Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

Voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit, Omgevingswet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVoorbereidingsbesluit bodemkwaliteit, Omgevingswet
CiteertitelVoorbereidingsbesluit bodemkwaliteit, Omgevingswet
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

21-12-2023

gmb-2023-564450

Tekst van de regeling

Intitulé

Voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit, Omgevingswet

De raad van de gemeente Hulst;

 

B E S L U I T :

 

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d 13 oktober 2023;

 

overwegende dat:

  • -

    we het huidige dienstverleningsniveau op het gebied van bodemkwaliteit ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet willen voortzetten en op onderdelen verbeteren;

  • -

    dit dienstverleningsniveau na 1 januari 2024 alleen kan worden voortgezet als er een voorbereidingsbesluit wordt genomen dat gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt;

  • -

    dit voorbereidingsbesluit inhoudt dat er voorbeschermingsregels worden vastgesteld die vanaf 1 januari 2024 onderdeel zijn van het omgevingsplan van Hulst.

besluit:

 

  • 1.

    Ter voorbereiding van het definitieve omgevingsplan op grond van artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening (per 1 januari 2024 artikel 4.14 Omgevingswet) een voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit te nemen voor het grondgebied van de gemeente Hulst;

  • 2.

    Met dit voorbereidingsbesluit voor het grondgebied van de gemeente Hulst voorbeschermingsregels vast te stellen voor het omgevingsplan. Deze regels zijn opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit;

  • 3.

    Dat dit voorbereidingsbesluit gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt;

Dit besluit werd in de raadsvergadering van 21 december 2023.

met 11 stemmen vóór en 0 stemmen tegen.

De gemeenteraad van de gemeente Hulst

De Griffier

De Raadsvoorzitter

Bijlage 1 bij voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit

 

Omgevingsplan Hulst, Voorbeschermingsregels bodemkwaliteit

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

 

Artikel 1.1 Definities

Bodemgevoelige locatie: bodemgevoelige locatie als bedoeld in artikel 5.89h van het Besluit kwaliteit leefomgeving of een locatie waar als gevolg van het gebruik sprake is van een verhoogde kans op blootstelling aan de grond:

  • Kinderspeelplaats

  • Grote Moestuin (>200 m2)

Kinderspeelplaats: openbare of commerciële kinderspeelplaats, scholen, kinderopvang of vergelijkbare kinderspeelplaatsen.

 

Bovengrond: toplaag van de bodem tot 0,5 meter onder het maaiveld.

 

Ondiep grondwater: het ondiepe grondwater is het grondwater tot 10 meter onder het maaiveld.

 

Bodembedekkende vegetatie: dichte compact groei, bijvoorbeeld een goed onderhouden grasmat of struiken met een hoge groeidichtheid.

 

Niet gecorrigeerde waarden: de gemeten waarden zonder bodemtypecorrectie.

 

Stoffen mobiel van aard: een verontreiniging in de bodem wordt mobiel van aard genoemd als deze verontreinigingen in de grond en het grondwater relatief gemakkelijk kunnen verspreiden. Te denken valt aan aromatische verbindingen, vluchtige chloorkoolwaterstoffen en oliën.

 

Bodembeheergebied Zeeuws-Vlaanderen: hieronder verstaan we het bodembeheergebied zoals deze is vastgesteld in de recentste versie van de Bodemkwaliteitskaart Hulst.

 

Hoofdstuk 2 Activiteiten

§2.1 Wijziging van gebruik waardoor een bodemgevoelige locatie ontstaat

 

Artikel 2.1.1 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het wijzigen van het gebruik van een locatie waardoor een bodemgevoelige locatie zoals bedoeld in artikel 1.1 van dit omgevingsplan ontstaat.

 

Artikel 2.1.2 (informatieplicht)

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het wijzigen van het gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1.1 worden aan het college van burgemeester en wethouder de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      Een bodemonderzoek zoals bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

    • b.

      Als de waarde voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem, zoals bedoeld in artikel 22.30 Bruidsschat Omgevingsplan en artikel 2.2.2 wordt overschreden: gegevens en bescheiden die aannemelijk maken dat een sanerende of andere beschermende maatregel wordt getroffen.

  • 2.

    De resultaten van een bodemonderzoek worden verstrekt in het bestandsformaat PDF en XML conform de vigerende versie van het protocol SIKB0101.

Artikel 2.1.3 (specifieke beoordelingsregel voor het wijzigen van het Omgevingsplan of het verlenen van een vergunning voor een Omgevingsplanactiviteit waarbij een bodemgevoelige locatie wordt toegestaan)

In het kader van het evenwichtig toedelen van functies aan locaties en ter bescherming van de gezondheid en het milieu wordt een bodemgevoelige locatie uitsluitend toegestaan als:

  • a.

    De bodemkwaliteit voldoet aan de toelaatbare bodemkwaliteit zoals bedoeld in artikel 22.30 van de Bruidsschat Omgevingsplan en artikel 2.2.2 of;

  • b.

    Als uit de gegevens blijkt dat aannemelijk is dat sanerende of beschermende maatregelen worden getroffen waardoor eventuele aanwezige risico’s worden weggenomen.

Artikel 2.1.4 (in gebruik nemen van een bodemgevoelige locatie als de toelaatbare bodemkwaliteit wordt overschreden)

Een bodemgevoelige locatie wordt pas in gebruik genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over en schriftelijk heeft ingestemd met de wijze waarop er een of meer sanerende of andere beschermende maatregelen zijn getroffen.

 

§ 2.2 Bouwen op verontreinigde bodem

 

Artikel 2.2.1 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie.

 

Artikel 2.2.2 (bodem: waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem)

  • 1.

    In aanvulling op artikel 22.30, eerste lid, van de Bruidsschat Omgevingsplan zijn voor lood de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bovengrond voor de verschillende gebruiksfuncties opgenomen in tabel 2.2.2a.

  • 2.

    Het zinsdeel “in meer dan 25m3 bodemvolume” in artikel 22.30, tweede lid, van de Bruidsschat Omgevingsplan is niet van toepassing voor zover het gaat om de aanwezigheid van lood ter plaatse van kinderspeelplaatsen of grote moestuinen.

  • 3.

    Lid 1 is niet van toepassing als sprake is van een verharding of een bodembedekkende vegetatie.

Tabel 2.2.2a: waarden toelaatbare kwaliteit van de bodem voor lood per gebruiksfunctie

Bodemgevoelige gebruiksfunctie

Niet gecorrigeerde waarden (in mg/kg ds)

Kinderspeelplaatsen

<100

Grote moestuin (> 200 m2)

< 60

Overig gebruik

Interventiewaarde (bijlage IIA Besluit activiteiten leefomgeving)

 

Artikel 2.2.3 (bodem: maatregelen bij overschrijding waarde toelaatbare kwaliteit en niet genormeerde stoffen)

  • 1.

    In aanvulling op artikel 22.29, eerste lid, onder c van de Bruidsschat Omgevingsplan wordt een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, alleen verleend als de waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 22.30 van de Bruidsschat Omgevingsplan en artikel 2.2.2, niet worden overschreden;

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van risico’s voor de gezondheid, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning of de omgevingsplanwijziging, als zij van oordeel is, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.

Artikel 2.2.4 (informeren: ingebruikname na maatregelen op verontreinigde bodem)

In aanvulling op artikel 22.31 van de Bruidsschat Omgevingsplan wordt bij overschrijding van een waarde van de toelaatbare kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 22.30 van de Bruidsschat Omgevingsplan en artikel 2.2.2, een bodemgevoelig gebouw of een gedeelte daarvan op een bodemgevoelige locatie alleen in gebruik genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd en schriftelijk ingestemd heeft met de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen zijn getroffen als bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, onder c van de Bruidsschat Omgevingsplan en artikel 2.2.3.

 

§ 2.3 Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde en een bodemvolume van meer dan 25 m3

 

Artikel 2.3.1 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit als het bodemvolume waarin wordt gegraven meer is dan 25 m3.

 

Artikel 2.3.2 (gegevens en bescheiden)

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4.1220 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden de resultaten van het bodemonderzoek als bedoeld in artikel 4.1221, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, ten minste een week voor het begin van de activiteiten verstrekt aan het bevoegd gezag.

  • 2.

    De resultaten van een bodemonderzoek worden verstrekt in het bestandsformaat PDF en XML conform de vigerende versie van het protocol SIKB0101.

§2.4 Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde en een bodemvolume van ten hoogste 25 m3

 

Artikel 2.4.1 (toepassingsbereik)

In aanvulling op artikel 22.127, eerste lid van de Bruidsschat Omgevingsplan is deze paragraaf ook van toepassing op het graven in bodem als het bodemvolume waarin wordt gegraven ten hoogste 25 m3 is, voor zover het graven wordt verricht op een locatie met verontreinigingen boven de interventiewaarde bodemkwaliteit.

 

Artikel 2.4.2 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

  • 1.

    In aanvulling op artikel 22.128, eerste lid van de Bruidsschat Omgevingsplan worden ten minste 1 week voor het begin van het graven aan het college van burgemeester en wethouders de gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      de onderzoeken, bedoeld in artikel 2.4.4;

    • b.

      de naam en het adres van de natuurlijke persoon en de onderneming die de milieukundige begeleiding, bedoeld in artikel 22.130 van de Bruidsschat Omgevingsplan, gaan verrichten.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 22.128, derde lid, onder b van de Bruidsschat Omgevingsplan wordt bij een spoedreparatie in grond die is verontreinigd boven de interventiewaarde bodemkwaliteit de toezichthoudende instantie bodem (RUD Zeeland) zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de locatie, tijdstip en aard van de spoedreparatie.

  • 3.

    De resultaten van een bodemonderzoek worden verstrekt in het bestandsformaat PDF en XML conform de vigerende versie van het protocol SIKB0101.

Artikel 2.4.3 (bodem en afval: tijdelijke opslag van vrijkomende grond)

  • 1.

    In aanvulling op artikel 22.129 van de Bruidsschat Omgevingsplan worden er maatregelen genomen om verspreiding van verontreinigingen van opgeslagen grond naar de onderliggende bodem en omgeving tegen te gaan.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 22.129 van de Bruidsschat Omgevingsplan zijn partijen verontreinigde grond, opgeslagen in de openbare ruimte, fysiek niet toegankelijk.

Artikel 2.4.4 (Voorafgaand bodemonderzoek)

  • 1.

    In aanvulling op paragraaf 22.3.7.2 van de Bruidsschat Omgevingsplan wordt bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 2.4.1, voldaan aan de regels over het bodemonderzoek, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het graven in de bodem in verband met een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur.

Artikel 2.4.5 (gegevens en bescheiden: bij beëindigingen activiteit)

  • 1.

    In aanvulling op paragraaf 22.3.7.2 van de Bruidsschat Omgevingsplan wordt ten hoogste 2 weken na het beëindigen van de activiteit, bedoeld in artikel 2.4.1, aan het bevoegd gezag gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      De datum van beëindiging van de activiteit;

    • b.

      Gegevens over de ontgraving aangeduid op een kaart en dwarsprofiel;

    • c.

      De bestemming van grond die niet wordt teruggeplaatst; en

    • d.

      De bijzondere omstandigheden die zich hebben voorgedaan.

§2.5 Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde en een bodemvolume van meer dan 25 m3

 

Artikel 2.5.1 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het graven in bodem als het bodemvolume waarin wordt gegraven meer is dan 25 m3, voor zover het graven wordt verricht op een locatie met verontreinigingen boven de interventiewaarde bodemkwaliteit.

 

Artikel 2.5.2 (voorafgaand bodemonderzoek)

In aanvulling op artikel 4.1225 lid 2 onder a van het Besluit activiteiten leefomgeving worden de resultaten van een bodemonderzoek ook verstrekt in het bestandsformaat PDF en XML conform de vigerende versie van het protocol SIKB0101.

 

Artikel 2.5.3 (tijdelijke opslag van vrijkomende grond)

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4.1231 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden er maatregelen genomen om verspreiding van verontreinigingen van opgeslagen grond naar de onderliggende bodem en omgeving tegen te gaan.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4.1231 van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn partijen verontreinigde grond die opgeslagen worden in de openbare ruimte fysiek niet toegankelijk.

§2.6 Saneren van de bodem

Artikel 2.6.1 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het saneren van de bodem.

 

Artikel 2.6.2 (melding: gegevens en bescheiden)

In aanvulling op artikel 4.1236, tweede lid, onder a van het Besluit activiteiten leefomgeving worden de resultaten van een bodemonderzoek ook verstrekt in het bestandsformaat PDF en XML conform de vigerende versie van het protocol SIKB0101.

 

Tabel 2.6.3: terugsaneerwaarden bovengrond lood bij verwijderen van verontreiniging

Gebruiksfunctie

Niet gecorrigeerde waarden stof lood (in mg/kg ds)

Kinderspeelplaatsen

<100

Grote Moestuin (> 200 m2)

< 60

Overig gebruik

Interventiewaarde (bijlage IIA Besluit activiteiten leefomgeving)

 

Artikel 2.6.4 (Afdekken als saneringsaanpak)

In aanvulling op artikel 4.1241, derde lid van het Besluit activiteiten leefomgeving kan voor loodwaarden tot de interventiewaarde in de bovengrond bij kinderspeelplaatsen ook een bodembedekkende vegetatie volstaan.

 

Artikel 2.6.5 (Geen mobiele verontreiniging herschikken)

In aanvulling op artikel 4.1241, vijfde lid van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt grond met verontreiniging van mobiele aard boven de interventiewaarden bodemkwaliteit als bedoeld in bijlage IIA van dat besluit niet herschikt.

 

§2.7 Toepassen van grond of baggerspecie

 

Artikel 2.7.1 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het op of in de landbodem toepassen van grond of baggerspecie.

 

Artikel 2.7.2 (Toepassen van zoute grond/baggerspecie of zeezand)

In aanvulling op artikel 4.1272 van het Besluit activiteiten leefomgeving geldt voor het toepassen van grond/bagger of zeezand op de landbodem geldt het volgende:

  • 1.

    Toepassen van grond/baggerspecie of zeezand met een maximaal chloridegehalte tot 200 mg/kg d.s. is toegestaan.

  • 2.

    Buiten de bekende zoetwatervoorkomens kan grond/baggerspecie of zeezand worden toegepast als uit lokale veldmetingen van het ondiepe grondwater blijkt dat er een chlorideconcentratie van meer dan 5000 mg/l aanwezig is.

  • 3.

    Als aanvulling op lid 2 kan het bevoegd gezag een effectanalyse van de plaatselijke situatie vragen, waaruit blijkt dat het aanbrengen van grond/baggerspecie of zeezand geen verslechtering oplevert voor de omgeving, waaronder de chemische toestand van grond, grondwater of oppervlaktewater.

  • 4.

    Artikel 2.7.2 lid 1 en 2 zijn niet van toepassing op grond welke vrijkomt binnen het bodembeheergebied van Zeeuws-Vlaanderen.

  • 5.

    Artikel 2.7.2 lid 1 en 2 zijn niet van toepassing op verspreidbare baggerspecie welke vrijkomt in Zeeuws-Vlaanderen en op de kant mag worden gezet.

  • 6.

    Artikel 2.7.2 lid 5 is niet van toepassing op Rijkswateren.

§2.8 Maatwerk

 

Artikel 2.8.1 Maatwerk

  • 1.

    Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over hoofdstuk 2 van de Voorbeschermingsregels bodemkwaliteit.

  • 2.

    Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van hoofdstuk 2.

  • 3.

    Een maatwerkvoorschrift wordt gesteld met het oog op:

    • a.

      Het beschermen van de gezondheid;

    • b.

      Het beschermen van de kwaliteit van de bodem; of

    • c.

      Het doelmatig beheer van afvalstoffen.

  • 4.

    Op het stellen van maatwerkvoorschriften over een milieubelastende activiteit zijn de beoordelingsregels in de artikelen 8.9 tot en met 8.11 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.

Toelichting Voorbereidingsbesluit bodemkwaliteit Gemeente Hulst

De Omgevingswet is een integrale wet voor alle activiteiten in de fysieke leefomgeving, waaronder ook het aspect bodemkwaliteit. Regels over de bodemkwaliteit staan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet ontstaat van rechtswege een tijdelijk omgevingsplan. Dit tijdelijk omgevingsplan bevat naast de huidige ruimtelijke plannen en enkele verordeningen ook de zogenaamde bruidsschat (voormalige rijksregels). In de bruidsschat zijn maar deels ook de bestaande rijksregels voor bodemgerelateerde activiteiten overgenomen. Daarnaast verschuift de bevoegdheid over deze regels voor de meeste bodemtaken naar de gemeente.

 

Ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is geïnventariseerd wat er nodig is om het eigen huidige dienstverleningsniveau voor bodemkwaliteit beleidsneutraal te kunnen voortzetten en te verbeteren. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet is er voor de gemeente Hulst nog geen definitief omgevingsplan vastgesteld, wat inhoudt dat Hulst automatisch overgaat naar het tijdelijk omgevingsplan. De voortzetting van de huidige praktijk op het gebied van de bodemkwaliteit en het doorvoeren van de gewenste verbeteringen zijn wel al gerealiseerd doordat de Gemeente Hulst op 21 december 2023 een voorbereidingsbesluit heeft genomen waarin voorbeschermingsregels voor bodem zijn opgenomen. Binnen een termijn van 1,5 jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet moeten die regels dan opgenomen worden in het definitieve deel van het omgevingsplan.

 

Ons huidige vigerende bodembeleid (Bodemkwaliteitskaarten en Nota Bodembeheer Zeeuws-Vlaanderen) is een gezamenlijk bodembeleid met de gemeenten Sluis en Terneuzen. Daarom zijn ook deze voorbeschermingsregels gezamenlijk tot stand gekomen en in alle drie de gemeenten vastgesteld. De regels gelden daarom voor heel het grondgebied van Zeeuws-Vlaanderen. Deze regionale uniformiteit draagt bij aan duidelijkheid in de praktijk en ondersteund de handhaafbaarheid van de regels.

 

In onderstaand overzicht zijn de voorbeschermingsregels samengevat met een korte toelichting:

 

  • -

    Regels m.b.t. wijzigen van gebruik. Dit wordt alleen toegestaan als de bodemkwaliteit voldoet of als men aannemelijk kan maken dat voldoende maatregelen worden getroffen om gezondheidsrisico’s weg te nemen;

  • -

    Regels m.b.t. lood in de bodem bij kinderspeelplaatsen en grote moestuinen. Dit ter voorkoming van gezondheidsrisico’s bij jonge kinderen;

  • -

    Regels voor tijdelijke opslag van vervuilde grond. Hiermee willen we ervoor zorgen dat emissies zich niet verspreiden naar de omgeving. Om gezondheidsrisico’s te voorkomen mag vervuilde grond in openbare ruimte fysiek niet toegankelijk zijn;

  • -

    Regels voor kleinschalig graven in verontreinigde grond. Hiermee willen we voorkomen dat vervuilde grond elders wordt toegepast en zo beschermen we de kwaliteit van de bodem;

  • -

    Regels voor mobiele verontreinigingen in de grond. Dit met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van de kwaliteit van de bodem;

  • -

    Regels ter voorkoming van verzilting bij het toepassen van zeezand;

  • -

    Regels m.b.t. niet genormeerde stoffen (bijvoorbeeld PFAS). Hiervoor zijn landelijk geen interventiewaarden vastgesteld. Om gezondheidsrisico’s te voorkomen kunnen we voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning of omgevingsplanwijziging om gezondheidsrisico’s te voorkomen;

  • -

    Regels ter voorkoming van verzilting bij toepassen van zoute grond/bagger;

  • -

    Maatwerkregels. Deze vloeien rechtstreeks voort uit de Omgevingswet. Maatwerkregels bieden de mogelijkheid om in bepaalde gevallen aanvullende voorschriften te stellen met het oog op het beschermen van de gezondheid, de kwaliteit van de bodem of het beheer van afvalstoffen.

Door het stellen van bovenstaande regels ten aanzien van de kwaliteit van de bodem ontstaat een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties komt in de Omgevingswet in de plaats voor het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’.