Organisatie | Boxmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Boxmeer 2013 incl. toelichting |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Algemene Plaatselijke Verordening |
Externe bijlagen | Toelichting APV Boxmeer 2013 Raadsvoorstel Algemene Plaatselijke Verordening Boxmeer 2013 Raadsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening Boxmeer 2013-... |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2013 | 27-12-2017 | Invoering nieuwe afdeling 8a met regels voor paracommerciële instellingen; aantal nieuwe artikelen (o.a. met betrekking tot het aanbieden van goederen/zaken in het centrumgebied, veroorzaken van gladheid, het organiseren van kleine evenementen, het houden van toezicht op smart- en growshops, neerzetten van fietsen bij stations en voetgangersgebied binnen het centrum, heling van gestolen goederen, herplantplicht; tekstuele aanpassingen. | 10-10-2013 Boxmeers Weekblad d.d. 29 oktober 2013 | R-VER/2013/1945 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Indien de vergunning of ontheffing zal gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunning-/ontheffinghouder, meldt de aanvrager onderscheidenlijk de houder dat ten minste 2 weken voordien aan het bevoegd gezag/bestuursorgaan, met vermelding van de naam en het adres van de nieuwe houder van de vergunning of ontheffing.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
1:9 Verhouding Hoofdstuk 1 met andere hoofdstukken
Het bepaalde in hoofdstuk 1 geldt tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald. In dat geval geldt hetgeen hieromtrent in de andere artikelen is gesteld tenzij uit het artikel zelf blijkt dat het om een aanvulling op de bepalingen in dit hoofdstuk gaat door de zinsnede: ‘onverminderd het bepaalde in artikel’.
Afdeling 1: Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie dan wel van een buitengewoon opsporingsambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
6.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.
5.De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Afdeling 4: Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
evenement gehouden wordt uitsluitend na schriftelijke toestemming van de organisator van het evenement optreden.
e.Op de weg mag maximaal één voorwerp voor het inzamelen van geld worden
geplaatst en het is niet toegestaan om mondeling, schriftelijk of op een andere wijze hierop de aandacht te vestigen.
f.Een afstand van minimaal 100 meter van kerken en andere voor de openbare
eredienst bestemde gebouwen moet aangehouden worden, gedurende de tijden dat daarin godsdienstoefeningen plaatsvinden. Deze afstand moet ook gehanteerd worden nabij scholen waar onderwijs wordt gegeven, op plaatsen waar stilte wordt gevraagd en gewenst en ook op tijden welke door openbare bekendmaking is afgekondigd, waaronder de nationale dodenherdenking op 4 mei.
De straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids is verplicht de schade die hij door zijn handelen aan gemeentelijke eigendommen of eigendommen van derden toebrengt te vergoeden en voorts dient hij alle mogelijke maatregelen te nemen om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden ten gevolge van zijn handelen schade zullen lijden.
Afdeling 5: Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de geldende verordening wegen Noord-Brabant of gemeentelijk beleid.
8.Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet
bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
9.Het college kan categorieën van voorwerpen en wegen aanwijzen waarvoor, onder door haar te stellen regels, het verbod in het eerste lid niet geldt.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag dan wel van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop
gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuur.
4.Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 6: Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 7: Toezicht op evenementen
1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is de burgemeester bevoegd categorieën evenementen aan te wijzen waarvoor in verband met de relatief geringe omvang of anderszins weinig hinder opleverende aard het verbod in het eerste lid niet geldt, mits de door de burgemeester te stellen regels worden nageleefd.
voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.
9.Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 8: Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Onder openbare inrichting wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
inrichting liggend deel van de openbare inrichting waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
4.Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een openbare inrichting
5.Deze paragraaf verstaat niet onder bezoekers:
Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
c.de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Openingstijden alcoholverstrekkende bedrijven
1.Het is de houder van een horecabedrijf, waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend, verboden dit voor bezoekers open te hebben, aldaar bezoekers toe te laten en te laten verblijven:
Openingstijden alcoholvrije bedrijven
2.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het de houder van een horecabedrijf, waarvoor géén vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is
verleend, verboden dit voor bezoekers open te hebben, aldaar bezoekers toe te laten en te verblijven:
gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
6.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
(gereserveerd: regulering vindt plaats in artikel 14 van de Drank- en Horecawet).
Afdeling 8A toezicht op paracommerciële rechtspersonen
Als een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid, wedstrijd- of verenigingsactiviteiten organiseert die eindigen vóór of na afloop van de in het eerste lid genoemde schenktijden is het toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken vanaf één uur voor de aanvang en één uur na het beëindigen van de bedoelde activiteit doch niet later dan de tijden zoals bedoeld in artikel 2:29.
Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf één uur voor de aanvang en tot uiterlijk één uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon doch niet later dan de tijden zoals bedoeld in artikel 2.29.
Artikel 2:34B Bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester bijeenkomsten van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, waarbij alcoholhoudende drank wordt geschonken, in een paracommerciële horeca-inrichting te houden.
De houder/exploitant van een paracommercieel rechtspersoon dient uiterlijk 10 weken voor een bijeenkomst als bedoeld in het eerste lid, een ontvankelijke aanvraag voor een ontheffing schriftelijk of elektronisch bij de burgemeester in. Een aanvraag die niet met inachtneming van de gestelde termijn wordt ingediend, wordt buiten behandeling gelaten.
Afdeling 10: Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
de Wet op de Kansspelen,vergunning is verleend;
als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel I, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 10A Toezicht op speelautomatenhal
Artikel 2:40A Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
speelautomaat: een speelautomaat in de zin van artikel 30 van de wet, te weten een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
wet, te weten een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde spelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt;
paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
i.leisurecomplex: een complex, waarin of waarop een combinatie van minimaal drie commerciële en/of niet-commerciële voorzieningen in de sectoren sport, recreatie, cultuur, uitgaan/entertainment en attracties zijn gevestigd en waarvan tenminste een discotheek deel uitmaakt.
Artikel 2:40B Speelautomatenhallen
De burgemeester kan uitsluitend voor één speelautomatenhal vergunning verlenen in elk deel van de gemeente zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende situatietekening, waarop een nadere uitwerking is aangegeven. De burgemeester kan voor het op de situatietekening als leisuregebied aangewezen gedeelte slechts voor een speelautomatenhal vergunning verlenen uitsluitend indien en voor zover deze speelautomatenhal deel uitmaakt van een hoogwaardige, meeromvattende uitgaansgelegenheid (leisurecomplex).
bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:40C Vergunningaanvraag
De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van de volgende bescheiden:
Artikel 2:40D Voorschriften en beperkingen
Aan een vergunning voor een speelautomatenhal in het leisurecomplex als bedoeld in artikel 2:40B wordt naast de in het eerste lid bedoelde voorschriften en beperkingen het voorschrift verbonden dat van de vergunning uitsluitend gebruik mag worden gemaakt indien het leisurecomplex in zijn geheel daadwerkelijk wordt geëxploiteerd.
Afdeling 10B. Toezicht op smart- en growshops
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop of growshop waarbij onder growshop wordt verstaan, een inrichting waarin substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd of voorhanden zijn, waarvan de exploitant als bedoeld dit artikel, sub b, of de beheerder als bedoeld dit artikel, sub c, ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een of meer in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
Artikel 2:40H Weigeringsgronden
De vergunning kan door de burgemeester worden geweigerd indien:
geëxploiteerd die op grond van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde, dan wel op grond van artikel 13b van de Opiumwet, gesloten is geweest;
niet wordt voldaan aan artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 3 van die wet onder betrokkene mede wordt verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van de exploitatievergunning gelijk kan worden gesteld. Voordat hieraan toepassing wordt gegeven kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van die wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd;
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren indien:
Artikel 2:40J Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant of beheerder verboden gedurende de tijd dat een inrichting ingevolge de reguliere sluitingstijden, of krachtens een op grond van artikel 2:40E genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:40K Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning ingetrokken indien:
Artikel 2:40L Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant of beheerder van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen een termijn van drie maanden na de aanwijzing van een gebied als bedoeld in artikel 2:40E de ingevolge artikel 2:40F vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in het eerste lid geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door het bevoegd orgaan op de aanvraag is beslist.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
In deze afdeling wordt onder een weesfiets verstaan: een ‘weesfiets’ die door de eigenaar in de openbare ruimte zonder wezenlijke tijdsonderbreking langer dan 4 weken is achtergelaten en waarvan kennelijk geen gebruik meer wordt gemaakt.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
krachtens wettelijk voorschrift dan wel gemeentelijk beleid.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.
2.Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo’n gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:50A Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid, aan degene die een strafbaar feit pleegt, een verbod opleggen om zich gedurende één week te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen waar, of in de nabijheid waarvan, het feit is gepleegd;
De burgemeester kan, met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen, aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd, dat hij opnieuw een strafbaar feit pleegt, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste vier weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen waar, of in de nabijheid waarvan, het feit is gepleegd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen bij stations dan wel in voetgangersgebied
Het is verboden een (wees-)fiets, een (brom-)fiets, solex, scooter of ander vergelijkbaar vervoermiddel te plaatsen of te laten staan op het terrein van het station Boxmeer, op het terrein van station Vierlingsbeek of binnen het voetgangersgebied van het centrum van Boxmeer zoals aangegeven op de bijvoegde kaarten, buiten de daarvoor bedoelde rekken c.q. stallingsplaatsen.
Artikel 2:57 Loslopende honden
3.De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
a.die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat
b.die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
4.Degene als bedoeld in het eerste lid is verplicht binnen de bebouwde kom een deugdelijke voorziening bij zich te hebben waarin of waarmee hij/zij de uitwerpselen kan meenemen zoals een hondenpoepzakje of een hondenpoep-schepje.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
4.Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 14 Drugs- en alcoholoverlast
Artikel 2:74 Drugs- en alcohoholhandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet en in de Drank- en Horecawet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet dan wel alcoholhoudende drank, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2.74A Drugs- en alcoholgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op het openbaar water of op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, toe te dienen, dan wel voorbereidings-handelingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruiken voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Het is verboden op of aan de weg, op het openbaar water op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, alcoholhoudende drank te nuttigen dan wel te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben als dit gepaard gaat met gedrag dat de openbare orde verstoort, het woon- en leefklimaat aantast of anderszins overlast veroorzaakt.
ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
4.De burgemeester kan plaatsen en tijden aanwijzen waarop het in het tweede lid bedoelde verbod niet geldt.
Het is verboden op of aan de weg, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen, indien deze verzameling verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, of indien deze verzameling verband houdt met de handel in middelen als bedoel in artikel 3 van de Opiumwet.
Artikel 2:74D Prijsacties horeca (‘Happy Hours’)
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer (para-) horecabedrijven verbieden dat bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse worden aangeboden tegen een prijs die lager is dan 60% van de prijs die in het betreffende horecabedrijf gewoonlijk worden gevraagd.
Artikel 2:74E Algeheel tijdelijk verstrekkingsverbod
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden dagen of dagdelen daarvan aanwijzen waarop het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank is verboden.
Artikel 2:74F Tijdelijk verstrekkingsverbod in een deel van de gemeente
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden een deel of delen van de gemeente aanwijzen waar het op bepaalde dagen of dagdelen daarvan verboden is bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken.
Het is de houder van een openbare inrichting, als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, verboden in die inrichting personen toe te laten of te laten verblijven die niet tot zijn gezin behoren, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank plegen te maken en wier namen als zodanig schriftelijk door de burgemeester aan die houder zijn opgegeven;
Het is aan een persoon wiens naam ingevolge het bepaalde in het eerste lid door de burgemeester aan de houders van openbare inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, is opgegeven, verboden zich in een dergelijke openbare inrichting te bevinden nadat deze persoon schriftelijk door de burgemeester van dit verbod in kennis is gesteld;
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:16, 2:26, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:50A, 2:74, 2:74A, 2:74B of5:34 van deze
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
handelingen met een ander tegen vergoeding;
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
h.bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
(oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.2.4, eerste lid, gesloten dient te zijn.
4.Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
1.Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
2.Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
a.geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;
b.geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid hij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch- pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
1.Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of
geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
g.geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van
terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
h.onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
meer dan 80 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
6.De geluidswaarde als bedoeld in het vijfde lid is inclusief onversterkte muziek en
exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduur correctie buiten beschouwing gelaten.
7.Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
1.Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f. en lid 5 van het Besluit, binnen inrichtingen is de hieronder opgenomen tabel 1 van toepassing, met dien verstande dat:
a.de in tabel 1 aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen
gelden niet indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
b.de in tabel 1 aangegeven waarden op de gevel gelden ook bij gevoelige terreinen
bedrijfsduurcorrectie toegepast.
2.De in het eerste lid genoemde geluidsniveaus gelden niet voor muziekgezelschappen
zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode.
3.Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen,
wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
beginsel geen vergunning verleend behoudens de in de volgende leden bepaalde situaties. Wanneer vergunning wordt verleend kunnen aan de vergunning voorschriften worden verbonden.
5.Het bevoegd gezag kan vergunning verlenen om bomen te vellen in
die gevallen waar sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen, wanneer het vanuit het oogpunt van onderhoud wenselijk is dat de boom wordt gekapt (bijvoorbeeld om andere bomen meer ruimte te geven) en wanneer sprake is van ernstige overlast; het college kan nadere regels hieromtrent stellen.
Het bevoegd gezag kan bij vergunningverlening een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorwaarden, onder meer binnen welke termijn de herbeplanting moet plaatsvinden en op welke wijze niet-geslaagde herbeplanting moet worden vervangen. Wanneer een boom zonder de benodigde vergunning is geveld, kan eveneens een herplantplicht worden opgelegd. Bomen die geplant zijn in het kader van een herplantplicht worden opgenomen in de lijst ´waardevolle bomen´.
blijkt, kan aan een vergunning een voorschrift worden verbonden dat een door het
bevoegd gezag vast te stellen financiële bijdrage in het Bomenfonds wordt gestort,
ten behoeve van een compensatiebeplanting op een andere locatie.
Wanneer een boom zonder de benodigde vergunning is geveld en blijkt dat een
herplantplicht als bedoeld in het zesde lid feitelijk niet uitvoerbaar is, kan het
bevoegd gezag eveneens een financiële bijdrage vaststellen die de zakelijk
gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, in het Bomenfonds
8.Ook de rechtsopvolger van degene aan wie een verplichting als bedoeld in het
zesde of zevende lid is opgelegd, is verplicht daaraan te voldoen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering
In deze afdeling wordt verstaan onder:
vaartuig: vaartuig, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water, alsmede drijvende werktuigen zoals kranen, werkeilanden, baggermolens, pontons en ander materieel van soortgelijke aard.
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
1.Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a.langer dan op zeven achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een
weg binnen de bebouwde kom, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
onderwerp wordt voorzien door de Verordening Wegen Noord-Brabant of de Landschapsverordening Noord-Brabant.
4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
4.Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing
5.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid verboden om in door het college aangewezen gebieden fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31A Begripsbepalingen
-In deze afdeling wordt verstaan onder:
motorvoertuig; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
-bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht / Wet Milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b.die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de
terreinen als in het eerste lid bedoeld;
binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
6.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve
fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
1.Besluiten genomen krachtens de ingetrokken verordeningen en besluiten genomen
krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die gold op het moment van inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening;
2.De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6:4 heeft geen gevolgen voor de
geldigheid van de op basis van die verordening vastgestelde nadere regels, beleidsregels, aanwijzingsbesluiten, mandaatbesluiten en delegatiebesluiten als de rechtsgrond waarop die besluiten zijn gebaseerd ook is opgenomen in deze verordening.
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening Boxmeer 2013.
(Vastgesteld door de gemeenteraad op 10 oktober 2013)
Bijlage behorende bij artikel 2:40B van de APV Boxmeer 2013
Bijlage met gebied als bedoeld in artikel 2:51 van de APV Boxmeer 2013: station Boxmeer
Bijlage met gebied als bedoeld in artikel 2:51 van de APV Boxmeer 2013: station Vierlingsbeek
Bijlage met gebied als bedoeld in artikel 2:51 van de APV Boxmeer: voetgangersgebied in het centrum van Boxmeer