De raad van de gemeente Heerenveen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17
september 2013, inzake de Algemene subsidieverordening Heerenveen 2014;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
wet: Algemene wet bestuursrecht;
- b.
subsidie: de aanspraak op (financiële) middelen zoals bedoeld in
artikel 4:21 van de wet;
- c.
nadere regel: een door burgemeester en wethouders vastgestelde
regeling met algemeen verbindende voorschriften, ter uitvoering van
een raadsverordening;
- d.
eenmalige subsidie: een aanvullende subsidie ten behoeve van
bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren
tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college
slechts voor een van tevoren bepaalde tijd (maximaal 4 jaren)
subsidie wil verstrekken;
- e.
jaarlijkse subsidie: subsidie die per boekjaar of voor een bepaald
aantal boekjaren aan een instelling wordt verstrekt voor maximaal 4
boekjaren;
- f.
college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Heerenveen;
- g.
raad: raad van de gemeente Heerenveen.
Artikel 2. Reikwijdte verordening
- 1.
Voor de volgende thema’s van de gemeenteraad kunnen door het college
subsidies
worden verstrekt:
- a.
Heerenveen bestuurt en organiseert;
- b.
- c.
Heerenveen kiest voor leefbare wijken dorpen;
- d.
Heerenveen bevordert meedoen en ondersteunt daarbij;
- e.
Heerenveen stimuleert duurzaamheid;
- f.
- 2.
Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid,
van de Algemene wet
bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig
is) kan het college
bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk buiten
toepassing blijft.
Artikel 3. Nadere regels
Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren
activiteiten, de doelgroepen
en de verdeling van de subsidie per thema en in beleidsterrein, worden
omschreven.
Artikel 4. Subsidieplafond en Begrotingsvoorbehoud
- 1.
Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen
zij bij nadere regel de wijze van verdeling van de betrokken
subsidie.
- 2.
Het college kan een subsidieplafond verlagen:
- a.
als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken
jaar is vastgesteld
of goedgekeurd; of
- b.
als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking
heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het
betrokken jaar is vastgesteld of
goedgekeurd.
- 3.
Bij de bekendmaking van een subsidieplafond, dat kan worden verlaagd
overeenkomstig
het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.
- 4.
Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld
of goedgekeurd,
wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de
begroting
beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningbeschikking wordt
daarop gewezen.
Artikel 5. Aanvraag jaarlijkse – en eenmalige subsidies
- 1.
Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het
college met behulp van een door het college vastgesteld
aanvraagformulier.
- 2.
Bij de aanvraag om een jaarlijkse subsidie legt de aanvrager de
volgende gegevens over:
- a.
een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt
aangevraagd;
- b.
de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden
nagestreefd, en hoe de
activiteiten daaraan bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de
activiteiten gericht
zijn op de gemeente of haar ingezetenen/inwoners en op door de
gemeente
vastgestelde doelen of thema’s.;
- c.
een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze
activiteiten. De
begroting bevat een overzicht van de aan de activiteiten verbonden
geraamde inkomstenen uitgaven. Het dekkingsplan bevat een opgave van
bij andere bestuursoganen of private organisaties of personen
aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde
activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.
- d.
als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon
wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van
de aanvraag.
- 3.
Bij de aanvraag om een eenmalige subsidie legt de aanvrager de
volgende gegevens over:
- a.
een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt
aangevraagd;
- b.
een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten,
waar de subsidie voor wordt gevraagd. De begroting bevat een
overzicht van de aan de activiteiten verbonden geraamde inkomsten en
uitgaven. Het dekkingsplan bevat een opgave van inkomsten waaronder
een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of
personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van
dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken
daarvan.
- 4.
Een rechtspersoon die voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie
aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten,
alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het
voorgaande jaar toe aan de aanvraag.
- 5.
Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in
het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die
voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk,
respectievelijk, voldoende, zijn.
- 6.
Bij nadere regels kan van de voorgaande leden worden afgeweken.
Artikel 6. Aanvraagtermijn
- 1.
Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie, wordt ingediend uiterlijk 1
juni voorafgaand
aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.
- 2.
Een aanvraag voor een eenmalige subsidie kan het gehele jaar worden
ingediend, ten minste 13 weken voor aanvang van de activiteiten.
- 3.
Het college kan bij nadere regel andere termijnen stellen voor het
indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.
Artikel 7. Beslistermijn
- 1.
Het college beslist op een aanvraag om een jaarlijkse subsidie als
bedoeld in artikel 6, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het
jaar waarin de aanvraag is ingediend.
- 2.
Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie als
bedoeld in artikel 6, tweede lid, binnen 10 weken nadat de volledige
aanvraag is ontvangen.
- 3.
Bij nadere regel kunnen andere termijnen worden gesteld.
Artikel 8. Weigerings- en intrekkingsgronden
- 1.
Onverminderd artikel 4:25, 4:34,4:35 en 4:51 van de Algemene wet
bestuursrecht kan het college de subsidie in ieder geval
weigeren:
- a.
als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate
gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze
onvoldoende ten goede komen aan de
gemeente of haar ingezetenen;
- b.
de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid zoals dat is
vastgesteld ten aanzien van de afzonderlijke beleidsvelden van de
gemeente;
- c.
als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het
verrichten van de
activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd; of
- d.
in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur;
- e.
als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor
subsidie in
aanmerking te komen;
- f.
als de activiteit reeds door een andere organisatie wordt
verricht;
- g.
als de subsidieverstrekking zou leiden tot ontoelaatbare staatssteun
of anderszins in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;
- h.
in de bij de betrokken nadere regel bepaalde gevallen;
- i.
de subsidieaanvraag betrekking heeft op partijpolitieke,
persoonlijke, godsdienstige en levensbeschouwelijke
activiteiten;
- j.
de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen
beschikt of kan beschikken om de kosten van de activiteiten te
dekken.
- k.
de instelling ook bij andere overheden een soortgelijke aanvaag
hebben ingediend;
- l.
de continuïteit van de activiteiten van aanvrager niet of
onvoldoende gewaarborgd is
- m.
het voornemen tot verlening van subsidie op grond van de artikel 87,
88 en/of 89 van het EG-verdrag ter goedkeuring bij de Europese
Commissie wordt of moet worden gemeld;
- n.
de subsidie een steunmaatregel vormt in de zijn van artikel 87, lid
1 van het EG-verdrag, die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke
markt.
- 2.
Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval
en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en het college
kan een subsidie intrekken in de gevallen die benoemd zijn in de
artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 9. Verantwoording
Bij de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze de
subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger
- 1.
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de
subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of
dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden
verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat
onverwijld aan het college (meldingsplicht).
- 2.
Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk
over:
- a.
beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de
activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de
gesubsidieerde rechtspersoon;
- b.
relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische
verhouding met derden;
- c.
ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie
verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden
nagekomen;
- d.
wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de
gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of
bestuurders en het doel van de rechtspersoon.
- 3.
De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor
handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.
- 4.
Het college heeft de bevoegdheid om, naast de
standaardverplichtingen vermeld in artikel 4:37 van de wet, bij de
subsidieverlening andere verplichtingen op te leggen die strekken
tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (artikel 4:38 van
de wet).
- 5.
Een subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een door of
namens de gemeente ingesteld onderzoek op het beleidsveld, waar de
activiteit van de subsidieontvanger op gericht is.
Artikel 11. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
- 1.
Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen
worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van
hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.
- 2.
Bij subsidies hoger dan € 25.000, -- verleend voor activiteiten die
meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden
opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording
over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden
uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één
keer per jaar verlangd.
Artikel 12. Betaling en bevoorschotting
- 1.
Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in
artikel 13, eerste lid, wordt gegeven, vindt de betaling van de
gehele subsidie in één bedrag plaats.
- 2.
Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in
het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de
voorschotten bepaald.
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot € 5.000,--
- 1.
Subsidies tot € 5.000,-- worden door het college direct vastgesteld,
zonder voorafgaande subsidieverlening.
- 2.
Als de activiteiten niet zijn verricht kan het college op grond van
artikel 4:49 van de wet de subsidie intrekken of wijzigen.
- 3.
De gemeente behoudt zich het recht voor steekproefsgewijs te
controleren of de activiteit, waarvoor subsidie is verstrekt, is
verricht.
Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf € 5.000,-- tot € 25.000,--
- 1.
Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000,--, maar
minder dan € 25.000,--, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot
vaststelling in bij het college:
- a.
bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het
jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na
het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.
- b.
bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn
van de activiteiten.
- 2.
De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit
blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn
verricht en een overzicht van de activiteiten en de hieraan
verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag) met
toelichting.
- 3.
Het college kan in de verleningsbeschikking bepalen dat ook andere,
of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die
voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies vanaf € 25.000,--
- 1.
Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 25.000,--, dient de
subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het
college:
- a.
bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het
jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na
het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.
- b.
bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn
van de activiteiten.
- 2.
De aanvraag tot vaststelling bevat:
- a.
een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor
de subsidie is verleend, zijn verricht;
- b.
een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven
en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);
- c.
een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting
daarop;
- d.
een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijke
accountant. Bij deze controle dient aandacht te zijn besteed aan de
naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.
- 3.
Het college kan in de verleningsbeschikking bepalen dat ook andere,
of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die
voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.
Artikel 16. Vaststelling subsidie
- 1.
Het college stelt vóór 1 november in het jaar na afloop van het
kalenderjaar waarvoor jaarlijks de subsidie is verleend de aanvraag
tot subsidievaststelling vast.
- 2.
Het college stelt binnen 13 weken de aanvraag tot vaststelling van
een eenmalige subsidie vast, tenzij bij verleningsbeschikking anders
is bepaald.
- 3.
Deze termijnen kunnen eenmaal voor ten hoogste acht weken worden
verdaagd.
- 4.
Het college kan bij nadere regel categorieën van subsidies of
subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt
vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor
subsidievaststelling hoeft in te dienen.
Artikel 17. Hardheidsclausule
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze
verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering
van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van
de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende
aard.
Artikel 18. Intrekking
De Algemene subsidieverordening Heerenveen 2010 wordt ingetrokken.
Artikel 19. Overgangsbepalingen
Subsidieaanvragen die zijn ingediend voor 1 juni 2013 worden afgedaan
volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Heerenveen
2010.
Artikel 20. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.
Artikel 21. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening
Heerenveen 2014.