Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | LANDSVERORDENING regelende een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom |
Citeertitel | Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering |
Vastgesteld door | Gouverneur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | sociale zekerheid |
Externe bijlage | Afkondigingsblad |
Geen.
Onbekend.
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 5, derde en vierde lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 8, zevende lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 12, derde en zesde lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 56 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 7a, zevende lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
Gezamenlijke regeling AOV/AWW en loonbelasting
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 3, vierde lid, en 21d van de Landsverordening op de loonbelasting, juncto artikel 8, negende lid, van de Landsverordening ongevallenverzekering, artikel 8, eerste lid, van de Landsverordening ziekteverzekering, artikel 22, derde lid, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten, artikel 29, derde lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en artikel 32, derde lid, de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 26, zesde lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en artikel 29, zesde lid, van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 12, derde lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 16, vijfde lid, van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering en artikel 13, vierde lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2023 | 01-01-2023 | artikel 7, 7a | 15-11-2023 | ||
15-11-2023 | 30-12-2023 | artikel 7, 7a, 12, 26 | 29-09-2023 |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:
Degenen, die metterwoon Sint Maarten gaat verlaten, maar binnen een jaar zich aldaar metterwoon weer vestigen, worden geacht ook tijdens hun afwezigheid in Sint Maarten te hebben gewoond, tenzij blijkt, dat zij tijdens hun afwezigheid op het grondgebied van Nederland of van een vreemde Staat hebben gewoond.
In de gevallen, waarin ingevolge het bepaalde in het vorige lid aan instanties van Sint Maarten bevoegdheden zijn toegekend, zijn de bepalingen van deze landsverordening en van de tot haar uitvoering genomen besluiten van toepassing, met inachtneming van de wijzigingen, die de aard van het onderwerp vordert.
HOOFDSTUK III Het ouderdomspensioen
§ 1. Het recht op ouderdomspensioen
Degene, die verzekerd is geweest en de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, heeft overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening recht op ouderdomspensioen.
De jaarlijkse aanpassing van het pensioenbedrag vindt plaats met ingang van 1 januari van het komende jaar op basis van de stijging die het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor het tweede kwartaal van het lopende jaar aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer van het tweede kwartaal van het daaraan voorafgaande jaar.
Op de toeslag wordt een korting toegepast van:
2% voor elk kalenderjaar, gelegen vóór 1 januari 1975, van 2 1/8% voor elk kalenderjaar tussen 1975 en 31 december 1990, van 2 2/9% voor elk kalenderjaar tussen 1991 en 31 december 2015, van 2 1/8% voor elk kalenderjaar tussen 2016 en 31 december 2019, en van 2% voor elk kalenderjaar na 31 december 2019, dat degene die gehuwd is met een persoon als bedoeld in het eerste lid, behoudens in bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen gevallen, na het bereiken van de 15-jarige, doch vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd van degene met wie hij gehuwd is, niet verzekerd is geweest;
Op het bedrag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt een korting toegepast van 2% voor elk kalenderjaar, gelegen vóór 1 januari 1975, van 2 1/8% voor elk kalenderjaar tussen 1975 en 31 december 1990, en van 2 2/9% voor elk kalenderjaar tussen 1991 en 31 december 2015, van 2 1/8% voor elk kalenderjaar tussen 2016 en 31 december 2019, en van 2% voor elk kalenderjaar na 31 december 2019, dat de pensioengerechtigde na het bereiken van de 15-jarige, doch vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd, niet verzekerd is geweest.
§ 2. Toekenning, ingang, intrekking, herziening, betaling en einde van het ouderdomspensioen
De aanvraag om ouderdomspensioen alsmede een verhoging van het ouderdomspensioen wordt ingediend ter plaatse door de minister aangewezen.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een ouderdomspensioen niet eerder ingaan dan een jaar vóór de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de aanvraag werd ingediend of waarin de ambtshalve toekenning plaats vond. De Bank kan voor bijzondere gevallen van het bepaalde in de vorige volzin afwijken.
Het ouderdomspensioen wordt door de Bank ingetrokken of herzien, wanneer degene aan wie het is toegekend, ingevolge het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, daarvoor niet of niet of niet meer in aanmerking komt, onderscheidenlijk voor een hoger of lager ouderdomspensioen in aanmerking komt.
De herziening van het ouderdomspensioen, die voortvloeit uit een wijziging van de omstandigheden en die een verhoging van dit pensioen tot gevolg heeft, gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de wijziging van die omstandigheden heeft plaats gevonden. Het bepaalde in artikel 11, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
De intrekking van het ouderdomspensioen of de herziening daarvan, die een verlaging van dit pensioen tot gevolg heeft, gaat, behoudens in bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen gevallen, in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de dag van de dagtekening van de kennisgeving ingevolge artikel 37, eerste lid, onderdeel a, is gelegen.
Wanneer een gepensioneerde een ander machtigt om het ouderdomspensioen in ontvangst te nemen, onderscheidenlijk een verleende machtiging intrekt, wordt daaraan gevolg gegeven met ingang van een betalingstermijn, aanvangende na de dag, waarop de machtiging wordt ingediend, onderscheidenlijk waarop van haar intrekking mededeling wordt gedaan, doch niet later dan de eerste dag van de tweede maand na de dag van indiening, onderscheidenlijk intrekking van de machtiging.
Indien een krachtens deze landsverordening gepensioneerde in een gesticht of door of vanwege een instelling van weldadigheid, door het openbare gezag erkend, wordt verzorgd of verpleegd, en de kosten van verzorging of verpleging geheel of gedeeltelijk ten laste komen van een openbaar lichaam of een instelling van weldadigheid als vorenbedoeld, kan op verzoek van het desbetreffende orgaan het ouderdomspensioen over volle kalendermaanden, gelegen binnen de duur van de verzorging of verpleging, voor zover het over die maanden nog niet is uitbetaald, aan het desbetreffende orgaan worden uitbetaald, met dien verstande, dat aan dat orgaan niet meer wordt uitbetaald dan de te zijnen laste komende kosten van verzorging en verpleging bedragen.
Voor zover in verband met het bepaalde in dit artikel het ouderdomspensioen niet werd uitbetaald aan de gepensioneerde, wordt het na het overlijden van de gepensioneerde, voor zover nodig in afwijking van het in artikel 17 bepaalde, tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden plaats vond, uitbetaald aan het in het eerste lid van dit artikel bedoelde orgaan.
De termijnen van het ouderdomspensioen, die niet zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald.
Indien het ouderdomspensioen krachtens het bepaalde in artikel 12, derde lid, met terugwerkende kracht is herzien of ingetrokken, kan hetgeen aan pensioen te veel of ten onrechte is uitbetaald, geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, dan wel op het later uit te betalen pensioen in mindering worden gebracht.
De Bank is bevoegd om op grond van verdragen, convenanten en andersoortige overeenkomsten met uitvoerders van instellingen van sociale voorzieningen, het ouderdomspensioen van een pensioengerechtigde te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de pensioengerechtigde op het gebied van sociale voorzieningen.
De in het eerste en tweede lid bedoelde vermindering kan ineens geschieden indien het ten onrechte genoten voordeel niet groter is dan een derde deel van het door de Bank verstrekte ouderdomspensioen. In alle andere gevallen kan de vermindering niet meer bedragen dan een derde deel van het ouderdomspensioen.
§ 3. De gevolgen van het overlijden van een pensioengerechtigde, dan wel van het overlijden van zijn echtgenote, respectievelijk haar echtgenoot
De uitbetaling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt aan de persoon of personen, die daarvoor naar het oordeel van de Bank op billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt onderscheidenlijk komen, mits deze daartoe binnen zes maanden na het overlijden een verzoek bij de Bank heeft, onderscheidenlijk hebben, ingediend.
Na het overlijden van degene, aan wie een ouderdomspensioen is toegekend, wordt een bedrag ineens, gelijk aan viermaal het ouderdomspensioen, genoemd in artikel 7, eerste lid, uitbetaald aan de persoon of personen, die daarvoor naar het oordeel van de Bank op billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt, onderscheidenlijk komen, mits deze daartoe binnen zes maanden na het overlijden een verzoek bij de Bank heeft, onderscheidenlijk hebben, ingediend.
§ 4. Voorziening bij vertrek uit Sint Maarten
Aan de verzekerde, die buiten Sint Maarten gaat wonen, wordt door de Bank op diens verzoek een verklaring afgegeven, vermeldende het aantal jaren dat de verzekerde voor zijn rechten krachtens deze landsverordening kan doen gelden tot aan de dag van zijn vertrek uit Sint Maarten. Alvorens deze verklaring wordt afgegeven moet de verzekerde de door hem verschuldigde premie, tot aan de dag van zijn vertrek, voldoen.
Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 13, 14, 16, 18, 19, 22 en 34 vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de kerstuitkering, voor zover bij of krachtens deze paragraaf niet anders is bepaald.
De minister kan met betrekking tot het bepaalde in deze paragraaf nadere regels stellen. Daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22b, tweede lid.
HOOFDSTUK IV De op te brengen middelen
De middelen tot dekking van de ingevolge deze landsverordening uit te keren pensioenen en uitkeringen als bedoeld in artikel 20 en van de aan de uitvoering van deze landsverordening verbonden kosten, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen reserve, worden gevonden door het heffen van premies van de verzekerden en uit overige inkomsten.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de belegging van de gelden van het Ouderdomsfonds.
De premie wordt, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, geheven naar de maatstaf van het door de verzekerde in een kalenderjaar genoten inkomen en vastgesteld op een percentage van dat inkomen. Ten aanzien van degene, die slechts een gedeelte van een kalenderjaar verzekerd is geweest, treedt dit gedeelte voor het kalenderjaar in de plaats.
Onder inkomen wordt verstaan: het zuiver inkomen in de zin van de Landsverordening op de inkomstenbelasting, vermeerderd met de krachtens laatstgenoemde landsverordening als persoonlijke last in aftrek toegelaten premies algemene ouderdomsverzekering en algemene weduwen- en wezenverzekering en verminderd met de ingevolge deze landsverordening en de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering uitgekeerde pensioenen en gedane uitkeringen.
Van verzekerden die niet of niet het gehele kalenderjaar in dienstbetrekking werkzaam zijn en wier inkomen niet minder dan NAƒ 9.633,62 doch wel minder dan NAƒ 78.201,06 per jaar bedraagt, wordt premie, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze niet bij wijze van inhouding is geheven overeenkomstig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen regels slechts voor een deel geheven.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen met betrekking tot het eerste tot en met vierde lid, nadere regels worden vastgesteld en worden de bedragen, genoemd in het derde tot en met het vijfde lid, ingeval van aanpassing van het pensioenbedrag, met toepassing van artikel 7, tweede lid, op overeenkomstige wijze aangepast.
Als regel wordt het premiepercentage telkens voor een periode van vijf jaar vastgesteld, en wel zodanig, dat het totaal van de over de eerstvolgende periode te ontvangen premies voldoende zal zijn om daaruit de uitgaven van het Ouderdomsfonds over dat tijdvak te voldoen, alsmede om de in artikel 23 bedoelde reserve te vormen en in stand te houden.
De Minister van Financiën is bevoegd, met inachtneming van het vastgestelde premiepercentage, de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies te doen berekenen volgens tabellen. Bij het opstellen van deze tabellen en voor de toepassing daarvan bepaalt de Minister van Financiën de door hem nodig geachte afrondingen.
Tenzij bij of krachtens deze landsverordening anders is bepaald, geschiedt de heffing van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premie, onder verrekening van eventueel krachtens het tweede lid geheven premies, bij wege van aanslag en met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regels, met dien verstande, dat aan de verzekerde, die niet wordt aangeslagen in de inkomstenbelasting, niettemin een aanslag wordt opgelegd voor de door hem verschuldigde premies.
Het bepaalde in de artikelen 3, leden 2, 3, 4, en 5, 4, leden 2 en 4, 21, lid 1,21a, 21b, 21c en 21d van de Landsverordening op de loonbelasting is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies, met dien verstande dat in de plaats van “inhoudingsplichtige(n)” telkens gelezen wordt “werkgever(s).
Invordering van de premie, de administratieve boete en al hetgeen de Bank verder uit hoofde van deze landsverordening te vorderen heeft, heeft plaats volgens de regels, die van toepassing zijn op de invordering van de directe belastingen, met dien verstande dat de Bank in plaats van de Ontvanger met de invordering is belast.
De werkgever is verplicht de premie, die hij over een tijdvak van een maand of korter heeft ingehouden of had moeten inhouden, binnen 15 dagen na het einde van die maand, op aangifte af te dragen. Indien de inhouding over een tijdvak van langer dan een maand geschiedt, is de werkgever verplicht de premie, binnen 15 dagen na het einde van dat tijdvak, op aangifte af te dragen.
Ook in de gevallen, dat geen premie behoeft te worden ingehouden, moet aangifte op de in de vorige leden aangegeven tijden ingediend worden. Personen, die stellen geen werkgever te zijn, moeten niettemin de hen verstrekte aangifteformulieren binnen 15 dagen na het einde van de maand, waarin de aangifteformulieren hen zijn verstrekt, indienen.
Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven tijd is afgedragen, kan de te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name van de werkgever, worden ingevorderd. De werkgever is gerechtigd het nageheven bedrag te verhalen op zijn werknemer voor zover het betrekking heeft op van de werknemer ten onrechte niet ingehouden premie.
In de gevallen, waarin aantekening is gesteld als bedoeld in het eerste lid, kunnen de verzekerden alsnog gedurende vijf jaren na de kennisgeving van de aantekening de verschuldigde premies geheel of gedeeltelijk betalen. Voor zover de verschuldigde premies alsnog zijn betaald, wordt de aantekening, bedoeld in het eerste lid, doorgehaald en de verzekerde voor de betreffende periode niet geacht schuldig nalatig te zijn geweest.
Verzekerden en gewezen verzekerden, beneden een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen leeftijd, die niet hoger mag worden gesteld dan 65 jaar, zijn in de gevallen, onder de voorwaarden en overeenkomstig het tarief, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te bepalen, tot premiebetaling bevoegd over tijdvakken, gelegen na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar, waarover zij niet verzekerd zijn of geweest zijn.
HOOFDSTUK V Het verstrekken van inlichtingen
De gepensioneerde waaraan, alsmede het orgaan waaraan het pensioen ingevolge het bepaalde in artikel 14 geheel of gedeeltelijk wordt uitbetaald, zijn verplicht van elke verandering van feiten en omstandigheden, die tot intrekking of verlaging van het pensioen aanleiding kan geven, schriftelijk mededeling te doen aan de Bank, binnen 14 dagen nadat genoemde feiten en omstandigheden zich voordoen.
HOOFDSTUK VI Bezwaar en beroep
Tegen een beschikking waarvan ingevolge artikel 37 schriftelijk kennis is gegeven staat, behoudens indien het betreft een beslissing ingevolge artikel 19, derde lid, voor zover de daar bedoelde uitkering op billijkheidsgronden is toegekend of een beslissing ingevolge artikel 20, derde lid, dan wel een beslissing ingevolge artikel 22c, eerste lid, juncto artikel 13, tweede lid, of artikel 19, derde lid, voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg.
Voor zover bij of krachtens deze landsverordening niet anders is bepaald zijn, naar gelang de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies en boeten bij wege van aanslag, dan wel bij wijze van inhouding worden geheven, de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regels inzake de rechtsmiddelen van overeenkomstige toepassing.
De inspecteur doet op een bezwaarschrift eerst uitspraak nadat is komen vast te staan, dat geen feiten en omstandigheden in geding zijn, die tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, dan wel voor zover dit wel het geval is, de beslissing daaromtrent voor de heffing van die belasting onherroepelijk is geworden.
Met betrekking tot een navorderingsaanslag, die geheel of gedeeltelijk berust op feiten, die mede tot het opleggen van een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting ten laste van belanghebbende aanleiding hebben gegeven, neemt de termijn voor het instellen van beroep eerst een aanvang op de datum, waarop laatstbedoelde navorderingsaanslag onherroepelijk is komen vast te staan.
HOOFDSTUK VIII Strafbepalingen
De werkgever die niet voldoet aan de verplichting, opgelegd in artikel 58, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de tweede categorie. Deze straf kan worden opgelegd voor elk geval, waarin een werkgever voor een van zijn werknemers de in dit lid bedoelde verplichting niet nakomt.
Hij, die op grond van bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde bepalingen gehouden is inlichtingen of gegevens te verstrekken, een aangifte of mededeling te doen of een verklaring af te leggen en daarbij opzettelijk een valse opgave doet dan wel opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid iets verzwijgt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Hij, die op andere wijze dan door het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift, dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk een opgave doet in strijd met de waarheid, dit met het oogmerk om aldus een uitkering of een hogere uitkering ingevolge deze landsverordening te verkrijgen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Overtreding van bepalingen van een krachtens deze landsverordening vastgesteld landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de eerste categorie.
Hetgeen overigens nog ter uitvoering van deze landsverordening nodig is, wordt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, geregeld.
Indien in de pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever vóór 28 mei 1960 bepalingen zijn opgenomen, krachtens welke op het uit te keren pensioen een wettelijk ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk in mindering wordt gebracht, dient bij de toepassing van deze bepalingen in acht te worden genomen:
dat het uit te keren reeds toegekende pensioen, indien dat wegens het niet-bereiken van het voor een volledig pensioen benodigde aantal dienst- of deelnemersjaren niet volledig is, met niet meer wordt verminderd dan met het deel van het voor vermindering in aanmerking komende gedeelte van het ouderdomspensioen ingevolge deze landsverordening, dat evenredig is aan het deel, dat het door de werkgever of het pensioenfonds uit te keren pensioen uitmaakt van het volledig pensioen;
dat indien een ouderdomspensioen uit meer dan één vervulde dienstbetrekking wordt genoten en op grond van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel meerdere werkgevers en meerdere pensioenfondsen een korting op het door hen uit te keren ouderdomspensioen kunnen toepassen, het totale voor vermindering in aanmerking komende gedeelte van het ingevolge deze landsverordening toegekende ouderdomspensioen over deze werkgevers en pensioenfondsen dient te worden verdeeld in verhouding tot het aantal dienst- of deelnemersjaren van de pensioengerechtigde bij elk van deze werkgevers en pensioenfondsen;
Indien in een Pensioenregeling bepalingen worden opgenomen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient bij de toepassing van deze bepalingen in acht te worden genomen, dat, behoudens in door de minister aan te wijzen gevallen, een verhoging van het ouderdomspensioen ingevolge deze landsverordening, die plaats vindt na beëindiging van de actieve deelneming aan de Pensioenregeling, niet op het pensioen in mindering wordt gebracht.
Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 54 en 55 kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere regels worden vastgesteld.
De wijzigingen, bedoeld in artikel 55, waarvoor de goedkeuring van de minister is verkregen, zijn bindend voor al degenen, die onder de betreffende pensioenregeling zijn gepensioneerd, dan wel uitzicht hebben op een pensioen.
Werkgevers, die personen in dienst hebben, die krachtens deze landsverordening verzekerd zijn, betalen aan deze werknemers ter compensering van de door hem verschuldigde premie een toeslag op het loon. Deze toeslag bedraagt tenminste 7% van het loon waarover premie krachtens deze landsverordening verschuldigd is.
Wanneer het Ouderdomsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitkeringen en kosten, die op grond van het tweede lid van artikel 24 ten laste van dit fonds komen, verstrekt Sint Maarten renteloze voorschotten aan het fonds onder door de minister en de Minister van Financiën te stellen voorwaarden.
Alle ingevolge deze landsverordening opgemaakte en overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.