Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Programma Riolering en Klimaatadaptatie 2023-2027 |
Citeertitel | Programma Riolering en Klimaatadaptatie 2023-2027 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlage 1 Programma riolering en klimaatadaptie |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-07-2023 | nieuwe regeling | 30-05-2023 | 1931747682/1001518 |
Riolering speelt een uitermate belangrijke rol in de bescherming van de volksgezondheid, de natuur en het milieu. Klimaatverandering heeft een grote impact op het functioneren van de riolering en onze leefomgeving. Het weer wordt extremer, met bijvoorbeeld hittestress en wateroverlast tot gevolg.
Het is belangrijk om onze riolering en onze leefomgeving aan te passen aan het verwachte klimaat en de effecten daarvan, dit heet klimaatadaptatie.
De looptijd van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2021 (GRP 2017-2021) is gepasseerd. Hoewel een GRP onder de nieuwe omgevingswet niet langer verplicht is willen we toch ons beleid ten aanzien van onze watertaken formeel vastleggen en vaststellen. We hebben de opvolger van het GRP daarom in de vorm van een Omgevingsprogramma opgesteld. Dit programma ligt voor u. Omdat de gemeenteraad de in december 2021 vastgestelde Klimaatadaptatie- strategie onderdeel wil laten uitmaken van het programma heeft dit programma de titel Programma Riolering en Klimaatadaptatie (PR&K) 2023-2027 gekregen.
Het PR&K 2023-2027 hangt onder de omgevingsvisie die in 2021 door gemeenteraad is vastgesteld. Voor de speer- punten uit de Omgevingsvisie die betrekking hebben op water en klimaatadaptatie is in het Programma uitvoerings- beleid opgesteld. De al bestaande zorgplichten voor afval-, grond- en hemelwater (artikel 2.16 Omgevingswet) die blijven gelden hebben we daarbij verweven met de Speerpunten. In dit programma zijn tevens de maatregelen aangegeven waarmee we onze beleidsdoelstellingen willen bereiken. Dit Programma is alleen zelfbindend, het bindt inwoners en bedrijven niet.
Dit Programma is als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 2: Evaluatie van het GRP 2017-2021
Hoofdstuk 3: Uitwerking Speerpunten Omgevingsvisie in uitvoeringsbeleid
Hoofdstuk 4: Maatregelen die we in de planperiode nemen om de Speerpunten te realiseren Hoofdstuk 5: Benodigde personele en financiële middelen inclusief rioolheffing
Het beleid uit het GRP 2017-2021 was in de praktijk goed toepasbaar.
Ruim 80% van de geplande maatregelen en onderzoeken voerden we (deels) uit. Daarnaast voerden we extra onderzoeken uit, zoals het proces rondom klimaatadaptatie met het uitvoeren van stresstesten, risicodialogen en het opstellen van de klimaatadaptatiestrategie. Ook besteedden we veel tijd aan uitbreidingsplannen en merken we dat inwoners meer uitleg en onderbouwing vereisen bij de afhandeling van vragen en verzoeken. Mede hierdoor hebben we een deel van de onderzoeken en maatregelen niet (geheel) kunnen uitvoeren.
Hoewel er in de afgelopen periode enkele flinke buien zijn gevallen is het aantal overlastmeldingen beperkt gebleven. Dit wijst erop dat onze rioolstelsels tijdens regenweer goed functioneren. Door proactief te handelen heeft onze buitendienst een belangrijke rol in het beperken van het aantal meldingen over de riolering. Bovendien heeft de gebiedskennis van de buitendienst een belangrijke meerwaarde bij het dagelijks beheer. Doordat de medewerkers dagelijks het functioneren van de circa 2.400 gemalen via het telemetriesysteem beoordelen en afwijkend gedrag signaleren, worden veel problemen voorkomen. Dit vergt tijd aan de voorzijde, maar voorkomt meldingen, overlast en kosten achteraf.
Het GRP 2017-2021 voorzag een forse stijging van de rioolheffing binnen de planperiode. De heffing diende € 20,-- per jaar te stijgen. In de praktijk is het tarief in 2022 echter gelijk aan het tarief in 2016. Belangrijkste redenen voor het verschil zijn:
Het GRP 2017-2021 was ambitieus op het gebied van vervanging en relinen. Door een juiste afstemming met het wegenplan zijn een aantal investeringen naar een later tijdstip verplaatst. Daaruit blijkt dat de werkelijke levensduur soms afwijkt van de verwachte levensduur. Uiteraard wordt het rioolstelsel wel goed gemonitord om problemen te voorkomen.
Ondanks dat het GRP 2017-2021 een hogere stijging van de rioolheffing voorzag dan benodigd, hebben onze inwoners niet meer betaald dan nodig was.
In het Programma zijn de speerpunten uit de Omgevingsvisie vertaald in uitvoeringsbeleid voor riolering en klimaatadaptatie. Niet alle speerpunten komen aan bod, alleen de speerpunten waar vanuit riolering en klimaatadaptatie specifiek uitvoeringsbeleid voor is. Dit betreft de speerpunten:
Het speerpunt “gezond en veilig woon- en leefklimaat” is gerelateerd aan de drie gemeentelijke zorgplichten voor stedelijk afval-, hemel- en grondwater, welke onder de Omgevingswet “taken” worden genoemd. In hoofdlijnen wijzigt ons beleid op deze punten niet of nauwelijks ten opzichte van het GRP 2017-2021.
In grote lijnen blijft het beleid op de volgende punten gelijk:
We beperken het ontstaan en de verontreiniging van afvalwater zoveel mogelijk. Percelen waar afvalwater vrijkomt, sluiten we zoveel mogelijk aan op het gemeentelijk riool. In de huidige situatie is circa 99,5% van de percelen waarafvalwater vrijkomt, aangesloten op riolering. We zorgen ervoor dat ons riool geschikt is voor de hoeveelheid afvalwater en de samenstelling daarvan. Hemelwater van openbaar en particulier terrein zamelen we alleen in als dat doelmatig is, bij de verwerking is het streven overlast te voorkomen.
Voor het speerpunt “Samenwerken aan een goede waterkwaliteit”, maar ook voor andere speerpunten, werken we samen de waterschappen, de werkregio en de Omgevingsdienst Midden-Holland. Daarnaast is een goede communicatie met inwoners, bedrijven, ontwikkelaars en woningbouwverenigingen belangrijk en toetsen we hun plannen.
Wijzigingen en nieuwe punten in het beleid betreffen:
Klimaatadaptatie: De invulling van het speerpunt “Klimaatadaptieve inrichting in de kernen” is gebaseerd op de in december 2021 door de gemeenteraad vastgestelde Klimaatadaptatiestrategie. Het doel is in 2050 bestand te zijn tegen extreme neerslag, langdurige droogte, hitte en overstromingen door klimaatadaptatie samen met andere gemeentelijke opgaven zo integraal mogelijk aan te pakken. De gemeenteraad koos daarbij voor het scenario “Versneld aan de slag”. Daarbij wordt de focus verbreed naar particulier grondgebied, naast het openbaar grondgebied. In dat kader gaan we inwoners en bedrijven stimuleren om te vergroenen en anders om te gaan met hemelwater. Daarbij gaan we in de planperiode afwegen of we inwoners aan willen bieden om de regenpijp aan de voorzijde van het pand gratis aan te laten sluiten op een gemeentelijk hemelwaterriool op het moment dat we dat aanleggen.
Hemelwaterzorgplicht: De afgelopen planperiode was er weinig wateroverlast, maar vanwege klimaatverande ring willen we in de toekomst wel voldoen aan een nieuwe zwaardere normbui door hier rekening mee te houden bij rioolreconstructies. Bij nieuwbouw moet meteen met deze nieuwe normbui gerekend worden.
Het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie kent een zesjarige cyclus. Aan het eind van de planperiode voeren we daarom nieuwe stresstesten en risicodialogen uit in samenwerking met onze gebiedspartners. Op die manier kunnen we in het volgende Programma bijsturen indien onverhoopt blijkt dat we niet op koers liggen om in 2050 klimaatadaptief ingericht te zijn.
We gaan in de komende periode maatregelen uitvoeren gerelateerd aan onze watertaken en daarnaast maatregelen gerelateerd aan klimaatadaptatie. Per maatregel is dit aangegeven in tabel 0-1. Veel maatregelen dienen niet alleen de drie voornoemde speerpunten, maar hebben ook raakvlakken met andere speerpunten uit de Omgevingsvisie, zoals het tegengaan van bodemdaling en besparing van energie.
De benodigde personele en financiële middelen zijn uitgesplitst voor riolering en voor klimaatadaptatie.
Voor riolering is er behoefte aan één extra FTE capaciteit voor team Uitvoering Openbare Ruimte om goede invulling te geven aan de ambities uit het Programma en voor een goede administratieve afhandeling van alle taken. Voor de binnendienst was in de vastgestelde Klimaatadaptatiestrategie al aangegeven dat er behoefte is aan één extra FTE voor een klimaatadviseur.
Voor riolering verwachten we in de planperiode circa € 7.500.000 per jaar te investeren aan vervanging, verbeteren en afkoppelen. De exploitatiekosten bedragen circa € 3.160.000 per jaar. De investeringen en kosten voor klimaatadaptatie zijn overgenomen uit de vastgestelde klimaatadaptatiestrategie conform het scenario “versneld aan de slag”. In het GRP 2017-2021 werd in het scenario “Een duurzame toekomst” reeds rekening gehouden met klimaatadaptatie door budget op te nemen voor afkoppelen en het aanleggen van drainage-transport riolen.
We deden en doen dus al veel aan klimaatadaptatie, waardoor de extra kosten voor klimaatadaptatie meevallen.
De klimaatadaptatiekosten worden opgenomen in de begroting 2024. De kosten die eventueel al in 2023 gemaakt worden, worden gedekt uit de voorziening.
Voor 2023 gaan we alleen uit van indexatie van de heffing met 3%. Voor de jaren daarna zijn vier scenario’s voor de rioolheffing doorgerekend. Om alle maatregelen uit te kunnen voeren, is een stijging van de heffing met 3,1% per jaar benodigd. De stijging van de heffing beperken we door de huidige voorziening gecontroleerd te laten dalen van de huidige € 12 miljoen naar circa € 1,8 miljoen rond 2037. Als de voorziening minder daalt tot € 4 miljoen is een stijging van de heffing met 3,5% per jaar benodigd. Niet uitvoeren van de maatregelen uit de Klimaatadaptatiestrategie beperkt de stijging van de heffing met 0,3 procentpunt per jaar.
Op lange termijn stijgt de heffing bij alle scenario’s naar ruim € 500,-- exclusief inflatie. In het GRP 2017-2021 was op langere termijn eveneens een heffing van ongeveer € 500,-- voorzien.
Op het moment dat dit Programma concept gereed was, verstuurde het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan de Tweede Kamer een brief met als onderwerp “Water en Bodem sturend”. De brief heeft vooral gevolgen voor ruimtelijke ordening en de omgang met het veenweidegebied. Vooral de volgende punten uit de brief zijn van belang ten aanzien van het Programma Riolering en Klimaatadaptatie:
Een eerste analyse leert ons dat dit Programma al goed in lijn is met het in de brief opgenomen beleid. De gevolgen van weersextremen hebben we reeds onderzocht in de uitgevoerde stresstesten en risicodialogen, die als basis dienden voor de klimaatadaptatiestrategie. Deze stresstesten herhalen we periodiek en nemen we ook mee in de op te stellen Systeemoverzichten Stedelijk Water. Om water vast te houden in het gebied, maar ook af te voeren wanneer nodig, speelden we in het GRP 2017-2021 op basis van het scenario ‘Een duurzame toekomst’ al in op de effecten van klimaatverandering en leggen we al jaren DT-riolen (drainage-transport) aan. Hierdoor zijn we minder gevoelig voor verdroging en zetting. In ons nieuwe beleid zetten we al in op een zwaardere normbui. Vergroenen van zowel openbaar als privaat terrein is een belangrijk punt binnen het Programma. We zetten in op klimaatadaptief bouwen door middel van stimuleren, verankeren en verplichten, in lijn met het Convenant Klimaatadaptief Bouwen. En we hebben oog voor het niet verontreinigen van het water, door samen met de waterschappen na te denken over waar het wel of niet verstandig is, of waar aanvullende maatregelen nodig zijn, om het hemelwater van verharde opper- vlakken direct af te voeren naar het oppervlaktewater.
Eén van de punten uit de brief is het verhogen van de waterstanden in het veenweidegebied. Dit kan mogelijk gevol- gen hebben voor het functioneren van onze riolering en de grondwaterstanden, daar waar er een directe interactie is tussen het waterpeil in het veenweidegebied en de dorpskern. De kans op instroom van oppervlaktewater in het
riool en/of wateroverlast kan hierdoor toenemen. In de op te stellen Systeemoverzichten Stedelijk Water zullen we dit meenemen.
Eventuele aanvullende financiële middelen vanuit het Rijk in dit kader zullen zo efficiënt mogelijk worden ingezet.
1. Inleiding op het Programma Riolering en Klimaatadaptatie
In 2016 stelde de gemeenteraad het Gemeentelijk Rioleringsplan Krimpenerwaard 2017-2021 (GRP 2017-2021) vast. Hierin staan de doelen en maatregelen beschreven van de gemeente ten aanzien van de zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater. Een onderdeel van het GRP 2017-2021 was het kostendekkingsplan, waarin het benodigde tarief van de rioolheffing en het verloop daarvan is bepaald.
De looptijd van het GRP 2017-2021 is gepasseerd. Wanneer de Omgevingswet in gaat, op moment van schrijven per 1 januari 2023, vervalt de verplichting voor een gemeente om een GRP te hebben. Het nieuwe GRP is daarom opgesteld in de vorm van een facultatief Omgevingsprogramma. Dit wordt in de Omgevingswet in artikel 3.14 ook specifiek benoemd als voorbeeld van een onverplicht programma.
Daarnaast is er de behoefte om klimaatadaptatie integraal onderdeel uit te laten maken van het Programma. De gemeenteraad stelde in december 2021 de Klimaatadaptatiestrategie vast. Het nieuwe Programma heeft daarom de titel “Programma Riolering en Klimaatadaptatie 2023-2027”.
In 2021 stelde de gemeenteraad de Omgevingsvisie vast, deze dient als kapstok voor het Programma.
De Speerpunten uit de Omgevingsvisie zijn uitgewerkt als uitvoeringsbeleid in het Programma. Daarnaast behouden gemeenten onder de Omgevingswet de al bestaande zorgplichten voor afval-, grond- en hemelwater (artikel 2.16 Omgevingswet). In dit programma zijn deze verweven met de Speerpunten. In het Programma is aangegeven met welke maatregelen we in de komende planperiode invulling geven aan de speerpunten en de zorgplichten.
Een belangrijk onderdeel van het Programma is een financiële paragraaf met bijbehorende kostendekkings- berekening. In de Klimaatadaptatiestrategie zijn investeringen en jaarlijkse kosten opgenomen om de gemeente klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. In dit Programma is de invloed hiervan op de rioolheffing beschouwd. De bevoegdheid om rioolheffing te innen wordt straks niet geregeld via de Omgevingswet, maar blijft een bevoegdheid van de gemeenteraad onder de Gemeentewet. Met het uitstel van de Omgevingswet blijft ook het vaststellen van dit Programma Riolering en Klimaatadaptatie nog een bevoegdheid van de Raad.
Het Programma is alleen zelfbindend, het bindt inwoners en bedrijven niet. Daarvoor moeten we te zijner tijd regels opnemen in het Omgevingsplan. Dit gaat dan bijvoorbeeld om de aansluiting van particulieren op de riolering en de omgang door particulieren met regenwater.
Voor de opstelling van de klimaatadaptatiestrategie doorliepen we een uitvoerig participatieproces. Met gebieds- partners organiseerden we stresstesten en risicodialogen in 2019 en 2020. Inwoners betrokken we met een enquête via het burgerpanel. Het Programma Riolering en Klimaatadaptatie wordt na vaststelling ter inzage gelegd voor een ieder. Tijdens de looptijd van het Programma betrekken we inwoners en bedrijven bij de uitwerking van de diverse plannen.
Dit Programma is als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 2: Evaluatie van het GRP 2017-2021
Hoofdstuk 3: Uitwerking Speerpunten Omgevingsvisie in uitvoeringsbeleid
Hoofdstuk 4: Maatregelen die we in de planperiode nemen om de Speerpunten te realiseren Hoofdstuk 5: Benodigde personele en financiële middelen inclusief rioolheffing
2. Evaluatie GRP Krimpenerwaard 2017-2021
Het vastgestelde GRP 2017-2021 was het eerste GRP van de gemeente Krimpenerwaard , die in 2015 is ontstaan door de herindeling van de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist. In dit hoofdstuk brengen we in beeld wat de ervaringen zijn uit de planperiode, wat er gerealiseerd is en geven we een financieel overzicht.
Gebleken is dat het in het GRP vastgelegde beleid de afgelopen jaren goed toepasbaar was. Hierdoor hoeven we weinig aanpassingen door te voeren in het beleid. Het nieuwe beleid komt aan bod
Bij het vervangen van riolen ontzorgen we onze inwoners door (een deel van) de huisaansluiting op particulier terrein ook te vervangen. Niet veel gemeenten doen dit, omdat particulier terrein de verantwoordelijkheid van de eigenaar is. Deze werkwijze heeft voor- en nadelen en is een aandachtspunt voor de komende planperiode.
De laatste jaren leggen we DT (drainage-transport) riolen aan bij vervanging van oude gemengde riolen. Met de DT-riolering kunnen we de grondwaterstand in het openbare gebied beter reguleren. Daarmee beperken we grondwateroverlast in natte perioden. In droge perioden voorkomen we dat de grondwaterstand te laag wordt om
bodemdaling tegen te gaan. Daarbij worden vaak de kolken afgekoppeld van het riool en aangesloten op het DT-riool en blijven de woningen aangesloten op het gemengde riool. In het nieuwe Programma is het afkoppelen van de woningen een aandachtspunt.
Met de DT-riolering kunnen we de grondwaterstand in het openbare gebied beter reguleren. Daarmee voorkomen we zoveel mogeliijk dat in natte perioden grondwateroverlast ontstaat. In droge perioden voorkomen we dat de grondwaterstand te laag wordt wat o.a. helpt om bodemdaling tegen te gaan. We kunnen nog verbeteren in communicatie omtrent riolering. In het Programma komt dit dan ook meer aan bod.
In het GRP was de ambitie opgenomen om diverse onderzoeken uit te voeren. In tabel 2-1 staat of deze onderzoe- ken wel of niet zijn uitgevoerd. Ruim 80% van de geplande maatregelen en onderzoeken voerden we (deels) uit. Daarnaast voerden we extra onderzoeken uit, zoals het proces rondom klimaatadaptatie met het uitvoeren van stresstesten, risicodialogen en het opstellen van de klimaatadaptatiestrategie. Ook hebben we tijd geïnvesteerd in het opzetten van risicogestuurd beheer van onze rioolpersleidingen. Daarnaast vergden uitbreidingsplannen ook de nodige tijd van de medewerkers. Het afhandelen van vragen en verzoeken van inwoners kost meer tijd dan voorheen. Men vereist meer uitleg en onderbouwing. Mede hierdoor hebben we een deel van de onderzoeken en maatregelen niet (geheel) kunnen uitvoeren.
Revisiegegevens vanuit projecten en reconstructies worden veelal tijdig verwerkt zodat het beheerbestand zo veel mogelijk actueel is. Door beperkte personele capaciteit in combinatie met onvoldoende kwaliteit van de aangeleverde revisies ontstaan tijdelijke achterstanden in de verwerking van de gegevens. Vanuit oogpunt van assetmanagement is het belangrijk hier aandacht aan te besteden, zodat achterstanden in de toekomst zoveel mogelijk worden voorkomen.
Op basis van de ervaringen in de afgelopen periode hebben we besloten dat het niet nodig is een medewerker te specialiseren in monitoring en analyse. De basiskennis hierover is aanwezig binnen de organisatie en voor specialistisch werk worden externe partijen ingehuurd.
In het GRP zijn diverse maatregelen opgenomen. In tabel 2-2 staat of deze maatregelen wel of niet zijn uitgevoerd. Een deel van de maatregelen is niet uitgevoerd, wat deels dezelfde redenen heeft als bij de realisatie van de onderzoeken. Een deel van de maatregelen voeren we alsnog uit in de komende planperiode en komt aan bod in de volgende hoofdstukken.
Op basis van het GRP zouden we circa 15 km vrijvervalleidingen per jaar reinigen en inspecteren op basis een vaste reinigings- en inspectiefrequentie. In de praktijk is vooral risicogestuurd beheer gepleegd en is in totaal 25 km gereinigd en geïnspecteerd. Het opzetten van een nieuwe reinigings- en inspectiestrategie is nog niet afgerond.
Tabel 2-2. Realisatie maatregelen GRP 2017-2021
We hebben geconstateerd dat periodiek reinigen van drainage niet doelmatig is en bovendien kan leiden tot beschadiging van de drainage. We reinigen daarom alleen indien daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld bij meldingen. De afgelopen planperiode waren er weinig meldingen over grondwateroverlast.
We investeerden minder dan begroot in het vervangen van gemalen, omdat in de praktijk de levensduur langer is dan we in het GRP hanteerden. Doordat materialen tegenwoordig kwalitatief beter zijn, gaan gemalen langer mee.
In het GRP werd uitgegaan van het vervangen van 5,7 km riool per jaar en het relinen van 1 km riool per jaar. De eerste jaren van de afgelopen planperiode is minder lengte riool vervangen dan gepland in het GRP.
De afgelopen drie jaar is 5,1 km per jaar vervangen en 0,3 km per jaar gerelined. Deze hoeveelheid sluit goed aan bij de verwachte benodigde hoeveelheid te vervangen riolen per jaar. Verderop in dit Programma komt dit uitgebreider aan bod.
Door de herindeling was het eenvoudiger om een aantal ongerioleerde lozingen in het buitengebied alsnog aan te sluiten op het riool. Voor de herindeling was het dichtstbijzijnde riool soms van een andere gemeente dan de gemeente van de betreffende lozing.
Volgens het GRP 2017-2021 moet de afvoercapaciteit 20 mm in 1 uur zijn, zonder water op straat.
Met Radartools van Rioned is bekeken bij welke buien in de planperiode meer dan 20 mm regen is gevallen binnen 1 uur. In totaal betreft dit zes buien, die elk in één of meerdere kernen vielen.
De zwaarste bui viel op 5 september 2018. Deze beperkte zich tot het oostelijk deel van de gemeente.
In afbeelding 2-1 is de totale neerslagsom van de gehele dag weergegeven. Op enkele locaties viel meer dan 80 mm regen in totaal.
Afbeelding 2-1. Neerslag in millimeters bui 5 september 2018
Het aantal meldingen van wateroverlast bij deze zes buien was beperkt. Op enkele locaties was wel sprake van enige overlast. In Stolwijk nemen we maatregelen om herhaling van de overlast zoveel mogelijk te voorkomen.
Onze buitendienst heeft een belangrijke rol in het beperken van het aantal meldingen over riolering door proactief te handelen en door hun gebiedskennis. Al onze gemalen zijn aangesloten op het telemetriesysteem. Doordat de medewerkers dagelijks het functioneren van de circa 2.400 gemalen via dit systeem beoordelen en afwijkend gedrag signaleren, worden veel problemen voorkomen. Daarnaast hebben we zelf het materieel en de kennis om de drukrioolgemalen te reinigen en te controleren. Dit vergt tijd aan de voorzijde, maar voorkomt meldingen, overlast en kosten achteraf.
Het GRP 2017-2021 voorzag een forse stijging van de rioolheffing binnen de planperiode. De heffing voor een meerpersoonshuishouden diende vanaf 2016 met € 20,-- per jaar te stijgen naar een tarief van € 376,56 in 2022. In het begin van de planperiode is de rioolheffing gestegen, maar later is deze weer verlaagd. Het tarief in 2022 bedraagt € 256,50 en is gelijk aan het tarief in 2016. Desondanks is de tariefsegalisatievoorziening gestegen van circa € 7 miljoen naar € 12 miljoen. In de planperiode is hierover al uitleg gegeven aan de gemeenteraad.
Belangrijkste redenen voor het verschil zijn:
Het GRP 2017-2021 was ambitieus op het gebied van vervanging en relinen. Door een juiste afstemming met het wegenplan zijn een aantal investeringen naar een later tijdstip verplaatst. Daaruit blijkt dat de werkelijke levensduur soms afwijkt van de verwachte levensduur. Uiteraard wordt het rioolstelsel wel goed gemonitord om problemen te voorkomen.
Ondanks dat het GRP 2017-2021 een hogere stijging van de rioolheffing voorzag dan benodigd, hebben onze inwo- ners niet meer betaald dan nodig was.
3. Uitwerking speerpunten Omgevingsvisie
In dit hoofdstuk vertalen we de speerpunten uit de Omgevingsvisie in uitvoeringsbeleid voor riolering en klimaatadaptatie. Per paragraaf komt één speerpunt uit de Omgevingsvisie aan bod. Niet alle speerpunten komen aan bod, alleen de speerpunten waar ten aanzien van riolering en klimaatadaptatie specifiek uitvoeringsbeleid voor is.
Na de uiteenzetting van de beleidslijn in dit hoofdstuk, komt in het volgende hoofdstuk aan bod hoe we dit vertalen in maatregelen voor de planperiode en welke raakvlakken de maatregelen hebben met andere speerpunten uit de Omgevingsvisie.
3.1 Een gezond en veilig woon- en leefklimaat
Een gezonde bodem en schoon water zijn belangrijk voor onze gezondheid. Riolering draagt hier in grote mate aan bij. Het primaire doel van riolering is het beschermen van de volksgezondheid, natuur en het milieu. Het verontreinigde stadswater met daarin ontlasting en huishoudelijk afval bleek in de 19e eeuw de bron van veel ziekten als cholera en dysenterie. Om dit tegen te gaan, werd ontlasting huis aan huis ingezameld in poepemmers en kregen grote steden gesloten rioolkanalen. In de tweede helft van de twintigste eeuw kregen ook achterbuurten, kleinere steden en dorpen riolering. Riolering heeft een grote bijdrage geleverd aan de stijging van onze gemiddelde levensverwachting door het verminderde contact met afvalwater.
Gemeenten hebben sinds 1969 een zorgplicht voor stedelijk afvalwater (artikel 10.33 Wet milieubeheer). Sinds 2008 heeft de gemeente met de invoering van de Waterwet ook een zorgplicht voor hemelwater (artikel 3.5 Waterwet) en grondwater (artikel 3.6 Waterwet). Deze zorgplichten blijven in de Omgevingswet als gemeentelijke taak voor de
fysieke leefomgeving toebedeeld aan de gemeenten (artikel 2.16). Deze zorgplichten dragen bij aan het speerpunt gezond en veilig woon- en leefklimaat. In de volgende paragrafen geven wij aan op welke wijze de gemeente Krimpenerwaard invulling geeft aan deze drie zorgplichten:
3.1.1 Inzameling en transport van afvalwater
Als gemeente hebben we een zorgplicht voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater ter bescherming van de volksgezondheid, natuur en milieu. Stedelijk afvalwater is huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater.
Om goed invulling te geven aan de afvalwatertaak richten we ons op het volgende:
a) Het ontstaan en de verontreiniging van afvalwater beperken we zoveel mogelijk
De hoeveelheid stedelijk afvalwater wordt groter door bijvoorbeeld de lozing van hemelwater in het riool. Lozing van schoon of licht verontreinigd afvalwater, zogenaamd ‘dun’ water, op een gemengd of vuilwaterriool heeft een aantal nadelige effecten:
Bij flinke regenbuien kan het rioolsysteem niet alle afvalwater en hemelwater naar de rioolwaterzuiverings- installatie (RWZI) transporteren. Om overlast te voorkomen, stort een gemengd rioolsysteem dan het overtollige water over op het oppervlaktewater. Dit kan leiden tot (tijdelijke) waterkwaliteitsproblemen, vooral na een warme periode, wat vaker voorkomt ten gevolge van de klimaatverandering.
We willen daarom via ons vuilwaterriool zo min mogelijk water inzamelen en transporteren dat er eigenlijk niet in thuis hoort, zoals hemelwater en grondwater. Dit doen we door bijvoorbeeld lekke riolen waterdicht te vervangen of waterdicht te maken en riooloverstorten op hoogte te houden zodat geen inloop van oppervlaktewater plaatsvindt. Daarnaast zorgen we door voorlichting en handhaving ervoor dat in het afvalwater dat wel in het riool thuis hoort, zo min mogelijk stoffen zitten die daar niet in thuis horen. We volgen hiermee de voorkeursvolgorde voor omgang met afvalwater uit de Wet Milieubeheer, die ook ten grondslag ligt aan het Besluit Activiteiten Leefomgeving onder
Op dit moment is ongeveer 54% van de totale lengte van ons vrijvervalstelsel van het type gemengd stelsel (zie afbeelding 3-1), waarin zowel afvalwater als hemelwater ingezameld wordt. De overige 46% van het vrijvervalstelsel is in principe bedoeld voor de gescheiden inzameling van afval- en hemelwater. Daarnaast beheren we nog circa
25 kilometer drainage voor grondwater en 205 km mechanische riolering (drukriolering en persleidingen). In bijlage 6 is per kern een kaart met de typen riolering opgenomen.
Afbeelding 3-1. Verdeling over de verschillende typen riolering met lengte [m]
b)Percelen waar afvalwater vrijkomt, sluiten we zoveel mogelijk aan op het gemeentelijk riool
Binnen de bebouwde kom dienen alle percelen waar stedelijk afvalwater vrijkomt op het openbaar vuilwaterriool aangesloten te zijn. Het riool voert het afvalwater af naar de RWZI of een overnamepunt van het waterschap, waar een gemaal het afvalwater afvoert naar de RWZI. Ook buiten de bebouwde kom proberen we zoveel mogelijk percelen waar afvalwater vrijkomt aan te sluiten op het riool. Bij de doelmatigheidsafweging betrekken we het betreffende waterschap. Als richtlijn voor de doelmatigheidsafweging hanteren we een omslagpunt van € 20.000 exclusief BTW voor het wel of niet aansluiten van een ongerioleerd perceel. Een aansluiting kan bij hogere kosten ook nog doelmatig zijn, afhankelijk van het milieubeschermingsbelang, bijvoorbeeld indien het een grotere lozing en/of een lozing op kwetsbaar oppervlaktewater betreft.
De perceeleigenaar hoeft geen eigen bijdrage te betalen voor de aanleg van extra gemeentelijke riolering ten behoeve van de aansluiting van een bestaande ongerioleerde lozing op ons riool. Wel dient de perceeleigenaar zelf de kosten te betalen voor aanleg van de particuliere riolering tot het aansluitpunt op de openbare riolering. Het aansluitpunt komt op de perceelgrens of net daar binnen.
Indien aanleg van gemeentelijke riolering in het buitengebied niet doelmatig is, dient de lozer zelf een adequate voorziening aan te leggen en te beheren, bijvoorbeeld een zogenaamde IBA (Individuele Behandeling Afvalwater). Als gemeente faciliteren wij niet in de aanleg en/of het beheer van dergelijke systemen. Het waterschap is bevoegd gezag voor het lozen op oppervlaktewater via een voorziening.
Voor afvalwater van bedrijfsmatige activiteiten, dat qua samenstelling niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater, en voor “schoon” afvalwater hebben gemeenten geen zorgplicht. Voorbeelden hiervan zijn lozingen van grondwater en bronneringen, koelwater en afvalwater vanuit bodemsaneringen. Tenzij de lozer dit water niet redelijkerwijs zelf kan zuiveren en terug kan brengen in het milieu staan we lozing op het gemeentelijk vuilwater- riool toe, maar dan onder voorwaarden en mits het ontvangend systeem het afvalwater kan verwerken.
Voorwaarden worden opgenomen in het Omgevingsplan en/of maatwerkvoorschriften.
Voor nieuwe lozingen van stedelijk afvalwater zijn de kosten voor aanleg en aansluiting, ongeacht de oplossing, altijd volledig voor de initiatiefnemer. Dit geldt ook voor eventueel benodigde aanpassingen aan het bestaande gemeentelijk riool. Indien een aansluiting onder vrijverval mogelijk is, mag de initiatiefnemer zelf de aansluiting op het gemeentelijk riool verzorgen, met toezicht door onze buitendienst. Indien een aansluiting gerealiseerd moet worden door middel van drukriolering, realiseren we als gemeente de aansluiting na betaling van de kosten door de initiatiefnemer.
Bij een verstopte huisaansluiting dient de perceeleigenaar op de perceelgrens te controleren of er sprake is van een verstopping op gemeentegrond of op particuliere grond. Indien aanwezig kan hiervoor gebruik gemaakt worden van de erfscheidingsput. Als de verstopping zich op gemeentegrond bevindt, dan betaalt de gemeente de kosten van het oplossen van de verstopping. Als de verstopping zich op particuliere grond bevindt, dient de perceeleigenaar deze zelf op te (laten) lossen. Dit geldt ook voor een defecte aansluiting op particuliere grond. Bij een drukrioleringspomp- put beheert de gemeente de pompput en is het beheer van de huisaansluiting tot de pompput de verantwoordelijk- heid van de perceeleigenaar.
c)Ons vuilwaterriool is geschikt voor de hoeveelheid en samenstelling van het afvalwater
Het is belangrijk dat ons vuilwaterriool het ingezamelde afvalwater goed kan verwerken om problemen in de afvoer of overstortingen naar oppervlaktewater te voorkomen. We zorgen er voor dat de capaciteit en kwalitatieve toestand van de verschillende onderdelen van ons rioolstelsel op orde zijn. In sommige kernen is deels oude riolering aanwezig. In afbeelding 3-2 is een voorbeeld opgenomen van de kern Schoonhoven. In bijlage 7 is per kern een kaart opgenomen met de leeftijd van de riolering.
Om voldoende responstijd te hebben in geval van een pompstoring, streven we naar 24 uur bergingscapaciteit tijdens droog weer in het gemengde en vuilwaterriool. Vuilwaterstelsels (uitgezonderd drukriolering en kleinschalige stelsels) krijgen een gemaal met twee pompen die elkaars reserve zijn en ieder voldoende capaciteit hebben voor de te verwachten maximale afvalwaterbelasting.
3.1.2 Inzameling en verwerking van hemelwater
Als gemeente hebben we een zorgplicht voor afvloeiend hemelwater om overlast te beperken en/of voorkomen.
Om goed invulling te kunnen geven aan de hemelwatertaak richten we ons op het volgende:
a)Hemelwater zamelen we in als dat doelmatig is
De voorkeursvolgorde die we bij hanteren bij de verwerking van hemelwater is:
vasthouden, infiltreren en bergen, afvoeren. Zo willen we beter aansluiten bij de natuurlijke kringloop van het water. Bovendien helpt dit om onze gemeente meer klimaatadaptief te maken. We kunnen op deze manier extreme buien beter opvangen en droogte tegengaan.
Tot voor kort zamelden we met riolering veelal al het hemelwater in dat vanaf verhard oppervlak tot afstroming komt; van zowel openbaar als van particulier terrein. Dit heeft echter als nadeel dat dit bij hevige regen kan leiden tot overbelasting van het riool. Daarnaast wordt met riolering hemelwater versneld afgevoerd uit de omgeving waardoor in droge periodes minder hemelwater beschikbaar is om droogte tegen te gaan.
Bij reconstructies en nieuwbouw gaan we de openbare ruimte zo inrichten dat hemelwater zoveel mogelijk kan worden vastgehouden daar waar het valt (meer groen) en de bodem kan inzijgen. Door de bodemgesteldheid en hoge grondwaterstanden in onze gemeente moeten we echter wel accepteren dat we geen grote hoeveelheden hemelwater kunnen infiltreren in de bodem. Hemelwater wat we niet kunnen vasthouden en infiltreren voeren we met openbare hemelwaterriolering, indien mogelijk vertraagd, af naar oppervlaktewater. We leggen geen nieuwe gemengde riolering meer aan.
Bij bedrijventerreinen of andere locaties waar verontreiniging van het hemelwater een risico vormt voor de waterkwaliteit, overleggen we met het waterschap of het hemelwater ongezuiverd in het oppervlaktewater geloosd kan worden, of dat een deel van het hemelwater naar de RWZI verpompt moet worden.
Met een andere manier van omgang met hemelwater in het openbare gebied, maar ook met hemelwater van ons gemeentelijk vastgoed, willen we een goed voorbeeld geven voor onze inwoners.
Wat betreft de inzameling van hemelwater van particulieren volgen we de landelijke wetgeving. De verantwoordelijk- heid voor de verwerking van hemelwater van particuliere percelen, alsmede het voorkomen van overlast en schade, ligt primair bij de eigenaar van het terrein waarop het hemelwater valt. Pas als deze het hemelwater niet redelijker- wijs zelf kan afvoeren, mag het hemelwater geloosd worden op het openbare gebied of in het openbare riool.
De perceeleigenaar moet daarvoor zelf de benodigde voorzieningen op het eigen terrein aanleggen (bijvoorbeeld een pomp indien afvoer onder vrijverval niet mogelijk is door een lage ligging van het perceel/pand). Daarnaast moeten eigenaren van lager gelegen erven volgens het Burgerlijk Wetboek het water ontvangen dat van nature van hoger gelegen erven afloopt.
Daar waar we het hemelwater van particulieren nu nog inzamelen, blijven we dit doen. Afhankelijk van de situatie (bestaande bouw, herbouw, nieuwbouw) gaan we wel stimuleren of verplichten om hemelwater af te koppelen
en/of te vergroenen. In de basis gaan we uit van stimuleren en vrijwilligheid. Indien dit niet voldoende resultaat oplevert, kunnen we overwegen door middel van regels in het Omgevingsplan voor specifieke gebieden te verplichten hemelwater op particulier terrein op te vangen en niet langer in te zamelen met riolering. Hierbij kijken we altijd of dit redelijkerwijs mogelijk is. Stimuleren en verplichten komt nader aan bod in paragraaf 3.3 “Klimaat- adaptieve inrichting in de kernen”.
b)Bij transport en verwerking van hemelwater proberen we overlast te voorkomen
Als we hemelwater inzamelen, hebben we ook de zorgplicht voor verdere verwerking, inclusief de lozing in de bodem of op het oppervlaktewater. Het is niet te voorkomen dat soms water op straat optreedt ten gevolge van hevige regen, vooral niet met de verandering van het klimaat en de toename van het aantal zware buien. Ten aanzien van water op straat maken we onderscheid in hinder, overlast en schade:
We accepteren dat er soms hinder optreedt, beperken overlast en proberen schade te voorkomen. De frequentie en mate van de overlast en eventuele schade bepaalt of en welke maatregelen we nemen.
Van oudsher accepteren we niet vaker dan eens per twee jaar hinder door water op straat vanuit het riool. In het GRP 2017-2021 was dit vertaald in de eis dat het rioolstelsel voldoende afvoercapaciteit heeft om een hoeveelheid neerslag van 20 mm in 1 uur te kunnen verwerken zonder dat dit leidt tot water op straat. Dit betreft bui08 uit de Kennisbank Stedelijk Water. Bui08 is eind 20e eeuw gebaseerd op neerslagstatistieken van het klimaat van destijds. Door klimaatverandering valt bij een bui met een herhalingstijd van twee jaar tegenwoordig meer neerslag. In de Kennisbank stedelijk water van Stichting Rioned zijn daarom sinds kort nieuwe buien opgenomen, zogenaamde composietbuien. Deze zijn gebaseerd op het hedendaagse klimaat. Een toelichting hierop staat in bijlage 2. Het streven is ons veiligheidsniveau, de kans op hinder door water op straat, te handhaven op eens per twee jaar (T=2). Dit betekent dat we onze riolering moeten gaan dimensioneren op de nieuwe, zwaardere, composietbuien.
Hieronder is beschreven hoe we hier rekening mee houden. Deze normen zijn van toepassing op de capaciteit van ons ondergrondse systeem om de kans op hinder onder normale omstandigheden te bepalen. Bij zwaardere buien proberen we overlast en schade te beperken door het klimaatadaptief inrichten van de bovengrondse openbare ruimte. Hierover meer onder paragraaf 3.3 “Klimaatadaptieve inrichting in de kernen”.
Bestaande rioolstelsels moeten bui08 kunnen verwerken
Voor bestaande gemengde rioolstelsels en hemelwaterstelsels handhaven we de eis dat het rioolstelsel voldoende afvoercapaciteit heeft om een hoeveelheid neerslag van 20 mm in 1 uur te kunnen verwerken zonder dat dit leidt tot water op straat, uitgaande van het aanlegpeil van de weg. Onze huidige riolering voldoet op de meeste
plekken aan deze norm. Dit blijkt ook uit de evaluatie van de afgelopen planperiode, er was weinig hinder door water op straat.
Daar waar wel hinder optreedt door water op straat, komt dit vaak door een verzakt openbaar gebied. Daarom wordt verzakt openbaar gebied periodiek opgehoogd op basis van de herstraatcyclus.
Ter plaatse van laag gelegen niet-onderheide panden vergt het maatwerk om te proberen overlast te beperken, zowel in openbaar gebied als op particulier terrein. Maatregelen op particulier terrein zijn de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar, zoals het op hoogte houden van het perceel en/of pand.
Nieuwe rioolstelsels moeten composietbui T=2, klimaatscenario 2030 hoog, kunnen verwerken
Nieuwe riolering die wordt aangelegd bij rioolvervanging of nieuwbouw moet composietbui T=2, klimaatscenario 2030 Hoog kunnen verwerken zonder dat dit leidt tot water op straat, uitgaande van het aanlegpeil van de weg.
Dit is een bui die volgens de statistiek in 2030 eens in de twee jaar optreedt bij het scenario met de grootste klimaatverandering. Het is niet mogelijk om door de reconstructie van enkele rioolstrengen in een bestaand stelsel ineens voor het volledige stelsel te voldoen aan de nieuwe norm. Daarom zal dit stapsgewijs gaan en streven we er naar om door middel van aanpassingen bij reconstructies toe te werken naar het voldoen aan deze norm in de toekomst.
Afbeelding 3-3. Laag gelegen woningen in Schoonhoven
De Kennisbank van Stichting Rioned bevat ook al composietbuien voor 2050 voor de klimaatscenario’s Laag en Hoog. Het doel is in 2050 klimaatadaptief ingericht te zijn, waarom kiezen we dan voor de composietbui T=2 voor het klimaatscenario 2030 Hoog? Deze bui is iets zwaarder dan de buien voor de klimaatscenario’s 2050 Laag T=2 en 2050 Hoog T=1. Als het scenario Laag uitkomt in 2050, voldoen we met onze huidige keuze dus nog steeds aan het huidige veiligheidsniveau van eens per twee jaar hinder door water op straat. Als het scenario Hoog uitkomt in 2050, wordt de kans op hinder door water op straat groter en neemt toe naar eens per één tot twee jaar.
Het klimaat verandert ook nog na 2050. Riolen die de komende jaren vervangen worden, gaan tot ver na 2050 mee. Daarom is het van belang om nu ook al verder te kijken dan 2050. Ook de composietbui T=2, klimaatscenario 2085 Laag, is iets minder zwaar dan de gekozen nieuwe normbui. Als het klimaatscenario Laag uitkomt in 2085, blijft ons veiligheidsniveau dus ook gehandhaafd op eens per twee jaar water op straat in 2085. Als het ongunstigste scenario uitkomt in 2085, neemt de kans op hinder door water op straat toe naar circa eens per jaar.
Als we in de loop van de jaren de regenwaterbelasting op de riolering lager maken (vergroenen, water meer vasthou- den) dan waar de riolering op is gedimensioneerd, ontstaat overcapaciteit ten opzichte van de norm gestoeld op het scenario 2030 Hoog. Het is dan mogelijk dat de riolering ook in 2050 en 2080 bij het klimaatscenario Hoog in staat is om een bui T=2 te verwerken zonder dat hinder ontstaat door water op straat.
Om er bij uitbreidingsplannen voor te zorgen dat de systemen niet te krap gedimensioneerd wordt, hanteren we bij het ontwerp van uitbreidingsplannen de volgende percentages verhard oppervlak (dak plus overige verharding) voor uitgeefbare grond:
Deze uitgangspunten borgen we in de overeenkomst met de ontwikkelende partij.
3.1.3 Beperken nadelige gevolgen van de grondwaterstand
Als gemeente hebben we een zorgplicht voor grondwater. Een te hoge grondwaterstand kan onder andere
gevolgen hebben voor de volksgezondheid (te vochtige verblijfsruimten), maar ook leiden tot te natte tuinen, groen- voorzieningen en wegfunderingen. Een te lage grondwaterstand kan leiden tot:
Indien het waterschap, de provincie of het Rijk geen verantwoordelijkheid hebben om maatregelen te nemen tegen grondwateroverlast of -onderlast op een bepaalde locatie, dan zijn wij aan zet om te bepalen of er sprake is van structureel nadelige gevolgen die met doelmatige maatregelen in openbaar gebied voorkomen kunnen worden.
We hanteren de volgende definities:
structureel: de grondwaterstand zoals gemeten in het gemeentelijke grondwatermeetnet is:
structureel te laag als deze tenminste drie opeenvolgende jaren, langer dan vier weken (cumulatief ) per jaar, lager is dan het bovenste funderingshout in de directe omgeving. Het criterium kan aangepast worden als informatie over de actuele staat van de funderingen bekend is. Als de funderingsniveaus niet bekend zijn, wordt een ontwateringsdiepte van 1,5 meter als signaleringswaarde gebruikt;
Afbeelding 3-4. Voorbeeld verloop grondwaterstanden
Bij een melding over grondwateroverlast of -onderlast vullen we onze regierol in. We gaan na of er sprake is van structureel nadelige gevolgen en of er maatregelen nodig zijn in het openbare gebied, of dat het waterschap of provincie aan zet is. We delen onze gegevens en kennis met de melder. Bij geconstateerde overlast geven we aan waar de particulier het overtollig grondwater op kan lozen, bijvoorbeeld een gemeentelijk DT/IT-riool, indien de particulier het zelf niet redelijkerwijs kan verwerken. Indien maatregelen op particulier terrein nodig zijn informeren we de perceeleigenaar over mogelijke oplossingsrichtingen of geven we aan waar hij/zij kennis of advies op kan zoeken of vragen, bijvoorbeeld bij de Stichting Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF). Op ons waterloket www.krimpenerwaard.nl/waterloket staat informatie voor inwoners over grondwater. Ontwerp en aanleg van maatregelen op particulier terrein zijn de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar zelf.
Als we als gemeente aan zet zijn om maatregelen te nemen, dan hanteren we de volgende voorkeursvolgorde:
Onze zorgplicht beperkt zich tot het treffen van maatregelen in openbaar gebied. Belangrijk is dat het een inspanningsverplichting is, geen resultaatsverplichting. We nemen alleen maatregelen als er een structureel te hoge of te lage grondwaterstand in het openbare gebied is én er sprake is van nadelige gevolgen. Zonder nadelige gevolgen nemen we in principe geen maatregelen.
Eventuele maatregelen nemen we zoveel mogelijk in combinatie met andere ingrepen in de openbare ruimte zodat we doelmatig te werk gaan. De verantwoordelijkheid voor het grondwater op particuliere perceel en het waterdicht en vochtvrij houden van het pand ligt primair bij de perceeleigenaar. Vochtoverlast binnenshuis kan bijvoorbeeld ontstaan door bouwkundige gebreken, de inrichting van percelen, slechte ventilatie, alsmede kapotte regenpijpen, waterleidingen of rioolaansluitingen van gebouwen.
Bij nieuwbouw dient de ontwikkelaar te zorgen dat het gebied voldoet aan de geldende droogleggingseisen en ontwateringsnormen, zodat grondwaterproblemen in de beheerfase worden voorkomen.
3.2 Samenwerken aan een goede waterkwaliteit
Met het uitvoeringsbeleid zoals beschreven in paragraaf 3.1 zorgen we onder andere voor een goede waterkwaliteit. Samenwerking met andere stakeholders is hierbij noodzakelijk. Het beleid raakt immers veelal het belang van anderen.
Naast samenwerking met externe stakeholders is ook interne samenwerking met andere beleidsvelden, zoals Groen, Wegen en Ruimtelijke ordening, van belang om invulling te geven aan de speerpunten.
3.2.1 Samenwerking met de waterschappen
Binnen onze gemeente werken we samen met drie waterschappen:
Bijna onze gehele gemeente behoort tot het beheergebied van HHSK. In afbeelding 3-5 is de gemeente Krimpenerwaard uitgelicht met de grenzen van de beheergebieden van de waterschappen.
Afbeelding 3-5. Gemeente Krimpenerwaard met beheergrenzen waterschappen
Goede afstemming met de waterschappen is belangrijk in het kader van waterkwaliteit en het functioneren van de afvalwaterketen. Samen kunnen we andere partijen stimuleren om mede zorg te dragen voor de kwaliteit van de afvalwaterketen en het watersysteem. Bijvoorbeeld door met elkaar samen te werken bij de beoordeling van ruimtelijke plannen. In de praktijk vindt regulier overleg plaats met HHSK en is er goed contact met de andere waterschappen.
In samenwerking met HHSK optimaliseren we de werking van de afvalwaterketen, zodat de vuilemissie op oppervlaktewater vanuit riooloverstorten en de RWZI zoveel mogelijk wordt beperkt en voldoet aan de normen. Dit doen we door samen invulling te geven aan de conclusies en aanbevelingen uit de in de afgelopen planperiode uitgevoerde verkennende optimalisatiestudies voor de zuiveringskringen binnen onze gemeente. Afspraken over afvoer van afvalwater naar het transport- en zuiveringssysteem van het hoogheemraadschap leggen we vast in afvalwaterakkoorden.
Door samen de werking van de afvalwaterketen te monitoren, ontstaat inzicht in het functioneren wat van belang is voor het uitvoeren van betrouwbare optimalisatiestudies. Daarnaast kunnen we afwijkingen van het verwachte functioneren tijdig constateren en indien nodig maatregelen nemen.
Een overstorting kan leiden tot (tijdelijke) waterkwaliteitsproblemen, vooral na een warme periode, wat vaker voorkomt ten gevolge van de klimaatverandering. Door eerder genomen maatregelen conform de landelijke basisinspanning voor gemengde stelsels stort onze riolering niet te vaak en niet te veel over. Overstorten sluiten doen we niet zomaar, omdat dit de kans op wateroverlast vergroot. Als er problemen ervaren worden met de waterkwaliteit, bekijken we in overleg met het waterschap welke maatregelen mogelijk zijn om het effect op de waterkwaliteit te beperken zonder dat het leidt tot ontoelaatbare toename van de kans op wateroverlast. Zo zijn er in het verleden op meerdere plekken maatregelen genomen in het kader van het waterkwaliteitsspoor, zoals het realiseren van doorspoelsystemen. In bijlage 8 is per kern een kaart opgenomen met de locaties van de overstorten en hoogtes conform het GRP 2017-2021. De overstorten worden opnieuw ingemeten in de komende planperiode en door middel van metingen en modelberekeningen willen we actueel inzicht krijgen in de overstortvolumes en -frequenties.
Met de waterschappen willen we in een algemene beleidslijn uitwerken onder welke omstandigheden rechtstreekse lozing van hemelwater op oppervlaktewater vanuit oogpunt van waterkwaliteit- en kwantiteit kan en mag.
Eerste uitgangspunt hiervoor is het afkoppelschema van HDSR, dat is opgenomen in bijlage 3.
Ook stemmen we met de waterschappen af bij de aanpak van de resterende ongerioleerde lozingen en bij de opstelling van lozingsregels voor het Omgevingsplan.
3.2.2 Samenwerking met inwoners, bedrijven, ontwikkelaars en woningbouwcorporaties
Met afvalwaterlozingen kunnen ongewenste stoffen in het riool terecht komen die de doelmatige werking van het riool kunnen belemmeren, bijvoorbeeld vet. Daarnaast kan hemelwater en grondwater verontreinigd raken door bewust of onbewust verkeerd gebruik van riolering en materialen.
Afbeelding 3-6. Verstopping van een pomp door doekjes
We zorgen voor een goede communicatie over afval-, hemel- en grondwater en het functioneren van onze en particuliere systemen. Dit beperkt bijvoorbeeld de lozing van vet, doekjes en medicijnresten, maar ook van hemelwater en grondwater op ons riool en zorgt er voor dat het gehele systeem zo goed mogelijk blijft functioneren en bijdraagt aan een goede waterkwaliteit.
In het kader van reconstructies hebben we afstemming met bewoners en bedrijven over aanpassingen aan de riolering en over het nemen van maatregelen om een gebied, inclusief particuliere percelen, klimaatbestendiger te maken. Bij woningbouwprojecten toetsen we de plannen ten aanzien van afvalwater, hemelwater en grondwater, zowel in de plan-, ontwerp- als realisatiefase. Dit beperkt verkeerde lozingen van bijvoorbeeld afvalwater op hemelwaterstelsels en andersom. Door op tijd af te stemmen met de ontwikkelaar en het waterschap worden onze zorgtaken voor afval-, hemel- en grondwater geborgd.
Met woningbouwcorporaties wordt afgestemd welke riool en klimaatadaptatie gerelateerde zaken moeten worden vastgelegd in de prestatieafspraken. Ambtelijk hebben we met hen periodiek afstemming over de invulling van wijkreconstructies en nieuwbouwprojecten. We stimuleren het gebruik van niet-uitlogende materialen om verontreiniging van hemelwater, door bijvoorbeeld zink, lood en koper, te voorkomen.
3.2.3 Samenwerking in de werkregio
We continueren de samenwerking met (professionele) gebiedspartners om kennis te delen en te vergroten, onder andere via de Werkregio Midden Holland (De werkregio Midden-Holland bestaat uit de gemeenten Bodegraven- Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen, Zuidplas, Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel, waterschappen, provincie, omgevingsdienst, GGD en Veiligheidsregio). Ook zal worden ingezet op het vergroten en delen van kennis, door bijvoorbeeld de inzet van experts, het opleiden van eigen personeel en deelname in netwerken.
Een mooi resultaat van samenwerking in de regio is de Samenwerkingsovereenkomst Reversed Osmose Schuwacht. In deze overeenkomst zijn afspraken vastgelegd tussen het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpener- waard, Oasen, gemeente Krimpenerwaard en gemeente Krimpen aan den IJssel om bij het drinkwaterbereidings- proces van Oasen, ter plaatse van productielocatie Schuwacht bij Krimpen aan de Lek, het vrijkomende concentraat op de RWZI “De Groote Zaag” te kunnen zuiveren. Dit concentraat mag niet zonder zuivering worden geloosd op het oppervlaktewater. Door de concentraatstroom via het afvalwatertransportsysteem van Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek af te voeren naar de RWZI wordt gebruik gemaakt van nog beschikbare overcapaciteit bij de RWZI.
3.2.4 Samenwerking met de Omgevingsdienst
De Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) voert voor ons controles uit op bedrijfsmatige lozingen. Zij is bevoegd tot handhaving en kan direct optreden bij onregelmatigheden. Het is belangrijk om samen met HHSK goede afspraken met hen te hebben, zodat de controles doelmatig uitgevoerd worden. Met ODMH en HHSK stemmen we de regels af omtrent de lozingen op ons rioolsysteem. Daarnaast voert ODMH voor ons advieswerkzaamheden uit op het gebied van klimaatadaptatie en bodemdaling.
3.2.5 Samenwerking met het Ingenieursbureau Krimpenerwaard
Het Ingenieursbureau Krimpenerwaard (IBKW), is al 75 jaar een Gemeenschappelijke Regeling van de gemeenten Krimpenerwaard en Krimpen aan den IJssel. Het is dus een bureau ván en vóór de gemeenten. Als gemeente werken we nauw samen met het IBKW. Zij doen voor de gemeente de civieltechnische voorbereiding van reconstructie- projecten. Daaronder valt ook het opstellen van de riolerings- en waterhuishoudingsplannen en het adviseren ten aanzien van klimaatadaptatie binnen deze projecten. Ook bij nieuwbouwprojecten ondersteunt het IBKW de gemeente in de planbeoordeling. Daarnaast ondersteunt het IBKW de gemeente zowel in het rioleringsbeheer als bij het uitvoeren van studies en het opstellen van beleid ten aanzien van de watertaken. Tijdens uitvoering van projecten voert het IBKW namens de gemeente toezicht en directie.
3.3 Klimaatadaptieve inrichting in de kernen
Het weer wordt extremer. Meer regen in korte tijd, langere droge perioden en langduriger, hogere temperaturen. Hierdoor wordt het warmer in de kernen (hittestress), kan bij veel regen het water voor overlast zorgen en veroorzaakt droogte meer zetting van de bodem.
Afbeelding 3-7. Thema’s klimaatadaptatie
In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (onderdeel van het nationale deltaprogramma) hebben het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afspraken gemaakt hoe klimaatadaptatie versneld kan worden opgepakt.
Op basis van deze afspraken stelden wij de Klimaatadaptatiestrategie Krimpenerwaard op, die de gemeenteraad op 21 december 2021 vaststelde. De ambities hierin zijn:
Afbeelding 3-8. Afbeelding 3-7. Thema’s klimaatadaptatie
Concreet betekent deze ambitie dat we:
De vastgestelde Klimaatadaptatiestrategie bevat de aanpak voor de komende 5 jaar. De gemeenteraad koos daarbij voor het scenario 3 “Versneld aan de slag”.
Meekoppelkansen worden benut om klimaatadaptief te worden. Via onderzoek krijgen we meer inzicht in welke maatregelen effectief zijn. Naast aandacht voor droogte en wateroverlast, wordt met andere partners gewerkt aan het thema overstromingen. Ten aanzien van hittestress wordt een hitteplan opgesteld en is er budget voor hittebeperkende maatregelen. Via communicatie en stimulerende maatregelen wordt de bewustwording en actiebereidheid onder bewoners en bedrijven vergroot.
De komende jaren wordt de voortgang van klimaatadaptatie gemonitord. Aan het eind van de planperiode van dit Programma bekijken we waar we dan staan. Hiertoe voeren we dan nieuwe stresstesten en risicodialogen uit met de gebiedspartners. Welke klimaateffecten zien en verwachten we, wat hebben we al bereikt met de maatregelen en wat is er nog meer nodig? Dit sluit aan bij de zesjarige cyclus van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, omdat in 2021 de klimaatadaptatiestrategie is vastgesteld. Zo geven we stap voor stap invulling aan een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting van Krimpenerwaard, waarin klimaatadaptief handelen het nieuwe normaal is.
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de maatregelen die we in de komende planperiode nemen om invulling te geven aan onze speerpunten en ons uitvoeringsbeleid ten aanzien van riolering en klimaatadaptatie.
Bij de beschrijving van de maatregelen hebben we onderscheid gemaakt in de maatregelen ten aanzien van de riolering en maatregelen ten aanzien van klimaatadaptatie. Veel maatregelen dienen meerdere speerpunten, zie tabel 4-1. Behalve aan de speerpunten uit tabel 4-1 dragen vooral maatregelen voor klimaatadaptatie, ook nog bij aan de volgende speerpunten, namelijk:
Dit hoofdstuk bevat ook een afzonderlijke subparagraaf met een terugkoppeling op de evaluatie van de maatregelen uit het GRP 2017-2021.
* Speerpunten uit de Omgevingsvisie:
4.1.1 Opstellen beheerplan en projectenboek
Op basis van het Integraal Beleidsplan Openbare Ruimte (IBOR) stellen we tweejaarlijks, samen met de andere taakvelden, het integrale projectenboek van Openbare Werken op. Daarin bepalen we waar en wanneer we in combinatie met wegbeheer rioolvervanging/renovatie uitvoeren en middelgroot onderhoud plegen of verbeter- maatregelen uitvoeren.
In de komende planperiode gaan we onze aanpak veranderen en gaan we verder vooruitkijken. Het streven is om voor een periode van 10 jaar al globaal in beeld te brengen in welke gebieden maatregelen aan de riolering worden verwacht. Dat geeft meer ruimte om vooronderzoeken uit te voeren om de noodzaak tot maatregelen en de omvang daarvan nader te bepalen. Daarmee kan de uiteindelijke projectvoorbereiding efficiënter verlopen.
4.1.2 Ongerioleerde lozingen aansluiten mits doelmatig
Het huidige aansluitpercentage is minimaal 99,5%. Er zijn 159 objecten waar mogelijk een afvalwaterlozing plaatsvindt en die niet zijn aangesloten op het riool. Bij 71 objecten is het vanaf de buitenkant niet met zekerheid te zeggen of er wel of geen afvalwaterlozing plaatsvindt. In tabel 4-2 is een totaaloverzicht opgenomen. In bijlage 5 is een overzichtskaart opgenomen van de locaties van de ongerioleerde lozingen. In principe zijn deze lozingen voorzien van een individuele zuiveringsvoorziening, dit is een verantwoordelijkheid van de lozer.
Tabel 4-2. Overzicht ongerioleerde lozingen
In de planperiode onderzoeken we bij welke niet op riolering aangesloten percelen daadwerkelijk een lozing van stedelijk afvalwater plaatsvindt. De prioriteit ligt hier bij de percelen binnen de bebouwde kom, hier moeten alle percelen waar stedelijk afvalwater vrijkomt op het openbaar vuilwaterriool aangesloten worden. Voor de betreffende percelen buiten de bebouwde kom maken we een doelmatigheidsafweging en sluiten we deze aan indien doelmatig.
Bij reconstructie van de openbare ruimte vervangen we waar mogelijk verharding door groen. Daarnaast richten we de openbare ruimte zo in dat hemelwater zoveel mogelijk rechtstreeks naar oppervlaktewater of naar daarvoor geschikt groen kan afstromen. Gelijktijdig met vervanging van bestaande gemengde riolering leggen we een afzonderlijk hemelwaterriool of een DT/IT-riool aan, mits doelmatig. Daarmee zamelen we het regenwater in dat niet rechtstreeks naar oppervlaktewater of groen kan afvloeien en voeren dat af naar oppervlaktewater. Met de waterschappen willen we in een algemene beleidslijn uitwerken onder welke omstandigheden rechtstreekse l ozing van hemelwater op oppervlaktewater vanuit oogpunt van waterkwaliteit- en kwantiteit kan en mag, of welke zuiverings- of buffertechniek vereist is. Eerst uitgangspunt hiervoor is het afkoppelschema van HDSR, dat is opgenomen in bijlage 3. Aan de hand hiervan bekijken we ook of nog resterende lamellenfilters gehandhaafd moeten blijven.
4.1.4 Verbeterd gescheiden stelsels ombouwen naar gescheiden stelsels
In het verleden zijn diverse verbeterd gescheiden stelsels aangelegd waarmee op jaarbasis circa 70% van het ingezamelde hemelwater naar de RWZI wordt afgevoerd. We bouwen deze stelsels om tot volledig gescheiden stelsel, zodat geen schoon hemelwater meer naar de zuivering verpompt wordt, mits dit niet leidt tot plaatselijke water- kwaliteitsproblemen. Dit gebeurt in overleg en afstemming met het waterschap. Vooruitlopend op het ombouwen onderzoeken we of er sprake is van foutaansluitingen en lossen we deze op. Ook wegen we eerst de kosten tegen de baten af. In bijlage 10 is een overzicht opgenomen van de huidige verbeterd gescheiden stelsels.
4.1.5 Reinigen van kolken en straten
Eénmaal per jaar laten we de kolken reinigen om te voorkomen dat de zandvang vol raakt en het vuil in het riool terecht komt. Op sommige locaties gebeurt dit vaker op basis van ervaring, bijvoorbeeld ten aanzien van de hoeveelheid bladval. Daarnaast vegen we de straten zes keer per jaar om er voor te zorgen dat er minder vuil naar de kolken afspoelt. Het vegen van de straten betalen we daarom voor 25% uit de rioolheffing.
4.1.6 Foutaansluitingen beperken
Bij gescheiden stelsels bestaat een risico op foutaansluitingen van hemelwater op het vuilwaterriool en andersom. Dit kan alsnog leiden tot vervuiling van het oppervlaktewater door afvalwater, of andere overlast. Op drukriolering mag geen hemelwater aangesloten zijn. Indien op basis van meldingen, metingen of eigen waarnemingen een vermoeden bestaat op foutaansluitingen, voeren we daar onderzoek naar uit. Opgespoorde lozingen van afvalwater op hemelwaterriolering (ongezuiverde lozing) herstellen we. Foute hemelwateraansluitingen op vuilwaterstelsels herstellen we mits doelmatig en redelijkerwijs uitvoerbaar.
Bij (ver)bouwplannen is het streven verkeerde aansluitingen te voorkomen door het voorschrijven van verschillend kleurgebruik voor afval- en hemelwaterriolen. In de realisatiefase houdt onze buitendienst toezicht op de aansluitingen. Bij projecten verzorgt het IBKW dit. Indien er toch een foutaansluiting is, heeft de perceeleigenaar hier ook een eigen verantwoordelijkheid in.
4.1.7 Beheren van de rioolgemalen
We hebben circa 2500 gemalen en drukrioleringspompen. Alle hoofdgemalen laten we 1x per jaar reinigen en onder- houden. De drukrioleringspompen onderhoudt onze buitendienst zelf. Dit wordt efficiënt gedaan door dit gedurende het jaar mee te nemen in het lopende werk. Storingen aan gemalen worden binnen 24 uur verholpen. We zorgen ervoor dat onze gemalen en drukrioleringspompen zijn aangesloten op ons telemetriesysteem, zodat we storingen direct kunnen signaleren. Door onze buitendienst wordt het functioneren van de gemalen dagelijks beoordeeld, zodat we afwijkend gedrag tijdig in beeld hebben en problemen kunnen voorkomen. Voor 2025 dient de communicatie overgeschakeld te worden op 5G, hier is reeds mee gestart. Voor storingen aan gemalen die we zelf niet op kunnen lossen, hebben we nog geen meerjarig contract met een onderhoudsaannemer. In de planperiode wordt dit afgesloten.
Op enkele plekken bestaan problemen met de kwaliteit van de voedingskabels van de drukrioleringspompen, waardoor de stroomlevering en daarmee de pompen en alarmering dreigen uit te vallen. In de planperiode doen we hier nader onderzoek naar en stellen een vervangingsplanning inclusief kostenraming op.
Grote gemalen renoveren we indien dit op basis van inspectie noodzakelijk blijkt. Bij renovatie vervangen we de elektrisch- en mechanische installatie. De bouwkundige onderdelen (pompput) worden indien mogelijk gehandhaafd of gerenoveerd. Verzakking van het riool vereist soms vervanging van de bouwkundige onderdelen. Drukriolering renoveren we per cluster. Veel drukriolering is in de afgelopen jaren voor de eerste keer sinds aanleg gerenoveerd.
Een aantal drukioolgemalen is nog niet gerenoveerd. Deze worden in de komende planperiode aangepakt.
Bij rioolvervangingsprojecten plaatsen we wanneer nodig nieuwe gemalen ter verbetering van de afstroming.
4.1.8 Reinigen en inspecteren van het riool
Door middel van de rioolinspecties controleren we of onze vrijvervalriolen nog in goede staat zijn qua waterdichtheid, stabiliteit en afstroming en indien nodig ondernemen of plannen we daar actie op. Zoals bij de evaluatie aangegeven, reinigden en inspecteerden we minder dan gepland conform de strategie in het GRP 2017-2021. We stellen een nieuwe strategie op die rekening houdt met gebieden waarvan nog weinig inspectiegegevens beschikbaar zijn en rekening houdt met de zettingsgevoeligheid van gebieden. Een onderdeel van de strategie is ook het opnieuw bepalen van de waarschuwings- en ingrijpmaaststaven ten aanzien van geconstateerde schadebeelden.
4.1.9 Beheren van de hoofdpersleidingen
De afgelopen planperiode is een eerste onderzoek gedaan naar de risico’s van onze persleidingen. Dit betreft alleen de persleidingen van de gemalen, niet de drukriolering. Hiermee is een eerste beeld verkregen van het risico op persleidingbreuk, bijvoorbeeld ten aanzien van leeftijd, achterliggend gebied en ligging ten opzichte van waterkeringen, natuur, hoofdwatergangen en provinciale wegen. Dit eerste beeld willen we in de planperiode verder detailleren, zodat we een goede beheer- en vervangingsplanning per persleiding kunnen opstellen. Daarbij wordt ook gekeken naar de optimalisatiemogelijkheden per persleiding.
4.1.10 Vervangen en renoveren van het riool
Op basis van de leeftijd van onze vrijvervalriolen en de zettingsgevoeligheid van het gebied waar de riolering ligt, is een theoretische vervangingsplanning opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 9. De komende planperiode verwachten we ongeveer 5 km riool per jaar te vervangen of te renoveren door middel van relinen. Relinen betekent dat het bestaande riool blijft liggen, maar wel een nieuwe binnenwand krijgt. Afhankelijk van de situatie kan relinen doel- matiger zijn dan vervanging. Uitgangspunt in het GRP 2017-2021 was om 15% van de riolen te relinen in plaats van
te vervangen. Op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren is dit verminderd naar 5 tot 10%. De theoretische vervangingsplanning wordt op basis van gerichte inspecties uitgewerkt tot een operationele vervangingsplanning wat onderdeel is van het projectenboek (zie paragraaf 4.1.1)
Bij de reconstructie van de riolering werken we toe naar geen hinder door water op straat bij composietbui T=2, klimaatscenario 2030 Hoog bij het aanlegpeil van de weg.
4.1.11 Vervangen van huisaansluitingen
Bij vervanging van het hoofdriool, vervangen we op onze kosten ook de huisaansluiting op het particulier terrein tot een maximale lengte van circa 7 meter vanaf de erfgrens. Daarbij komt er een erfscheidingsput op de erfgrens, die de beheergrens aangeeft. De bewoners/eigenaren worden hiermee ontzorgd. Tevens beperkt dit de kans op verstoppingen en lekkage van afvalwater naar de bodem. Maar deze werkwijze maakt rioolvervanging duurder en kost ook veel tijd voor afstemming met de bewoners. In de planperiode evalueren we deze werkwijze en bekijken we of aanpassing van de werkwijze wenselijk is.
4.1.12 Beheerdata goed in beeld brengen
De gegevens (ligging, afmetingen, aanlegjaren, inspectiegegevens etc) van onze riolering leggen we vast in een beheersysteem (Obsurv) conform het Gegevenswoordenboek Stedelijk Water (GWSW), onder andere om te voldoen aan de WIBON. De maximale termijn ter verwerking van een wijziging in de ligging van het riool bedraagt volgens de WIBON 30 dagen. In de planperiode willen we er voor zorgen dat de gegevens GWSW-proof zijn en digitaal ontsloten worden via de GWSW-server, zodat de gegevens inzichtelijk zijn voor anderen.
Indien daar aanleiding toe is, meten we de (hoogte)ligging van het riool in. Dit geeft inzicht in het verzakken van het riool en deze gegevens zijn nodig om het functioneren van het riool te beoordelen.
Op basis van de beheergegevens is in afbeelding 4-3 een overzicht gegeven van de leeftijd van onze riolering.
Afbeelding 4-3. Verdeling leeftijd per type riolering
Te zien is dat de oudere riolering vooral gemengde riolering is, omdat tegenwoordig in uitbreidingswijken en vaak ook bij rioolvervanging een gescheiden stelsel aangelegd wordt. Mechanische riolering legden we vooral vanaf de jaren ’80 aan om het buitengebied ook op de riolering aan te sluiten. De laatste jaren leggen we veel IT/DT-riolering aan om onze grondwaterstand beter te beheersen.
Ook de gegevens van de gemalen moeten goed in beeld zijn en centraal opgeslagen worden en toegankelijk zijn. Deze gegevens zijn nu nog verspreid over verschillende bestanden. In de planperiode leggen we deze gegevens vast in een assetmanagementsysteem, waarschijnlijk
4.1.13 Oefenen en actualiseren incidentenplan
We hebben een incidentenplan, riolering. Om goed gesteld te staan bij een incident is het nodig periodiek te oefenen en indien nodig het incidentenplan te actualiseren.
4.1.14 Monitoring van het systeem
Zoals aangegeven bij de evaluatie is tot en met 2019 een meetplan uitgevoerd, maar daarna niet meer. We stellen een realistisch en doelmatig meetplan op om meer inzicht te verkrijgen in het functioneren van het systeem en het systeem te toetsen aan de theorie. Op basis hiervan wordt een meetnet ingericht. We pakken hierbij één
grotere of een paar kleinere kernen gelijktijdig op, zodat de ervaring daarvan voor de volgende kernen te gebruiken is. Het streven is om in de planperiode in alle kernen te monitoren. In het meetplan is aandacht voor:
4.1.15 Uitvoeren van modelberekeningen
Modelberekeningen (zogenaamde SSW’s, Systeemoverzicht Stedelijk Water) geven meer inzicht in de werking van onze stelsels. De meetdata van de monitoring dient om het model te toetsen aan de praktijk. De planning van de SSW’s volgt dan ook de planning van het monitoren door steeds één grotere of een paar kleinere kernen gelijktijdig op te pakken. De verspreiding van water op straat over het maaiveld en de gevolgen voor overlast en schade maken onderdeel uit van de SSW’s. Tevens wordt de interactie met het oppervlaktewatersysteem meegenomen. De SSW’s brengen in beeld waar het functioneren van de systemen niet voldoet aan gestelde eisen en geven oplossings- richtingen voor de geconstateerde knelpunten.
In 2019 is reeds een herberekening uitgevoerd van de riolering van Gouderak, IJssellaan, Lageweg en Ouderkerk. In de planperiode stellen we SSW’s op van de andere kernen. Vooruitlopend op het opstellen een SSW worden indien nodig inmetingen uitgevoerd, bijvoorbeeld van de overstorten. Uit de nieuwe modelberekeningen volgen dan ook de overstortvolumes en -frequenties van de overstorten.
We doen onderzoek naar de restcapaciteit van onze drukrioleringssystemen in het buitengebied. Indien mogelijk combineren we dit met de SSW’s. Door bouwplannen worden deze zwaarder belast. Op enkele locaties zijn problemen met de capaciteit, wat mede veroorzaakt kan worden door aangesloten hemelwater, waar drukriolering niet voor bedoeld is.
4.1.16 Optimaliseren van het systeem
We geven samen met de waterschappen invulling aan de conclusies en aanbevelingen uit de uitgevoerde verkenning optimalisatiestudies van de afvalwatersystemen:
onderzoek naar reductie hoeveelheid rioolvreemd water. Rioolvreemd water is bijvoorbeeld intredend grondwater door lekke riolen en oppervlaktewater dat het riool inloopt via riooloverstorten. Zoals aangegeven bij de evaluatie zijn de hoeveelheden rioolvreemd water in beeld gebracht. In de planperiode gaan we onderzoek doen naar de mogelijke bronnen en een doelmatigheidsafweging maken voor het reduceren van de hoeveelheid rioolvreemd water;
onderzoek naar optimale verdeling capaciteiten rioolgemalen. Op sommige plekken is er een overschot aan capaciteit en op andere plaatsen een tekort. Een andere verdeling en/of slimme sturing kan zorgen voor een hoger rendement bij sommige zuiveringen en/of minder riooloverstortingen, bijvoorbeeld op kwetsbaar oppervlaktewater;
4.1.17 Vervullen van de grondwaterzorgplicht
Voor het openbaar gebied vullen we onze zorgplicht als volgt in:
We houden ons extern beheerd gemeentebreed grondwatermeetnet (sinds september 2020) in stand. De data van de grondwatermetingen zijn openbaar inzichtelijk via https://grondwater.krimpenerwaard.nl/kaart.
Bij rioolvervanging leggen we daar waar doelmatig een DT/IT-riool of drainage aan. In natte perioden voert dit het overtollige grondwater af naar het oppervlaktewater. In droge perioden kan dit andersom oppervlaktewater het gebied invoeren en laten infiltreren in de bodem om zettingen tegen te gaan. Op de grens van twee particuliere percelen realiseren we een uitlegger waar de perceeleigenaren indien gewenst overtollig grondwater op kunnen lozen.
4.1.18 Afvalwaterakkoord afsluiten
Samen met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard willen we op basis van het vervolg op de verkenning OAS (4.1.16) een nieuw afvalwaterakkoord sluiten. Eén van de onderdelen in het afvalwater- akkoord is de verdeling van de exploitatiekosten van en investeringen in het transportsysteem tussen de gemeente en HHSK.
Met HDSR is in 2014 voor het betreffende deel van Schoonhoven een afvalwaterakkoord gesloten. Actualisatie is vooralsnog niet nodig.
4.1.19 Heroverwegen overeenkomst Reversed Osmose Schuwacht
We heroverwegen de samenwerkingsovereenkomst Reversed Osmose Schuwacht met de betrokken stakeholders. Daarbij gaan we na of er nog voldoende restcapaciteit is om deze afspraken voort te zetten.
4.1.20 Opstellen van communicatieplannen
In de komende planperiode stellen we een communicatieplan voor riolering op. Onderdelen van het plan zijn:
het waterloket, https://www.krimpenerwaard.nl/waterloket;
deelname aan landelijke campagnes zoals www.nietinhetriool.nl
Communicatie beperkt lozingen van bijvoorbeeld vet, doekjes en medicijnresten en stimuleert het gebruik van niet-uitlogende materialen om verontreiniging van hemelwater, door bijvoorbeeld zink, lood en koper, te voorkomen. Ook stimuleren we hiermee bijvoorbeeld het niet lozen van hemelwater op drukriolering.
Voor klimaatadaptatie stellen we een afzonderlijk communicatieplan op om inwoners en bedrijven te stimuleren om bijvoorbeeld anders om te gaan met hemelwater en de leefomgeving te vergroenen.
4.1.21 Toetsen van ruimtelijke plannen
Ruimtelijke plannen toetsen we ten aanzien van afvalwater, hemelwater, grondwater en klimaatadaptatie. Hierbij is aandacht voor:
In ons Civiel technisch handboek Openbare Werken staan de eisen die we als gemeente stellen aan de civieltechnische uitwerking van ruimtelijke plannen. Dit handboek wordt de komende periode geactualiseerd.
4.1.22 Evalueren van de samenwerking met ODMH
In de planperiode evalueren we samen met HHSK en ODMH de samenwerking op het gebied van controles op indirecte lozingen, zoals bedrijfsmatige afvalwaterlozingen. Het is belangrijk om de krachten te bundelen om elkaar te versterken en samen te zorgen voor een optimaal functionerende afvalwaterketen. Waar nodig leidt de evaluatie tot een aanpassing van de bestaande afspraken en werkwijzen.
4.1.23 Opstellen van lozingsregels voor het Omgevingsplan
Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, vervallen de landelijke lozingsbesluiten (AMvB’s) en de aansluitregels uit het Bouwbesluit. De regels hieruit worden van rechtswege dan automatisch per direct onderdeel van het gemeentelijke Omgevingsplan en de Waterschapsverordening. Dit is de zogenaamde bruidsschat. Wij en de waterschappen kunnen vervolgens besluiten of en hoe we deze regels willen aanpassen in het Omgevingsplan en de Waterschapsverordeningen. Met de betreffende waterschappen en de ODMH willen we in de planperiode in overleg gaan over de op te nemen regels in het Omgevingsplan en de Waterschapverordening. Deze regels gaan niet alleen over wat aangesloten moet en mag worden op het riool (afval-, hemel- en grondwater/bronneringen) en bij welke afstand tot het bestaande riool, maar ook hoe. Met de ingang van de Omgevingswet is het als gemeente niet meer mogelijk om een afzonderlijke Hemelwaterverordening te hebben. In 2029 vervalt volgens de huidige planning van de Omgevingswet ook de mogelijkheid voor het hebben van een Aansluitverordening. Regels hieromtrent dienen in het Omgevingsplan te worden opgenomen.
4.2 Maatregelen klimaatadaptatiestrategie
De klimaatadaptatiestrategie bevat zes pijlers die de kern zijn van de klimaatadaptatiestrategie:
De gemeenteraad koos daarbij voor het scenario 3 “Versneld aan de slag”. De maatregelen die we nemen bij dit scenario heeft de Werkgroep Klimaatadaptatie, een samenwerking van de gemeente, ODMH en IBKW, per pijler uitgewerkt in de uitvoeringsagenda klimaatadaptatie. Deze is opgenomen in bijlage 4. De overkoepelende inhoud van deze zes pijlers in de Klimaatadaptatiestrategie beschrijven we hieronder.
Door te informeren willen we bij inwoners en bedrijven het bewustzijn van de effecten van een veranderend klimaat vergroten. Een belangrijk deel van de mogelijkheden om klimaatadaptieve maatregelen te realiseren ligt op particulier terrein. Daarom vraagt een groot deel van de knelpunten en uitdagingen, naast inzet vanuit de gemeente, om samenwerking met of inzet van anderen. Het streven is dat zij weten wat ze zelf kunnen doen om de effecten te beperken en verzachten. De gemeente zorgt door communicatie en goede voorlichting er voor dat inwoners en organisaties hun verantwoordelijkheid kunnen en willen nemen.
Voor klimaatadaptatie communiceren we specifiek via:
deelname aan operatie Steenbreek www.steenbreek.nl waarmee we informatie aanbieden aan inwoners over onderwerpen als groene tuinen, leefgebieden voor vogels en insecten en het aanleggen en beheren van ecologische oevers;
via https://www.duurzaambouwloket.nl/gemeente/krimpenerwaard wijzen we inwoners en bedrijven op bestaande subsidieregelingen, zoals de regeling van de provincie voor het verduurzamen van bedrijventerreinen en de subsidieregeling van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard voor het treffen van klimaatadaptieve maatregelen op particuliere terreinen;
informatie op www.duurzaamkrimpenerwaard.nl.
Zoals hierboven aangegeven liggen veel kansen voor het klimaatadaptief inrichten van een gebied op particulier terrein. Naast informeren gaan we grondeigenaren ook stimuleren in het nemen van maatregelen. Het gaat dan om ontwikkelaars, woningbouwcorporaties, bedrijven en bewoners maar ook ambtenaren van de gemeente.
Voorbeelden van eigen initiatief kunnen talrijk zijn. Deze kunnen gaan over het langer vasthouden van water op eigen terrein of bovenop gebouwen, het meewerken aan afkoppelen van hemelwater, het toepassen van minder stenen en meer groen. Een subsidie opstellen of het aanbieden van ontzorging zijn voorbeelden van manieren waarop de gemeente klimaatadaptief inrichten van particuliere percelen kan stimuleren. Ook kan de gemeente zelf het goede voorbeeld geven in het openbare ruimte, bij de plannen voor herbouw/nieuwbouw van het kantoorpand of door het aanleggen van een groen dak.
We kunnen als gemeente bij een rioolvervangingsproject, waar we ook een hemelwaterriool aanleggen, de perceeleigenaren stimuleren door hen aan te bieden op kosten van de gemeente de regenpijp aan de voorzijde af te koppelen. Enerzijds heeft dit het voordeel dat er meer afgekoppeld wordt. Zonder afkoppelen van de regenpijp aan de voorzijde van de woning is circa 60% van het totale afvoerend verhard oppervlak in een woonstraat af te koppelen, waarbij oppervlakkig afstromend particulier verhard oppervlak, zoals opritten en verharding in voortuinen, zijn meegerekend. Met afkoppelen van de regenpijp aan de voorzijde neemt dit toe tot circa 75%. Anderzijds is het beter om hemelwater vast te houden daar waar het valt en perceeleigenaren te stimuleren om anders om te gaan met hemelwater. Als we de regenpijp aan de voorzijde van alle panden die nog niet zijn afgekoppeld willen afkoppelen, dan bedragen de kosten hiervoor naar schatting circa 10 miljoen Euro voor de komende tientallen jaren.
Dit betekent op langere termijn een verhoging van de rioolheffing met circa 10 tot 15 Euro. Een andere optie is om een deel van dit geld in te zetten voor het stimuleren van inwoners en bedrijven om anders om te gaan met hemelwater op eigen terrein, bijvoorbeeld door middel van een subsidieregeling. We nemen de keuze voor de wijze van stimuleren mee in de verdere uitwerking van scenario 3. Tot die tijd zetten we in op het stimuleren van inwoners en bedrijven om af te koppelen of te vergroenen en dus niet op het afkoppelen van de regenpijpen.
Om de opgave van de gemeente Krimpenerwaard, klimaatbestendig en waterrobuust in 2050, bijtijds te realiseren moet het beleid wat hiervoor nodig is tijdig worden vastgesteld. Kortom, het klimaatbestendig ontwikkelen en inrichten van de gemeente zal worden verankerd in het gemeentelijk beleid zoals het Integraal Beleidsplan Openbare Ruimte (IBOR), dit omgevingsprogramma, het omgevingsplan en in (bestuurlijke) afspraken met partners in de regio. De uitgangspunten uit het door het college omarmde, Convenant Klimaatadaptief Bouwen worden op- en vastgesteld in beleidsregels voor toekomstige (her)ontwikkelingen.
Klimaatadaptatie is niet altijd vrijwillig en vrijblijvend. De gemeente kan klimaatadaptatie verankeren in beleidsdocumenten en ook handelingen afdwingen via regelgeving. Dit doen we door:
In de reguliere werkzaamheden van overheden, bedrijven en particulieren liggen kansen om klimaatopgaven slim te integreren. Zoals werkzaamheden aan wegen, het riool, de aanleg van nieuwe kabels en leidingen, onderhoud aan (maatschappelijk) vastgoed en nieuwbouwprojecten. Voor alle geplande en toekomstige projecten nemen we klimaatadaptatie mee in het ontwerpproces. Dit wordt meekoppelen of werk-met-werk-maken genoemd. Zo hoeven er minder aparte projecten opgestart te worden om de gemeente Krimpenerwaard klimaatadaptief te maken.
Daarmee worden de kosten beheersbaar gehouden en is er minder overlast voor omwonenden als gevolg van werk- zaamheden in het openbare gebied. Waar mogelijk worden maatregelen gekoppeld aan andere thema’s, zoals energietransitie, biodiversiteit, landbouwtransitie, woningbouw, leefomgeving en circulariteit.
De stresstesten die zijn uitgevoerd voor de klimaatadaptatiestrategie geven een eerste globaal inzicht in de gevolgen van klimaatverandering (zie Klimaatadaptatie in de Krimpenerwaard : stresstesten, risicodialogen en bewoners- enquête. (arcgis.com)). Nader onderzoek, bijvoorbeeld door middel van de modelberekeningen (4.1.15) is nodig om meer in detail te kunnen vaststellen hoe groot de risico’s op bepaalde locaties en in bepaalde gebieden zijn en om na te gaan welke maatregelen meest effectief zijn. De kosten van maatregelen zullen hierbij ook worden meegenomen. De samenwerking met (professionele) gebiedspartners (zoals de waterschappen, provincie en veiligheidsregio) om kennis te delen en te vergroten wordt gecontinueerd, onder andere via de Werkregio Midden Holland. Ook zal worden ingezet op het vergroten en delen van kennis, door bijvoorbeeld de inzet van experts, het opleiden van eigen personeel en deelname in netwerken. Bijvoorbeeld door samen met de waterschappen te onderzoeken of de klimaattoets kan worden gecombineerd met de watertoets.
4.3 Terugkoppeling met evaluatie GRP 2017-2021
In de evaluatie van het GRP 2017-2021 in hoofdstuk 2 kwam naar voren dat we een deel van de onderzoeken en maatregelen uit het GRP niet of slechts ten dele uitvoerden. In tabel 4-3 is te zien in welke subparagraaf
deze onderzoeken en maatregelen alsnog opgenomen zijn of niet in dit Programma meegenomen worden. Tabel 4-3. Terugkoppeling maatregelen Programma met GRP 2017-2021
In de voorgaande hoofdstukken is beschreven wat we de komende jaren willen doen om invulling te geven aan de speerpunten. Dit hoofdstuk beschrijft welke personele en financiële consequenties dit heeft. Hierbij geven we niet alleen inzicht in de kosten, maar ook in de dekking van die kosten.
De genoemde kosten zijn exclusief BTW, maar in de kostendekkingsberekening is de BTW-component meegenomen.
In overeenstemming met het IBOR en Gebouwbeheer is in dit hoofdstuk een planningshorizon van 15 jaar weerge- geven. Op de achtergrond is echter een tariefsberekening uitgevoerd voor een planningshorizon van 60 jaar. Binnen deze periode zijn alle objecten minimaal één maal vervangen. In de bijlagen zijn deze berekeningen opgenomen.
In de huidige situatie wordt in totaal 12,8 FTE toegerekend aan het tarief van riolering.
Bij team UOR (Uitvoering Openbare Ruimte) merken we dat de personele capaciteit op het gebied van riolering nu al krap is. Deze krapte neemt naar verwachting door vergrijzing verder toe omdat in de komende planperiode meerdere vakmensen met pensioen gaan. Dit vormt een risico voor het behoud van de gebiedskennis die aanwezig is bij team UOR. Dit team heeft een belangrijke rol in het invullen van de ambities uit dit Programma. Ze handelen alle meldingen af, houden toezicht op onderhouds- en reparatiewerkzaamheden door aannemers, controleren de
aanleg van nieuwe huisaansluitingen, voeren zelf onderhoud uit aan onze ruim 2.000 drukrioolpompen en controle- ren de werking daarvan met behulp van het telemetriesysteem. Onze buitendienst heeft steeds meer administratieve taken, bijvoorbeeld om alle meldingen goed vast te leggen inclusief de afhandeling ervan. Daarnaast is een ambitie uit het programma om de data van onze gemalen centraal en uniform vast te leggen, een taak die ook bij team UOR belegd wordt. Het is ook belangrijk om gebiedskennis niet verloren te laten gaan bij pensionering van werknemers. Om deze redenen willen we een extra FTE aanstellen voor team UOR.
In de klimaatadaptatiestrategie is reeds aangegeven dat we een klimaatadviseur (1 FTE) aan willen stellen om uitvoe- ring te geven aan de door de raad vastgestelde ambities van scenario 3 uit de klimaatadaptatiestrategie.De kosten voor deze FTE rekenen we voor 50% toe aan riolering, omdat deze een belangrijke bijdrage levert aan onze taken voor hemel- en grondwater.
We hebben de in de begroting opgenomen jaarlijkse exploitatiekosten vergeleken met de ambities uit dit Programma Riolering en Klimaatadaptatie. In bijlage 11 is daarvan een overzicht opgenomen. Hieronder wordt aangegeven of onze ambities al dan niet aanpassing van de exploitatiekosten vereisen.
De gestegen brandstof- en energieprijzen leiden naar verwachting reeds in 2022 tot € 70.000 extra jaarlijkse exploitatiekosten voor riolering.
De kosten van vegen van wegen en baggeren van gemeentelijke watergangen rekenen we beide voor 25% toe aan de riolering. Vegen van wegen draagt bij aan het beperken van de instroom van vuil in kolken en riolen en daarmee ook aan onze taken voor afval- en hemelwater. Baggeren is mede nodig voor de goede afvoer van hemelwater en bagger wordt mede veroorzaakt door slib uit riooloverstorten en hemelwateruitlaten.
In de klimaatadaptatiestrategie zijn reeds de verwachte extra kosten aangegeven om uitvoering te geven aan de door de raad vastgestelde ambities van scenario 3 uit de klimaatadaptatiestrategie. Deze zijn afzonderlijk benoemd in bijlage 11.
De kosten voor het opstellen van het hitteplan worden in de algemene begroting meegenomen. De overige extra kosten rekenen we voor 100% toe aan riolering, omdat deze bijna geheel betrekking hebben op onze taken voor hemelwater- en grondwater, bijvoorbeeld het voorkomen van wateroverlast bij hevige regen en te lage grondwater- standen in droge perioden.
Aangezien het doel is om in 2050 klimaatbestendig te zijn, houden we rekening met deze jaarlijkse extra kosten tot en met 2050. Wel is de extra ondersteuning door ODMH na 2027 beperkt tot € 10.000 per jaar.
Investeringen in maatregelen zijn afzonderlijk benoemd, omdat we deze moeten activeren vanwege het economisch nut. Het zijn de maatregelen om de oorspronkelijke toestand te herstellen of te verbeteren. Hiertoe behoren bijvoorbeeld ook het op riolering aansluiten van percelen waar afvalwater vrijkomt en de aanleg van DT/IT-riolen, omdat met deze maatregelen de situatie wordt verbeterd. We rekenen met de investeringen voor de komende 60 jaar, omdat in die periode alle objecten minimaal één keer vervangen worden. In bijlage 12 zijn de berekende investeringen voor vervangings- en verbeteringsmaatregelen opgenomen.
Voor de periode 2023 tot en met 2026 gaan we uit van de investeringen zoals opgenomen in de bestaande Projectenboeken van Openbare Werken.
De theoretische vervangingskosten op basis van de verwachte levensduur van de objecten zijn het uitgangspunt voor de jaren na 2026. Dit betreft vervangingskosten voor vrijvervalriolen, persleidingen en mechanisch-elektrische en bouwkundige onderdelen van gemalen en pompunits.
Om invulling te geven aan de ambitie om af te koppelen door middel van de aanleg van DT-riolen bij rioolvervanging, is € 300,- extra gerekend per meter te vervangen gemengd riool.
De investering voor nieuwe aanleg van riolering in in-/uitbreidingsplannen komt ten laste van de grondexploitatie en/of de ontwikkelaar.
In de klimaatadaptatiestrategie is reeds de verwachte extra investering aangegeven om uitvoering te geven aan de door de raad vastgestelde ambities van scenario 3 uit de klimaatadaptatiestrategie. Dit betreft een extra investering van € 500.000 voor een cyclusperiode van 5 jaar voor het meekoppelen van klimaatadaptatie bij gemeentelijke pro- jecten. De verwachting is dat deze extra jaarlijkse investering ook na de planperiode doorloopt tot en met 2050, om dan klimaatbestendig te zijn. De kapitaallasten van deze jaarlijkse € 100.000 rekenen we voor 80% toe aan riolering vanwege de grote verbondenheid met onze taken voor hemel- en grondwater.
We verwachten in 2023 ook nog subsidie te verkrijgen voor het nemen van klimaatadaptatiemaatregelen. Dit leidt niet tot een besparing van de kosten, maar zorgt er voor dat we extra en/of versneld maatregelen kunnen nemen. Het aanvragen van de subsidie wordt in samenwerking met de Regio Midden-Holland opgepakt. Over het algemeen zullen we waar mogelijk zoveel mogelijk Europese en Rijksmiddelen voor deze doelen inzetten.
In afbeelding 5-2 is de totale geraamde jaarlijkse investeringsverwachting weergegeven. De jaarlijkse investering voor klimaatadaptieve maatregelen maakt maar een klein deel uit van het totale investeringsbedrag per jaar.
In de praktijk neemt de voorbereiding en uitvoering van een project meerdere jaren in beslag. Het kapitaliseren (afschrijven en rente) start echter pas in het jaar na gereed komen van het project. Daarom zijn de investeringen van projecten uit het Projectenboek weergegeven in het jaar van gereedkomen. De verwachte vervangingsinvesteringen in de jaren daarna hebben we per periode van 10 jaar gemiddeld weergegeven.
Afbeelding 5-2. Jaarlijkse investeringsverwachting
In afbeelding 5-3 is het totaal weergegeven.
Door middel van de rioolheffing dekken we de kosten van onze taken voor afval-, hemel- en grondwater.
We handhaven de huidige systematiek met een gebruikerstarief en een onderverdeling in drie tariefsklassen; woning 1 persoon, woning meerpersoons en niet-woningen. De berekeningen presenteren alleen het tarief voor “woning meerpersoons”. Daarbij is een fictief aantal aanslagen gehanteerd, gebaseerd op de totale inkomsten uit rioolheffing in 2022 en het tarief “woning meerpersoons” in 2022. Voor 2023 is rekening gehouden met een indexatie van de kosten en de rioolheffing met 3% conform de meicirculaire van 2022. Voor de jaren daarna is in de kosten en de kostendekkingsberekeningen geen indexatie toegepast. Jaarlijks maken we een afweging om de rioolheffing te indexeren. Een aandachtspunt hierbij is dat de kosten van lopende kapitaallasten niet stijgen ten gevolge van inflatie en dat het aantal aansluitingen licht zal toenemen ten gevolge van bouwplannen.
In bijlage 13 zijn de gehanteerde uitgangspunten opgenomen.
Er zijn vier scenario’s doorgerekend, zie tabel 5-1. Twee scenario’s inclusief extra kosten voor klimaatadaptatie en twee scenario’s exclusief extra kosten voor klimaatadaptatie. Daarbij hebben we voor beide scenario’s onderscheid gemaakt in subscenario’s met een verschillende gewenste stand van de tariefsegalisatievoorziening riolering. Bij alle scenario’s is een stijging van de heffing benodigd. De aanleg van de meeste riolen is in het verleden betaald uit de grondexploi- tatie. De rioolvervangingen die we nu uitvoeren, leiden tot extra kapitaallasten, zoals te zien is in afbeelding 5-4.
Afbeelding 5-4. Verloop jaarlijkse kosten in beschouwde periode
Begin 2022 was de stand van de voorziening € 12 miljoen. Dit is te hoog, de voorziening moet dalen.
De voorziening is circa 0,5 miljoen gedaald ten opzichte van begin 2020. De redenen voor de hoge voorziening zijn reeds benoemd in paragraaf 2.5. Het tempo van dalen en de gewenste stand van de voorziening bepalen mede de benodigde stijging van de rioolheffing in de komende jaren. Een voorziening van € 1 miljoen is in principe voldoende. Indien onverwacht grote investeringen benodigd zijn, leidt dat niet tot een forse onttrekking uit de voorziening doordat de investering wordt gekapitaliseerd en over 40 jaar afgeschreven.
Tabel 5-1. Scenario’s kostendekkingsberekening
In tabel 5-2 is de benodigde heffing per scenario weergegeven. Hierbij is aangegeven wat de benodigde procentuele jaarlijkse stijging, exclusief indexatie, is in de planperiode van het Programma. Daarnaast is voor diverse jaren van de beschouwde periode de berekende heffing weergegeven.
Voor 2023 gaan we alleen uit van indexatie van de heffing met 3%. Om de maatregelen voor klimaatadaptatie uit te kunnen voeren, is daarna een stijging van de heffing met 3,1% per jaar benodigd. Als we de voorziening laten dalen tot 4 miljoen is een stijging van de heffing met 3,5% per jaar benodigd. Niet uitvoeren van de maatregelen uit de Klimaatadaptatiestrategie beperkt de stijging van de heffing met 0,3 procentpunt per jaar. De extra kosten van klimaat- adaptatie zijn te compenseren door de voorziening op termijn te laten dalen naar circa 1 miljoen in plaats van 4 miljoen; scenario 1b versus scenario 2a. Rond 2037 is de heffing ten gevolge van klimaatadaptieve maatrege- len circa € 13,- tot € 16,-- meer. Aan het eind van de beschouwde periode van 60 jaar is het verschil geringer, omdat
na 2050 geen extra exploitatiekosten voor klimaatadaptatie meegenomen zijn. Er resteren dan alleen nog beperkte
kapitaallasten van de extra investeringen voor klimaatadaptatie tot en met 2050. Tabel 5-2. Benodigde stijging rioolheffing per scenario
In afbeeldingen 5-5 en 5-6 zijn het verloop van de heffing en de voorziening weergegeven.
Op termijn van circa 30 jaar stijgt de heffing bij alle scenario’s naar ruim € 500,--. In het GRP 2017-2021 was reeds voor 2029 een heffing van ongeveer € 500,-- voorzien.
Het daadwerkelijke tarief wordt jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad, inclusief verdeling over de tariefsklassen. Dit Programma geldt daarbij als leidraad voor de bepaling van de hoogte van het tarief. In 2027 stellen we een nieuw Programma op en herijken dan het benodigde tarief voor de jaren daarna.
TERMEN EN DEFINITIES stedelijk afvalwater en hemelwater
Bijlage 2. Toelichting composietbuien
Vanwege klimaatverandering komen zware buien steeds vaker voor. Een nieuw te ontwerpen stedelijk watersysteem willen we kunnen toetsen aan de te verwachten neerslag in de toekomst. Het KNMI heeft in 2015 scenario’s gepresenteerd met prognoses van de ontwikkeling van het klimaat in de toekomst. In alle scenario’s wordt een toename van extreme neerslag voorzien.
Het maximale scenario gaat uit van een toename tot 25% van de maximale hoeveelheid neerslag in een uur in 2050. Van de vier klimaatscenario’s is dit het scenario met de grootste toename van de extreme neerslag. Het minimale scenario is qua toename van extreme neerslag het meest gematigd; in dit scenario is de toename van de maximale uursom 5,5 % in 2050. Deze twee scenario’s geven daarmee samen de bandbreedte aan waarbinnen de extreme neerslag zich naar verwachting zal ontwikkelen.
Voor de jaren 2030, 2050 en 2085 zijn in het rapport “Neerslagstatistiek en -reeksen voor het waterbeheer 2019” (STOWA 2019-19) regenduurlijnen voor een hoog en een laag scenario uitgewerkt, dus in totaal zes scenario’s.
Stichting Rioned stelde daarmee nieuwe buien samen, zowel voor het huidige klimaat als voor het toekomstige klimaat. Daarbij is onderscheid gemaakt in de scenario’s Laag en Hoog. In afbeelding 1 zijn verschillende buien vergeleken:
Vooral de piek in de bui is van belang voor de kans dat water op straat optreedt. In de grafiek is te zien dat de piek bij de nieuwe buien veel hoger is dan bij de bui08 die we hanteerden in het GRP 2017-2021. Indien bij een rioolstelsel bij bui08 geen water op straat optrad, kan dit daarom bij de nieuwe buien zeker wel optreden.
Als het scenario Laag uitkomt in 2085, voldoen we door nu te kiezen voor composietbui T=2 klimaatscenario 2030 Hoog dan nog aan T=2 in 2085. Als het scenario Hoog uitkomt in 2085, verdubbelt de kans op hinder ongeveer en voldoen we nog bijna aan T=1 in 2085. In 2085 komt de kans op hinder dan waarschijnlijk ergens tussen T=1 en T=2 uit. Door inwoners en bedrijven goed te stimuleren om af te koppelen en vergroenen, kunnen we in het ongunstigste klimaatscenario mogelijk toch voldoen aan T=2.
Bijlage 4. Uitvoeringsagenda klimaatadaptatiestrategie
Bijlage 9. Levensduurverwachting vrijvervalriolering
Bodemdaling is in onze gemeente sterk bepalend voor de technische levensduur van de vrijvervalriolen en voor de mogelijkheid om het vrijvervalriool te relinen. Hoe sterker de bodemdaling, hoe eerder we een riool moeten vervangen en hoe kleiner de mogelijkheid om het riool te relinen. De verwachte levensduur van de vrijvervalriolen is daarom deels gebaseerd op de bodemdaling.
In het GRP 2017-2021 hadden we met behulp van gebiedskennis ingeschat hoeveel riolen er in gebieden liggen met veel of weinig bodemdaling, wat de verwachte levensduur is en hoeveel procent van die riolen kan worden gerelined.
We hebben deze exercitie herhaald, maar nu met tegenwoordig landelijk beschikbare openbare data. Op de website www.klimaateffectatlas.nl zijn kaarten opgenomen met de verwachte bodemdaling voor 2020 tot en met 2050.
Hierbij is onderscheid gemaakt in een ongunstig scenario Hoog en een gunstiger scenario Laag, afhankelijk van de klimaatverandering en de aanpassingen van de oppervlaktewaterpeilen in de peilbesluiten. We hebben gebruik gemaakt van het ongunstige scenario Hoog. In afbeelding 1 is in kleur aangegeven of het gebied naar verwachting veel (donkeroranje) of weinig (geel) daalt in de komende 30 jaar. De meeste bodemdaling treedt naar verwachting vooral midden in het gebied op, de minste bodemdaling nabij de rivieren. De meeste kernen en daarmee ook de meeste riolen zijn nabij de rivieren gelegen. In het midden van het gebied liggen vooral drukriolen, die minder gevoelig zijn voor verzakking, omdat het water niet onder vrijverval afstroomt.
Afbeelding 1. Zettingsgevoeligheid van het gebied bij scenario Hoog
In de onderliggende data bij deze kaart is voor elke stukje van het gebied van 100 bij 100 meter de verwachte totale zetting in 30 jaar weergegeven. Op basis van deze data hebben we voor elke rioolleiding bepaald wat de verwachte gemiddelde jaarlijkse zetting is.
Tabel 1. Percentage vrijvervalleidingen per zettingsgevoeligheid gebied
In tabel 1 is de verwachte gemiddelde technische levensduur van de riolen weergegeven, afhankelijk van de zet- tingsgevoeligheid van het gebied. Deze is gelijk gehouden aan het GRP 2017-2021. Op basis van deze verwachte levensduur, het aanlegjaar en de zettingsgevoeligheid van het gebied hebben we per vrijvervalriool een verwachte vervangingsopgave per jaar bepaald. Dit sommeerden we per periode van 10 jaar om pieken en dalen af te vlakken. Het resultaat is weergegeven in afbeelding 2.
Afbeelding 2. Verwachte vervangingsopgave vrijvervalriolen per 10 jaar [m]
Op basis van afbeelding 2 verwachten we de komende 40 jaar ongeveer 5 km vrijvervalriolen per jaar te vervangen of relinen. Daarna neemt de jaarlijkse vervangingsopgave toe. In het GRP 2017-2021 was uitgegaan van 6,7 km per jaar te vervangen of relinen. Dit was aangehouden als jaarlijks gemiddelde over een totale periode van 60 jaar.
Gemiddeld komen we nu op circa 6 km per jaar over de gehele periode van 60 jaar, maar hebben we dit realistischer verdeeld per periode van 10 jaar. Het gemiddelde over de gehele periode is iets lager dan in 2017, omdat er minder vrijvervalriolen in zettingsgevoelig gebied blijken te liggen volgens de openbare data.
In het GRP 2017-2021 verwachtten we gemiddeld 15% van de vrijvervalriolen aan het einde van hun technische levensduur te kunnen relinen. Dit percentage lijkt echter te hoog. Op basis van ervaringen van de afgelopen jaren verwachten we nu maar 5 a 10% van de riolen te kunnen relinen. Relinen betekent dat het bestaande riool blijft liggen, maar wel een nieuwe binnenwand krijgt. Relinen is vooral voordeliger en geeft minder overlast als de straat niet aan renovatie toe is, omdat we deze dan niet op hoeven te breken. Verzakkingen in het riool worden echter niet opgelost met relinen. Daarnaast heeft het weinig voordeel als we toch de straat open willen breken om een hemelwaterriool of drainage bij willen leggen.
Inschatting extra budget "Overige advies- en onderzoekskosten"
Onderstaande kosten betreffen een grove raming van de uit te voeren maatregelen die betaald worden uit de post "Overige advies- en onderzoekskosten". In het Programma is voorgesteld deze post te verhogen van € 66.000 naar € 156.000 per jaar door middel van een administratieve verschuiving vanuit de posten "hoofdpost gemalenbeheer" en "onderhoud grondwatermeetnet". Op die posten is namelijk een overeenkomstige besparing gerealiseerd.
Onderstaande opsomming betreft niet alle kosten die jaarlijks gemaakt worden op de post "Overige advies- en onderzoekskosten". Daarom wordt in totaal voor deze post uitgegaan van een gemiddeld bedrag van € 156.000 per jaar.
Opstellenvan een strategie voor reiniging en inspectie van riolen | ||||||
Actualiseren omgevingsprogramma riolering en klimaatadaptatie | ||||||
Gehanteerde eenheidsprijzen exclusief BTW
Mechanisch-elektrisch deel pompunits drukriolering
Bouwkundig deel pompunits drukriolering
Mechanisch-elektrisch deel hoofdgemalen
In Programma op te nemen investering per jaar
Bouwkundig deel hoofdgemalen zit in eenheidsprijzen rioolvervanging
Bijlage 13. Uitgangspunten kostendekkingsberekeningen
Bij de berekening van het tarief voor de rioolheffing gaan we uit van een planningshorizon van 60 jaar.
Deze termijn is gekoppeld aan de maximale technische levensduur van de rioleringsobjecten in Krimpenerwaard. Binnen een periode van 60 jaar zijn alle objecten minimaal één maal vervangen.
De gemeente hanteert een gebruikerstarief. Het tarief voor de rioolheffing in 2022 is:
De totale inkomsten uit rioolheffing in 2022 zijn begroot op € 6.088.461. Deze zijn als volgt verdeeld:
Onderscheid tariefsklassen in de kostendekkingsberekening
In de berekening kan aan de inkomstenkant uitgegaan worden van één tarief, namelijk het tarief voor meerpersoonshuishoudens. De totale inkomsten van de drie tariefsklassen worden omgerekend naar een fictief aantal meerpersoonshuishoudens. De gemeente verdeelt de benodigde totale inkomsten dan later zelf over de verschillende tariefsklassen. Voor 2022 komt dit neer op 23.737 fictieve eenheden.
In overeenstemming met de BBV wordt gebruik gemaakt van een tariefsegalisatievoorziening, om ongewenste schommelingen in het rioolrecht te voorkomen (art. 43, lid 1b). De voorziening wordt gevormd voor kosten die in een volgend begrotingsjaar worden gemaakt. Dit leidt tot een gelijkmatige verdeling van de lasten voor de burger, over een aantal begrotingsjaren.
Artikel 45 van het BBV (toelichting) bepaalt dat rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn toegestaan, mits deze zijn gewaardeerd tegen contante waarde. In Krimpenerwaard rekenen we geen rente toe aan de tariefsegalisatie- voorziening.
De stand van de voorziening per 1 januari 2022 bedraagt € 12.042.908,-- De voorziening is erg ruim en mag zakken naar een lager bedrag.
De voorziening kunnen we laten zakken door de inkomsten uit de rioolheffing tijdelijk lager te laten zijn dan de kosten. Het lagere tarief wordt dan dus gecompenseerd door een dotatie uit de voorziening.
In de begroting wordt geen rekening gehouden met inflatie. In het GRP 2017-2021 is dit eveneens niet gedaan. De inflatie is momenteel vrij onvoorspelbaar. In de kostendekkingsberekening hanteren we ook geen inflatie- correctie, we gaan uit van een inflatie van 0%. In de praktijk kan de gemeente jaarlijks een indexatie toepassen op het in het Programma geprognosticeerde tarief van de rioolheffing. Dit hoeft niet gelijk te zijn aan de werkelijke
inflatie, omdat niet alle kosten met de inflatie stijgen. De kapitaallasten over reeds uitgevoerde investeringen stijgen bijvoorbeeld niet ten gevolge van inflatie. Door eens in de 5 jaar het kostendekkingsplan te actualiseren, of een keer extra naar behoefte, is tijdig genoeg bij te sturen.
Alle in dit Programma genoemde bedragen zijn op prijspeil 1 januari 2022, inclusief van toepassing zijnde bijkomende kosten uitvoering, winst en risico, voorbereiding, honorarium en toezicht en exclusief BTW.
De rente over de boekwaarde bedraagt 0,8%.
Over de stand voor de voorziening wordt geen rente toegerekend.
Afschrijvingsmethode en criteria
Voor afschrijving wordt de lineaire methode toegepast. Afschrijven en toerekenen van rente start vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt / verworven wordt.
Onderscheid wordt gemaakt in de technische levensduur en de economische afschrijvingstermijn. De technische levensduur en economische afschrijvingstermijnen mogen afwijken. Volgens de richtlijnen uit de BBV, moeten de afschrijving en de afschrijvingstermijn zo goed mogelijk aansluiten op de feitelijke waardedaling van de vrijverval- riolering. Het voorzichtigheidsbeginsel leidt ertoe dat, indien de economische levensduur korter is dan de technische levensduur, afgeschreven moet worden op basis van de economische levensduur.
De in de berekening gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn weergegeven in tabel 1. De hierin vermelde technische levensduur is de gemiddelde levensduur van de rioleringsobjecten in Krimpenerwaard. Voor gemalen en drukrioolpompen zijn twee technische afschrijvingstermijnen aangegeven voor het mechanisch-elektrisch deel. Na vervanging wordt uitgegaan van een hogere technische afschrijvingstermijn, omdat materialen tegenwoordig van betere kwaliteit zijn.
Tabel 1. Afschrijvingstermijnen
De geraamde BTW op zowel goederen als diensten en investeringen mogen in het riooltarief worden meegenomen. Het product riolering is BTW-compensabel, BTW kan volledig worden gecompenseerd. In het Programma worden alle bedragen exclusief BTW weergegeven. Het uiteindelijke tarief is wel inclusief alle compensabele BTW.
Over de investeringen en de exploitatielasten rekenen we de BTW-component mee. De uitkering uit het
BTW-compensatiefonds komt niet ten goede van de voorziening riolering. BTW over investeringen wordt in de tariefsberekening meegenomen als 21% over het afschrijvingsdeel van de kapitaallasten in dat jaar.
De kwijtschelding van de rioolheffing bedroeg in 2022 naar verwachting € 169.292. Dit komt overeen met 660 keer het tarief van een woning meerpersoons. Voor de kostendekkendheidsberekening wordt dit aantal voor elk jaar aangehouden.
Bijlage 14. Kostendekkingsberekeningen
Scenario 1a. Inclusief klimaatadaptatie, voorziening minimaal ca 4 miljoen
Scenario 1b. Inclusief klimaatadaptatie, voorziening minimaal ca 1 miljoen
Scenario 2a. Exclusief klimaatadaptatie, voorziening minimaal ca 4 miljoen
Scenario 2b. Exclusief klimaatadaptatie, voorziening minimaal ca 1 miljoen