner, de vertrouwenspersoon, een betrokken hulpverlener en derden deelnemen. De jeugdige wordt zoveel mogelijk betrokken bij dit gesprek. Een jeugdige van twaalf jaar en ouder wordt altijd betrokken, mits deze daartoe in staat is. Het gesprek wordt weergegeven in een gespreksverslag of in een gezinsplan, tenzij met de jeugdige en/of ouder anders wordt afgesproken. Het gespreksverslag of het gezinsplan kan als basis dienen voor de aanvraag van een individuele voorziening.De buurtcoach of jeugdconsulent kan, met instemming en op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs en met hen in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp, waaronder ook inzetten/versterken eigen kracht en/of sociale omgeving en het inzetten van algemene, andere of overige voorzieningen.De jeugdconsulent informeert de jeugdige en/of ouder over de mogelijkheid zich te laten ondersteunen door een cliëntondersteuner, een vertrouwenspersoon en ondersteuning van anderen; de wens van de jeugdige en/of ouder staat hierbij centraal.Ook informeert de jeugdconsulent over het door de gemeente gecontracteerde aanbod en over de mogelijkheden, voorwaarden en werkwijze rondom een persoonsgebonden budget.

 

Gezinsplan

De buurtcoach en/of jeugdconsulent brengt aan de hand van onder andere de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) de situatie van de jeugdige en/of ouders in kaart. Zie hierover ook de richtlijn Het gesprek, bijlage I bij deze nadere regels. De uitkomst van de vraagverheldering kan leiden tot een ondersteuningstraject. De buurtcoach of jeugdconsulent zullen in dat geval samen met het gezin een gezinsplan maken. Hierin worden doelen concreet gemaakt en eventueel de samenhang bij de in te zetten hulp bewaakt. Als een gezinsplan niet nodig is omdat er bijvoorbeeld geen ondersteuningstraject nodig is of omdat het niet nodig is doelen te monitoren, volgt een gespreksverslag waarin de reden daarvan is aangegeven en eventuele afspraken staan vermeld.Zowel het gezinsplan als het gespreksverslag wordt zo spoedig mogelijk na het laatste gesprek verzonden aan de ouder(s) met gezag en/of de minderjarige, afhankelijk van diens leeftijd. Opmerkingen of aanvullingen van ouder(s) en jeugdige worden zo nodig toegevoegd aan het verslag. Zowel een door de ouder(s) en/of jeugdige ondertekend gezinsplan als ondertekend gespreksverslag kunnen als aanvraag voor een individuele voorziening dienen, met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 6 Criteria voor een individuele voorziening

Het inzetten van jeugdhulp is aan de orde als tijdens het gesprek blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders in verband met;

  • ·

    opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen of beperkingen:

    • -

      op eigen kracht;

    • -

      met hulp van andere personen uit de sociale omgeving;

    • -

      of met gebruikmaking van algemene, overige of andere voorzieningen, waaronder ook (onderwijsgerelateerde) voorzieningen behorend bij het (passend)onderwijs;

onvoldoende zelfredzaam zijn.

 

De ‘goedkoopst adequate’ oplossing geldt als norm voor de te verstrekken voorziening. Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid of participatie en past binnen de systeembenadering. Uitgangspunt hierbij is een (in de praktijk) bewezen effectieve methode die wordt aangeboden door een gekwalificeerde aanbieder. Voldoen meerdere voorzieningen aan dit criterium, dan zal de gemeente de goedkoopste voorziening toekennen.

Artikel 7 Eigen kracht en sociaal netwerk

“Het uiteindelijke doel van de Jeugdwet is het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en van anderen in de sociale omgeving. Niet alleen moet voorkomen worden dat overheidsbemoeienis leidt tot zorgafhankelijkheid, maar die bemoeienis moet actief en maximaal bijdragen aan de eigen kracht van jongere, gezin en samenleving. De verantwoordelijkheid van de ouders voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen is geregeld in de artikelen 82 en 247 van Boek 1 van het BW. Het moet voor ouders en professionals vanzelfsprekend zijn dat ouders zelf de regie nemen en houden over de opvoeding van hun kinderen (tenzij dit een onverantwoord risico voor het kind oplevert). Dat vraagt een vraaggerichte houding van hulpverleners, waarbij uitgegaan wordt van het besef dat jongeren en ouders verantwoordelijk zijn voor zichzelf en, in het geval van ouders, ook voor hun kinderen. Hierop zijn zij ook aanspreekbaar. Dit betekent praten met ouders en jeugdigen in plaats van over hen en in de hulpverlening aansluiten op wat mensen en hun sociale netwerk zelf kunnen. Normaliseren van opvoedvragen betekent, dat de hulpverlening zoveel mogelijk wordt verleend in de omgeving van het kind, thuis in het gezin, op school en in de buurt. Zorg, hulp en ondersteuning worden zo ingericht en opgezet dat een ‘normale’ manier van opgroeien en opvoeden wordt gestimuleerd. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van de individuele jeugdigen en hun ouders en dat hulp en ondersteuning aanvullend is op wat ouders en jeugdigen zelf kunnen.”De gemeente wil het gesprek dan ook insteken vanuit het welbevinden en mogelijkheden van de jeugdige en/of een ouder; door niet het probleem met de jeugdige en/of een ouder te centraal te stellen, maar juist te bespreken wat de jeugdige en/of een ouder kan. ‘Eigen kracht’ wordt daarmee op een positieve manier uitgangspunt van het gesprek. Eventuele compensatie vanuit de gemeente komt daarmee pas in een later stadium in het gesprek aan bod. Het gesprek met de jeugdige en/of een ouder heeft betrekking op de mogelijkheden van de jeugdige en/of een ouder om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. Dit komt niet alleen tot uitdrukking op het moment dat de jeugdige en/of een ouder al belemmeringen heeft, maar ook daarvoor al, door bijvoorbeeld te anticiperen op een levensfase of situatie waarin belemmeringen niet ongebruikelijk of te voorzien zijn. Het veronderstelt ook dat de jeugdige en/of een ouder zelf voorziet in de kosten of voorziening die algemeen gebruikelijk zijn. Gebruik maken van eigen kracht betekent bijvoorbeeld dan ook dat eerst een beroep op zorgverlof gedaan wordt als dat mogelijk is en dat de kosten voor reguliere oppas/kinderopvang door ouders zelf worden opgevangen. Dit geldt ook voor begeleiding en stimulans die nodig is bij ontplooiing en ontwikkeling van het kind - passend bij de leeftijd, bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding of begeleiding bij zelfstandig gaan wonen, begeleiding in het verkeer van en naar school, naar activiteiten ter vervanging van school of aansluitend op school of vrijetijdsbesteding, passend bij de leeftijd.

Gebruik maken van eigen mogelijkheden veronderstelt daarnaast dat de jeugdige en/of een ouder zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende zorgverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de jeugdige en/of een ouder.

Bij de beoordeling of de cliënt op eigen kracht of met hulp van ondersteuning uit het sociaal netwerk de problemen die hij of zij tegenkomt kan oplossen speelt onder andere mee: de aard en omvang van de hulp die nodig is, de noodzaak van continuïteit- kan degene die de hulp biedt een keer overslaan bij ziekte of vakantie, en vooral de belastbaarheid van de ondersteuner(s) uit het netwerk.

Inzicht in de belasting en de belastbaarheid van de ondersteuner(s) is hierbij cruciaal. Indien deze belasting te hoog is, of de belastbaarheid te beperkt is, kan (tijdelijk) ondersteuning ingezet worden. De ondersteuning richt zich indien mogelijk op het vergroten van de draagkracht van de ondersteuner, waarbij eerst gekeken wordt naar mogelijkheden middels voorliggende voorzieningen, bijvoorbeeld VIT Mantelzorg.

Bij de beoordeling van deze belastbaarheid kan medisch of ander deskundig advies worden ingewonnen door de gemeente.

Bij het wegen van de belastbaarheid wordt gebruik gemaakt van de richtlijn (dreigende) overbelasting en een erkende vragenlijst, zie bijlage II bij deze nadere regels.

Artikel 8 Aanbod individuele voorzieningen

De jeugdige en/of een ouder maar ook beroepskrachten, kunnen rechtstreeks contact zoeken met en informatie opvragen bij de jeugdconsulenten bij het Zorgplein over het gecontracteerde aanbod. Dit kan ook indien de jeugdhulp plaatsvindt op verwijzing van een medisch specialist of in het gedwongen kader. De jeugdconsulenten kunnen informatie verstrekken over het exacte aanbod dat per aanbieder is ingekocht; als een aanbieder gecontracteerd is, wil dat niet zeggen dat bij die aanbieder elke vorm van hulp ingekocht is.

Het aanbod individuele voorzieningen jeugdhulp is onderverdeeld in de volgende hoofdcategorieën:

  • 1.

    Ondersteuning individueel gericht op ontwikkeling en stabilisatie: Ondersteuning individueel bestaat uit begeleiding individueel, persoonlijke verzorging en behandeling individueel

  • 2.

    Ondersteuning groep gericht op ontwikkeling en stabilisatie: Ondersteuning groep bestaat uit Begeleiding- en Behandeling groep

  • 3.

    Wonen en logeren

  • 4.

    Jeugdhulp met verblijf en jeugdhulp crisis

  • 5.

    Generalistische basis GGZ

  • 6.

    Specialistische GGZ

  • 7.

    Dyslexie

  • 8.

    Kindergeneeskunde

Ondersteuning gericht op ontwikkeling is in principe van tijdelijke aard en gericht op het verbeteren/ontwikkelen van de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of ouder(s) in kwestie. Ondersteuning gericht op stabilisatie is gericht zijn op het stabiliseren/zo veel mogelijk voorkomen van verslechtering van de situatie. Zie voor een nadere beschrijving bijlage III bij deze nadere regels.

Indien na beoordeling van de toelatingscriteria van artikel 6 een individuele voorziening aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken resultaat richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toeleiding naar de juiste hoofdcategorie en bijbehorende producten jeugdhulp. Zie bijlage III bij deze nadere regels.

Naast de ingekochte categorieën zoals hierboven genoemd, geeft de Jeugdwet een richting met betrekking tot vervoer, met betrekking tot voorzieningen ter ontlasting van ouders (zie bijlage aanbod individuele voorzieningen, perceel 3 logeren), met betrekking tot spoedeisende hulp (artikel 14.3 van deze nadere regels) en met betrekking tot vrijwillig gesloten jeugdhulp.

8.1 Vervoer

Vervoer kan een onderdeel van de ondersteuningsbehoefte zijn.

De noodzaak voor vervoer van een jeugdige naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden wordt dan ook onderzocht tijdens het gesprek.

Een jeugdige kan in aanmerking komen voor vervoer naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als er geen sprake is van mogelijkheden in de eigen kracht en in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen en sprake is van

  • a.

    een medische noodzaak voor gespecialiseerd vervoer; of

  • b.

    beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn ouders en

  • c.

    gebruik van de dichtstbijzijnde adequate jeugdhulpvoorziening

Indien is vastgesteld dat een voorziening voor vervoer nodig is, sluit de gemeente bij de uitvoering van de voorziening aan:

  • 1.

    bij (regionaal) gemaakte contractafspraken betreffende route-vervoer.

  • 2.

    bij het bepaalde in het op dat moment geldende besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Doetinchem, of;

8.2 Vrijwillig gesloten jeugdhulp

De kinderrechter kan op verzoek van de gemeente een machtiging vrijwillig gesloten jeugdhulp verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en verblijven.

De voorgenoemde machtiging kan slechts worden verleend indien:

  • a.

    jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en

  • b.

    de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken;

  • c.

    de wettelijk vertegenwoordiger van de jeugdige met de opneming en het verblijf instemt.

De machtiging voor een jeugdige die 18 jaar is kan daarnaast slechts worden verleend als:

  • c.

    sprake is van een behandeling die reeds aangevangen is voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt;

  • d.

    voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverlening plan is vastgesteld;

  • e.

    toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan;

  • f.

    de gesloten jeugdhulp niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.

 

Een verzoek om gesloten jeugdhulp kan op verschillende manieren binnenkomen bij de gemeente, maar altijd met instemming van de ouder met gezag. De jeugdconsulent bespreekt een verzoek om gesloten jeugdhulp altijd met de gedragswetenschapper. Zij analyseren en beoordelen de noodzaak en mogelijkheden tot gesloten jeugdhulp - met instemming van de ouder met gezag.

 

 

Artikel 9 Advisering

De buurtcoach en jeugdconsulent kunnen met een andere professional over de benodigde hulp overleggen.

Deze andere professional beschikt over de relevante deskundigheid, volgens landelijke professionele richtlijnen. Bij meer complexe situaties wordt zo nodig meer gespecialiseerde deskundigheid geconsulteerd. Ook wordt indien nodig afstemming met het onderwijs gezocht.

Het overleg zal met name gericht zijn op het in kaart brengen van de ontwikkelingsmogelijkheden van de jeugdige. Het overleg vindt plaats op basis van anonieme cliëntgegevens.

Het uitgangspunt is dat zo snel mogelijk wordt toe geleid naar passende hulp door de juiste expertise op de juiste plek en het juiste moment in de toegang aanwezig te hebben; deze passende hulp is licht waar mogelijk en direct zwaarder waar nodig.

Artikel 10 Wijze van verstrekking

We hanteren bij het beoordelen van de wijze van verstrekking, altijd de volgende opbouw, zoals verwoord in De Doetinchemse Keuze 3:

  • ·

    Voorafgaand aan het verlenen van zorg en hulp wordt in dialoog met de cliënt onderzocht en bepaald in hoeverre de benodigde hulp en zorg vanuit de eigen sociale omgeving geleverd kan worden;

  • ·

    Bij gebrek aan mogelijkheden in die eigen omgeving wordt onderzocht welke algemene voorzieningen beschikbaar zijn om adequaat en kosteneffectief in de benodigde hulp en zorg te voorzien.

  • ·

    Indien ook de algemene voorzieningen en zorg in natura onvoldoende in staat blijken te zijn de benodigde hulp en zorg adequaat en kosteneffectief te leveren wordt de inzet van een pgb onderzocht;

De voorziening in natura

De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Het verkrijgen van een voorziening in natura gaat via een van de gecontracteerde aanbieders, waarmee de gemeente afspraken heeft gemaakt.

Het persoonsgebonden budget

Conform artikel 5b van de Verordening en paragraaf 8.1 Jeugdwet, verstrekt de gemeente, indien ouders of jeugdige dit wensen, hen een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt om de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, van derden te betrekken.

Artikel 11 Aanvraag pgb

Wanneer een individuele voorziening aangewezen is, informeert de jeugdconsulent de jeugdige en zijn ouders over het door de gemeente gecontracteerde aanbod. Ook informeert de jeugdconsulent ouders over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in de Jeugdwet en in artikel 7b Verordening jeugdhulp gemeente Doetinchem. Het persoonsgebonden budget wordt aangevraagd middels een aanvraagformulier en bijbehorend zorg- en budgetplan.

De jeugdconsulent wijst ouders in het gesprek expliciet op de mogelijkheid om hun bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget, te testen. Het testen is bedoeld om de ouder(s) bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget. Hiermee kunnen zij een weloverwogen keuze voor persoonsgebonden budget of zorg in natura maken.

Zorg- en budgetplan

In het zorg- en budgetplan geeft de cliënt aan:

  • ·

    Korte omschrijving cliënt(zoals persoonsgegevens, school, werk, hobby’s, diagnose/problematiek, cliëntsysteem (sociaal netwerk));

  • ·

    Aan welke doelen is gewerkt tijdens de vorige periode(indien sprake is van een herbeoordeling);

  • ·

    Welke resultaten zijn behaald: Progressie of ontwikkeling, stabilisatie, terugval of escalatie

  • ·

    Aan welke doelen de komende periode wordt gewerkt;

  • ·

    Waar de ondersteuning uit zal bestaan;

  • ·

    Waar de ondersteuning wordt ingekocht;

  • ·

    Hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning is gewaarborgd;

  • ·

    Indien van toepassing: hoe de continuïteit van de ondersteuning bij ziekte of andere uitval wordt gegarandeerd;

  • ·

    Indien van toepassing: bij ondersteuning uit het sociaal netwerk motiveert de zorgverlener in het zorgplan waarom de zorgverlener capabel is om de ondersteuning te bieden;

  • ·

    Hoeveel uur per week de cliënt of de zorgverlener aan het werken aan deze doelen besteedt;

  • ·

    Na hoeveel tijd de doelen met een maximale looptijd van twee jaar zijn bereikt;

 

Spelregels pgb

In het geval de client besluit voor het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn beschikking de ondersteuning te beëindigen, dan vervalt het persoonsgebonden budget op de dag dat de ondersteuning wordt beëindigd. Er kan geen persoonsgebonden budget worden verstrekt voor de periode van de opzegtermijn, die de cliënt met zijn zorgaanbieder is overeenkomen. Ook kosten die de aanbieder de cliënt in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.

Tussenpersonen, belangenbehartigers en administratiekosten mogen niet uit het persoonsgebonden budget betaald worden.

De gemeente verstrekt geen eenmalige uitkering vanuit het persoonsgebonden budget en kent geen bestedingsvrij budget.

De hoogte van de tarieven wordt vastgesteld in het besluit Maatschappelijke Ondersteuning Doetinchem 2017 en deze kan jaarlijks worden herzien. Uitbetaling vindt slechts plaats aan de hand van het werkelijk aantal gewerkte uren. Indien een beoogd zorgverlener een hoger tarief vraagt dan het maximale tarief uit het besluit Maatschappelijke Ondersteuning, is het een keuze van de ouder om de jeugdhulp al dan niet bij deze aanbieder in te kopen.

Artikel 12 Kwaliteitseisen van de met een pgb in te kopen zorg

De ondersteuning die de budgethouder inkoopt, is kwalitatief verantwoord en voldoet tenminste aan de volgende eisen:

  • 1.

    de jeugdhulp, in te kopen bij een jeugdhulpaanbieder voldoet aan de wettelijke eisen, waaronder;

    • ·

      Norm van verantwoorde hulp, inclusief verplichting om geregistreerde professionals in te zetten;

    • ·

      Gebruik van een hulpverleningsplan;

    • ·

      Systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

    • ·

      Verklaring omtrent gedrag (VOG);

    • ·

      Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • ·

      Meldplicht calamiteiten en geweld;

    • ·

      Verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

Kwaliteitseisen voor sociaal netwerk

  • 2.

    Verleners van jeugdhulp uit het sociale netwerk verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of de ouder;

    • ·

      De informele hulpverlener is verplicht Huiselijk Geweld en Kindermishandeling te melden

    • ·

      De informele hulpverlener werkt actief samen met ander jeugdhulpverleners in het belang van de jeugdige.

    • ·

      De informele hulpverlener werkt aan de doelen uit het opgestelde ondersteuningsplan en volgens schema van budgetplan.

    • ·

      De informele hulpverlener meldt klachten bij de gemeente.

De cliënt draagt de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit en continuïteit van de ondersteuning die hij betrekt van personen die tot het sociale netwerk behoren.

De jeugdconsulent beoordeelt en bepaalt of aan de wettelijke voorwaarden en voorwaarden uit de verordening en bijbehorende kwaliteitseisen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget is voldaan, aan de hand van het door de aanvrager ingevuld zorg- en budgetplan. Het plan maakt onderdeel uit van de aanvraag voor een persoonsgebonden budget.

Artikel 13 Pgb sociaal netwerk

Het is heel normaal dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. De regering stapt af van het automatisme dat de overheid per definitie deze rol naar zich toetrekt, maar gaat niet zo ver om het sociaal netwerk te verplichten om ondersteuning te bieden waar dat mogelijk is.

De gemeente Doetinchem gaat er van uit dat als iemand uit het eigen gezin of sociaal netwerk bereid is om ondersteuning te verlenen, hij geacht wordt dit in principe onbetaald te doen.

In het licht hiervan stelt de gemeente dat door de jeugdige en/of ouder(s) zeer duidelijk gemotiveerd wordt waarom een persoon binnen het eigen gezin of uit het sociale netwerk de hulp niet zonder inzet van een persoonsgebonden budget kan verlenen.

Daarbij geldt bovendien dat het persoonsgebonden budget voor niet-professionele zorgverleners beperkt dient te blijven tot die gevallen waarin dit de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien.

In deze context vindt er een weging plaats van alle omstandigheden van het geval en de mate van eigen kracht van het gezin en het netwerk, waarbij onder het belang van de beoogde ondersteuner om te voorzien in zijn/haar inkomen wordt meegewogen; heeft de beoogde ondersteuner voldoende mogelijkheden om naast de hulp die benodigd is voldoende inkomsten te genereren en zo niet, wat zijn daarvan de aantoonbare gevolgen?

Bijzondere aandachtspunten met het oog op de kwaliteit van de in te zetten hulp, naast de algemene voorwaarden, voor verstrekking zijn:

  • ·

    De zorgverlener is capabel om de ondersteuning te bieden;

  • ·

    De ondersteuning aan de jeugdige en/of zijn ouders leidt niet tot overbelasting bij de zorgverlener; Zie hierover ook de richtlijn (dreigende) overbelasting bij deze nadere regels, bijlage 2.

  • ·

    Daarnaast heeft de persoon die de ondersteuning biedt op geen enkele wijze druk uitgeoefend op de jeugdige en/of ouder(s);

  • ·

    Ook is van belang dat de continuïteit bij ziekte of andere uitval door de zorgverlener wordt geborgd; en

  • ·

    De inzet van het sociale netwerk moet aantoonbaar doelmatig zijn en leiden tot betere en effectievere ondersteuning.

Deze punten worden getoetst in het gesprek en middels het ingediende zorg- en budgetplan.

De volgende vragen kunnen een rol spelen bij de vraag of de inzet van het sociaal netwerk leidt tot betere en effectievere ondersteuning en dus de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien:

  • -

    Is er sprake van een kind waarbij het bijvoorbeeld in verband met zorgcontinuïteit of de aard van de beperking, niet mogelijk of wenselijk is dat dit door een professional gedaan wordt?

  • -

    Moet de hulp op ongebruikelijke tijden geleverd worden, is de hulp vooraf niet goed in te plannen, op veel korte momenten per dag of moet de hulp op verschillende locaties geboden worden?

Bij de vraag of iemand uit het sociaal netwerk capabel is om ondersteuning te bieden, wordt meegewogen of diegene:

  • ·

    Voldoende opvoedvaardigheden heeft;

  • ·

    Bereidheid heeft tot het volgen van trainingen/cursussen waar nodig;

  • ·

    Bereid is tot samenwerking met professionals waar nodig;

  • ·

    Niet overbelast is of dreigt te raken.

Artikel 14 De beschikking en aanvang hulp

De jeugdconsulent neemt het besluit tot toekenning van een individuele voorziening op grond van het onderzoek naar de hulpvraag van de jeugdige en zijn ouders . Het besluit zal middels een beschikking, conform artikel 6 Verordening, zo spoedig mogelijk na het laatste gesprek aan de ouder en/of jeugdige, maar uiterlijk acht weken na de aanvraag voor een individuele voorziening, worden uitgereikt of toegestuurd.

In de beschikking wordt opgenomen:

  • ·

    Of de voorziening in natura of in persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • ·

    Hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt;

  • ·

    Wat de te verstrekken voorzieningen zijn;

  • ·

    Wat het beoogde resultaat van de verstrekking is;

  • ·

    Wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking zijn;

  • ·

    Bij een verstrekking in natura wordt de beoogd zorgaanbieder benoemd in de beschikking

Indien er sprake is van een verstrekking in persoonsgebonden budget worden aanvullende eisen gesteld in de beschikking, conform artikel 6 van de Verordening:

  • ·

    Voor welke individuele voorzieningen het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

  • ·

    Wat het beoogde resultaat van de verstrekking in persoonsgebonden budget is;

  • ·

    Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

  • ·

    Wat is de hoogte van het persoonsgebonden budget en hoe is deze berekend;

  • ·

    Wat is de duur van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld; en

  • ·

    De wijze van verantwoording van besteding van het persoonsgebonden budget.

Op het moment dat de beschikking aan de aanvrager en minderjarige, van twaalf jaar en ouder, wordt verzonden, wordt door de jeugdconsulent tegelijk een opdrachtbevestiging verzonden aan de aanbieder indien de hulp in natura wordt ingezet.

De hulp kan starten nadat het besluit tot toekenning van een individuele voorziening is genomen en nadat een opdrachtbevestiging is verstuurd aan de aanbieder.

Met toestemming van de ouder met gezag en/of de minderjarige van 12 jaar en ouder wordt het onderliggende gezinsplan of gespreksverslag tevens toegestuurd aan de zorgaanbieder.

In het gezinsplan wordt indien nodig vastgelegd wie de regie heeft, zodat samenhang in de keten van hulp geborgd is. Degene die regie voert begeleidt het traject en zorgt voor op- en afschaling van hulp op het juiste moment.

14.1 Verwijzing door medici

Op grond van artikel 3a Verordening kunnen de huisarts, jeugdarts of medisch specialist rechtstreeks verwijzen naar door de gemeente gecontracteerde jeugdhulp.

De jeugdige en/of een ouder kan met de verwijzing rechtstreeks naar een aanbieder. Om zeker te weten welk aanbod bij welke aanbieder gecontracteerd is of om nader advies in te winnen, kan de jeugdige en/of een ouder of de verwijzer contact opnemen met de jeugdconsulent. De aanbieder meldt zich bij het Zorgplein middels een ingevuld meldingsformulier. De aanbieder kan pas beginnen met het daadwerkelijk verlenen van hulp, zodra het Zorgplein een opdrachtbevestiging heeft verzonden aan de aanbieder. Op deze manier wordt voorkomen dat een niet gecontracteerde aanbieder of niet gecontracteerde hulp wordt ingezet na verwijzing en kunnen de budgetten bewaakt worden.

14.2 Toegang in gedwongen kader

Onder dwang wordt de ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel verstaan, uitgesproken door de kinderrechter- op verzoek van de raad voor de kinderbescherming. Voorafgaand aan dwang kan ook worden toe geleid naar drang: hulp uitgevoerd door een gecertificeerde instelling, ter voorkoming van een ondertoezichtstelling.

De jeugdconsulent en/of buurtcoach kan namens de gemeente toe leiden naar hulp in het kader van drang of dwang indien er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarige, waarbij hulpverlening in het vrijwillig kader ontoereikend is of lijkt om die ernstig bedreigde ontwikkeling af te wenden.

Voor directe toe leiding naar dwang (ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel ) is daarnaast nodig dat hulp in het vrijwillig kader niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.

Bij de afweging om toe te leiden naar het gedwongen kader wordt binnen de gemeente de benodigde expertise ingeschakeld, waaronder bijvoorbeeld een gedragswetenschapper.

De jeugdconsulent en/of buurtcoach is transparant naar ouders en/of jeugdige over de (voorgenomen) toe leiding naar het gedwongen kader. Als het gaat om het delen van informatie staat altijd transparantie voorop, tenzij de veiligheid van de minderjarige in het geding is. De professional stelt zich voor het delen van informatie elke keer onder andere de volgende vragen: Wat is het doel en de noodzaak voor het delen van gegevens? Is het proportioneel? En zijn er andere opties die minder ingrijpend zijn (subsidiariteit)?

In te zetten jeugdhulp (individuele voorziening) binnen gedwongen kader

De gemeente maakt samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instellingen over het inzetten van hulp binnen het gedwongen kader: het uitgangspunt is dat door de gecertificeerde instelling binnen het gedwongen kader van het gecontracteerde aanbod gebruik wordt gemaakt. In dat geval kan de jeugdige en/of een ouder rechtstreeks met de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel/ jeugdreclasseringsmaatregel naar de aanbieder, en wordt op dezelfde wijze het meldingsformulier en de opdrachtbevestiging gebruikt als bij de toegang via medici.

Het inzetten van hulp middels een persoonsgebonden budget in het gedwongen kader verloopt via de jeugdconsulent. De gemeente heeft samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instelling over inzetten van hulp middels een persoonsgebonden budget in het gedwongen kader.

Overgang naar meerderjarigheid in gedwongen kader

Een half jaar voor het bereiken van de meerderjarigheid neemt de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel in overleg en samen met de jeugdige en/of een ouder contact op met het Zorgplein om te bespreken of en welke vervolghulp eventueel nodig is.

14.3 Inzet SEZ en spoedeisende hulp

Als naar het oordeel van de buurtcoach en/of jeugdconsulent bij de melding sprake lijkt van urgentie of dreigende onveiligheid zal het gesprek met de jeugdige en/of ouders met voorrang plaatsvinden. Indien sprake lijkt van een crisissituatie wordt de afdeling Spoedeisende Zorg van Jeugdbescherming Gelderland in gezet.

De afdeling Spoedeisende Zorg (SEZ) van Jeugdbescherming Gelderland is in geval van crisis 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar voor iedereen op telefoonnummer 0900-99 555 99.. SEZ is indien nodig binnen vier uur na de melding ter plekke en beoordeelt en stabiliseert de crisissituatie. Spoedhulp van een aanbieder kan vervolgens ingezet worden na een interventie en daartoe strekkend advies van SEZ. De aanbieder die de spoedhulp uitvoert op advies van SEZ meldt de inzet van hulp direct en uiterlijk binnen vijf dagen bij het Zorgplein. Een voorafgaande beschikking van de gemeente is niet nodig voor inzet van spoedhulp van de aanbieder. De jeugdconsulent en aanbieder van spoedhulp maken met elkaar afspraken over de samenwerking tijdens het spoedhulptraject, met het oog op eventueel in te zetten vervolghulp. De bevestiging van de gemeente tot toekenning van de spoedhulp zal zo snel mogelijk na de start van de hulp in een beschikking worden toegestuurd.

14.4 Geldigheidsduur beschikking en tussentijdse wijziging

  • 1.

    Een besluit tot toekenning van een verstrekking heeft een maximale geldigheidsduur van twee jaar. Dit geldt voor zowel een verstrekking in natura als een verstrekking van een persoonsgebonden budget. Indien het gaat om een individuele voorziening die gericht is op stabilisatie en er is sprake van een situatie waarbij geen verbetering meer wordt verwacht, kan de beschikking voor een langere duur afgegeven worden, tot maximaal meerderjarigheid.

  • 2.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening pleegzorg kan verstrekt worden tot meerderjarigheid, als dat past bij het perspectief van de plaatsing.

  • 3.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid kan tussentijds worden aangepast op basis van een door de jeugdhulpaanbieder gewijzigd hulpverleningsplan. De jeugdconsulent beoordeelt de noodzaak van een tussentijdse wijziging.

  • 4.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, indien de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen zes maanden hebben gemeld bij een aanbieder voor jeugdhulp.

  • 5.

    Een reeds verstrekte voorziening kan worden ingetrokken of aangepast als er sprake is van wijzigingen in de persoonlijke situatie van betrokkene of als er sprake is van een beleidswijziging. In dat laatste geval zal een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen.

Tussentijdse wijziging

Naast de bepaling in artikel 7 Verordening omtrent nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering van een voorziening, geldt dat een besluit tussentijds kan worden gewijzigd op basis van een gewijzigd hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder of gewijzigd zorg- en budgetplan. De jeugdconsulent beoordeelt de noodzaak voor een tussentijdse wijziging en kan daarbij extra deskundigheid inschakelen.

Bij het aflopen van de maximale duur van het besluit wordt op verzoek van de jeugdige en/of een ouder opnieuw de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige bepaald door de jeugdconsulent in samenspraak met het gezin en andere betrokkenen.

14.5 Beëindiging of verlenging jeugdhulp

De jeugdige en/of ouder neemt acht weken voor de beoogde beëindiging van de hulp (telefonisch) contact op met de jeugdconsulent en eventueel met de aanbieder om te bespreken of verlenging van de ingezette hulp nodig is. Dit geldt tevens indien verlenging van jeugdhulp na meerderjarigheid noodzakelijk is. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude.

De jeugdconsulent zal in overleg met de jeugdige en/of ouder, aanbieder en eventuele andere betrokkenen een besluit nemen met betrekking tot de noodzaak tot verlenging van de hulp. Indien de hulp voortgezet moet worden, zal een nieuwe beschikking aan de ouder en/of jeugdige en een nieuwe opdrachtbevestiging aan de aanbieder verzonden worden.

Bij beëindiging of vermindering van de indicatie wordt indien nodig een redelijke overgangstermijn in acht genomen. Ditzelfde geldt als de indicatie wordt aangepast van persoonsgebonden budget naar zorg in natura. Een overgangstermijn bedraagt maximaal zes maanden. Voor het bepalen van een overgangstermijn en de eventuele duur van die overgangstermijn wordt per individueel geval meegewogen of de wijziging op verzoek van de cliënt plaatsvindt, of de voorziening nog gebruikt wordt en in welke mate de cliënt afhankelijk is van de voorziening.

Artikel 15 Cliëntenparticipatie

Jongeren en/of hun ouders worden via de klankbordgroep Jeugdhulp en de Sociale Raad gemeente Doetinchem en op andere wijze betrokken bij de uitvoering van de jeugdhulp.

In de klankbordgroep Jeugdhulp zitten ouders en/of verzorgers van jeugdigen en jongeren. De klankbordgroep jeugdhulp bestaat concreet uit:.

  • ·

    Ouders van jeugdigen met een persoonsgebonden budget

  • ·

    Vertegenwoordigers van cliëntenraden van aanbieders Jeugdhulp

  • ·

    Vertegenwoordigers van het Jongerennetwerk Gelderse jeugd

  • ·

    Vertegenwoordigers van het Jongerenplatform Jeugdbescherming Gelderland: Deze vertegenwoordigers zijn jongeren of oud-jongeren die nog dichtbij de doelgroep staan en/of eruit voortkomen of ouders van de doelgroep

  • ·

    Vertegenwoordiger gezinshuis

  • ·

    Vertegenwoordigers Platform Pleegouders Achterhoek

Afhankelijk van het onderwerp zullen jongeren ook gericht benaderd worden via:

  • ·

    het onderwijs

  • ·

    de Jimmy's

  • ·

    de jongerenwerkers

  • ·

    de buurtcoaches

  • ·

    de wijkregisseurs

  • ·

    het jongerennetwerk

  • ·

    het Jeugdinterventie team (JIT)

Artikel 16 Vertrouwenspersoon

Vertrouwenswerk is onderdeel van de Jeugdwet. Alle jeugdigen en ouders die onder de Jeugdwet vallen hebben recht op ondersteuning door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Ook als jongeren uit de gemeente Doetinchem (tijdelijk) verblijven in een pleeggezin of instelling buiten de regio kunnen zij hierop een beroep doen.

Als jongeren en ouders hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden is er, zeker in situaties waarbij sprake is van drang en dwang, sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie wordt het lastiger om het te hebben over dingen die niet goed verlopen in de hulpverlening. In die situatie moeten jongeren en/of hun ouders, vanwege die afhankelijkheid, kunnen terugvallen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon die hen bijstaat. Met andere woorden: iedere jeugdige en/of ouder die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn (rechts)positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp, mag ondersteuning krijgen van een bij wet ingestelde onafhankelijke vertrouwenspersoon. De dienstverlening is voor de jeugdige en/of een ouder gratis.

In de regio Achterhoek wordt het vertrouwenswerk uitgevoerd door op dit gebied gekwalificeerde medewerkers van Zorgbelang Gelderland.

Artikel 17 Oneigenlijk gebruik en misbruik

Artikel 7 Verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude.

Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de inwoner centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn. En wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt de gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:

  • ·

    Vroegtijdig informeren: hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de jeugdconsulenten en buurtcoaches. Zij informeren inwoners vroegtijdig over hun rechten en plichten;

  • ·

    Vroegtijdig detecteren en afhandelen: De jeugdconsulenten en buurtcoaches zijn ook alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid, organiseren zij een huisbezoek; dit doet een beroep op de professionaliteit van de buurtcoaches/jeugdconsulent. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats.

  • ·

    Optimaliseren van de dienstverlening: Bij de inrichting van de werkprocessen kijken wij ook naar het effect van de werkprocessen op de bereidheid van inwoners om de regels na te leven;

  • ·

    Daadwerkelijk sanctioneren: Gemeente Doetinchem hanteert een krachtige consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.

Deze principes worden in samenhang uitgevoerd, zo kunnen ze elkaar versterken. Er is aandacht voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele maatwerk voorzieningen.

Voor wat betreft de beheersing van de risico’s zijn onder andere goede voorlichting/ communicatie, onderlinge samenwerking, eenduidige werkwijze en het persoonsgebonden budget-trekkingsrecht belangrijke maatregelen.

Voor alle medewerkers van de gemeente Doetinchem geldt dat zij zich aan de wetten moeten houden. Zodra er fraude geconstateerd wordt moet daar op ingegrepen worden. Dit verwachten we ook van de buurtcoaches. Dit vertaalt zich er in eerste instantie in dat de buurtcoach of jeugdconsulent bij (vermoedens) van fraude met de betrokken inwoner in gesprek gaat over de vraag hoe deze een einde gaat maken aan deze situatie. De inwoner heeft de plicht dit te melden bij de betrokken instantie. Wanneer aan deze oproep geen gehoor wordt gegeven zal de jeugdconsulent of buurtcoach hiervan zelf melding moeten maken. In uitzonderlijke gevallen kan een uitzondering worden gemaakt, dit wordt dan opgeschaald naar het college.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze nadere regels worden aangehaald als:Nadere regels Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2017.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethoudersvan Doetinchem, d.d. 20 december 2016,

 

ing. N. van Waart A.Traag

secretaris burgemeester

Bijlage I Het Gesprek

Het Gesprek

Bijlage II Richtlijn overbelasting

Richtlijn overbelasting

Bijlage III Aanbod individuele voorzieningen

Aanbod individuele voorzieningen

Bijlage IV Conversietabel ingekochte hoofdcategorieën jeugdhulp

Conversietabel