Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit, Omgevingswet |
Citeertitel | Voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit, Omgevingswet |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 21-12-2023 |
Dit besluit werd in de raadsvergadering van 21 december 2023.
met 11 stemmen vóór en 0 stemmen tegen.
De gemeenteraad van de gemeente Hulst
De Griffier
De Raadsvoorzitter
Bijlage 1 bij voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit
Omgevingsplan Hulst, Voorbeschermingsregels bodemkwaliteit
Bodemgevoelige locatie: bodemgevoelige locatie als bedoeld in artikel 5.89h van het Besluit kwaliteit leefomgeving of een locatie waar als gevolg van het gebruik sprake is van een verhoogde kans op blootstelling aan de grond:
Kinderspeelplaats: openbare of commerciële kinderspeelplaats, scholen, kinderopvang of vergelijkbare kinderspeelplaatsen.
Bovengrond: toplaag van de bodem tot 0,5 meter onder het maaiveld.
Ondiep grondwater: het ondiepe grondwater is het grondwater tot 10 meter onder het maaiveld.
Bodembedekkende vegetatie: dichte compact groei, bijvoorbeeld een goed onderhouden grasmat of struiken met een hoge groeidichtheid.
Niet gecorrigeerde waarden: de gemeten waarden zonder bodemtypecorrectie.
Stoffen mobiel van aard: een verontreiniging in de bodem wordt mobiel van aard genoemd als deze verontreinigingen in de grond en het grondwater relatief gemakkelijk kunnen verspreiden. Te denken valt aan aromatische verbindingen, vluchtige chloorkoolwaterstoffen en oliën.
Bodembeheergebied Zeeuws-Vlaanderen: hieronder verstaan we het bodembeheergebied zoals deze is vastgesteld in de recentste versie van de Bodemkwaliteitskaart Hulst.
§2.1 Wijziging van gebruik waardoor een bodemgevoelige locatie ontstaat
Artikel 2.1.1 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het wijzigen van het gebruik van een locatie waardoor een bodemgevoelige locatie zoals bedoeld in artikel 1.1 van dit omgevingsplan ontstaat.
Artikel 2.1.2 (informatieplicht)
Artikel 2.1.3 (specifieke beoordelingsregel voor het wijzigen van het Omgevingsplan of het verlenen van een vergunning voor een Omgevingsplanactiviteit waarbij een bodemgevoelige locatie wordt toegestaan)
In het kader van het evenwichtig toedelen van functies aan locaties en ter bescherming van de gezondheid en het milieu wordt een bodemgevoelige locatie uitsluitend toegestaan als:
Artikel 2.1.4 (in gebruik nemen van een bodemgevoelige locatie als de toelaatbare bodemkwaliteit wordt overschreden)
Een bodemgevoelige locatie wordt pas in gebruik genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over en schriftelijk heeft ingestemd met de wijze waarop er een of meer sanerende of andere beschermende maatregelen zijn getroffen.
§ 2.2 Bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 2.2.1 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie.
Artikel 2.2.2 (bodem: waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem)
Tabel 2.2.2a: waarden toelaatbare kwaliteit van de bodem voor lood per gebruiksfunctie | |
Interventiewaarde (bijlage IIA Besluit activiteiten leefomgeving) |
Artikel 2.2.3 (bodem: maatregelen bij overschrijding waarde toelaatbare kwaliteit en niet genormeerde stoffen)
In aanvulling op artikel 22.29, eerste lid, onder c van de Bruidsschat Omgevingsplan wordt een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, alleen verleend als de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 22.30 van de Bruidsschat Omgevingsplan en artikel 2.2.2, niet worden overschreden;
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van risico’s voor de gezondheid, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning of de omgevingsplanwijziging, als zij van oordeel is, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Artikel 2.2.4 (informeren: ingebruikname na maatregelen op verontreinigde bodem)
In aanvulling op artikel 22.31 van de Bruidsschat Omgevingsplan wordt bij overschrijding van een waarde van de toelaatbare kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 22.30 van de Bruidsschat Omgevingsplan en artikel 2.2.2, een bodemgevoelig gebouw of een gedeelte daarvan op een bodemgevoelige locatie alleen in gebruik genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd en schriftelijk ingestemd heeft met de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen zijn getroffen als bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, onder c van de Bruidsschat Omgevingsplan en artikel 2.2.3.
§ 2.3 Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde en een bodemvolume van meer dan 25 m3
Artikel 2.3.1 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit als het bodemvolume waarin wordt gegraven meer is dan 25 m3.
Artikel 2.3.2 (gegevens en bescheiden)
§2.4 Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde en een bodemvolume van ten hoogste 25 m3
Artikel 2.4.1 (toepassingsbereik)
In aanvulling op artikel 22.127, eerste lid van de Bruidsschat Omgevingsplan is deze paragraaf ook van toepassing op het graven in bodem als het bodemvolume waarin wordt gegraven ten hoogste 25 m3 is, voor zover het graven wordt verricht op een locatie met verontreinigingen boven de interventiewaarde bodemkwaliteit.
Artikel 2.4.2 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)
In aanvulling op artikel 22.128, derde lid, onder b van de Bruidsschat Omgevingsplan wordt bij een spoedreparatie in grond die is verontreinigd boven de interventiewaarde bodemkwaliteit de toezichthoudende instantie bodem (RUD Zeeland) zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de locatie, tijdstip en aard van de spoedreparatie.
Artikel 2.4.3 (bodem en afval: tijdelijke opslag van vrijkomende grond)
Artikel 2.4.4 (Voorafgaand bodemonderzoek)
Artikel 2.4.5 (gegevens en bescheiden: bij beëindigingen activiteit)
§2.5 Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde en een bodemvolume van meer dan 25 m3
Artikel 2.5.1 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het graven in bodem als het bodemvolume waarin wordt gegraven meer is dan 25 m3, voor zover het graven wordt verricht op een locatie met verontreinigingen boven de interventiewaarde bodemkwaliteit.
Artikel 2.5.2 (voorafgaand bodemonderzoek)
In aanvulling op artikel 4.1225 lid 2 onder a van het Besluit activiteiten leefomgeving worden de resultaten van een bodemonderzoek ook verstrekt in het bestandsformaat PDF en XML conform de vigerende versie van het protocol SIKB0101.
Artikel 2.5.3 (tijdelijke opslag van vrijkomende grond)
Artikel 2.6.1 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het saneren van de bodem.
Artikel 2.6.2 (melding: gegevens en bescheiden)
In aanvulling op artikel 4.1236, tweede lid, onder a van het Besluit activiteiten leefomgeving worden de resultaten van een bodemonderzoek ook verstrekt in het bestandsformaat PDF en XML conform de vigerende versie van het protocol SIKB0101.
Tabel 2.6.3: terugsaneerwaarden bovengrond lood bij verwijderen van verontreiniging | |
Interventiewaarde (bijlage IIA Besluit activiteiten leefomgeving) |
Artikel 2.6.4 (Afdekken als saneringsaanpak)
In aanvulling op artikel 4.1241, derde lid van het Besluit activiteiten leefomgeving kan voor loodwaarden tot de interventiewaarde in de bovengrond bij kinderspeelplaatsen ook een bodembedekkende vegetatie volstaan.
Artikel 2.6.5 (Geen mobiele verontreiniging herschikken)
In aanvulling op artikel 4.1241, vijfde lid van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt grond met verontreiniging van mobiele aard boven de interventiewaarden bodemkwaliteit als bedoeld in bijlage IIA van dat besluit niet herschikt.
§2.7 Toepassen van grond of baggerspecie
Artikel 2.7.1 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het op of in de landbodem toepassen van grond of baggerspecie.
Artikel 2.7.2 (Toepassen van zoute grond/baggerspecie of zeezand)
In aanvulling op artikel 4.1272 van het Besluit activiteiten leefomgeving geldt voor het toepassen van grond/bagger of zeezand op de landbodem geldt het volgende:
Toelichting Voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit Gemeente Hulst
De Omgevingswet is een integrale wet voor alle activiteiten in de fysieke leefomgeving, waaronder ook het aspect bodemkwaliteit. Regels over de bodemkwaliteit staan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet ontstaat van rechtswege een tijdelijk omgevingsplan. Dit tijdelijk omgevingsplan bevat naast de huidige ruimtelijke plannen en enkele verordeningen ook de zogenaamde bruidsschat (voormalige rijksregels). In de bruidsschat zijn maar deels ook de bestaande rijksregels voor bodemgerelateerde activiteiten overgenomen. Daarnaast verschuift de bevoegdheid over deze regels voor de meeste bodemtaken naar de gemeente.
Ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is geïnventariseerd wat er nodig is om het eigen huidige dienstverleningsniveau voor bodemkwaliteit beleidsneutraal te kunnen voortzetten en te verbeteren. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet is er voor de gemeente Hulst nog geen definitief omgevingsplan vastgesteld, wat inhoudt dat Hulst automatisch overgaat naar het tijdelijk omgevingsplan. De voortzetting van de huidige praktijk op het gebied van de bodemkwaliteit en het doorvoeren van de gewenste verbeteringen zijn wel al gerealiseerd doordat de Gemeente Hulst op 21 december 2023 een voorbereidingsbesluit heeft genomen waarin voorbeschermingsregels voor bodem zijn opgenomen. Binnen een termijn van 1,5 jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet moeten die regels dan opgenomen worden in het definitieve deel van het omgevingsplan.
Ons huidige vigerende bodembeleid (Bodemkwaliteitskaarten en Nota Bodembeheer Zeeuws-Vlaanderen) is een gezamenlijk bodembeleid met de gemeenten Sluis en Terneuzen. Daarom zijn ook deze voorbeschermingsregels gezamenlijk tot stand gekomen en in alle drie de gemeenten vastgesteld. De regels gelden daarom voor heel het grondgebied van Zeeuws-Vlaanderen. Deze regionale uniformiteit draagt bij aan duidelijkheid in de praktijk en ondersteund de handhaafbaarheid van de regels.
In onderstaand overzicht zijn de voorbeschermingsregels samengevat met een korte toelichting:
Door het stellen van bovenstaande regels ten aanzien van de kwaliteit van de bodem ontstaat een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties komt in de Omgevingswet in de plaats voor het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’.