Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Beheerplan : een door het college goedgekeurd plan voor het
beheer van gemeentelijke houtopstanden;
- b.
Beschermde houtopstanden : een houtopstand die is vastgelegd op
de Groene Kaart;
- c.
Bevoegd gezag : bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- d.
Bijdrageregeling : tegemoetkoming in de kosten voor het duurzaam
in standhouden van een Beschermde houtopstand in privaat
eigendom;
- e.
Bomeneffectanalyse :
- 1.
een standaard beoordeling van de
gevolgen van voorgenomen bouw
of
- 2.
aanleg voor een boom, op basis van landelijke
richtlijnen van de Bomenstichting;
- f.
Boom : een houtig opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven
met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 cm gemeten op
1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van
meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In
afwijking van deze minimale dwarsdoorsnede van 10 cm geldt geen
minimale dwarsdoorsnede indien het bomen zijn aangelegd op grond
van de artikelen 10, 11 en bij bomen als bedoeld in artikel 13
van deze verordening;
- g.
Boomstructuur : een verzameling houtopstanden die samen een - al
dan niet onderbroken - lijn of andere verbindingsstructuur
vormen door een gebied;
- h.
Boomwaarde : de financiële waarde van een boom zoals getaxeerd
volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse
Vereniging van Taxateurs van Bomen;
- i.
Boomzone : een begrensd gebied van houtopstanden in de openbare
ruimte met een specifieke waarde of kwaliteit, dat een
samenhangend geheel vormt;
- j.
College : college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Stichtse Vecht;
- k.
Dunning : een velling uitsluitend bedoeld als
verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van overblijvende
houtopstand zonder dat de buitengrenzen van het plantvak in
belangrijke mate worden verkleind en zodanig dat het kronendak
van het plantvak nagenoeg gesloten blijft en niet onder de 70%
bedekking komt;
- l.
Gemeentelijke bomen : bomen die eigendom zijn van de gemeente
Stichtse Vecht;
- m.
Groene Kaart : topografische kaart met daarop aangegeven
Boomzones, Boomstructuren, Historische groenstructuren, Kleine
landschapselementen, Monumentale bomen met bijbehorend register
en Niet-geïnventariseerde terreinen;
- n.
Hak- of griendhout : één of meer bomen of boomvormers, die na te
zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;
- o.
Herplantfonds : gemeentelijk fonds dat slechts gebruikt wordt
voor herplant van houtopstanden;
- p.
Historische groenstructuur : lijnvormig samenhangend geheel van
historisch waardevolle houtopstanden;
- q.
Houtopstand : één of meer bomen of boomvormers of andere vitale
of dode houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van
een Boomzone, Boomstructuur, Historische groenstructuur of Klein
landschapselement;
- r.
Kandelaberen : het snoeien van houtopstand op zo'n manier dat
alleen delen van grote takken aan de hoofdstam blijven
zitten;
- s.
Klein landschapselement : houtopstanden die behoren tot een
historisch ensemble;
- t.
Knotten : het afzagen van de boomkroon tot een hoofdstam met
takstompen;
- u.
Monumentale boom : een boom of groep bomen die door leeftijd
en/of verschijning beeldbepalend en onvervangbaar is voor het
karakter van de omgeving. Daarnaast kan een boom onder andere
ook in wetenschappelijk, ecologisch of cultuurhistorisch opzicht
waardevol zijn;
- v.
Niet geïnventariseerd terrein : een terrein dat door de gemeente
nog niet geïnventariseerd is op de aanwezigheid van Monumentale
bomen;
- w.
Vellen : betreft vellen, doen vellen of laten vellen. Dit
is:
- 1.
rooien, kappen of verplanten;
- 2.
het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het
wortelgestel, met inbegrip van de eerste keer knotten of
kandelaberen;
- 3.
het verrichten van handelingen, zowel boven- als
ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of
ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kunnen
hebben.
Artikel 2 Groene kaart
- 1.
Het college stelt een Groene Kaart met Beschermde houtopstanden en
Niet geïnventariseerde terreinen vast. De Groene Kaart met
bijbehorend Register wordt minimaal een keer in de vier jaar en
maximaal een keer in de twee jaar herzien.
- 2.
De Groene Kaart en het register bevatten een samenhangend geheel van
de volgende Beschermde houtopstanden:
- a.
- b.
- c.
- d.
Historische groenstructuren;
- e.
Kleine landschapselementen.
- 3.
De Groene Kaart bevat minimaal de volgende gegevens:
- a.
eenduidige, maatvaste inmeting van de Monumentale
bomen;
- b.
indeling naar categorieën van de Beschermde houtopstanden,
conform het tweede lid;
- c.
locatieaanduiding van Niet geïnventariseerde terreinen;
- d.
- 4.
Het Register bevat minimaal ten aanzien van de Monumentale bomen de
volgende gegevens:
- a.
redengevende beschrijving;
- b.
- c.
- 5.
Het college kan een Bijdrageregeling vaststellen.
Artikel 3 Kapverbod Beschermde houtopstanden
- 1.
Het is verboden Beschermde houtopstanden te vellen of te doen
vellen.
- 2.
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid
gestelde verbod.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:
- a.
houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of
krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;
- b.
het periodiek vellen van hak- of griendhout ter uitvoering van het
reguliere onderhoud;
- c.
het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke
beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere
onderhoud;
- d.
het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig
onderhoud;
- e.
dunning van de houtopstand;
- f.
maatregelen in het kader van een Beheerplan;
- g.
schubconiferen met een stamdwarsdoorsnede tot 50 cm gemeten op 1,30
meter hoogte zijnde:
- -
Chamaecyparis (schijncypres);
- -
xCupressocyparis (leylandcypres);
- -
Platycladus (Japanse levensboom);
- -
- -
- 4.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand
als bedoeld in artikel 15 tweede en derde lid Boswet.
- 5.
Het bevoegd gezag kan indien een houtopstand direct gevaar oplevert
die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning
voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo
spoedig mogelijk bekend gemaakt.
Artikel 4 Criteria ontheffing Beschermde houtopstanden
- 1.
Het bevoegd gezag kan de ontheffing voor het vellen van Beschermde
houtopstanden weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.
- 2.
Een ontheffing voor het vellen van houtopstanden in Boomzones en
Kleine landschapselementen wordt, nadat alternatieven zijn
onderzocht, slechts bij uitzondering verleend, indien:
- a.
sprake is van een algemeen maatschappelijk belang of een zwaarwegend
individueel belang van niet-tijdelijke aard dat opweegt tegen
duurzaam behoud van de houtopstand of;
- b.
naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer
verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
- 3.
Een ontheffing voor het vellen van Monumentale bomen, houtopstanden
in Boomstructuren of in Historische groenstructuren wordt, nadat
alternatieven zijn onderzocht, slechts bij uitzondering verleend,
indien:
a.sprake is van een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang dat
opweegt tegen duurzaam behoud van de Beschermde houtopstand
of;
- b.
naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer
verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
Artikel 5 Kapverbod overig
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag bomen die
staan op Niet-geïnventariseerde terreinen of die zijn aangeplant in
het kader van een herplantplicht ex artikel 9 of 10, te vellen of te
doen vellen onverminderd het gestelde in artikel 3.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
a. bomen die moeten worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of
krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag;
b. het periodiek vellen van hak- of griendhout ter uitvoering van
het reguliere onderhoud;
c. het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke
beheermaatregel bij vormbomen ter uitvoering van het reguliere
onderhoud;
d. het verrichten van snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig
onderhoud;
- f.
schubconiferen met een stamdwarsdoorsnede tot 50 cm gemeten op 1,30
meter hoogte zijnde:
- -
Chamaecyparis (schijncypres);
- -
xCupressocyparis (leylandcypres);
- -
Platycladus (Japanse levensboom);
- -
- -
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor bomen
als bedoeld in artikel 15 tweede en derde lid Boswet.
- 4.
Het bevoegd gezag kan indien een boom direct gevaar oplevert die
noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning
voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo
spoedig mogelijk bekend gemaakt.
Artikel 6 Criteria vergunning overig kapverbod
- 1.
Bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen als bedoeld in artikel
5 weigeren dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.
- 2.
De vergunning voor het vellen van een boom als bedoeld in artikel 5
wordt geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen
de belangen van behoud van de boom op basis van één of meer van de
volgende waarden:
- a.
de natuurwaarden van de boom;
- b.
de landschappelijke waarden van de boom;
- c.
de cultuurhistorische waarden van de boom;
- d.
de beeldbepalende waarden van de boom;
- e.
de waarden van de boom voor stads- en dorpsschoon;
- f.
de waarden voor de leefbaarheid van de boom.
- 3.
Indien gevaarzetting reden tot de aanvraag is, moeten voorafgaand
aan vergunningverlening de boomverzorgings-alternatieven voor kap
voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn
aangemerkt.
Artikel 7 Aanvraag omgevingsvergunning voor vellen
- 1.
De omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden
aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die
krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens
publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te
beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige
vergunningen, en of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie
van een project.
- 2.
Het bevoegd gezag kan eisen dat bij de aanvraag een
Bomeneffect-analyse wordt overlegd.
Artikel 8 Vervaltermijn omgevingsvergunning
- 1.
De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening
vervalt indien daarvan niet binnen maximaal twee jaar na het
onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is
gemaakt.
- 2.
In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer
dan één houtopstand betreft, is de omgevingsvergunning voor alle
houtopstanden slechts twee jaar geldig, ook als in fasen geveld
wordt of één of enkele houtopstanden al geveld zijn.
Artikel 9 Intrekking of wijziging
De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:
- a.
indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn
verstrekt;
- b.
indien op grond van een verandering van omstandigheden of
inzichten opgetreden na het verlenen van de omgevingsvergunning,
intrekking of wijziging noodzakelijk is, of is vereist vanwege
het belang of de belangen ter bescherming waarvan de
omgevingsvergunning is verleend;
- c.
indien de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften en
beperkingen niet worden nagekomen;
- d.
indien de houder dit verzoekt.
Artikel 10 Bijzondere ontheffingsvoorschriften
- 1.
Aan de omgevingsvergunning tot vellen kan behoren het voorschrift
dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het
bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.
- 2.
Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan aan de
omgevingsvergunning tot vellen het voorschrift behoren dat een
geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het Herplantfonds.
- 3.
In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens
bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet
aangeslagen herplant moet worden vervangen.
- 4.
Aan de omgevingsvergunning tot vellen kan het voorschrift behoren
dat pas tot vellen van de houtopstand op en bij bouw- en
aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie
mag worden overgegaan indien andere ontheffingen of ruimtelijke
ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en
financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
- 5.
Aan de omgevingsvergunning tot vellen kan het voorschrift behoren
tot het opstellen en overleggen van een Bomeneffect-analyse in geval
van bouw of aanleg van werken nabij te behouden houtopstand.
- 6.
Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in
dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht
daaraan te voldoen.
Artikel 11 Herplant-/instandhoudingsplicht
- 1.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing
is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan
wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de
zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond
dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van
voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten
overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen
te stellen termijn.
- 2.
Indien niet ter plaatse kan worden herplant, dient een financiële
bijdrage te worden gestort in een Herplantfonds.
- 3.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan
kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant
en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden
vervangen.
- 4.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing
is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen het college
aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand
bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van
voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
- a.
overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een
door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen,
waardoor die bedreiging wordt weggenomen;
- b.
voor eigen rekening een Bomeneffect-analyse op te stellen en
aan te bieden aan het college.
- 5.
Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in
dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht
daaraan te voldoen.
Artikel 12 Schadevergoeding
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in
artikel 17 van de Boswet.
Artikel 13 Afstand tot aan de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt
vastgesteld op 0,50 meter voor bomen en op nihil voor alle andere
heesters en heggen.
Artikel 14 Bestrijding van boomziekten
1.Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die
naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding
van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders
zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het
college is aangeschreven, verplicht binnen de aanschrijving vast te
stellen termijn:
- a.
de houtopstand te vellen;
- b.
conform richtlijnen van het college de gevelde houtopstand direct
zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt
voorkomen.
2.Het is verboden gevelde houtopstanden als bedoeld in het eerste
lid of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te
verspreiden.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van
dit artikel gestelde verbod.
Artikel 15 Beschadiging gemeentelijke houtopstanden
Het is verboden om houtopstanden, die eigendom van de gemeente zijn te
beschadigen, te bekladden, te beplakken of daaraan snoeiwerk te
verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende
taken.
Artikel 16 Strafbepaling
- 1.
Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 14, eerste lid
is gegeven, onderscheidenlijk alsmede diens rechtsopvolger, is
gehouden dienovereenkomstig te handelen.
- 2.
Hij die handelt in strijd artikel 14, tweede lid, artikel 15, dan
wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld
in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met hechtenis van ten
hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Bij
de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de
boomwaarde.
Artikel 17 Toezichthouders
- 1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
deze verordening zijn belast:
- a.
personen die met de opsporing van in de bijzondere wetten
genoemde strafbare feiten zijn belast;
- b.
- 2.
Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of
krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan
wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 18 Intrekken oude verordening en Inwerkingtreding
- 1.
De Bomenverordening Maarssen van 21 juni 2010, bekrachtigd bij
raadsbesluit van 27 november 2011 wordt ingetrokken.
- 2.
Algemene Plaatselijke Verordening Stichtse Vecht 2015, Afdeling 3,
Hoofdstuk 4:10 t/m 4:12 wordt ingetrokken.
- 3.
Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie en na het
onherroepelijk worden van de vaststelling van de Groene kaart en van
de grens van de bebouwde kom.
Artikel 19 Overgangsbepaling
Ten aanzien van voor de inwerkingtreding van deze verordening ingediende
aanvragen of verzoeken om vergunning c.q. ontheffing, waarop nog niet is
beslist, geldt de voorheen geldende verordening.
Besluiten, genomen krachtens de voorheen geldende verordening en
waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als
besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikel 20 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: “Bomenverordening Stichtse Vecht
2015”.
Toelichting op de Bomenverordening Stichtse Vecht 2015
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
e.Bomeneffect-analyse
Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd
door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak
gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen
voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De
Bomeneffect-analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor
een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen
bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en
garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven.
Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of
boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens
worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
f.Boom
Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de
ondergrens van het kapverbod indien het gaat om Monumentale bomen of om bomen
die staan op Niet-geïnventariseerde terreinen. Slechts bomen met een
stamdwarsdoorsnede van meer van 10 cm gemeten op 1,30 meter hoogte vallen in dat
geval onder het kapverbod.
q.Houtopstand
Door dit begrip centraal te stellen in geval sprake is van Boomzones,
Boomstructuren, Historische groenstructuren en Kleine landschapselementen wordt
duidelijk dat daar het kapverbod betrekking heeft op meer dan alleen bomen. Ook
houtachtigen met een kleinere stamdwarsdoorsnede van 10 cm gemeten op 1,30 meter
vallen dan onder het kapverbod.
Artikel 2 Groene Kaart
Redengevende beschrijving
Dit is een motivering van de reden(en) waarom de desbetreffende houtopstand is
aangewezen als een Beschermde houtachtige. De beschrijving geeft meer inzicht en
duidelijkheid omtrent de natuur-, milieu-, cultuurhistorische- en andere waarden
en eventuele bijzondere functies van de houtopstand.
Artikel 3 Kapverbod Beschermde houtopstanden
Er is bewust gekozen voor een ontheffingenstelsel met als beleidsuitgangspunt
een “nee, tenzij principe”. Dus geldt in beginsel dat een ontheffing slechts bij
hoge uitzondering wordt verleend.
De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke
verordening wordt door artikel 15, tweede lid en derde lid Boswet beperkt. Geen
kapverbod op grond van de Bomenverordening geldt voor:
- a.
populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijïge beplantingen op of
langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;
- b.
vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
c fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te
dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde
terreinen;
- d.
- e.
houtopstand, die niet gelegen is binnen een bebouwde kom Boswet, tenzij
de houtopstand staat op erven of in tuinen, of een zelfstandige eenheid
vormt die:
- ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
- ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 houtopstanden,
gerekend over het totale aantal rijen.
Artikel 5 Kapverbod overig
De eigenaar van een Niet-geïnventariseerd terrein kan te allen tijde besluiten
de bomen door de gemeente te laten inventariseren. De eventuele aanwezige
Monumentale bomen zullen dan zodra de Groene Kaart en in het Register worden
gewijzigd, hieraan worden toegevoegd. Na de wijziging valt het terrein dan niet
meer onder Niet-geïnventariseerde terreinen. De wijziging is van kracht zodra de
gewijzigde Groene Kaart is vastgesteld en onherroepelijk is.
Artikel 10 Bijzondere ontheffingvoorschriften
Herplantplicht
De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar
locatie, boomsoort of grootte.
Artikel 11 Herplant- / Instandhoudingsplicht
Voorschriften
De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar
locatie, boomsoort of grootte.
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-