Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Nota Bijzondere wetten horeca, coffeeshop, prostitutie en kansspelen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingNota Bijzondere wetten horeca, coffeeshop, prostitutie en kansspelen
CiteertitelNota Bijzondere wetten horeca, coffeeshop, prostitutie en kansspelen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Wijziging betreft aanvullende beleidsregels toewijzing gedoogverklaring (zie onderaan nota)

De wijziging van 10 mei 2012 is vastgesteld door de Burgemeester

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-201210-05-2012wijziging

26-03-2012

Huis aan Huis; 4 april 2012

V9
05-04-201205-04-2012nieuwe regeling

26-03-2012

Huis aan Huis; 4 april 2012

V9
05-04-201206-12-2012wijziging

26-03-2012

Huis aan Huis; 4 april 2012

V9
24-02-201105-04-2012nieuwe regeling

31-01-2011

Huis aan Huis; 16 februari 2011

V9

Tekst van de regeling

Voorblad

Beleidsnota Bijzondere wetten

Horeca, coffeeshop, prostitutie en kansspelen

31 januari 2011

Inleiding en samenvatting

Het beleid op het gebied van horeca, prostitutie, coffeeshop, Wet op de Kansspelen en de handhaving was versnipperd over diverse beleidsstukken. Daarnaast waren er diverse beleidsnota’s verouderd. In deze Beleidsnota Bijzondere wetten hebben we de verschillenden beleidstukken onder een paraplu gebracht. In deze Beleidsnota Bijzondere wetten zijn vier hoofdstukken, waarin alles is geregeld met betrekking tot de horeca, coffeeshops, prostitutie en de Kansspelen.

Samenvatting van het oude beleid naar het nieuwe beleid

Klik hier voor de samenvatting [Klik hier om het document te downloaden]

Inhoudsopgave

1              Horeca

1.1           Vestigingsbeleid horeca

1.1.1        Indeling in gebieden.

1.1.2        Indeling in horecacategorieën.

1.2           Vergunningenstelsel horeca

1.2.1        Huidige situatie

1.3           Sluitingstijden

1.3.1        Huidige sluitingstijden.

1.3.2        Werkgroep Jeugd en Alcohol/Regionaal College

1.3.3        Overgangsrecht

1.3.4        Sluitingstijd in het deconcentratiegebied

1.3.4.1     Nieuw beleid

1.3.5        Ontheffing sluitingstijden

1.3.5.1     Nieuw beleid

1.3.6        Ontheffing voor terrassen in de zomermaanden

1.3.6.1     Nieuw beleid

1.4           Terrasbeleid

1.5           Paracommerciële inrichtingen

1.5.1        Huidige situatie

1.5.2        Nieuw beleid

1.6           Ondergeschikte horeca

1.6.1        Huidige situatie

1.7           Uitvoering Wet BIBOB

1.7.1        Huidige situatie

1.7.2        Nieuw beleid

1.8           Tapontheffing (artikel 35 Drank- en Horecawet)

1.8.1        Huidige situatie

1.8.2        Nieuw beleid.

1.9           Bêd en Brochje

1.9.1        Huidige situatie

1.10         Rookbeleid buiten

1.10.1      Huidige situatie

1.11         Glaswerk tijdens evenementen

1.11.1      Huidige situatie

1.11.2      Nieuw beleid

2              Coffeeshopbeleid

2.1           Huidige beleid en stand van zaken

2.2           Nieuw beleid

2.2.1        Geldigheid gedoogverklaring

2.2.2        Hoe komt de aanvraag tot stand

2.2.3        Grenzen aan THC waarde

2.2.4        Aanpassing sluitingstijden

2.2.5        Afstandscriterium tot scholen

2.2.6        Pilot coffeeshops gereguleerd

3              Prostitutiebeleid.

3.1           Huidige situatie

3.2           Vergunningstelsel

3.3           Toezicht

3.4           Hulpverlening

3.5           Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

3.6           Nieuw beleid

3.6.1        Aanvullende  voorschriften vergunning

3.6.2        Extra toezicht functioneren beheerders

4              Kansspelen

4.1           Wet op de Kansspelen

4.2           Speelautomatenhallen

4.2.1        Staand beleid

4.3           Speelautomaten

4.3.1        Huidige situatie

4.3.2        Nieuw beleid

5              Intrekken van diverse beleidsstukken en nota’s

5.1           Intrekking

BIJLAGE 1 Nadere regels prostitutie o.g.v. artikel 3:3 APV

BIJLAGE 2 Bestaande kaart met de horecagebieden in de binnenstad

BIJLAGE 3 Nieuwe kaart met de horecagebieden in de binnenstad (Voorstel)

1 Horeca

1.1 Vestigingsbeleid horeca

1.1.1 Indeling in gebieden.

De belangrijkste doelstellingen van het horecabeleid zijn:

  • -

    Zorgen voor een horecafunctie die deel uitmaakt van een attractieve binnenstad;

  • -

    Versterken van de regionale functie en kwaliteit van de Leeuwarder horeca;

  • -

    Terugdringen horeca gerelateerde overlast;

  • -

    Zorg dragen voor een juridisch instrumentarium waarmee het horecabeleid adequaat kan worden uitgevoerd en;

  • -

    Vergroten van de leefbaarheid en veiligheid, met name in de binnenstad.

Om deze doelstellingen te realiseren is er in het verleden gekozen voor gebiedsdifferentiatie voor de vestiging van horeca-inrichtingen binnen de gemeente. Immers niet in elk gebied in de gemeente kan of mag hetzelfde. Het bestemmingsplan is hierin sturend. Deze keuze is werkbaar en duidelijk gebleken, zodat ook in deze nota die keus wordt voortgezet. De kenmerken van de verschillende gebieden zijn hierin beleidsmatig vastgelegd.

De gebiedsdifferentiatie is gebaseerd op een onderscheid naar zes typen gebieden met een eigen karakteristiek op het gebied van horeca. Het gaat hierbij om gebieden waar de horeca vooral een ondersteunende rol heeft voor andere functies. Gebieden die minder geschikt geacht worden voor horecaontwikkeling, omdat daar of de voorkeur wordt gegeven aan andere functies of dat hierdoor een te sterke versnippering van het horeca-aanbod ontstaat buiten de gebieden die daar beter voor geschikt zijn. Of juist om gebieden waar de horeca het middelpunt vormt. De volgende typen horecagebieden zijn te onderscheiden:

A. Winkelgebied

Het gebied in de binnenstad, bestaande uit het kernwinkelgebied en de belangrijkste aanlooproutes is het winkelgebied (zie bijlage 2, de bijgevoegde kaart horeca indeling). Het beleid richt zich op horecavestigingen die gericht zijn op maaltijdverstrekking en die goed aansluiten op de primaire (winkel)functie van het gebied. Gewenste vormen van horeca zijn bijvoorbeeld een lunchroom, een croissanterie, ijssalon en daarmee vergelijkbare horecabedrijven. De horeca moet kwantitatief ondergeschikt zijn aan de detailhandel. Dit betekent dat het aantal horecavestigingen per straat/blokzijde duidelijk lager moet liggen dan het aantal winkels.

Kenmerken:

  • ·

    De horeca dient zich in principe te beperken tot het gebruik van de begane grond verdieping;

  • ·

    De horeca vervult primair een winkelondersteunende functie die bijdraagt aan het multifunctionele karakter van de binnenstad;

  • ·

    De openingstijden van de horeca sluiten zoveel mogelijk aan bij die van de winkels (horeca overdag ook open);

  • ·

    Het aantal horecavestigingen is ondergeschikt aan dat van de winkels;

  • ·

    Uitbreiding van horeca is niet aan de orde.

B. Concentratiegebied

Er zijn drie concentratiegebieden: Grote Hoogstraat, de directe omgeving rond het westelijke deel van het Ruiterskwartier en een deel van de Weaze-westzijde met het achtergelegen gebied. Dit zijn de gebieden waar het beleid is gericht op concentratie van horecavestigingen, hetzij in mengvorm (dag-, avond- en nachthoreca), hetzij meer toegespitst op een bepaalde vorm van horeca. Nieuwe horecavestiging in een dergelijk gebied is mogelijk.

Uitgangspunt is dat horeca zowel horizontaal (meerdere panden per functie) als verticaal (in etages) mogelijk wordt gemaakt. Per straat of straatwand wordt aangegeven welke categorieën zijn toegestaan en om welke aantallen het mag gaan. Uitgegaan wordt van het aantal panden dat mag worden gebruikt voor een horecafunctie. Dit is in het bestemmingsplan aangeduid op de plankaart, welke gekoppeld is aan een tabel, behorende bij de voorschriften.

Kenmerken:

  • ·

    Het gebied is goed bereikbaar voor auto, openbaar vervoer en (brom -) fiets;

  • ·

    De horeca is gericht op een bovenlokaal verzorgingsgebied;

  • ·

    Horecagebruik hoeft niet beperkt te blijven tot de begane grondverdieping;

  • ·

    Er zijn reeds meerdere horecavestigingen op korte afstand van elkaar aanwezig;

  • ·

    Gebied is niet gelegen in een overlast gevoelige omgeving (bijvoorbeeld een woongebied);

  • ·

    De afstand tot andere concentratiegebieden is zodanig dat deze beloopbaar is;

  • ·

    In het gebied of in de nabijheid van het gebied is bij voorkeur een publiekstrekker aanwezig;

  • ·

    Het gebied heeft een open en overzichtelijke structuur;

  • ·

    Geen horecaontwikkeling in stegen uitkomend op Ruiterskwartier uit oogpunt van de openbare orde.

C. Ontwikkelingsgebied

Dit betreffen de gebieden waar ruimte wordt geboden voor nieuwe vestiging van horecabedrijven, welke de gewenste horecastructuur van de binnenstad kunnen versterken, zoals het Harmoniekwartier. Bij de vorige nota viel ook het gebied rond het Raadhuisplein/ Hofplein/Gouverneursplein en de Weerd hieronder, maar hier is inmiddels de gewenste ontwikkelingssituatie gerealiseerd. Daarom wordt dit niet langer bestempeld als een ontwikkelingsgebied, maar als een consolidatiegebied. De horecaregeling voor deze gebieden is derhalve gelijk, met dien verstande dat het aantal horecabedrijven per straat of straatwand kan verschillen. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in de tabel behorende bij het bestemmingsplan in de binnenstad.

Kenmerken:

  • ·

    De bebouwing en de openbare ruimte biedt ruimte voor horeca –ontwikkeling;

  • ·

    Gebied is niet gelegen in een overlast gevoelige omgeving (bijvoorbeeld een woongebied);

  • ·

    De afstand tot kernwinkelgebied en horecaconcentratiegebieden is zodanig dat deze beloopbaar is;

  • ·

    De horecaontwikkeling voegt iets toe aan aanwezige (geconcentreerde) horecavoorzieningen;

  • ·

    Kleinschaliger horeca qua aantal en omvang dan in concentratiegebieden;

  • ·

    Sturing geven aan kwantiteit in plaats van kwaliteit horeca;

  • ·

    Een specialisatie of thematisering van de horeca ligt voor de hand;

  • ·

    Voor ontwikkelingsgebieden horecagebruik van de verdiepingen bij recht mogelijk maken.

D. Consolidatiegebied

Dit betreffen de gebieden met veelal een gemengde functie, waar het beleid is gericht om naast kwantitatieve beperking mogelijkheden te bieden voor een kwalitatieve verbetering. Nieuwe vestiging van horeca in deze gebieden wordt niet toegestaan, wel wordt gestreefd naar een kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod. Verder wordt een uitwisseling tussen bepaalde horecacategorieën wel toegestaan in die zin dat een horecabedrijf uit de ‘zware’ milieucategorie zonder meer mag worden vervangen door een horecafunctie uit een lichtere milieucategorie.

Deze gebieden zijn niet aan een specifieke centrumbestemming toe te wijzen, maar zijn geregeld in verschillende bestemmingen.

Net als bij de concentratiegebieden en ontwikkelingsgebieden, zijn de horecafuncties per straat of per straatwand vastgelegd in het bestemmingsplan. Uitgangspunt voor deze gebieden is dat het aantal en het type horecabedrijf wordt vastgelegd op de bestaande situatie.

Kenmerken:

  • ·

    De gebieden maken geen deel uit van het kernwinkelgebied of horecaconcentratiegebied, maar zijn hier tegenaan gelegen of er voert een aanlooproute doorheen of langs;

  • ·

    De omgeving en bebouwing zijn niet of minder geschikt voor horecaontwikkeling;

  • ·

    De genoemde openbare ordeproblemen zijn voor het grootste deel niet gerelateerd aan de aanwezige horeca, waardoor ook om deze reden geen beleidswijziging noodzakelijk is;

  • ·

    Binnen dit gebied vindt geen uitbreiding plaats van horeca in welke vorm dan ook. Ook een zwaardere categorie horeca wordt gezien als uitbreiding.

E. Deconcentratiegebied

Dit zijn de gebieden binnen de stadsgrachten, waar het beleid is gericht op de afname van de aanwezige horecavestigingen via natuurlijk verloop. De gemeente voert geen actief beleid om het aantal horecavestigingen te verminderen. In tegenstelling tot de andere horecagebieden, zal hier geen uitwisseling mogen plaatsvinden per straatwand in die zin dat als er een horecabedrijf verdwijnt, er elders geen nieuwe terug mag komen. Dit betekent dus een uitsterfbeleid. Om die reden zal de regeling in het nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad zijn gebaseerd op het via een aanduiding inbestemmen van de huidige functie op de huidige locatie. Bij verdwijning van de functie kan door het college van burgemeester en wethouders een wijzigingsbevoegdheid worden toegepast, teneinde de aanduiding te verwijderen met als doel het voorkomen van nieuwe vestiging van horeca op deze plek.

Het deconcentratiegebied impliceert overigens niet dat horecafuncties zonder meer uitgesloten zijn. Er wordt beperkte ruimte geboden voor bestemmingen waar de horecafunctie ondersteunend is voor maatschappelijke en/of culturele functies die bijdragen tot een aantrekkingskracht van de binnenstad (voorbeeld Museumhaven, terras bij de bibliotheek, theaters). Omdat dit veelal niet voorzienbare ontwikkelingen zijn, en een goede sturing hierop vereist is, wordt voorgesteld dergelijke initiatieven niet binnenplans te regelen, maar via een projectprocedure te laten lopen.

Kenmerken:

  • ·

    De horeca draagt niet bij aan karakter van het gebied;

  • ·

    De omgeving en bebouwing zijn niet of minder geschikt voor horecaontwikkeling;

  • ·

    De omgeving is gevoelig voor overlast;

  • ·

    Het gebied ligt niet in de looproutes tussen de concentratiegebieden en/of het kernwinkelgebied;

  • ·

    De aanwezige horeca heeft vooral een buurt – of lokale functie en draagt niet bij aan uitstraling van binnenstad als uitgaanscentrum;

  • ·

    Horecapanden qua locatie fixeren in de bestemmingsplannen.

F. Horeca buiten de binnenstad

Dit zijn horecavestigingen die buiten de stadsgrachten zijn gelegen. Een groei van het aantal horecavestigingen past niet binnen dit beleid, uitgangspunt is consolideren van bestaande horeca. De horeca dient gesitueerd zijn binnen de buurt- en wijkwinkelcentra. Hierbinnen is eventuele uitbreiding mogelijk, als het gaat om snackbar, buurtcafé, restaurant etc. met primair een beperkt verzorgingsgebied.

In een nieuw woongebied van voldoende omvang, zal bij de plannen voor dit gebied aangegeven worden of ruimte geboden wordt, en zo ja waar, voor de vestiging van horeca. In de regel gaat het hierbij om vormen van eethoreca waarvoor mogelijkheden worden geboden binnen zones waar ook andere verzorgende functies zijn gepland.

Nieuwe vestiging buiten de buurt- en wijkwinkelcentra wordt in principe tegengegaan. Uitzondering is mogelijk indien er aan de volgende punten wordt voldaan:

  • -

    Eethoreca moet gevestigd zijn langs de (stedelijke) hoofd infrastructuur zoals invalswegen en rondwegen.

  • -

    Aantoonbaar voldoende ontsluitingsmogelijkheden.

  • -

    Aantoonbaar voldoende parkeergelegenheden.

  • -

    Geen overlast naar achterliggende (woon) gebieden.

1.1.2Indeling in horecacategorieën.

Naast het onderscheid in gebieden wordt in de bestemmingsplannen ook onderscheid in soort inrichting. De horecacategorieën zoals die in het verleden werden gebruikt, horeca e (eetgelegenheden) en horeca d (waarbij de verstrekking van alcoholische drank centraal staat) waren onduidelijk, omdat veel horecabedrijven in de binnenstad zich op het grensvlak van beide horecacategorieën bevinden. In de vigerende bestemmingsplannen levert dit problemen op ten aanzien van de vergunningverlening en de handhaving.

In het nieuwe bestemmingsplan binnenstad is er een andere categorie-indeling gemaakt. De hiervoor genoemde indeling is, met uitzondering van horeca V, gebaseerd op de effecten op de omgeving (o.a. overlast): categorie I is de lichtste horecacategorie, categorie IV de zwaarste. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat waar een zware horecacategorie is toegestaan, ook een lichte categorie gevestigd mag worden. Op deze manier wordt de uitwisselbaarheid gewaarborgd.

De niet zelfstandige horeca (ondergeschikte horeca), zijnde de horeca die deel uitmaakt van een winkel of een andere functie wordt eveneens specifiek geregeld.

Horeca I is de zogeheten daghoreca: dit betreft de horecazaken die complementair zijn aan de centrumfuncties en zich ook schikken aan de winkeltijden. Het betreft hier bijvoorbeeld de lunch- en tearooms, croissanterieën of de ijssalon. De doelgroep van deze vorm van horeca is hoofdzakelijk de winkelbezoeker die tijdens het winkelen een hapje wil eten

of een ijsje wil nuttigen.

Horeca II zijn de restauratieve horecabedrijven die overwegend in de loop van de middag openen en aan het einde van de avond sluiten. Dit is een ‘rustige‘ horecafunctie waar in de regel geen hoge bezoekersfrequentie aanwezig is.

Horeca III zijn de bezoekersintensieve horecabedrijven die gedurende de hele dag, avond en nacht open kunnen en mogen zijn. Hiermee worden de horecabedrijven bedoeld, waarvan vaak ’s avonds en in de nachturen gebruik van wordt gemaakt om bijvoorbeeld even te ‘snacken’. Het betreft hier bijvoorbeeld eetcafés, cafetaria’s snackbars, automatieken en shoarmazaken.

Horeca IV kan als de zwaarste vorm van horeca worden beschouwd. Deze horecabedrijven zijn veelal uitsluitend ’s avonds en ’s nachts geopend en hebben gedurende deze uren, met name in het weekend, een zeer hoge bezoekersfrequentie. Het betreft hier bijvoorbeeld bars en cafés, de clubs en de discotheken.

Daarnaast zijn de coffeeshops ook aangemerkt als horeca IV, omdat verkoop van drugs planologisch niet relevant is, kan het bestemmingsplan geen mogelijkheden bieden voor een specifieke coffeeshopregeling.

Horeca V is een bedrijfsactiviteit waarbij de bedrijfsuitoefening uitsluitend is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies (hotels).

De gebiedsindeling en de in de bestemmingsplannen gehanteerde categorie-indeling worden gehandhaafd als het vestigingsbeleid voor horeca-inrichtingen.

1.2 Vergunningenstelsel horeca

1.2.1 Huidige situatie

Op 25 mei 2009 heeft de gemeenteraad besloten de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden (hierna te noemen APV) dusdanig te wijzigen dat voor horecabedrijven, die alcohol schenken, de exploitatievergunning niet langer nodig is. De wijziging van de APV is gedaan in het kader van de deregulering en betekent een lastenverlichting voor horecaondernemers.

Deze wijziging is op 4 juni 2009 in werking getreden. Dit houdt in dat horecabedrijven die alcohol schenken alleen een Drank- en Horecavergunning nodig hebben op grond van de Drank- en Horecawet. Indien het horecabedrijf een terras exploiteert en afwijkende sluitingstijden heeft, dan is er naast de Drank- en Horecavergunning nog een terrasvergunning en een ontheffing sluitingsuur nodig. Deze vergunningen en ontheffingen worden voor onbepaalde tijd verstrekt. Indien er wijzigingen zijn met betrekking tot de inrichting, sluitingsuur, de leidinggevenden of bij een overname, dan dient de exploitant een vergunning/ontheffing aan te vragen.

In de APV is geregeld dat alleen niet alcoholhoudende horecabedrijven (o.a. coffeeshops) een exploitatievergunning nodig hebben. Hierin is vooral geregeld de openbare orde en veiligheid en eisen ten aanzien van de inrichting.

In de exploitatievergunning kan onder meer per inrichting het volgende geregeld worden:

  • -

    Het treffen van maatregelen ten aanzien van het voorkomen van overlast voor zover niet geregeld in hogere wetgeving (b.v. openbare orde op straat via toezicht houden).

  • -

    Nadere eisen van zedelijkheid ten aanzien van de houder van de inrichting.

  • -

    Nadere eisen aan de inrichting.

Gelet op de recente wijziging in het vergunningenstelsel, worden hierin geen verdere wijzigingen aangebracht.

1.3 Sluitingstijden

1.3.1 Huidige sluitingstijden.

De sluitingstijden van de horecazaken zijn gebiedsgerelateerd en zijn geregeld in de APV.

  • ·

    Voor het concentratiegebied, ontwikkelingsgebied, consolidatiegebied en het Stationskwartier gelden voor de bedrijven de openingstijden van 08.00 uur tot 06.00 uur, met dien verstande dat het tussen 03.00 uur en 06.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht.

  • ·

    Voor het deconcentratiegebied gelden de openingstijden van 08.00 uur tot 23.00 uur.

  • ·

    In het winkelgebied en de gebieden buiten de stadsgrachten gelden voor de bedrijven openingstijden van 08.00 uur tot 01.00 uur, met dien verstande, dat het tussen 00.00 uur en 01.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht.

Een uitzondering op de sluitingstijden wordt gemaakt voor aan het FEC verbonden horeca-inrichtingen op de dagen dat de veemarkt wordt gehouden. Verder kan de burgemeester op basis van de APV voor een afzonderlijk horecabedrijf (of voor een daartoe behorend terras) ontheffing voor sluitings- en/of toelatingsuren worden verleend. Deze ontheffingen worden alleen verleend indien een bedrijf op grond van het overgangsrecht recht heeft op andere sluitingstijden, dan voor het gebied, waarin de inrichting ligt, gelden.

1.3.2 Werkgroep Jeugd en Alcohol/Regionaal College

De werkgroep J&A/RC is in 2008 ontstaan omdat meerdere burgemeesters wilden onderzoeken of het mogelijk is om toelatings- en sluitingstijden regionaal af te stemmen als middel om het alcoholgebruik onder jongeren te beperken. Regionale afstemming is daarbij wenselijk omdat de horeca anders in een oneerlijke concurrentiepositie wordt gebracht. Regionale afstemming zal dan mogelijk ook tot meer draagvlak onder de horeca leiden. In de loop van de tijd is het thema verhoging van de leeftijdsgrens daarbij gekomen. De drive bij burgemeesters om het alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen komt voort uit zowel een algemene zorg over de gezondheidsrisico’s die daaraan kleven, maar ook vanwege het terugdringen van de overlast die overmatig alcoholgebruik vaak met zich meebrengt. In de loop van de tijd is daar, mede naar aanleiding van de ontwikkelingen rondom de herziening van de Drank- en Horecawet, het onderwerp “leeftijdsgrenzen alcoholgebruik” aan toegevoegd. In de loop van 2010 zullen voorstellen worden uitgewerkt om de toelatingstijden regionaal af te stemmen. Daarnaast zal worden onderzocht in hoeverre de herziene Drank en Horecawet aanknopingspunten biedt voor het verhogen van de leeftijdsgrens voor de verstrekking van alcohol van zestien naar achttien jaar. En in hoeverre het wenselijk en haalbaar is om in Fryslân gebruik te maken van deze mogelijkheden.

De werkgroep J&A/RC vindt het wenselijk dat in de wet de ondergrens voor alcohol wordt opgehoogd naar achttien jaar. Hiermee wordt duidelijkheid geschapen en geldt binnen alle gemeenten hetzelfde regime. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de leeftijd waarop alcohol gebruikt wordt, bepalend is voor de schade die er mee wordt veroorzaakt. Het wettelijk verhogen van de ondergrens helpt gemeenten/regio’s om, aangevuld met andere beleidsmaatregelen, het alcoholgebruik onder jongeren te beperken. Zoals in het actieprogramma is aangegeven zal in de werkgroep RC/J&A verder onderzocht worden welke mogelijkheden de herziene DHW biedt voor het verhogen van de leeftijdsgrens voor de verstrekking van alcohol van zestien naar achttien jaar. Handhaving en toezicht zijn daarbij cruciaal.

1.3.3 Overgangsrecht

De Raad heeft op 16 december 2002 vastgesteld dat voor horecabedrijven een “eeuwigdurend” overgangsrecht van de sluitingstijden geldt, indien de bedrijfsvoering gelijk blijft. Dit zijn horecabedrijven, niet gelegen in het concentratie-, ontwikkelings- of consolidatie-gebieden, waarvoor op 15 januari 1998 andere (latere) sluitingstijden golden, met uitsluiting van de bepalingen voor de sluitingstijden van terrassen. Hierdoor is er met name binnen het deconcentratiegebied een veelheid aan sluitingstijden. Voor de duidelijkheid wordt daarom nu bij de vergunning een raamkaart verstrekt, waarop de openings-, sluitings – en toelatingstijden van de horecavestiging staan vermeld. Deze kaart wordt op een voor een ieder zichtbare plaats opgehangen. Indien dit niet gebeurt dan gelden de sluitingstijden van 23.00 uur. Op deze wijze is handhaving van de verschillende sluitingstijden beter mogelijk. Bovendien ontstaat voor de consument duidelijkheid over de openingstijden van de betreffende vestiging.

1.3.4 Sluitingstijd in het deconcentratiegebied

Zoals in vorige paragraaf al is aangegeven, is er met name in het deconcentratiegebied sprake van een veelheid aan sluitingstijden, veroorzaakt door het overgangsrecht. Hierdoor komt het voor dat in één straat drie bedrijven verschillende sluitingstijden hebben. Dit schept onduidelijkheid, zowel voor de burger, de ondernemer, als ook voor de gemeente zelf. Immers, aan de burger en ondernemer valt niet uit te leggen waarom het ene bedrijf om 23.00 uur dicht moet, terwijl een naastgelegen bedrijf tot 06.00 uur open mag zijn. Ook het toezicht op de horeca wordt hierdoor bemoeilijkt.

Dat in het deconcentratiegebied een sluitingstijd van 23.00 uur geldt, vindt zijn oorsprong in het feit dat er destijds meer horeca-inrichtingen binnen dat gebied lagen, welke overlast veroorzaakten. Omdat de hoofdfunctie binnen het deconcentratiegebied over het algemeen wonen is, is dit begrijpelijk. Voorts was de beleidsvisie dat in dat deel van de binnenstad het aantal horeca-inrichtingen moest afnemen en dat horeca-drank inrichtingen zoveel mogelijk moesten verdwijnen of omgezet moesten worden in een horeca-eet inrichting. Deze ontwikkeling heeft zich in het afgelopen decennium voorgedaan. Hierdoor is de druk op het gebied afgenomen en het bestemmingsplan biedt ook geen ruimte voor meer inrichtingen.

1.3.4.1 Nieuw beleid

Voor het deconcentratiegebied, gelijk aan het winkelgebied en de woongebieden buiten de stadsgrachten, worden openingstijden vastgesteld van 08.00 uur tot 01.00 uur, met dien verstande, dat het tussen 00.00 uur en 01.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt.

Hiermee wordt recht gedaan aan deregulering om de sluitingstijden eenduidiger te maken, nu het hier een woongebied betreft, zoals die zich ook buiten de stadsgrachten bevinden. Tevens worden de sluitingstijden voor een groot gedeelte van de horeca-inrichtingen gelijk getrokken. Dit zorgt voor rechtsgelijkheid, eenduidigheid en vereenvoudiging. Het gaat hier om twaalf horeca-inrichtingen die een sluitingstijd hebben van 01.00 uur waarbij geen overlastsituaties bekend zijn van omwonenden.

Om de sluitingstijden helemaal op lijn te krijgen, wordt voor de bedrijven in het deconcentratiegebied, die nu nog recht hebben op een latere sluitingstijd dan 01.00 uur, het overgangsrecht aan een termijn van vijf jaar gebonden. Het betreft drie horeca-inrichtingen, waarvan één horeca-inrichting leeg staat met een sluitingstijd van 06.00 uur en waarvan er twee in het weekend later open mogen zijn. Aanpassing van de sluitingstijden en het overgangsrecht is opgenomen in de APV.

Op 31 januari 2011 is tijdens de raadsvergadering een amendement ingediend door de VVD en deze is aangenomen om het overgangsrecht van vijf jaar bij horecabedrijven die recht hebben op een latere sluitingstijd in het deconcentratiegebied terug te brengen in de oude staat. Dit houdt in dat het eeuwigdurend overgangsrecht van toepassing blijft.

1.3.5 Ontheffing sluitingstijden

De burgemeester kan op basis van de APV ontheffing verlenen van het sluitingstijdstip van 23.00 uur en 01.00 uur tot uiterlijk 02.00 uur. Zo wordt ieder jaar door de burgemeester ontheffing verleend voor alle horecabedrijven tot 02.00 uur, gedurende de volgende perioden:

  • -

    In de nacht van 31 december op 1 januari tot 02.00 uur.

  • -

    In de nacht van 1 op 2 januari (Nieuwjaar) tot 02.00 uur.

  • -

    In de beide Paasnachten.

  • -

    In de nacht van 30 april (Koninginnedag) op 1 mei.

  • -

    In de nacht van 5 op 6 mei (Bevrijdingsdag).

  • -

    In de beide Pinksternachten.

  • -

    In de nacht van 25 op 26 en van 26 op 27 december (Kerstdagen).

Momenteel is er voor horecabedrijven die een sluitingstijd hebben van 23.00 uur of 01.00 uur een mogelijkheid om vier maal per jaar een ontheffing aan te vragen van het sluitingsuur van maximaal een uur. Het moet wel gaan om een bijzondere gelegenheid. In de praktijk is gebleken dat vier maal per jaar aan de lage kant is voor alle initiatieven. Er zijn diverse signalen binnen gekomen van culturele instellingen en dorpscentra om het aantal van vier uit te breiden.

1.3.5.1 Nieuw beleid

De afwijkende sluitingstijden zijn vastgelegd in algemene regels in de APV, zodat de burgemeester niet jaarlijks een ontheffing hoeft te verlenen voor bovenstaande dagen.

Voor zes verschillende dagen kan een ontheffing worden verleend tijdens bijzondere omstandigheden die buiten de normale bedrijfsvoering vallen en waarbij een latere sluitingstijd wenselijk is. Naast de vastgestelde dagen zoals oud en nieuw, Pasen, Pinksteren, bevrijdingdag, Kerstdagen, is er dan nog een mogelijkheid een afwijkende sluitingsuur te vragen.

1.3.6 Ontheffing voor terrassen in de zomermaanden

In de APV is nu geregeld dat het in de maanden juni, juli en augustus toegestaan is het terras in de nacht van zaterdag op zondag tot 02.00 uur geopend te hebben, in plaats van 01.00 uur. In de inspraak is naar voren gekomen om een ontheffing te verlenen voor de terrassen om een uur langer open te zijn tot 02.00 uur in de maanden juni, juli en augustus in de nacht van vrijdag op zaterdag (zoals in de nacht van zaterdag op zondag) binnen de stadsgrachten in het concentratie-, ontwikkelings- of consolidatiegebied en het Stationskwartier. De burgemeester is bereid hiermee een proef te doen om een ontheffing voor een jaar te verlenen. De reden dat het hier een proef betreft vloeit voort uit het feit dat in de afgelopen jaren overlast is geconstateerd op deze avonden aan de Stationsweg en het Ruiterskwartier.

1.3.6.1 Nieuw beleid

Gedurende de proef zal een ontheffing van het sluitingsuur voor een jaar voor de terrassen in de maanden juni, juli en augustus in de nacht van vrijdag op zaterdag tot 02.00 uur worden verleend, in plaats van 01.00 uur. De proef geldt alleen voor de gebieden binnen de stadsgrachten in het concentratie-, ontwikkelings- of consolidatiegebied en het Stationskwartier.

Indien de proef goed verloopt dan zal de APV hierop gewijzigd worden.

Op 31 januari 2011 is tijdens de raadsvergadering een motie ingediend door de VVD en deze is aangenomen, om een proef van een jaar van de maand september toe te voegen aan de ontheffing om de terrassen een uur langer open te houden tot 02.00 uur in de nacht van vrijdag op zaterdag en in de nacht van zaterdag op zondag binnen de stadsgrachten in het concentratie-, ontwikkelings- of consolidatiegebied en het Stationskwartier.

Na één jaar zal de proef voor de terrassen om een uur langer open te zijn tot 02.00 uur in de maanden juni, juli en augustus in de nacht van vrijdag op zaterdag en voor de maand september binnen de stadsgrachten in het concentratie-, ontwikkelings- of consolidatiegebied en het Stationskwartier worden geëvalueerd en de evaluatie moet tijdig voor het zomerseizoen 2012 worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

1.4 Terrasbeleid

Eind 2006 zijn er op basis van de APV regels voor terrassen vastgesteld. De terrasvergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend. Daarnaast is een terras een lokaliteit in de zin van de Drank- en Horecawet. Indien het gaat om een overdekt terras is de Woningwet van toepassing. Ten aanzien van dit laatste soort terras is de bouwregelgeving helder, zodat daar in de nota niet meer op in wordt gegaan. Voor de terrassen zijn toen regels vastgesteld. Inmiddels is in de praktijk gebleken dat niet alle regels gehandhaafd kunnen worden. Ook in het kader van de deregulering zouden een aantal regels kunnen vervallen, zonder dat dit afbreuk doet aan het beeld van de terrassen. Daarnaast brengt deze nota ook weer wijzigingen met zich mee.

Daarom wordt nu het volgende terrassenbeleid vastgesteld:

  • .

    De sluitingstijden voor de terrassen zijn opgenomen in de APV;

Indien terrasschermen worden geplaatst, dienen ze aan de volgende eisen te voldoen:

  • ·

    Een hoogte van maximaal 1,50 meter en een eventueel gesloten onderzijde van maximaal 0,60 meter

  • ·

    Langs de gracht: een volledige transparante uitvoering (van gehard blank glas). Het glas dient aan de bovenzijde een horizontale afwerking te hebben;

  • ·

    Dwars op de gracht en aan de gevel een uitvoering met een transparante bovenzijde;

  • ·

    De terrasschermen dienen recht te worden gesteld, ongeacht het soms aflopende straatpeil, en van een (verstelbaar) bevestigingssysteem te moeten worden voorzien;

  • ·

    Bevestiging in het straatwerk dient verwijdering van de terrasschermen mogelijk te maken, zonder boven het straatwerk uitstekende bevestigingselementen.

Parasols:

  • ·

    Te plaatsen parasols dienen van een solide uitvoering te zijn en moeten op de juiste wijze in het straatwerk worden bevestigd;

  • ·

    De parasol mag niet groter zijn dan het terras;

  • ·

    De plaatsing van bevestigingspunten voor parasols in het straatwerk geschiedt pas na overleg met en door de gemeente.

Terrasmeubilair:

  • ·

    Hoewel het type terrasmeubilair vrij is naar keuze, is het gebruik van plastic meubilair uitgesloten, tenzij het kunststof terrasmeubilair betreft dat er uit ziet als riet of rotan of een ander natuurproduct;

  • ·

    Het terrasmeubilair mag niet worden bevestigd in het straatwerk;

  • ·

    Buiten de exploitatie-uren dient het terrasmeubilair inpandig te worden opgeslagen. Wanneer zulks niet mogelijk is, dient de exploitant nadere afspraken te maken met de gemeente;

  • ·

    Stoelen en tafels, die buiten de inrichting en tegen de gevel van die inrichting worden opgeslagen, moeten vervaardigd zijn van brandvertragend materiaal (klasse 2). Dit voorschrift houdt verband met de brandveiligheid van opslag van materialen;

  • ·

    De exploitanten mogen het hele jaar een terras opstellen;

  • ·

    Bij coffeeshops zijn terrassen niet toegestaan;

  • ·

    Bij ondergeschikte horeca (kleinschalige horeca binnen een andere bestemming) zijn terrassen die toegankelijk zijn zonder de inrichting te hoeven betreden, of terrassen die vanaf een openbare plaats zichtbaar zijn, niet toegestaan;

  • ·

    Bij winkels, niet hebbende ondergeschikte horeca, is het plaatsen van één bankje voor de gevel van de winkel toegestaan, indien ook het plaatsen van een uitstalling daar toegestaan is.

Overig:

  • ·

    Bij de vorming van een terras dient rekening gehouden te worden met de bereikbaarheid van de panden. Andere functies, zoals winkels of het verkeer, mogen niet een negatief effect ondervinden van de terrassen ter plaatse, zoals in het verleden wel is gebeurd. Het beleid is daarom als volgt:

  • -

    Terrassen tegen de gevel van de horeca-inrichting mogen niet breder zijn dan de gevel;

  • -

    Voor voetgangers dient er een ruimte over te blijven van minimaal 1,50 meter op het trottoir, of, indien het terras zich bevindt in een autovrij gebied, op de weg;

  • -

    In gebieden met winkels moet worden uitgegaan van een ruimte van minimaal 4 meter;

  • -

    In straten waar het trottoir smal is en het trottoir over het algemeen niet door voetgangers gebruikt wordt, omdat het trottoir onderbroken wordt door stoepjes, hekjes en kelderingangen, is een gevelterras toegestaan, indien op dat stuk trottoir ook het plaatsen van een uitstalling is toegestaan en het gevelterras niet verder dan 1 meter uit de gevel staat;

  • -

    Terrassen die van de horeca-inrichting worden gescheiden door een voetgangers- of andere verkeersstroom dienen qua grootte afgestemd te worden op de gevelbreedte, tenzij rechthebbenden op de naastliggende panden, in kunnen stemmen met een breder terras tegenover hun zaak. In dat geval mag het terras breder. Het begrip

  • -

    “rechthebbende” wordt hierbij gedefinieerd als eenieder, die een direct belang heeft in een naastliggend pand. De instemming van de rechthebbenden geldt voor onbepaalde tijd en ook voor een opvolgende rechthebbende. Indien de rechthebbenden uit zichzelf aangeven moeite te hebben met het terras, zal eerst gezocht worden naar een compromis. Mocht dit niet mogelijk zijn, en het terras moet verdwijnen, dan geldt een overgangstermijn van 5 jaar. Gedurende deze termijn kan de ondernemer inspelen op de veranderende situatie en eventuele gedane investeringen in het terras afschrijven. Het terras verdwijnt niet indien een eerdere rechthebbende reeds heeft ingestemd;

  • -

    Een losstaand terras mag niet verder van de horeca-inrichting (dichtstbijzijnde muur pand) liggen dan 20 meter (rand van het begin van het terras);

  • -

    Terrassen op een plein of een verbreding in de straat worden gesitueerd overeenkomstig een door de wegbeheerder op te maken terrassenplan. Dit terrassenplan maakt onderdeel uit van de vergunning van de desbetreffende horeca-inrichting. Bij het maken van het terrassenplan worden de in het voorgaande genoemde afstanden in acht genomen;

  • -

    Een aanvraag voor inrichting van een terras of uitbreiding van een terras wordt getoetst aan de beleidsnota Bijzondere wetten;

  • -

    Het plaatsen van verwarmingsapparaten op terrassen is toegestaan;

  • -

    Er worden geen extra terrassen of vergroting van bestaande terrassen toegestaan tijdens feestdagen of evenementen, tenzij een tijdelijke uitbreiding van het terras binnen het evenemententerrein ligt. In verband met de drukte op dergelijke dagen en de daarmee gepaard gaande verdeelde inzet van toezichthouders was deze regel de laatste jaren al praktijk.

  • -

    Locaties, die van belang kunnen zijn voor evenementen, moeten gevrijwaard blijven van terrassen. In ieder geval dient het trottoir van de Nieuwestad z.z. en de Wirdumerdijk gevrijwaard te blijven van terrassen. Binnen de in de nota “Levendigheid in de Binnenstad: een passend gebruik van de openbare ruimte” aangegeven kwetsbare en bijzonder kwetsbare gebieden dient voor de horecagelegenheden die een aanvraag doen voor een terras een nadere stedenbouwkundige toets plaats te vinden;

  • -

    Als het gedeelte van de openbare weg, waar het terras is opgericht, betrokken is bij een evenement, moet het meubilair tijdelijk worden verwijderd;

  • -

    Tevens geldt de terrasvergunning niet indien aan de weg onderhoud moet worden gepleegd, de weg moet worden vernieuwd of heringericht.

1.5 Paracommerciële inrichtingen

1.5.1 Huidige situatie

In de gemeente Leeuwarden zijn ongeveer 95 paracommerciële instellingen met een Drank- en Horecavergunning. Onder paracommercieel wordt verstaan een vorm van niet-commerciële horeca door verenigingen of stichtingen. Zij moeten voldoen aan één van de doelstellingen van artikel 4 van de Drank- en Horecawet: een instelling (meestal stichting of vereniging) van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve of godsdienstige aard. Dit wordt vastgesteld door naar de statuten van de stichting of vereniging te kijken.

Van ongewenste mededinging is geen sprake als een instelling voldoet aan onder meer de volgende voorwaarden:

  • ·

    Ingeschreven staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • ·

    Ingeschreven staat bij het Bedrijfschap Horeca en Catering;

  • ·

    De collectieve arbeidsovereenkomst voor de horecasector volledig toepast;

  • ·

    Voor al haar werknemers de verschuldigde sociale verzekeringspremies en belastingen op het volledige loon inhoudt en afdraagt;

  • ·

    Alle overige verschuldigde belastingen afdraagt en geen BTW-vrijstelling geniet;

  • ·

    Niet hoofdzakelijk draait dankzij de inzet van vrijwilligers;

  • ·

    Geen overheidssubsidie – in welke vorm dan ook – ontvangt;

  • ·

    Een prijsniveau hanteert, vergelijkbaar met soortgelijke horecabedrijven ter plaatse of in de omgeving;

  • ·

    Onderneemt voor rekening en risico van de instelling zelf;

  • ·

    Onderneemt op een manier die past in het bestemmingsplan, dat wil zeggen dat de accommodatie (mede) de bestemming horeca heeft en niet alleen een bestemming maatschappelijke of sociaal-culturele doeleinden;

  • ·

    De instelling een accommodatie in eigendom bezit of hiervoor een reële huurprijs betaalt in overeenstemming met de marktwaarde, dan wel een aangepaste huurprijs in relatie tot het primaire doel van de exploitatie.

Afhankelijk van de mate en ernst van de ongewenste mededinging worden voorschriften of beperkingen aan de vergunning verbonden. De instrumenten om niet wenselijke mededinging aan te pakken zijn de volgende:

  • -

    Toepassing geven aan de artikelen 4 tot en met 6 en 9 van de Drank- en Horecawet.

  • -

    Het verbinden van voorschriften aan nieuwe Drank- en Horecavergunningen.

  • -

    Het toetsen en handhaven van bestuursreglementen.

  • -

    Het verbinden van nadere voorschriften aan bestaande Drank- en Horecavergunningen.

De regels voor paracommerciële instellingen zijn:

  • ·

    Twee leidinggevenden moeten het diploma SVH verklaring sociale hygiëne hebben;

  • ·

    Gedurende tijden dat alcohol wordt geschonken, dient een leidinggevende met het diploma SVH verklaring sociale hygiëne aanwezig te zijn of een barvrijwilliger die door het bestuur is geïnstrueerd over verantwoord alcoholgebruik;

  • ·

    De tijden waarop alcohol geschonken wordt, moeten zichtbaar worden aangegeven;

  • ·

    De wettelijke leeftijdsgrenzen moeten zichtbaar worden aangegeven;

  • ·

    Er mag niet geschonken worden aan mensen onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen

  • ·

    Het bestuur stelt een bestuursreglement (de huisregels) vast waarbij de volgende elementen verplicht zijn:

  • 1.

    Hoe het bestuur waarborgt dat de verstrekking van sterk- c.q. zwakalcoholhoudende dranken geschiedt door personen die voldoende kennis en inzicht hebben in sociale hygiëne. Het bestuur stelt kwaliteitseisen op voor barvrijwilligers over verantwoord alcoholgebruik.

  • 2.

    Op welke dagen en tijdstippen sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank wordt verstrekt. Deze dagen en tijdstippen moeten duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit worden aangegeven.

  • 3.

    Hoe het toezicht op de naleving van de inhoud van het reglement zal plaatsvinden.

Andere onderwerpen die in het bestuursreglement kunnen worden opgenomen, zijn bijvoorbeeld:

  • -

    Regels omtrent omgaan met agressie en normafwijkend gedrag, tegengaan van drugsgebruik en seksuele intimidatie;

  • -

    Beperkingen van het assortiment alcoholhoudende dranken;

  • -

    Beleid ter promotie van alcoholvrije dranken;

  • -

    Voorschriften over de prijsverhouding tussen alcoholhoudende en alcoholvrije dranken.

De vergunningvoorschriften of beperkingen zijn:

  • ·

    De vergunning geldt niet voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatste vóór, tijdens of ná bijeenkomsten van persoonlijke aard, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Drank- en Horecawet;

  • ·

    Het is verboden bijeenkomsten van persoonlijke aard, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Drank- en Horecawet, openlijk aan te prijzen, daarmee te adverteren of daarvoor reclame te maken;

  • ·

    De tijden gedurende welke in een niet-commerciële instelling sterk- c.q. zwakalcoholhoudende drank mag worden verstrekt worden beperkt door aan de Drank- en Horecavergunningen voortaan de navolgende voorschriften te verbinden, luidend als volgt voor:

Recreatieve- sportieve en sociaal-culturele instellingen

De vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse gedurende één uur voor bijeenkomsten/trainingen/wedstrijden, tijdens en tot uiterlijk twee uur na activiteiten met een sportief/ recreatief/sociaal of cultureel karakter, onder de voorwaarde dat de activiteiten passen in de in statutaire doelstelling en georganiseerd in verenigingsverband.

Educatieve instellingen en instelling van levensbeschouwelijk of godsdienstige aard

De vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse in het kader van het onderricht/bijeenkomsten, tot uiterlijk twee uur na afloop van de laatste les/dienst, onder de voorwaarde dat deze activiteiten passen in de statutaire doelstelling.

1.5.2Nieuw beleid

In de huisregels (bestuursreglement) van de paracommerciële instellingen komt te staan, dat tijdens de jeugdactiviteiten, jeugdwedstrijden en jeugdbijeenkomsten, waaraan jeugd tot en met 15 jaar deelneemt geen alcohol mag worden verstrekt.

Daarnaast worden de vergunningvoorwaarden aangepast, zodat de Drank- en Horecavergunning uitsluitend geldt voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse gedurende één uur voor bijeenkomsten/trainingen/wedstrijden, tijdens en tot uiterlijk één uur na activiteiten met een sportief, recreatief, levensbeschouwelijk of goddienstige, educatief, sociaal-cultureel karakter, onder de voorwaarde dat de activiteiten passen in de in statutaire doelstelling.

Dit vanwege het terugdringen van alcoholgebruik in laagdrempelige inrichtingen. Daarnaast worden ook in andere Friese gemeenten deze tijden gehanteerd.

Op 31 januari 2011 is tijdens de raadsvergadering een amendement ingediend door de PVDA en deze is aangenomen om de vergunningvoorwaarden van de schenktijden bij paracommerciële instellingen weer terug te brengen in de oude staat. Dit houdt in dat het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse gedurende één uur voor bijeenkomsten/trainingen/wedstrijden, tijdens en tot uiterlijk twee uur na activiteiten met een sportief, recreatief, levensbeschouwelijk of goddienstige, educatief, sociaal-cultureel karakter onder de voorwaarde dat de activiteiten passen in de in statutaire doelstelling. De vergunningvoorwaarden van de Drank- en horecavergunningen bij paracommerciële instellingen hoeft niet aangepast te worden.

1.6 Ondergeschikte horeca

1.6.1 Huidige situatie

Ondergeschikte horeca is het kleinschalig verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, dat ondergeschikt onderdeel is van de hoofdactiviteit. Hierbij valt te denken aan een koffiecorner bij een winkel, eethoek bij de visboer, eetcafé bij een musea, leescafé bij een bibliotheek etc. De ondergeschikte horeca mag niet leiden tot overlast of tot aantasting van de openbare orde in de omgeving.

Als een bestemmingsplanregeling niet voorziet dat ondergeschikte horeca toelaatbaar is, dan gelden voor het horecagedeelte de hieronder zeven genoemde eisen. Daarnaast is de ondergeschikte horeca vrijgesteld van de vergunningsplicht exploitatievergunning, gelet op artikel 2:28 en 2:28 c van de APV, maar de ondergeschikte horeca moet wel voldoen aan de volgende eisen:

  • 1.

    De opening- en sluitingstijden van het horecabedrijf zijn dezelfde als die van de hoofdfunctie c.q. hoofdactiviteit, of het horecabedrijf begint later en/of eindigt eerder dan de hoofdactiviteit;

  • 2.

    Het horecabedrijf is niet rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk;

  • 3.

    Er worden op, aan of bij de openbare weg geen aanduidingen gegeven waaruit op te maken valt dat in de inrichting etenswaren en dranken tegen betaling worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;

  • 4.

    Er wordt geen reclame gemaakt voor het horecabedrijf;

  • 5.

    Er is geen buitenterras dat rechtstreeks vanaf de weg zichtbaar en toegankelijk is;

  • 6.

    Het horecabedrijf wordt uitgeoefend op een vloer- of grondoppervlakte dat niet meer bedraagt dan 15% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting, waarin de hoofdbestemming is verwezenlijkt, dan wel grondoppervlakte waarop de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 150 m2;

  • 7.

    Bij hoofdbestemmingen die meer dan 1500 m2 in beslag nemen mag het ondergeschikte horecabedrijf niet meer dan 10% van de netto vloeroppervlakte van de inrichting waarin de hoofdfunctie wordt uitgeoefend, tot een maximum van 450 m2, in beslag nemen.

Het beleid rond ondergeschikte horeca blijft ongewijzigd.

1.7 Uitvoering Wet BIBOB

1.7.1 Huidige situatie

Op 25 april 2006 hebben het college en de burgemeester de Beleidslijn BIBOB vastgesteld. Deze is op 11 mei 2006 in werking getreden. De Wet BIBOB is hierbij van toepassing verklaard op vergunningen voor de horeca (inclusief coffeeshops), seksinrichtingen, speelautomatenhallen en evenementen.

Bij aanvragen voor deze vergunningen wordt de volgende beleidslijn gevolgd:

  • 1.

    Bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (aanvraagformulier, bescheiden) over financiering, bedrijfsactiviteiten, zeggenschap en bedrijfsstructuur globaal bekeken (lichte toets);

  • 2.

    Als er naar aanleiding van het ingevulde vragenformulier en op basis van de bijhorende stukken nog onduidelijkheden zijn dan wordt een diepgaande toets uitgevoerd. Uiteraard wordt eerst getracht onduidelijkheden op te helderen door hierover de aanvrager te bevragen. De diepgaande toets wordt binnen de wettelijke termijn voor afgifte van de betreffende vergunning afgehandeld;

  • 3.

    Bij inrichtingen die op grond van strijd met de openbare orde of 13b van de Opiumwet zijn gesloten wordt in principe een diepgaande toets uitgevoerd;

  • 4.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om in een bepaald geval een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen, wordt een diepgaande toets uitgevoerd en wordt vervolgens advies aan het landelijk Bureau BIBOB gevraagd;

  • 5.

    In gevallen dat is overgegaan tot de diepgaande toets, kan het bestuursorgaan bij twijfel over de authenticiteit van de overhandigde stukken, de aanvrager verzoeken de originele documenten te tonen;

  • 6.

    Advies aan het landelijk Bureau BIBOB wordt gevraagd als :

  • ·

    Na de diepgaande toets nog vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur;

  • ·

    Na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf;

  • ·

    Na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over omstandigheden rond de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • ·

    De officier van justitie de gemeente adviseert om in geval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen.

Tevens is een privacyprotocol gemaakt, om te voorkomen dat de verkregen gegevens openbaar worden, hetgeen in strijd zou kunnen zijn met de privacy. Hierin zijn regels vastgesteld over geheimhoudingsplicht, toegang tot gegevens, raadplegen dossiers, bewaren van de dossiers en het advies van het landelijk Bureau BIBOB.

Naar aanleiding van de evaluatie van dit beleid in 2007 is het vragenformulier verbeterd, is een aantal bijlagen geschrapt en is de samenwerking met andere partijen verbeterd. Een voorbeeld hiervan is het Integraal Overleg Handhaving. Landelijk is er de ontwikkeling van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC). Deze instantie, waar in het noorden alle gemeenten van de drie provinciën zijn aangesloten, zal in de nabije toekomst een belangrijke rol vervullen in de informatieverzameling in het kader van de Wet BIBOB. Bovendien kunnen, los van een aanvraag, panden of ondernemers gescreend worden in verband met criminele activiteiten.

1.7.2 Nieuw beleid

Zowel de Drank- en Horecavergunning als de exploitatievergunning worden nu verleend voor onbepaalde tijd. Voorheen was de BIBOB-toets gekoppeld aan de periodieke verlenging van de exploitatievergunning. Dit is nu niet meer mogelijk. Omdat het wenselijk is om periodiek een BIBOB-toets te kunnen doen, wordt daarom de volgende regel aan het bestaande beleid toegevoegd:

  • 7.

    Bij aanvraag van een vergunning wordt een BIBOB-toets gedaan. Bij wijzigingen in de vergunning, binnen vijf jaar na afgifte van de vergunning, wordt in principe niet opnieuw een BIBOB-toets uitgevoerd, tenzij er redenen zijn dit wel te doen. Bij wijziging van de vergunning later dan vijf jaar na afgifte van de vergunning, wordt opnieuw een BIBOB-toets van de vergunning gedaan.

Daarnaast is in de afgelopen jaren gebleken dat de BIBOB-toets een belasting is voor paracommerciële inrichtingen, terwijl het risico op ontoelaatbare situaties daar gering is. Ook in andere gemeenten is de Wet BIBOB op deze groep horeca-inrichtingen niet van toepassing verklaard. Daarom wordt in Leeuwarden de Wet BIBOB niet langer van toepassing verklaard op paracommerciële inrichtingen. Dit betekent een lastenvermindering voor deze groep horeca-inrichtingen.

1.8 Tapontheffing (artikel 35 Drank- en Horecawet)

1.8.1 Huidige situatie

Op grond van artikel 35 Drank- en Horecawet kan de burgemeester voor het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drankop aanvraag ontheffing verlenen van het verbod om zonder (horeca-) vergunning van burgemeester en wethouders het horecabedrijf uit te oefenen. Deze voorziening bestaat voor ‘bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard’ en kan een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen omvatten. Deze mogelijkheid geldt niet voor paracommerciële instellingen die al een Drank- en Horecavergunning hebben. Zij mogen geen feesten of partijen van persoonlijke aard geven en kunnen daarom geen aanspraak maken op een ontheffing.

Wat is een bijzondere gelegenheid?

Een bijzondere gelegenheid kan een evenement zijn. Een evenement is elke voor publiek toegankelijke verricht van vermaak. Daarnaast zijn er nog andere bijzondere gelegenheden die eenmalig zijn, dan wel in de regel niet meer dan twee maal per jaar plaatsvinden, zoals: braderie, jaarlijks sportevenement. Bruiloft, muziek festival, bedrijfsfeest, kermis, bloemetjesmarkt, manifestaties, jaarmarkt, jubileum viering van een bedrijf/persoon etc.

Het toetsingkader en de weigeringgronden zijn:

  • ·

    De leidinggevende mag niet onder curatele staan;

  • ·

    De leidinggevende mag niet uit de ouderlijke macht zijn ontzet;

  • ·

    De leidinggevende mag niet uit de voogdij zijn ontzet;

  • ·

    De leidinggevende mag niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

  • ·

    De leidinggevende moet de leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt;

  • ·

    Er mag geen sterke alcoholische dranken worden geschonken;

  • ·

    De leidinggevende moet in het bezit zijn van een diploma SVH verklaring sociale hygiëne;

  • ·

    De ontheffing kan voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen worden verleend;

  • ·

    Is het een bijzondere gelegenheid of is er een evenementenvergunning verleend;

  • ·

    Indien van toepassing, dat de tijden, waarvoor de ontheffing geldt, dan ook overeen dienen te komen met de in de evenementenvergunning vermelde tijden;

  • ·

    De bijzondere gelegenheid mag zich niet alleen richten tot voornamelijk minderjarigen;

  • ·

    Indien de evenementenvergunning is geweigerd, dan kan de ontheffing niet in behandeling worden genomen;

  • ·

    Bij het toetsen van de zedelijkheid kan alleen informatie van de politie gebruikt worden. Ruimte voor het opvragen van informatie bij de Justitiële Informatiedienst is er niet.

Aan de ontheffing worden de volgende voorschriften verbonden:

  • ·

    De in de ontheffing vermelde leidinggevende(n) dient gedurende de tijden dat er zwakalcoholische drank wordt geschonken, steeds aanwezig te zijn;

  • ·

    Het is verboden om personen jonger dan zestien jaar dienst te laten doen, gedurende de tijd dat zwakalcoholische dranken worden verstrekt;

  • ·

    De verstrekking van zwakalcoholische drank mag niet geschieden aan personen die de leeftijd van zestien jaar niet hebben bereikt;

  • ·

    Op plaatsen waar zwakalcoholische dranken worden verstrekt, moet er zichtbaar en goed leesbaar aangegeven worden welke leeftijdsgrens er geldt (beneden de zestien jaar geen zwakalcoholische dranken);

  • ·

    Zwak alcoholische dranken zijn bier, wijn en gedistilleerde dranken met een alcoholgehalte van minder dan 15%. Alle gedistilleerde dranken die 15% alcohol of meer bevatten (zoals likeur, whisky, wodka, jenever) behoren tot de categorie sterke drank;

  • ·

    Er mag ter plaatse van de verstrekking geen sterke drank aanwezig zijn en geen sterke drank worden gemixt met frisdranken;

  • ·

    Op het tappunt moet voor het publiek steeds alcoholvrije drank verkrijgbaar zijn;

  • ·

    Personen, die kennelijk onder de invloed van alcoholische drank verkeren, of die door hun gedrag aanstoot geven, moeten worden geweerd of verwijderd;

  • ·

    Er dient een minimale wegbreedte van 4,5 meter en een minimale doorrijhoogte van 3,5 meter vrij te worden gehouden, zodat hulpverleningsdiensten zoals ambulance, politie en brandweer, ongehinderd kunnen passeren;

  • ·

    De verstrekking van zowel alcoholvrije als van zwakalcoholische drank mag niet geschieden in de vorm van glazen, flesjes en/of blikjes (toegestaan zijn kunststof bekers);

  • ·

    In verband met het ter plaatse geldende “verbod nuttigen alcohol binnen de bebouwde kom van de stad Leeuwarden” (art. 2:48 APV) dient het tot het evenemententerrein (tijdelijk terras) behorende afgescheiden gedeelte van de openbare weg duidelijk herkenbaar te zijn en te worden afgebakend, ten einde te voorkomen dat daarbuiten alcoholhoudende dranken worden genuttigd. De bezoekers dienen erop geattendeerd te worden, dat het nuttigen van alcoholhoudende dranken, buiten het afgebakende evenemententerrein, strafbaar is;

  • ·

    Ingeval van een evenement is de ontheffing alleen geldig , indien er een geldige evenementenvergunning is afgegeven.

1.8.2 Nieuw beleid

Bovenstaand beleid rond artikel 35 ontheffingen is door de burgemeester vastgesteld, aangezien hij bevoegd is op grond van de Drank- en Horecawet.

1.9 Bêd en Brochje

1.9.1 Huidige situatie

Op dit moment telt de gemeente ca. dertig bed en breakfast- voorzieningen. In het Frysk: bêd en brochje. Er is groei. Om deze reden dient aandacht aan deze vorm van logiesverstrekking bij particulieren thuis, in de eigen woning, besteed te worden. Een dergelijke voorziening in de woonomgeving moet in principe kleinschalig zijn. Daarmee wordt geen afbreuk aan de leefbaarheid van straat en buurt gedaan. De logiesverstrekking moet bovendien voor de gast, de gastvrouw/gastheer en de buurt veilig zijn. Aan de andere kant mag een dergelijke activiteit niet overgereguleerd worden.

Om die reden voorziet de notitie Bêd en Brochje (gepubliceerd augustus 2010) in een aantal beleidsregels ten aanzien van de ontwikkeling van deze activiteit. Het gaat om een verdere toelating op grond van ontheffingen van het bestemmingsplan en via binnenplanse vrijstellingen. Die bieden op die manier ook een handvat voor de handhaving van veiligheidsvoorschriften.

Het gaat om een logiesvoorziening, die niet meer dan ca. 30 % van de oppervlakte van een woning mag beslaan. De maximale ruimte die daarvoor gebruikt mag worden bedraagt 50 m2. Bovendien wordt voorzien in een maximum van vier gasten over maximaal twee logiesruimten. Een exploitatievergunning op grond van de APV Leeuwarden is gelet op de omvang van de beoogde bêd en brochje activiteit niet nodig. Het gaat dan om activiteiten waarbij geen alcoholhoudende drank verstrekt wordt.

Het beleid rond Bêd en Brochje blijft ongewijzigd, daar het op 18 mei 2010 is vastgesteld.

1.10 Rookbeleid buiten

1.10.1 Huidige situatie

Afgelopen zomer is regelmatig geconstateerd dat bezoekers van horecagelegenheden na sluitingstijd van de terrassen nog buiten staan of zitten te drinken. De politie heeft geklaagd over het blokkeren van de rijbaan of meldingen van geluidsoverlast. Hierbij is vaak sprake van groot aantal bezoekers die buiten staan. Dit hangt samen met de invoering van het rookverbod. Het gaat dan met name om cafés rond het Stationsplein, het Ruiterskwartier, Oude Doelesteeg en de Nieuwestad.

Naar aanleiding van het invoeren van het rookverbod in horeca-inrichtingen, is de wijze waarop de gemeente om wil gaan met het roken buiten de gelegenheid per brief aan de ondernemers kenbaar gemaakt.Aangegeven is dat de sluitingstijden normaal gehandhaafd worden. Dit betekent dat voor gelegenheden, waar een sluitingstijd van 06.00 uur geldt, er tussen 03.00 en 06.00 uur niet buiten gerookt wordt, tenzij die personen de gelegenheid definitief hebben verlaten.

Ten aanzien van het roken op terrassen geldt dat dit is toegestaan. Tot de sluitingstijd van het terras, mag hierbij ook drank genuttigd worden. Indien er echter na sluitingstijd van het terras gerookt wordt op het terras en daarbij wordt drank genuttigd, wordt dit gezien als een overschrijding van de sluitingstijd voor het terras.

Het is op grond van artikel 2:29 van de APV niet toegestaan om na 01.00 uur een terras geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten. Hierbij geldt dat het in de maanden juni, juli en augustus is toegestaan om het terras in de nacht van zaterdag op zondag tot 02.00 uur geopend te hebben.

De verplichte sluitingstijden van de terrassen zijn door de gemeenteraad opgelegd in het belang van de openbare orde, het voorkomen op het beperken van overlast en het beschermen van het woon- en leefklimaat.

De exploitanten moeten, al dan niet met behulp van een portier, ervoor zorgen dat hun klanten na de toegestane tijd niet meer met glazen drinken naar buiten gaan. Roken mag, maar het glaswerk moet binnen blijven. Bij het voortduren van de overlast kan een dwangsom worden opgelegd.

Het beleid rond het rookbeleid blijft ongewijzigd.

1.11 Glaswerk tijdens evenementen

1.11.1 Huidige situatie

Tijdens evenementen en festiviteiten zoals Koninginnedag, Bevrijdingsfestival en bij grote voetbaltoernooien (EK, WK) bestaat de kans dat er glaswerk op straat komt, door enerzijds horecabezoekers en anderzijds door zelf meegenomen dranken. Dat is zeer onwenselijk, omdat het nuttigen van alcohol op de openbare weg niet is toegestaan en daarnaast brengt het glaswerk risico’s en gevaarlijke situaties met zich mee.

Het gebruik van plastic tijdens voornamelijk bovenstaande evenementen moet een gewoonte gaan worden. Dat  kan in eerste instantie het beste worden bereikt door het gebruik van plastic te stimuleren. Normaal gesproken mag de horeca in glas schenken op het terras, tenzij tappunten worden geplaatst en/of sprake is van uitbreiding van het terras. Dan moet verplicht in plastic worden geschonken. Het is mogelijk om met noodmaatregelen het gebruik van plastic op de terrassen op te leggen, maar dat  kan niet zomaar.  Daar moet eerst een advies van de politie aan vooraf gaan, waarin de (mogelijke) risico’s duidelijk naar voren komen. 

Voor een goede uitvoering speelt toezicht en handhaving een belangrijke rol. Wat sta je toe en waar treed je tegen op. Voor de horeca is de volgende lijn van toepassing:

  • ·

    De horecaondernemers worden gestimuleerd (om op de terrassen) in plastic te schenken;

  • ·

    Daartegenover geldt dat horecaondernemers die in glas schenken er voor moeten zorgen dat de mensen hun terrassen of zaak niet verlaten met een drankje. Daar zal streng op worden toegezien en handhavend worden opgetreden;

  • ·

    Daar waar sprake is van excessen met de nodige risico’s en geen bereidheid tot medewerking kan de burgemeester op grond van de gemeentewet de ondernemer direct verplichten tot het schenken in plastic of sommeren om het terras op te ruimen.

De toezicht- en handhavingslijn voor bezoekers is:

  • .

    Het nuttigen van alcohol op de openbare weg in glas, blik en dergelijke is op grond van artikel 2:48 van de APV niet toegestaan. Op basis van dit artikel zal tijdens de evenementen worden opgetreden tegen excessen, daar waar sprake is van overlast of kan leiden tot overlast (bijvoorbeeld groepen met kratten/fusten in de Prinsentuin of elders in de stad).

Zo veel als mogelijk wordt uitvoering gegeven aan bestaande regels. Om bovenstaande goed tot uitvoering te kunnen brengen en duidelijkheid voor alle partijen te bieden, worden nadere regels gesteld in een “verordening beperking drankverstrekking” en zonodig een aanpassing van artikel 2:48 van de APV.

1.11.2 Nieuw beleid

Er zullen nadere regels worden gesteld in een “verordening beperking drankverstrekking” en zonodig wordt artikel 2:48 van de APV aangepast, indien er zich problemen voordoen ten aanzien van het alcohol drinken op straat.

2 Coffeeshopbeleid

2.1 Huidige beleid en stand van zaken

In de gemeente Leeuwarden zijn dertien coffeeshops gevestigd waarvan twaalf zich bevinden binnen de stadsgrachten en één coffeeshop aan het Zuidvliet. De coffeeshop aan het Zuidvliet valt onder het uitsterfbeleid. Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid en moet dus beschikken over een exploitatievergunning (horeca) en een gedoogverklaring.

De exploitatievergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. Indien er wijzigingen zijn met betrekking tot de inrichting of de leidinggevenden of bij overname, dan dient de exploitant een nieuwe exploitatievergunning aan te vragen. Voor de handel in softdrugs moet de coffeeshop beschikken over een geldige gedoogverklaring. De sluitingstijden van de coffeeshops zijn gerelateerd aan het gebied waaronder de coffeeshops valt.

 

Naam coffeeshopStraatnaamGebiedsindelingopeningstijden
UtoopGrote Hoogstraat 34concentratiegebied08.00 tot 06.00 uur
RepelsteeltjeGrote Hoogstraat 44concentratiegebied08.00 tot 06.00 uur
SacramentoHerenwaltje 12consolidatiegebied08.00 tot 06.00 uur
De OsKorfmakersstraat 2consolidatiegebied08.00 tot 06.00 uur
MiamiKorfmakersstraat 5consolidatiegebied08.00 tot 06.00 uur
AmericanNieuwesteeg 4consolidatiegebied08.00 tot 06.00 uur
De ZonePoststraat 37concentratiegebied08.00 tot 06.00 uur
Flower PowerRuiterskwartier 59concentratiegebied08.00 tot 06.00 uur
RelaxTuinen 33consolidatiegebied08.00 tot 06.00 uur
AfricaUniabuurt 2consolidatiegebied08.00 tot 06.00 uur
Down TownWortelhaven 85consolidatiegebied08.00 tot 06.00 uur
EenhoornYpe Brouwersteeg 3-5concentratie/winkelgebied10.00 tot 24.00 uur
De VriendschapZuidvliet 44buiten de stadsgrachten08.00 tot 01.00 uur
 

* Bij de openingstijden van 08.00 uur tot 06.00 uur mogen er geen nieuwe of komende bezoekers worden toegelaten van 03.00 uur tot 06.00 uur.

* Bij de openingstijden van 08.00 uur tot 01.00 uur mogen er geen nieuwe of komende bezoekers worden toegelaten van 24.00 uur tot 01.00 uur.

* Coffeeshop Eenhoorn heeft een uitzondering op de openingstijden van 10.00 uur tot 24.00 uur omdat de coffeeshop is gevestigd in twee gebieden (concentratie en winkelgebied).

De coffeeshops worden minimaal drie keer per jaar onaangekondigd gecontroleerd door de politie en de toezichthouders op naleving van de AHOJG voorwaarden. Deze voorwaarden vanuit justitie zijn verboden:

  • A.

    geen affichering: dit betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

  • H.

    geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

  • O.

    geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

  • J.

    geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;

  • G.

    geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

Daarnaast hanteert de gemeente naast de AHOJG-criteria ook nog afstandseisen voor coffeeshops ten opzichte van scholen en een verbod van de combinatie alcohol en softdrugs. Bij overtredingen zal volgens het handhavingsarrangement worden opgetreden.

De beleidscriteria voor de vestiging van coffeeshops zijn:

  • ·

    Er mogen maximaal twaalf coffeeshops gevestigd zijn. De coffeeshop aan het Zuidvliet valt onder het uitsterfbeleid;

  • ·

    Er mogen geen coffeeshops worden gevestigd buiten de stadsgrachten, in een winkelgebied of in een deconcentratiegebied;

  • ·

    Er mogen geen coffeeshops in de nabijheid van jongerencentra;

  • ·

    Coffeeshops mogen niet op locaties waar vermenging met andere activiteiten kan ontstaan, die invloed hebben op het woon– en leefklimaat, zoals bijvoorbeeld bij opvanglocaties voor dak- en thuislozen, verslaafdenzorg enz.;

  • ·

    Een pand waarin een coffeeshop is gevestigd dient planologisch te voldoen aan horecacategorie IV, dit is de zwaarste vorm van de horeca;

  • ·

    Er mogen maximaal twee coffeeshops per straat.

Aan de coffeeshop worden de volgende eisen gesteld:

  • ·

    Inrichtingseisen zijn gelijk aan de inrichtingseisen van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet;

  • ·

    Minimale leeftijd leidinggevende(n) is eenentwintig jaar;

  • ·

    De eisen van de exploitant/beheerder worden gelijk gesteld aan de eisen op grond van artikel 8 van de Drank- en Horecawet. De criteria zijn vermeld in het besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet;

  • ·

    Een coffeeshop is alleen toegankelijk voor personen van achttien jaar of ouder;

  • ·

    In de coffeeshop mag geen alcohol worden verstrekt;

  • ·

    Er mag geen softdrugs worden verkocht aan minderjarigen;

  • ·

    Het verkopen en of aanwezig hebben van harddrugs in de coffeeshop is verboden;

  • ·

    De cannabisproducten mogen niet gratis verstrekt worden en moeten direct afgerekend worden. Een prijslijst moet duidelijk zichtbaar in de zaak aanwezig zijn;

  • ·

    De coffeeshop mag niet meer dan 500 gram softdrugs in voorraad (d.w.z. feitelijk aanwezig) hebben;

  • ·

    Geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

  • ·

    Er mag slechts één transactie per persoon per dag plaatsvinden;

  • ·

    De exploitant is verplicht om erkend voorlichtingsmateriaal omtrent het gebruik van cannabisproducten in de coffeeshop voor iedere klant zichtbaar ter beschikking te stellen en daarover informatie te verstrekken;

  • ·

    Een terras exploiteren bij de coffeeshop is niet toegestaan;

  • ·

    Geen overlast, zoals parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of overlast door voor- en nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

  • ·

    Coffeeshops mogen geen reclame maken anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit, waarvan de afmetingen het formaat 1 meter x 0,50 meter niet mag overschrijden. Daarbij mag er achter de ramen niet nog eens een aanduiding zijn of reclame worden gemaakt door middel van posters. Tevens mag een prijslijst niet als poster achter het raam worden gehangen;

  • ·

    In de openbare ruimte rond een coffeeshop mogen geen borden staan die verwijzen naar de coffeeshop;

  • ·

    Reclame door middel van elk medium is verboden. Hieronder vallen o.a. kranten, televisie, radio, internet, flyers, freecards, relatiegeschenken, posters, shirtreclame of andere objecten, waarop reclame kan worden gemaakt. Ook zogenaamd voorlichtingsmateriaal dat er op gericht is de verkoop, levering of verstrekking van softdrugs te bevorderen en dat op enigerlei wijze gelieerd kan worden aan een coffeeshop valt hieronder. Het betreft dan het kenbaar maken van de verkoop van softdrugs of de prijzen hiervan in combinatie met het adres van het verkooppunt. Daarnaast zijn ook kortingsacties of andere acties die de verkoop van softdrugs moeten stimuleren verboden;

  • ·

    De raamkaart met de openingstijden moet bij de toegang tot zijn bedrijf op een duidelijke zichtbare plaats hangen, anders gelden de openingstijden tot 23.00 uur.

2.2 Nieuw beleid

2.2.1 Geldigheid gedoogverklaring

De geldigheid van de exploitatievergunning voor horecabedrijven, waarin geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt, is gewijzigd van vijf jaar naar onbepaalde tijd. De wijziging van de APV is gebeurd in het kader van de deregulering en betekent een lastenverlichting voor de ondernemers. De gedoogverklaringen hebben een geldigheidsduur van een jaar. De coffeeshophouder vraagt via een vastgesteld formulier de gedoogverklaring verlenging aan. Het voorstel om de gedoogverklaringen een geldigheidsduur te geven van vijf jaar, wordt in heroverweging teruggetrokken, gelet op de landelijke ontwikkelingen. Het beleid blijft op dit vlak ongewijzigd.

Op 31 januari 2011 is tijdens de raadsvergadering een amendement ingediend door de VVD en deze is aangenomen, om de gedoogverklaringen zo aan te passen dat de gedoogverklaringen tot 2014 een geldigheidsduur hebben van één jaar. Onderzocht wordt of vanaf 2014 de geldigheid van de gedoogverklaringen vijf jaar zou kunnen worden, tenzij het landelijk verplicht mocht worden om jaarlijks gedoogverklaringen te verstrekken.

2.2.2 Hoe komt de aanvraag tot stand

Geregeld wordt nu waar een aanvraag aan moet voldoen en welke aanvraag als eerste in aanmerking komt indien er een mogelijkheid voor vestiging van een nieuwe coffeeshop vrijkomt. Een aanvraag voor een coffeeshop gebeurt via vastgestelde formulieren, zoals de exploitatievergunning, gedoogverklaring en verklaring leidinggevende(n) inclusief de daarin genoemde bijlagen. De formulieren moeten volledig ingevuld te zijn.

Indien er meerdere aanvragen voor een nieuwe coffeeshop binnenkomen, dan geldt de aanvraag die als eerste is binnengekomen als eerste aanvraag. Dit wordt bepaald aan de hand van de datum van het poststempel op de envelop, of, bij gebreke daarvan, de datum van binnenkomst, die postregistratie van de gemeente er op gezet heeft. De formulieren en bijlagen moeten wel voldoende zijn voor de beoordeling van de nieuwe aanvraag voor een coffeeshop, waarbij altijd een locatie van de te vestigen coffeeshop moet worden vermeld. Indien meerdere aanvragen op dezelfde datum zijn binnengekomen, geldt als eerste aanvraag de aanvraag, die als eerste compleet is aangeleverd en daarmee ontvankelijk is.

Het moet wel gaan om een echte beëindiging van de activiteiten van de coffeeshop, bijvoorbeeld doordat de ondernemer stopt, of de gedoogverklaring geheel wordt ingetrokken. Bij tijdelijke intrekking van een gedoogverklaring in het kader van handhaving, ontstaat er geen ruimte voor een nieuwe coffeeshop.

2.2.3 Grenzen aan THC waarde

De zorg en twijfel over het gedoogbeleid neemt toe vanwege de hoge THC waarde in nederwiet. Steeds meer blijkt dat een hoge THC-waarde grotere gezondheidsrisico's met zich meebrengt. Landelijk is er een commissie ingesteld die in kaart gaat brengen welke middelen onder welke lijst moeten worden gebracht. Dit onderzoek wordt afgewacht alvorens er een nadere standpuntbepaling ten aanzien van dit punt wordt gedaan.

2.2.4 Aanpassing sluitingstijden

Vorig jaar heeft het kabinet de Hoofdlijnenbrief drugsbeleid vastgesteld. De algemene doelstellingen van het beleid zijn het tegengaan en reduceren van drugsgebruik (voor zover het leidt tot gezondheids- en sociale schade) en het voorkomen en verminderen van de schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden. Binnen deze doelstellingen wordt o.a. ingezet op kleinschaligheid van coffeeshops en het terug dringen van drugsgebruik door (jonge) minderjarigen.

De VNG pleit voor ruimte voor alternatieve maatregelen om het drugsgebruik terug te dringen, met name onder jongeren. Hierbij kan gedacht worden aan het sluiten van convenanten met scholen waarin het tegengaan van drugsgebruik en drugshandel centraal staat, en het veranderen van de openingstijden van coffeeshops, zodat deze alleen nog in de avonduren open mogen zijn.

Het is nu ook al zo dat er geen drugs verkocht mogen worden aan minderjarigen. Wat echter wel gebeurd is dat een oudere jongere binnen softdrugs koopt en dit buiten de inrichting doorverkoopt aan minderjarigen. Ook dit wil de gemeente graag terugdringen. Daarnaast krijgt de gemeente steeds meer klachten over overlast bij coffeeshops. Het betreft dan overlast: veroorzaakt door de bezoekers, door verkeerd parkeren, door te hard te rijden en/of door luide muziek.

In Leeuwarden zijn er elf coffeeshops met een openingstijd van 08.00 uur tot 06.00 uur. Er is één coffeeshop met een openingstijd van 10.00 uur tot 24.00 uur en één coffeeshop met een openingstijd van 08.00 uur tot 01.00 uur, die onder het uitsterfbeleid valt. De meeste coffeeshops blijken feitelijk open te zijn tot 01.00 uur.

Gelet op het gedane voorstel en de zienswijzen die hierop binnen zijn gekomen wordt er nu voor gekozen voor alle coffeeshops een openingstijd te hanteren van 08.00 uur tot 01.00 uur, met dien verstande dat er geen nieuwe of komende bezoekers worden toegelaten van 24.00 uur tot 01.00 uur. Dit houdt in dat één coffeeshop een langere openingstijd krijgt en de overigen een kortere. De gedachte, dat een beperktere openingstijd overdag de (door)verkoop kan ontmoedigen voor met name voor minderjarigen op momenten waarop zij op school geacht worden te zijn, weegt niet op tegen de argumenten die door politie, bewoners en coffeeshophouders naar voren zijn gebracht ten aanzien van de bedrijfsvoering en de concentratie van overlast in de beperktere openingstijd. De beperking van de openingstijden in de nacht zal echter wel een positief effect hebben op de overlast en veiligheid van de omgeving.

Op 31 januari 2011 is tijdens de raadsvergadering een amendement van Pal Groen Links aangenomen om de openingstijden van de coffeeshops niet te wijzigen. Dit houdt in elf coffeeshops met een openingstijd van 08.00 uur tot 06.00 uur, waarbij tussen 03.00 uur tot 06.00 uur geen bezoekers mogen worden toegelaten. Er is één coffeeshop met een openingstijd van 10.00 uur tot 24.00 uur en één coffeeshop met een openingstijd van 08.00 uur tot 01.00 uur, waarbij er tussen 24.00 uur tot 01.00 uur geen bezoekers mogen worden toegelaten. De laatstgenoemde coffeeshop (Zuidvliet) valt onder het uitsterfbeleid.

2.2.5 Afstandscriterium tot scholen

In de inspraak is naar voren gekomen dat het afstandcriterium tot scholen van 250 meter nieuw in het beleid is opgenomen en dat dit geen bestaand beleid was. Hoewel in de praktijk wel aan dit criterium getoetst werd, is dit criterium inderdaad nooit in beleid vastgelegd. Toegezegd is dit criterium weg te halen bij bestaand beleid en toe te voegen bij het nieuwe beleid.

Het nieuwe criterium luidt daarom als volgt: Coffeeshops mogen zich niet vestigen binnen een straal van 250 meter loopafstand rond scholen voortgezet onderwijs;

2.2.6 Pilot coffeeshops gereguleerd

Op 31 januari 2011 is tijdens de raadsvergadering een motie ingediend door de SP en deze is aangenomen. Het gaat hierbij om de volgende genoemde punten:

  • 1.

    In contact te treden met andere gemeenten, waaronder in ieder geval de gemeente Eindhoven, met als doel te onderzoeken of de gemeente Leeuwarden een pilot gemeente kan worden voor het reguleren c.q. legaliseren van de “achterdeur”.

  • 2.

    Te onderzoeken op welke locatie binnen de gemeente begonnen kan worden met gereguleerde c.q. gelegaliseerde teelt waarbij leidend moet zijn dat de productie gericht moet zijn op de coffeeshops binnen de gemeentegrenzen.

  • 3.

    De coffeeshops in Leeuwarden bij dit proces van begin af aan te betrekken

  • 4.

    De raad uiterlijk september 2011 te informeren over de stand van zaken m.b.t. het realiseren van een pilot.

3 Prostitutiebeleid

3.1 Huidige situatie

Het prostitutiebeleid van de gemeente Leeuwarden is van conserverende aard. Als concentratiegebied is de westzijde van het gebied “De Weaze” aangewezen. Het concentratiegebied waarin de seksinrichtingen met inpandige raamprostitutie zijn gevestigd zijn begrenst tot het gebied Weaze-westzijde, Reigerstraat, Reigerplein/Nauwe Steeg en Ayttasteeg. De panden aan de Weaze-westzijde vanaf nummer 16 tot en met nummer 30 vallen niet binnen het concentratiegebied. In Leeuwarden is geen sprake van raamprostitutie omdat alle ramen inpandig zijn gesitueerd en nagenoeg niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Het aantal kamers voor inpandige raamprostitutie in het concentratiegebied Weaze-westzijde ligt vast op 132 werkkamers.

Er zijn vier seksinrichtingen buiten het concentratiegebied gevestigd. Dit betreffen de volgende bedrijven:

  • -

    Privéhuis Sexyland, Groningerstraatweg 152.

  • -

    Seksclub Kimberley Club, Heerestraat 21.

  • -

    Massagesalon La Rose, Voorstreek 96.

  • -

    Massagesalon Instituut Exclusive, Langdeelstraat 1.

Bij de totstandkoming van het Prostitutiebeleid 1999 was het de bedoeling dat eerstgenoemde drie bedrijven zich te zijner tijd ook zouden vestigen in het Weaze-gebied. Daarom was op hen overgangsrecht van toepassing dat hen toestond de inrichting voort te zetten zolang de huidige exploitanten dat zouden willen. Bij de evaluatie van het Prostitutiebeleid in 2006/2007 is naar voren gekomen dat verplaatsing naar het Weaze-gebied niet meer aan de orde kon zijn, omdat er geen plaats meer was. Daarbij komt de aard van deze seksinrichtingen niet overeen met de aan de Weaze gevestigde

bedrijven. De genoemde vier bedrijven trekken namelijk een ander publiek.

Naar aanleiding van de evaluatie is daarom besloten de vergunning voor de Kimberley Club overdraagbaar te maken, gelet op het feit dat de exploitant hier om gevraagd had, het pand binnen de stadsgrachten ligt en niet in een uitgesproken woonbuurt, er voldoende parkeergelegenheid is in de omgeving en de inrichting niet ontsloten wordt via een woonbuurt.

Naar aanleiding van een motie is ook besloten de massagesalons te legaliseren. Voor massagesalons in de gemeente Leeuwarden geldt een maximum aantal van twee.

Alleen privéhuis Sexyland is onder het overgangsrecht blijven vallen. Het legaliseren van deze situatie ligt anders, gelet op de uitgesproken woonomgeving, waarin het bedrijf ligt. Voor dit bedrijf blijft gelden, dat als de exploitante stopt, het bedrijf ook moet eindigen.

Nieuwe seksinrichtingen, die zich buiten het concentratiegebied vestigen, worden niet toegestaan. Dit geldt niet voor escortbedrijven. Deze mogen ook buiten het concentratiegebied gevestigd worden, gelet op het feit dat op het vestigingsadres geen seksuele handelingen mogen plaats vinden.

3.2 Vergunningstelsel

Het prostitutiebeleid kent een vergunningstelsel. Het is verboden om zonder exploitatievergunning een prostitutiebedrijf te exploiteren. Als vergunningplichtige prostitutiebedrijven worden genoemd:

  • -

    Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen erotische massage, al dan niet in combinatie met elkaar.

  • -

    Erotische massagesalon: een seksinrichting, waar uitsluitend erotische massages plaatsvinden.

  • -

    Escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

Bij de besluitvorming over een aanvraag wordt rekening gehouden met de antecedenten van de exploitant en beheerder(s), er wordt navraag gedaan bij het justitiële Informatiedienst en bij de politie. Op dit moment hebben dertien prostitutiebedrijven, vier escortbedrijven en één sekswinkel een vergunning. De sluitingstijden voor seksinrichtingen zijn gesteld op 03.00 uur tot 10.00 uur.

Op grond van de APV zijn ook nadere regels vastgesteld met betrekking tot de veiligheid en gezondheid van de prostituees en de hygiëne in het pand.

Deze regels zijn als bijlage bij deze nota gevoegd.

3.3 Toezicht

In 1998 is afgesproken dat een vast team van de politie, het Mensenhandel Interventie Team (MIT) toezicht houdt op de prostitutiebedrijven. De verantwoordelijkheid voor het voorkomen van strafbare feiten (o.a. mensenhandel, jeugdprostitutie en geweldsdelicten) ligt bij de exploitant/beheerder.

Bij overtredingen zal volgens het handhavingarrangement worden opgetreden. Daarnaast worden de seksinrichtingen jaarlijks geïnspecteerd door de GGD, die een hygiënische toets doet. Indien de hygiëne te wensen overlaat, zal ook via het handhavingarrangement worden opgetreden.

3.4 Hulpverlening

Naast het opzetten van een vergunningenstelsel voor seksinrichtingen, is als ondersteunend beleid ook een post opgezet, waar prostituees terecht kunnen voor geneeskundig onderzoek en vragen. Deze post is opgezet door de GGD en heeft een plek gevonden op de Weaze. Op die plek kunnen prostituees zich laten testen op ziektes en ze kunnen informatie krijgen over een juiste en veilige manier van werken. Ook gaan de medewerkers van de GGD actief naar de exploitanten en prostituees toe om bekendheid te geven aan de mogelijkheden van het prostitutiespreekuur. Ze worden begeleid door tolken, om met alle nationaliteiten in contact te kunnen komen. De GGD houdt daarnaast jaarlijks acties, die zich richten op de klanten, met als doel het bevorderen van veilig vrijen. Naast het medisch prostitutiespreekuur is er ook een sociaal maatschappelijk werkster, die zich speciaal met de prostituees bezig houdt. Dit wordt verzorgd door Fier Fryslân.

3.5 Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

Sinds het vervallen van de strafbaarheid van prostitutie is per gemeente een regeling gemaakt hoe om te gaan met deze branche. Weliswaar waren deze regelingen vaak geënt op het model van de VNG, maar landelijk bestonden er toch nog verschillen, met name ten aanzien van de escortbranche. Daarom is er een wet voorbereid om dit onderwerp landelijk beter te regelen. Het wetsvoorstel moet nog in de Tweede Kamer besproken worden.

In de wet worden o.a. de volgende voorstellen gedaan.

Er komt een landelijk register van prostituees. Inschrijving geschiedt bij de burgemeester en door hem wordt een registratiebewijs verstrekt, waarop de gegevens van de prostituee komen en een nummer. Dit nummer moet gebruikt worden in advertenties, net als een vast telefoonnummer. Een prostituee moet minimaal eenentwintig jaar zijn. Er komt een landelijk register voor vergunningen van escortbureaus. Dit betekent dat alle escortbureaus over een vergunning moeten beschikken. Er komt een strafbaarstelling van de klant die gebruik maakt van de diensten van een prostituee die geen registratiebewijs heeft of werkzaam is in een prostitutiebedrijf zonder vergunning. Daarnaast is het voorstel om het toezicht meer bij de gemeente neer te leggen dan nu het geval is. Zodra dit wetsvoorstel wet wordt, zal dit hoofdstuk hierop aangepast worden.

3.6 Nieuw beleid

3.6.1 Aanvullende voorschriften vergunning

Vanuit het oogpunt van tegengaan van mensenhandel is het wenselijk dat de exploitant altijd rechtstreeks zaken doet met de prostituee en nooit met een vertegenwoordiger van de prostituee. Zakelijke afspraken dienen schriftelijk te worden vastgelegd.

Daarnaast is van belang dat op de vaste bedrijfslocatie een actuele gedegen bedrijfsadministratie aanwezig is waarin minimaal is opgenomen welke prostituees zijn ingeschreven (NAW en leeftijd), wat voor afspraken er zijn gemaakt, welke prostituees uitgeschreven zijn en welke actief zijn. De exploitant maakt een kopie van de identiteitspapieren. Deze administratie wordt gedurende 5 jaar bewaard. Facturen en correspondentie van het bedrijf zijn voorzien van bedrijfsgegevens, KvK-nummer en BTW-nummer.

Deze twee punten worden in de voorschriften bij de vergunning opgenomen.

3.6.2 Extra toezicht functioneren beheerders

Er worden op dit moment weinig eisen gesteld aan de beheerders. Indien er geen strafbare feiten naar voren komen bij het opvragen van gegevens bij het Justitieel Informatiedienst, dan wordt de beheerder bijgeschreven op de vergunning. Toch is het werk van de beheerder een zwaar beroep, er is sprake van een specifieke doelgroep en een onveiligheidfactor. Het is echter lastig om nadere eisen aan de beheerders te stellen.

In plaats van het stellen van eisen aan de beheerder, wordt er voor gekozen door middel van strakker toezicht de exploitant aan te spreken op onwenselijke situaties in de inrichting, waar de beheerder een rol zou moeten vervullen. Indien de beheerder niet bij machte is dergelijke situaties te voorkomen, is het aan de exploitant om te voorzien in goed beheer van de inrichting, bijvoorbeeld door bijscholing van de beheerder of door het aanstellen van een andere beheerder of meerdere beheerders. Wordt er geen actie ondernomen, dan kan dit uiteindelijk resulteren in het intrekken van de exploitatievergunning en de gedoogverklaring.

4 Kansspelen

4.1 Wet op de Kansspelen

De Wet op de kansspelen (hierna te noemen: Wok) is één van de bijzondere wetten, waarvan de uitvoering deels op gemeentelijke niveau ligt. De wet kent drie bevoegdheden die door een gemeentelijk bestuursorgaan worden gedaan. Slechts ten aanzien van een speelautomatenhal is er voor de raad en de burgemeester enige beleidsvrijheid. De overige bevoegdheden liggen vast in de Wok.

4.2 Speelautomatenhallen

4.2.1 Staand beleid

Op grond van artikel 30c Wok kan door de gemeenteraad in een verordening aan de burgemeester de bevoegdheid worden gegeven om vergunning te verlenen voor een speelautomatenhal. In Leeuwarden is hier voor de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden vastgesteld, waarin aangegeven is dat er één speelautomatenhal in Leeuwarden mag zijn. Daarnaast zijn er in de verordening eisen gesteld aan de inrichting, de persoon van de aanvrager en beheerder en zijn de aantallen kansspelautomaten en behendigheidsautomaten bepaald.

De exploitatievergunning voor de hal valt onder het BIBOB-beleid en onder de Dienstenrichtlijn en daarmee onder de Lex Silencio Positivo. Dit betekent dat indien er niet binnen de beslistermijn een besluit wordt genomen, de vergunning van rechtswege is verleend. Omdat het hier toch gaat om een vergunning, die, bij verlening, de nodige gevolgen kan hebben, is het belangrijk dat deze vergunning niet van rechtswege verleend wordt. De Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden in die zin aangepast, dat er geen vergunning verleend wordt van rechtswege.

4.3 Speelautomaten

4.3.1 Huidige situatie

De burgemeester verleent op grond van artikel 30b Wok een aanwezigheidsvergunning voor het hebben van een speelautomaat. Dit kan voor een horeca-inrichting zijn of voor een speelautomatenhal. De aanvraag wordt getoetst aan inrichtingseisen en zedelijkheidseisen, zoals genoemd in de Wok en het Speelautomatenbesluit 2000. In de Wok zelf is al aangegeven dat er maximaal 2 kansspelautomaten geplaatst mogen worden in een hoogdrempelige inrichting.

4.3.2 Nieuw beleid

Per 1 juli 2010 is de Wok gewijzigd waardoor er geen aanwezigheidsvergunning meer nodig is voor behendigheidsautomaten. Deze wijziging vindt zijn oorsprong in de Dienstenrichtlijn. Gebleken is namelijk dat de vergunning voor behendigheidsautomaten niet noodzakelijk is ter voorkoming van kansspelverslaving. De APV wordt hierop aangepast, net als de Verordening Speelautomatenhallen.

5 Intrekken van diverse beleidsstukken en nota’s

5.1 Intrekking

De volgende beleidsstukken en nota’s worden hierbij ingetrokken:

  • ·

    Horecanota gemeente Leeuwarden 20-8-2003

  • ·

    Beleidslijn BIBOB 11-5-2006

  • ·

    Terrassenbeleid Leeuwarden 1-3-2007

  • ·

    Besluit ondergeschikte horeca 13-9-2007

  • ·

    Beleidsregel ondergeschikte horeca 13-9-2007

  • ·

    Plan van aanpak Paracommerciële inrichtingen april 2003

  • ·

    Coffeeshopbeleid gemeente Leeuwarden 2-3-2001

  • ·

    Prostitutiebeleid 23-11-2006

BIJLAGE 1 Nadere regels prostitutie o.g.v. artikel 3:3 APV

Artikel 1 Afmeting en inrichting werkruimte en kleedruimte

  • 1. In de werkruimte moet een in goede staat verkerend bed of rustbank aanwezig zijn.

  • 2. In een prostitutiebedrijf moet, een voor iedere prostituee afsluitbare hang-/legkast in de werkruimte, aanwezig zijn.

Artikel 2 Afmeting en gevelbeslag vitrine

De vitrine moet een nuttige oppervlakte van ten minste 2 m² en een gevelbeslag van ten minste 1,50 meter per prostitué(e) hebben.

Artikel 3 Dagverblijf en keuken

  • 1. In een prostitutiebedrijf waar vijf of meer werkruimten zijn, moet een dagverblijf voor de prostitué(es) aanwezig zijn. Het dagverblijf moet een oppervlakte hebben van ten minste 16 m² en een breedte van ten minste 3,35 meter.

  • 2. In een prostitutiebedrijf waar vijf of meer werkruimten zijn, moet een keuken ten behoeve van het bereiden van maaltijden aanwezig zijn. De keuken moet een oppervlakte hebben van ten minste 5 m² en een breedte van ten minste 1,80 meter.

  • 3. Hetdagverblijf en de keuken mogen niet voor prostitutiearbeid worden gebruikt.

Artikel 4 Wasbakken badruimte

  • 1. In de werkruimte dient een wasbak met warm en koud stromend water aanwezig te zijn. De wasbakken moeten zindelijk worden gehouden, functioneel zijn geplaatst en van het benodigde zijn voorzien.

  • 2. In een prostitutiebedrijf dient per vijf werkruimten tenminste één badruimte, waaronder mede wordt verstaan een doucheruimte en één toilet of een combinatie van badruimte met toilet, aanwezig te zijn.

  • 3. Indien in het prostitutiebedrijf meer dan vijf werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal badruimten per vijf werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal badruimten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van vijf.

  • 4. De badruimten moeten zindelijk worden gehouden, doelmatig zijn ingericht, beschikken over warm en koud stromend water en van het benodigde zijn voorzien.

Artikel 5 Toiletten

  • 1. In een prostitutiebedrijf moet ten minste één toilet zijn.

  • 2. In een prostitutiebedrijf met vijf of meer werkruimten moeten ten minste twee toiletten naar sekse gescheiden aanwezig zijn en van een duidelijk opschrift, aanduidende de sekse, waarvoor zij bestemd zijn, voorzien zijn.

  • 3. Indien in het prostitutiebedrijf meer dan vijf werkruimten aanwezig zijn, moet het aantal toiletten per vijf werkruimten worden vermeerderd met één. Voor de berekening van het aantal toiletten dient het aantal werkruimten naar boven te worden afgerond op een veelvoud van vijf.

  • 4. De toiletten moeten zindelijk worden gehouden, doelmatig zijn ingericht, voldoende zijn geventileerd en van het benodigde zijn voorzien. Een toilet moet overdekt zijn en zodanig zijn afgesloten dat het bij gebruik behoorlijke afzondering waarborgt. Een toilet moet zijn voorzien van een goed werkende doorspoelinrichting met een stankafsluiting.

Artikel 6 Bed- en handlinnen

  • 1. Het bedlinnen in de werkruimten moet dagelijks worden verschoond.

  • 2. Het handlinnen moet na gebruik door schoon handlinnen worden vervangen.

Artikel 7 Zindelijkheid ruimten

De ruimten in een prostitutiebedrijf die door deprostitué(e) worden gebruikt moeten zindelijk en zoveel mogelijk vrij van stof worden gehouden.

Artikel 8 Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid

  • 1. De toegangsdeur(en) van een werkruimte dienen van binnenuit ten alle tijde te openen te zijn.

  • 2. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg.

  • 3. Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de weg moet in open verbinding staan met andere ruimten.

  • 4. Indien het bepaalde in het derde lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd, dienen maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostitué(es) anderszins wordt gewaarborgd.

Artikel 9 Hulp bij ongevallen

  • 1. Voor het verlenen van eerstehulp bij ongevallen moeten voldoende en doelmatige middelen beschikbaar en direct voor gebruik bereikbaar zijn.

  • 2. Op de trommels, kisten of kasten waarin de middelen verpakt zijn, moet duidelijk door een opschrift of door een gebruikelijk kenteken aangegeven zijn dat zij middelen voor eerste hulp bij ongevallen bevatten.

Artikel 10 Gezondheid

  • 1. De exploitant van een prostitutiebedrijf verleent medewerking aan voorlichtingsactiviteiten van de gemeentelijke gezondheidsdienst en andere hulpverleningsinstellingen gericht op verbetering van de gezondheidssituatie van de bij hem werkzame prostitué(es).

  • 2. De exploitant draagt zorg voor de verspreiding onder de bij hem werkzame prostitué(es) van voor hen toegankelijk voorlichtings- en informatiemateriaal, over de gezondheidsrisico's van hun werk en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van de gezondheidszorg- en hulpverleningsinstellingen.

  • 3. De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat in de werkruimten te allen tijde wettelijk goedgekeurde condooms voor gebruik beschikbaar zijn.

  • 4. Het is de exploitant van een prostitutiebedrijf verboden door middel van handelsreclame kenbaar te maken dat de in het prostitutiebedrijf werkzame prostitué(es) niet geïnfecteerd zijn met een seksueel overdraagbare aandoening.

  • 5. In geval van besmetting van het bedrijf met ongedierte moet de exploitant van het prostitutiebedrijf terstond alle noodzakelijke maatregelen treffen ter beëindiging van die besmetting.

Artikel 11 Geneeskundig onderzoek

  • 1. De exploitant van een prostitutiebedrijf stelt de bij hem werkzame prostitué(e) in de gelegenheid zich geregeld geneeskundig op seksueel overdraagbare aandoeningen en overige aan het beroep gerelateerde klachten door een arts te laten ontdekken.

  • 2. De exploitant van een prostitutiebedrijf betaalt de kosten van het door een arts verrichte geneeskundig onderzoek op seksueel overdraagbare aandoeningen van de bij hem werkzame prostitué(e).

  • 3. Indien een arts vast verbonden is aan een prostitutiebedrijf, meldt de exploitant de gemeentelijke gezondheidsdienst schriftelijk naam en adres van die arts.

  • 4. De prostitué(e) is vrij in haar keuze welke arts zij bezoekt.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor de wijze waarop de arts bedoeld in het derde lid het geneeskundig onderzoek op seksueel overdraagbare aandoeningen bij een prostitué(e) moet verrichten.

Artikel 12 Vrijheid van de prostitué(e)

  • 1. De exploitant van een prostitutiebedrijf is verplicht een bedrijfsbeleid te voeren waarin de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostitué(e) centraal staan.

  • 2. Het bedrijfsbeleid wordt in ieder geval geacht niet aan deze uitgangspunten te voldoen indien de prostitué(e) geen klanten en (seksuele) handelingen mag weigeren, verplicht is met klanten mee te drinken en verplicht is om, indien daarom wordt verzocht, zonder condoom te werken.

Artikel 13 Verplichting tot medewerking

De exploitant van een prostitutiebedrijf is verplicht medewerking te verlenen aan toezichthouders van GGD Fryslân voor het uitvoeren van jaarlijkse inspecties voor de hygiëne van prostitutiebedrijven volgens een door het college aangewezen richtlijn.

Artikel 14 Slotbepaling

De nadere regels treden in werking op een door burgemeester en wethouders nader te bepalen datum.

BIJLAGE 2 Bestaande kaart met de horecagebieden in de binnenstad

Bijlage 2

BIJLAGE 3 Nieuwe kaart met de horecagebieden in de binnenstad (Voorstel)

Bijlage 3

Nr

MH

 

 

 

 

DE BURGEMEESTER VAN LEEUWARDEN;

 

overwegende dat in de Beleidsnota Bijzondere wetten d.d. 31 januari 2011 een korte regeling is vastgelegd voor wat betreft het aanvragen van een gedoogverklaring voor een coffeeshop;

 

dat deze regeling in de praktijk precisering behoeft voor het moment dat sprake is van definitieve vrijval van een gedoogverklaring en derhalve aangepast moet worden;

 

dat van belang wordt geacht dat sprake is van een transparante procedure;

 

 

 

BESLUIT:

 

 

 

de navolgende aanvullende beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de toewijzing van gedoogverklaringen bij vrijval van een gedoogverklaring:

1.    De geldende beleidsregels voor aanvragen voor gedoogverklaringen worden onverkort gehandhaafd.

2.    Na inwerkingtreding van deze aanvullende beleidsregels wordt, ingeval er sprake is van een onherroepelijk vrijgevallen gedoogverklaring, in de huis-aan-huis bekendgemaakt dat er binnen het dan geldende maximumstelsel ruimte is ontstaan voor een gedoogverklaring voor een nieuwe coffeeshop.

3.    In voornoemde bekendmaking worden belangstellenden in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van 6 weken een complete aanvraag in te dienen voor een gedoogverklaring op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

4.    De aanvragen worden conform de Algemene wet bestuursrecht behandeld. In het kader van de tevens benodigde APV-vergunning voor het alcoholvrije bedrijf wordt getoetst aan de Wet BIBOB.

5.    Indien er meer aanvragen voor een gedoogverklaring zijn ingediend dan het beschikbare aantal gedoogverklaringen, en de aanvragen voldoen aan de geldende criteria voor een gedoogverklaring, wordt de gedoogverklaring toegewezen voor die aangevraagde gedooglocatie waar geen ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop valt te verwachten.

6.    Indien er na onderlinge vergelijking overeenkomstig punt 5 niet kan worden gekozen omdat de te verwachten nadelige beïnvloeding van de openbare orde of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de mogelijke coffeeshoplocaties geen rechtens relevante verschillen oplevert en niet als ontoelaatbaar dient te worden beschouwd, geschiedt toewijzing van de gedoogverklaring door middel van een loting.

7.    De loting is openbaar.

 

 

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

 

 

Vastgesteld bij besluit van de burgemeester van 26 maart 2012.

 

Bekendgemaakt in huis-aan-huis van 4 april 2012.

 

 

Hoogachtend,

 

 

 

 

drs. Ferd. J.M. Crone,burgemeester van Leeuwarden.