Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam 2006 |
Citeertitel | Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | Onderwijs |
Externe bijlagen | raadsbesluit.17.27ia.3a.07.pdf (301 Kb) raadsbesluit.17.27ib.3a.07.pdf (257 Kb) raadsbesluit.17.27iia.3a.07.pdf (48 Kb) raadsbesluit.17.27iib.3a.07.pdf (36 Kb) raadsbesluit.17.27iiia.3a.07.pdf (341 Kb) raadsbesluit.17.27iiib.3a.07.pdf (343 Kb) raadsbesluit.17.27iva.3a.07.pdf (180 Kb) raadsbesluit.17.27ivb.3a.07.pdf (509 Kb) raadsbesluit.17.27va.3a.07.pdf (132 Kb) raadsbesluit.17.27vb.3a.07.pdf (34 Kb) |
De Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 1998, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 november 1997, nr. 749 (Gemeenteblad afd. 3, nr. 92) is ingetrokken.
Wet op het primair onderwijs, art. 102
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-03-2006 | 21-09-2009 | nieuwe regeling | 09-09-2009 Gemeenteblad 2007, afd. 3A, 17/27 | Gemeenteblad 2007, afd. 1, nr. 27 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:
1° nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;
2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
3° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;
4° verplaatsing van één of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van een school;
5° terrein voorzover benodigd voor de realisering van een onder a sub 1° tot en met 4°, omschreven voorziening;
6° inrichting met onderwijsleerpakket voor het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs, voorzover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is respectievelijk zijn gebracht;
7° inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;
8° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is, waaronder begrepen een ruimte die geschikt is voor onderwijs in lichamelijke oefening in het primair onderwijs;
9° huur van een ruimte of terrein voor het onderwijs;
10° plaatsen buitenberging, plaatsen fietsenstaanders, plaatsen erfscheiding;
herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, schade aan het onderwijsleerpakket voor het primair onderwijs en schade aan het meubilair als gevolg van brand, storm of inbraak, alsmede herstel en vervanging van schade aan dak, dakgoten en hemelwaterafvoeren van een gebouw als gevolg van vandalisme;
Paragraaf 2.1 Aanvragen stadsdeelprogramma
Artikel 6 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag
Bij het ontbreken van één of meer gegevens deelt het dagelijks bestuur dit vóór 15 februari van het jaar van indiening schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om vóór 15 maart van het jaar van indiening de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt vóór 15 maart, kan het dagelijks bestuur beslissen de aanvraag niet te behandelen.
Alvorens het dagelijks bestuur het stadsdeelprogramma en het stadsdeeloverzicht zal vaststellen en alvorens het overleg bedoeld in artikel 8 zal plaatsvinden, wordt het voorstel afgestemd met de dagelijkse besturen van de stadsdelen. Voor het overleg in verband met de afstemming worden tevens de door de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen aan te wijzen vertegenwoordigers uitgenodigd.
Paragraaf 2.3 Overleg voorafgaand aan vaststelling stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht; aanvraag advies onderwijsraad
Artikel 8 Overleg stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht
Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats vóór 15 september. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken vóór de door het dagelijks bestuur vastgestelde datum schriftelijk daarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de voorgenomen inhoud van het voorstel.
Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het dagelijks bestuur op deze zienswijzen wordt door het dagelijks bestuur een verslag gemaakt. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
Indien een bevoegd gezag of het dagelijks bestuur een advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of het dagelijks bestuur tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.
De bevoegde gezagsorganen en het dagelijks bestuur worden in het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.
Het dagelijks bestuur is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbij zorgen zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk verslag van het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek.
Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het dagelijks bestuur toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het dagelijks bestuur bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het dagelijks bestuur of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het dagelijks bestuur geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.
Paragraaf 2.4 Vaststelling bedrag, stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht
Artikel 9 Tijdstip vaststelling
Indien geen aanvragen voor opname op het stadsdeelprogramma zijn ingediend en geen voorzieningen ten behoeve van het openbaar onderwijs worden gewenst, blijft vaststelling van het stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht achterwege. Vaststelling van het stadsdeeloverzicht blijft eveneens achterwege indien alle gewenste voorzieningen op het stadsdeelprogramma zijn opgenomen.
Artikel 10 Inhoud stadsdeelprogramma
De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het dagelijks bestuur heeft vastgesteld dat geen van de in de wet opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het stadsdeelprogramma. Bij deze vaststelling past het dagelijks bestuur de regels toe met betrekking tot:
Naast de beoordeling als bedoeld in het eerste lid toetst het dagelijks bestuur de aangevraagde voorzieningen aan de met de desbetreffende bevoegde gezagsorganen gemaakte afspraken met betrekking tot de optimalisering van de huisvesting. Indien hiervan wordt afgeweken, vindt nader overleg plaats. Het dagelijks bestuur maakt in het stadsdeelprogramma melding van de afspraken en het eventueel gevoerde overleg.
Ten aanzien van de in het stadsdeelprogramma opgenomen voorzieningen wordt door het dagelijks bestuur aangegeven:
het bedrag dat met de betreffende voorziening gemoeid is, hetzij op basis van de financiële normering als aangegeven in bijlage IV bij deze verordening hetzij op basis van noodzakelijkheid indien het een voorziening betreft waarvoor in bijlage IV bij deze verordening geen normering is opgenomen, dan wel de normering als richtinggevend dient te worden beschouwd, conform het bepaalde in artikel 3;
Paragraaf 2.5 Toezending stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht aan burgemeester en wethouders
Indien het programma, het overzicht en het bedrag niet uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, zijn vastgesteld, worden de op het stadsdeelprogramma opgenomen voorzieningen in overeenstemming met de door het dagelijks bestuur vastgestelde bedragen geacht voor vergoeding in aanmerking te zijn gebracht. Bij de vaststelling van het programma en het overzicht gaat het college van burgemeester en wethouders uit van de door de dagelijkse besturen vastgestelde stadsdeelprogramma's en stadsdeeloverzichten. Het college van burgemeester en wethouders stelt hierbij vast of plaatsing op de stadsdeelprogramma's en stadsdeeloverzichten in overeenstemming met de bepalingen in de wet heeft plaatsgevonden.
Paragraaf 2.6 Uitvoering programma
Artikel 13 Overleg wijze van uitvoering
Binnen zes weken na de vaststelling van het programma door het college van burgemeester en wethouders nodigt het dagelijks bestuur de aanvrager uit voor overleg over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In het overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:
Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 14, vierde lid, neemt het dagelijks bestuur binnen vier weken nadat de afspraken als bedoeld in het tweede lid zijn gemaakt, een beslissing over het tijdstip waarop het voor de voorziening noodzakelijk geachte bedrag beschikbaar wordt gesteld. Het bepaalde in artikel 15 is daarbij overeenkomstig van toepassing.
Artikel 14 Goedkeuring bouwplan en begroting, toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden
Binnen zes weken na ontvangst beslist het dagelijks bestuur over de goedkeuring van het bouwplan en de desbetreffende begroting, alsmede over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het dagelijks bestuur kan onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, worden het bouwplan en de begroting geacht te zijn goedgekeurd en vangt de bekostiging aan op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.
Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het dagelijks bestuur eveneens vast of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Indien zich naar het oordeel van het dagelijks bestuur ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden heeft voorgedaan, maakt het dagelijks bestuur hiervan melding aan het desbetreffende bevoegd gezag. Bij een naar het oordeel van het dagelijks bestuur ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.
De goedkeuring van het bouwplan, de goedkeuring van de begroting, de toetsing of voldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en de toetsing of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, kunnen achterwege blijven, als deze naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet nodig zijn, gezien de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Het dagelijks bestuur doet hiervan mededeling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 13.
Nadat het dagelijks bestuur het bouwplan van de op het programma geplaatste voorziening waarop artikel 3, laatste volzin, van toepassing is, heeft goedgekeurd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 13, tweede lid, aan het dagelijks bestuur de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorziening. Het dagelijks bestuur beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. De beslissing wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing bekendgemaakt. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is in beginsel de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.
Artikel 15 Aanvang bekostiging
Het dagelijks bestuur kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 14, tweede lid, over het tijdstip waarop het voor de voorziening noodzakelijk geachte bedrag beschikbaar wordt gesteld, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.
Artikel 16 Vervallen aanspraak op bekostiging
De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet door de aanvrager vóór 1 juli van het tweede jaar volgend op het jaar van de vaststelling van het programma een bouwopdracht is verleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en niet een afschrift hiervan vóór 1 augustus daaropvolgend aan het dagelijks bestuur is gezonden.
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eerste lid veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager vóór 1 mei van het tweede jaar volgend op de vaststelling van het programma een verzoek heeft ingediend bij het dagelijks bestuur tot verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid.
Het dagelijks bestuur maakt er vóór 15 maart van het tweede jaar, volgend op het jaar van vaststelling, bij de aanvrager melding van, indien een afschrift van de bouwopdracht dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst niet is ontvangen. Het dagelijks bestuur wijst de aanvrager hierbij op het bepaalde in het eerste en het tweede lid van dit artikel.
Paragraaf 2.7 Aanvragen met spoedeisend karakter
Een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden en die niet eerder voor opname in het programma als bedoeld in artikel 5 kon worden ingediend, wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.
Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur één of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken, wordt dit binnen twee weken na datum van indiening van de aanvraag schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager heeft de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij het dagelijks bestuur. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluit het dagelijks bestuur de aanvraag niet te behandelen.
Artikel 19 Tijdstip beslissing
Het dagelijks bestuur neemt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen vier weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt, een beslissing over de noodzaak van de aangevraagde voorziening. Voor de hoogte van de vergoeding is het gestelde in bijlage IV bij deze verordening bepalend. De uitvoering van de voorziening geschiedt volgens het bepaalde in artikel 21.
Artikel 22 Vervallen aanspraak bekostiging
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en de aanvrager uiterlijk vier weken vóór het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het dagelijks bestuur tot verlenging van de termijn.
Dit verzoek schort het vervallen van de termijn op bekostiging op totdat het dagelijks bestuur op het verzoek heeft beslist. Indien het dagelijks bestuur het verzoek inwilligt, noemt het dagelijks bestuur een nieuwe datum waarop de aanspraak op vergoeding vervalt. Indien het dagelijks bestuur het verzoek afwijst, geldt de datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet vóór de oorspronkelijke vervaldatum kan liggen.
Paragraaf 2.8 Bekostiging bouwvoorbereiding
Het bevoegd gezag waarvan de aangevraagde huisvestingsvoorziening op het programma is opgenomen dan wel waarvan het dagelijks bestuur heeft ingestemd met het treffen van een voorziening met een spoedeisend karakter kan een aanvraag indienen bij het dagelijks bestuur voor bekostiging van bouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment van aanbesteding van die voorziening.
Paragraaf 2.9 Gebruik en bekostiging ruimte voor lichamelijke oefening
Bij de toepassing van het bepaalde in deze paragraaf bedraagt de omvang van het bekostigde gebruik van een ruimte voor lichamelijke oefening door een school voor basisonderwijs, respectievelijk een school voor speciaal basisonderwijs als bedoeld in dit hoofdstuk maximaal het aantal klokuren per week per groep als vermeld in bijlage III bij deze verordening.
Artikel 25 Opgave en inroostering gebruik
Het bevoegd gezag verstrekt jaarlijks vóór 1 juni aan het dagelijks bestuur een gespecificeerde opgave van het aantal klokuren dat de onder zijn gezag vallende scholen voornemens zijn per 1 augustus van het daaropvolgende schooljaar gebruik te maken van door de gemeente te bekostigen ruimten voor het onderwijs in lichamelijke oefening, alsmede de plaatsen waar het bedoelde onderwijs wordt gegeven. Bij de bepaling van het aantal klokuren wordt rekening gehouden met het maximale aantal klokuren per groep zoals is aangegeven in artikel 24, eerste lid.
Het dagelijks bestuur stelt een regeling op voor de wijze waarop de inroostering tot stand komt. Hierin wordt opgenomen dat medegebruik van een gymnastiekruimte slechts mogelijk is, voor zover er na inroostering van het aantal op basis van artikel 24, eerste lid, berekende aantal uren van de school die eigenaar is van het gymnastieklokaal, nog ruimte beschikbaar is.
Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor primair onderwijs dat eigenaar is van een gymnastiekruimte ontvangt jaarlijks een vergoeding van het dagelijks bestuur. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage IV bij deze verordening op basis van de door het desbetreffende bevoegd gezag verstrekte gegevens en het op grond van artikel 25 vastgestelde rooster. Het maximale aantal voor vergoeding in aanmerking komende klokuren wordt op grond van artikel 24, eerste lid, vastgesteld. Wanneer sprake is van medegebruik van de gymnastiekruimte door een of meer scholen voor primair onderwijs, wordt voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding het aantal klokuren getotaliseerd.
Paragraaf 2.10 Berekening leegstand en regeling medegebruik en verhuur
Ten einde vast te stellen of sprake is van leegstand, bepaalt het dagelijks bestuur periodiek aan de hand van bijlage III bij deze verordening voor een school, dan wel indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, voor elke hoofdvestiging en nevenvestiging afzonderlijk:
Artikel 28 Medegebruik en verhuur
In verband met de toepassing van de artikelen 107 en 108 van de Wet op het primair onderwijs stelt het dagelijks bestuur een regeling vast voor het gebruik van een gedeelte van een gebouw of terrein, dat volgens de berekening in artikel 27 tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school. De regeling houdt onder meer voorschriften in ter voorkoming van schade en van hinder voor het onderwijs en voor de wijze waarop de kosten van dat gebruik worden berekend.
Paragraaf 2.11 Einde gebruik gebouw of terrein door niet door de gemeente in stand gehouden school
Artikel 29 Einde gebruik/staat van onderhoud
Het gebruik van een gebouw of terrein wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 augustus, volgend op de datum waarop de akte als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair onderwijs is getekend of gedeputeerde staten een beslissing hebben genomen inzake een geschil omtrent de toepassing van artikel 110, eerste lid, van voormelde wet, beëindigd.
Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid behoort van het bevoegd gezag en dat, gezien de ontvangen vergoedingsbedragen voor onderhoud, redelijkerwijs door het bevoegd gezag had kunnen worden uitgevoerd, wordt voordat de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110, vierde lid, van de wet op het primair onderwijs heeft plaatsgevonden, een staat van onderhoud opgemaakt.
Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien sprake is van verrekenbaar achterstallig onderhoud, vastgesteld welke elementen van het onderhoud door of voor rekening van het bevoegd gezag worden uitgevoerd. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze wordt gevolgd.
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 31 Beslissing dagelijks bestuur in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.
Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de bekostiging van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel D, bij deze verordening opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.