Organisatie | Bergen (L) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Onderwijskansenbeleid Gemeente Bergen 2019- 2023 |
Citeertitel | Onderwijskansenbeleid Gemeente Bergen 2019-2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 2 Indicatieformulier Bijlage 4 ETM Score Bijlage 6 Procesdiagnostiek Bijlage 5 Afspr ouderbetrokkenheid |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2022 | nieuwe regeling | 02-07-2019 |
Binnen de gemeente Bergen is het onderwijs voor kinderen tot en met de basisschool van een goede kwaliteit. Toch is er een groep kinderen die het risico loopt om onvoldoende toegerust te zijn voor de toekomst. Voor deze kinderen moeten we zorgen dat er voldoende mogelijkheden worden ontwikkeld om gelijke onderwijskansen te bieden voor een goede schoolloopbaan.
De afgelopen periode heeft de gemeente in samenwerking met betrokken partners een intensief en zorgvuldig proces doorlopen en nagedacht op welke manier we dit het beste kunnen bereiken. Dit document is daar het resultaat van en biedt een kader voor zowel de gemeente als de partners om met gerichte doelstellingen en resultaten het onderwijskansenbeleid handen en voeten te geven.
De komende jaren willen we met elkaar stevig inzetten op het verder ontwikkelen van de doorgaande lijn, waarbij we afspraken maken over het signaleren van doelgroepkinderen, het NT1 en NT2 taalbeleid, de overdracht en het begeleiden van deze kinderen in hun ontwikkeling.
Ook is een belangrijke taak weggelegd voor de ouders en/of verzorgers. Hun betrokkenheid en ondersteuning bij het naar de (voor)school gaan en het leren is een mede bepalende factor voor een goede ontwikkeling.
Het onderwijskansenbeleid bouwt voort op wat we tot nu toe hebben bereikt vanuit het onderwijsachterstandenbeleid en we houden rekening met landelijke regelgeving, het inspectiekader van het onderwijs alsmede landelijke ontwikkelingen. Ook houden we rekening met de ‘bouwstenen’ die de partners binnen de doorgaande lijn 0-12 jaar hebben aangegeven.
Door een gezamenlijke inzet en ieders kwaliteiten en deskundigheid zullende doelgroepkinderen binnen de gemeente Bergen de kans krijgen zich te ontwikkelen tot zelfstandige mensen die hun ‘draai’ in de maatschappij weten te vinden.
Gemeenten hebben de wettelijke taak om een voorschools aanbod te doen aan alle jonge kinderen met een geïndiceerde (taal)achterstand. Zij zijn financieel en bestuurlijk verantwoordelijk voor een voorschools aanbod voor alle doelgroepkinderen voor- en vroegschoolse educatie (VVE) die van hoge kwaliteit dient te zijn. Daarnaast hebben ze een inspanningsverplichting om alle peuters (die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag) laagdrempelig toegang te geven tot twee dagdelen peuteropvang per week en daarvoor een financieel toegankelijk aanbod te doen.
Peuteropvang en de voor- en vroegschoolse educatie staat niet op zichzelf, maar staat in directe relatie met ontwikkelingen in het brede sociale domein. Vroege ontwikkelingsstimulering van kinderen levert een bijdrage aan een kansrijke start voor kinderen, aan hun ontwikkeling in algemene zin en daarmee ook aan hun schoolloopbaan en kansen op de arbeidsmarkt. Daarmee is de inzet van voorschoolse voorzieningen een investering in de toekomst. Peuteropvang en VVE is in relatie tot jeugdzorg vooral op preventie gericht. Voorschoolse voorzieningen zijn belangrijke vindplaatsen en zorgen voor tijdige signalering van een leer- en/of ontwikkelingsachterstand of opvoed- en opgroeiproblemen bij jonge kinderen.
Het onderwijskansenbeleid is gericht op het bieden van betere kansen aan kinderen en jongeren die vanwege sociaal-economische, culturele en/of taalkenmerken het risico lopen op achterstanden in het onderwijs. Een goed onderwijskansenbeleid is, behalve een wettelijke verplichting, vooral van belang voor de ontwikkeling van zowel kinderen, hun ouders als de samenleving in zijn geheel. De uitvoering vindt plaats binnen de wettelijke kaders die door het Rijk1 zijn aangegeven.
Het onderwijskansenbeleid is bedoeld voor een groep kinderen die het risico lopen om onvoldoende toegerust te zijn voor de toekomst. Voor deze kinderen werken we er hard aan om gelijke ontwikkelingskansen te creëren voor een goede schoolloopbaan. Zij vormen de doelgroep van ons onderwijskansenbeleid.
Deze nota geeft aan hoe in de gemeente Bergen, tot en met de basisschoolperiode, samengewerkt wordt aan het vergroten van onderwijskansen. Het onderwijskansenbeleid is samen met diverse partijen2 opgesteld die bij het beleid zijn betrokken. Het betreft een voorstel voor een gezamenlijke aanpak waarbij gestuurd wordt op doelen, resultaten en een doorgaande lijn.
De focus van het onderwijskansenbeleid voor de komende jaren (augustus 2019 tot en met juli 2023) is gericht op:
Uitgangspunt is dat alle activiteiten binnen het onderwijskansenbeleid gefinancierd kunnen worden uit de specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid van het Rijk.
Hoofdstuk 2 Kader onderwijskansenbeleid
Onderwijskansenbeleid is gericht op het creëren van gelijke ontwikkelkansen voor kinderen met een achterstand. Het streven is dat kinderen met (een risico op) een achterstand dezelfde kansen krijgen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen als kinderen die geen (risico op een) achterstand hebben. In dit hoofdstuk omschrijven we het doel, de doelgroep en welke voorzieningen we in de gemeente Bergen binnen het onderwijskansenbeleid hebben.
Wat is het doel van onderwijskansenbeleid?
Het doel is om achterstanden bij kinderen te voorkomen en te ‘bestrijden’ en waar nodig kinderen meer mogelijkheden en kansen te bieden om zich te ontwikkelen.
Het is voor henzelf en voor de samenleving van groot belang dat kinderen hun capaciteiten ten volle kunnen benutten. Daarom wordt ingezet op het bieden van goede onderwijskansen in een zo vroeg mogelijk stadium.
Voor wie is onderwijskansenbeleid bedoeld?
Het beleid richt zich zowel op het kind als op de ouders en kenmerkt zich door een intensieve samenwerking van partners zoals scholen, de (ontwikkelingsgerichte) kinderopvang, het consultatiebureau en de bibliotheek. In het Onderwijskansenbeleid staan alle kinderen tot en met de basisschoolperiode centraal met een (risico op) achterstand op:
sociale competenties 3
In de leeftijd 2-6 jaar gaat het dan met name om een extra aanbod/ondersteuning om zo een achterstand in te lopen om in groep 3 mee te kunnen doen met het regulier aanbod.
De verschillende voorzieningen binnen het onderwijskansenbeleid
Voorzieningen voor alle kinderen 0-12 jaar.
De arts of verpleegkundige van het consultatiebureau (0-4 jaar) voert bij elk bezoek een algemene gezondheidscheck uit en kijkt o.a. naar de ontwikkeling van de baby en eventuele inentingen.
De arts richt zich vooral op de lichamelijke en geestelijke ontwikkelingen en voert de onderzoeken uit. De arts en jeugdverpleegkundige kijken niet alleen naar de baby. Ook wordt gekeken naar de context waarin het kind zich ontwikkeld (Samen Starten, zie bijlage 4) om hen een kansrijke startpositie te geven.
Voor alle kinderen in de leeftijd 2 - 4 jaar zorgen we voor voldoende ontwikkelaanbod en plaatsen in de ontwikkelingsgerichte kinderopvang (OKI). We willen deze kinderen bereiken en daadwerkelijk laten deelnemen aan een educatief programma. Het aanbod van OKI’s dient laagdrempelig te zijn. Dit zowel op financieel gebied (voor ouders met een belastbaar inkomen onder de € 29.879,-- peiljaar 2019 is dit gratis) als qua bereik (de OKI’s zijn gevestigd in elk dorp van de gemeente, te weten, Afferden, Nieuw Bergen, Siebengewald, Well en Wellerlooi).
In de basisschoolperiode (4-12 jaar) zorgen scholen naast VVE voor een divers aanbod aan (taal stimulerende) programma’s voor kinderen. Van groot belang is de doorgaande leerlijn: het aanbod op voorschoolse voorzieningen en scholen sluiten op elkaar aan. Zo kunnen de beste resultaten behaald worden.
Voor een deel van de doelgroepkinderen is VVE niet zinvol (b.v. met gedragsproblematiek) of onvoldoende om hun ontwikkelingskansen te optimaliseren. Om te zorgen voor een passende ondersteuning zal in samenspraak tussen de instelling (voor- of basisschool) waar de jongere is ingeschreven en o.a. gemeente een passende ondersteuning (maatwerk) worden gemaakt om ook deze kinderen de kans te bieden zich optimaal te kunnen ontwikkelen.
Vanaf 2019 zal het (school)maatschappelijk werk een preventieve bijdrage gaan leveren aan de zorg in en om de school. Het kan aanvullend zijn op de leer- en gedragsproblematieken die via de zorgstructuur in het onderwijs worden opgepakt. Ook de preventiemedewerker jeugd kan hierbij een rol spelen (zoals opgenomen in de hiervoor genoemde nota).
Sommige kinderen beginnen hun schoolloopbaan met een taalachterstand. Dit hoeft niets te maken te hebben met de talenten en het vermogen van een kind, maar kan samenhangen met omgevingsfactoren (b.v. sociaal en/of economisch en/of cultureel). Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt middelen ter beschikking om de onderwijskansen voor deze kinderen te vergroten middels extra ondersteuning. De gemeente dient o.a. te zorgen voor een 100% aanbod en een zo groot mogelijk bereik voor peuters met een taalachterstand. Ook scholen ontvangen middelen om de onderwijskansen van hun leerlingen te verhogen middels de gewichtengelden (vanaf schooljaar 2019/2020 middelen op basis van de onderwijsscores).
Hoofdstuk 3 Opbrengsten onderwijsachterstandenbeleid/voor- en vroegschoolse educatie (OAB/VVE) tot en met 2018
Het beleid op VVE is, in navolging van het landelijke beleid, gestart in 2002. Vanaf het begin was het belang van voorschoolse educatie in peuterspeelzalen4 helder, evenals een doorgaande leerlijn tussen peuterspeelzalen en basisscholen, vooral voor kinderen met taalachterstanden. Het beleid is vastgelegd in de notities ‘Onderwijsachterstandenplan gemeente Bergen 2002-2006’ en de nota ‘Onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010 gemeente Bergen’. In dit hoofdstuk omschrijven we de opbrengsten uit de vorige beleidsperioden.
VVE monitor tot en met peildatum 1 oktober 2017
Uit deze monitor blijkt dat de meeste VVE kinderen zonder of slechts met een kleine achterstand instromen in groep 3 van het basisonderwijs waardoor hun onderwijskansen ten opzichte van de startsituatie (aanzienlijk) zijn vergroot.
Beleidsplan VVE 2011-juli 2019
Op 13 september 2011 heeft de gemeenteraad het Beleidsplan VVE 2011-2015 gemeente Bergen vastgesteld. Doordat het Rijk de kaders voor een nieuw beleid steeds uitstelde is dit beleidsplan verlengd tot en met juli 2019.
In deze periode werd vooral invulling gegevens aan de eisen zoals gesteld in de Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE) met daarin de volgende onderdelen:
VVE geïndiceerden gaan 10 uur per week naar de voorschool. Hiervan betalen ouders alleen over de eerste 5 uur een ouderbijdrage zoals dit ook bij het regulier peuterspeelzaalwerk (thans Ontwikkelingsgerichte Kinderopvang, OKI) van toepassing is. Ouders met een belastbaar inkomen onder de € 29.879,-- (bedrag van toepassing voor 2019) betalen geen ouderbijdrage. Deze kosten komen ten laste van de gemeente.
Registratie, toezicht en handhaving kwaliteit
Ook hier blijkt dat uit de rapportages van de GGD, de onderwijsinspectie alsmede de gegevens uit de monitor dat de gemeente Bergen voldoet aan de wettelijke eisen. Ook de specifieke middelen die de gemeente van het Rijk voor dit doel ontvangt zijn jaarlijks rechtmatig ingezet en besteed.
Tevens is in de afgelopen periode ingezet op de hierna genoemde onderdelen.
Scholing 3F van de pedagogisch medewerkers in de peuteropvang (Spring en Kienderbènkske)
Het doel van voorschoolse educatie is het voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en onderwijsachterstanden. Hierdoor kunnen deze kinderen een betere start maken op de basisschool. Wie wil werken in de voorschoolse educatie dient niet alleen te voldoen aan de opleidingseisen die gelden vanuit de Wet Kinderopvang, maar ook aan de aanvullende opleidingseisen die gelden vanuit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, maar moeten ook voldoen aan de 3F taaleis voor mondelinge taalvaardigheid en lezen. Hierdoor zijn beroepskrachten voorschoolse educatie beter in staat om aan kinderen met een (risico op) taalachterstand een rijke taalomgeving te bieden en hen beter te ondersteunen in hun taalontwikkeling. Alle pedagogisch medewerkers voldoen inmiddels aan de 3F taaleis. In het jaarlijkse VVE opleidingsplan wordt de mogelijkheid opgenomen om de 3F kennis en kunde op peil te houden.
Kijk! (een observatie instrument op ontwikkelingsgebieden) voor de voor- en vroegschool
De gemeente is verantwoordelijk voor het VVE beleid met als doel kinderen een betere startpositie te geven in groep 3. De samenwerking tussen voorschool en vroegschool is belangrijk voor het realiseren van een doorgaande lijn en doorgaande zorgstructuur. In een gezamenlijk traject wordt gewerkt aan het goed in beeld hebben van kinderen, de vroegtijdige signalering en het doelgericht en handelingsgericht begeleiden van kinderen.
Voor het juist in beeld brengen van het ontwikkelingsverloop bieden de ontwikkelingslijnen van Kijk! houvast. Voor elk ontwikkelingsaspect is een beschrijving van de fases (mijlpalen) die een kind in zijn ontwikkeling doorloopt. Zo wordt het inschatten van het ontwikkelingsniveau mogelijk.
Kijk! is een observatiemethodiek die uitgaat van handelingsgericht observeren in situaties waarin kinderen bezig zijn met spontane, zelfgekozen activiteiten. Hiermee krijgen de leerkracht en de pedagogisch medewerker niet alleen zicht op het verloop van de ontwikkeling, maar ook op de samenhang daarvan met basiskenmerken, betrokkenheid en risicofactoren.
Op basis van de analyses van de Kijk! registraties en in relatie met de toetsgegevens als die er zijn, kunnen leerkrachten en pedagogisch medewerkers het beredeneerd aanbod voor hun groep uitwerken.
Kijk! kan ingevoerd worden bij alle methodische aanpakken van de voorschool en groep 1-2.
Kijk! is dus een instrument dat pedagogisch medewerkers en leerkrachten helpt om doorlopende ontwikkelingslijnen te volgen en vroegtijdig zorgsignalen op te pakken en aan te pakken.
Kijk! is ook een middel om samenwerking tussen voor-en vroegschool te intensiveren.
Inmiddels hebben de pedagogisch medewerkers van de voorscholen (’t Kienderbènkske en Spring) een basisscholingstraject alsmede een verdiepingstraject (opbrengstgericht handelen) gevolgd en is de doorgaande lijn gewaarborgd binnen de locatiebijeenkomsten (voor- en vroegschool in dezelfde woonplaats).
Thans gebruiken alle voorscholen alsmede 5 van de 6 basisscholen Kijk!
Voor de periode 2019-2023 zal Kijk! dienen als basis voor de resultaatmeting, mede omdat de Cito-toetsen (Cito-toetsen die door vroegschool in de huidige VVE monitor worden gehanteerd) voor kleuters binnen een leerlingvolgsysteem niet meer gebruikt zullen worden.
In de thans aflopende VVE periode (2011-juli 2019) is een start gemaakt om de ouderbetrokkenheid te intensiveren. In het onderwijskansenbeleid 2019-2023 zal dit verder worden uitgebouwd en een belangrijk onderdeel worden binnen het locatieplan.
De thuissituatie is een belangrijke basis voor de ontwikkeling van een kind. Kinderen die in een laaggeletterde omgeving onvoldoende uitgedaagd en gestimuleerd worden komen op school vaak minder goed mee dan ze zouden kunnen. Voorschoolse instellingen en scholen werken samen met ouders (basis) als het gaat om het stimuleren van kansen voor kinderen.
Wat wordt er gedaan in het kader van ouderbetrokkenheid?
Daar waar mogelijk/wenselijk wordt een verbinding gemaakt met het Taalhuis (zie bijlage 3) dat verbonden is aan Biblioplus.
Taalintensivering bij anderstaligen en hun ouders op de voorschool
Door de extra instroom van asielzoekers, gezinsherenigingen etc. kreeg de voorschool, m.n. de Ontwikkelingsgerichte Kinderopvang (OKI), te maken met steeds meer peuters die, net als hun ouders, de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheersten. Middels extra inzet van uren door de pedagogisch medewerkers en aanschaf van extra materiaal, ‘ontvangen’ peuters en ouders een basis die noodzakelijk is voor een goede start in hun verdere ontwikkeling. In de uitvoering wordt samengewerkt met o.a. vrijwilligers, het Taalhuis, de basisscholen en Spring. Omdat de ‘reguliere’ financiering van de OKI (door gemeente, ouders en het Rijk middels de kinderopvangtoeslag) niet voorziet in de bekostiging van een extra inzet van m.n. pedagogisch medewerkers, heeft de gemeenteraad jaarlijks € 15.000,-- opgenomen in de gemeentelijke begroting.
Middels een door de OKI opgesteld ‘Plan van aanpak extra middelen anderstaligen’ en een ‘schooljaarlijkse’ activiteitenlijst’ wordt invulling gegeven om de hierna genoemde doelstelling te bereiken: peuters van statushouders worden in een veilige en gestructureerde omgeving (de voorschool) extra gestimuleerd in hun ontwikkeling van de Nederlandse taal. Door uitbreiding van de woordenschat (eerst passief, dan actief) zijn zij beter in staat om in te stromen in groep 3.
De VoorleesExpress sluit aan op andere landelijke leesbevorderingsprogramma's zoals Boekstart5 en de Bibliotheek op School 6. Het project onder leiding van de bibliotheek werkt met vrijwilligers in meestal, laag taalvaardige gezinnen met jonge kinderen. De VoorleesExpress ondersteunt ouders, voor- en basisscholen bij het helpen van leerlingen (tussen 2 en 8 jaar) met een taalachterstand.
Een vrijwilliger gaat buiten de reguliere lesuren thuis bij het gezin voorlezen. De achterstand die kleuters en peuters hebben, wordt zoveel mogelijk ingelopen voordat ze aan groep 3 beginnen. Bij oudere kinderen worden leesvaardigheden ontwikkeld, waardoor ze beter aansluiten op de gevraagde niveaus van groep 3 en 4. De VoorleesExpress zoekt aansluiting op de thema’s die spelen op de voor- en basisschool. Daarnaast geeft de VoorleesExpress handvaten zodat ouders het voorlezen kunnen voortzetten.
Vanwege het bereikte resultaat in het schooljaar 2017/2018 willen we Voorleesexpress ook in de nieuwe beleidsperiode handhaven voor 5 tot maximaal 10 gezinnen per schooljaar die zijn aangemeld door het consultatiebureau, voor- en/of basisscholen.
Start gemaakt met het opstellen van locatieplannen (pilot binnen De Samensprong).
Vooruitlopend op de beleidsperiode 2019-2023 is in het schooljaar 2018-2019 binnen De Samensprong als pilot een locatieplan Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) opgesteld. In dit plan werken de voor- en vroegschool samen aan de kwaliteit van uitvoering van VVE zoals aangegeven door het inspectiekader (onderwijsinspectie) en de gemeentelijke afspraken.
We willen het locatieplan in de nieuwe beleidsperiode op alle locaties (Afferden, Bergen, Siebengewald, Well en Wellerlooi) invoeren. In hoofdstuk 7 zullen we hier nader op ingaan.
Hoofdstuk 4 Naar het onderwijskansenbeleid 2019-2023
In hoofdstuk 3 hebben wij de resultaten van de vorige beleidsperiode beschreven. In het onderwijskansenbeleid 2019-2023 willen we hier verder op bouwen. Met name noemen we hier:
Waar moeten we bij het opstellen van het onderwijskansenplan 2019-2023 nog meer rekening mee houden en over hoeveel doelgroepkinderen hebben we het?
Investeren in resultaatgerichtheid in de ontwikkelingsgerichte kinderopvang
Er worden steeds minder toetsen afgenomen. Het verdient aanbeveling te onderzoeken of het werken met ontwikkelingslijnen zoals die in ‘Kijk!’ te vinden zijn, het doel niet beter dient. De informatie die uit deze ontwikkelingslijnen gehaald kan worden is praktijkgerichter dan die van de Cito-toetsen.
Doorgaande lijnen voorschool – vroegschool.
HGPD7 als onderlegger gebruiken.
De onderwijsinspectie heeft in het onderzoekskader voorschoolse educatie en primair onderwijs (https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2018/07/13/onderzoekskader-2017-po-en-vve) o.a. een waarderingskader VVE gemeentelijk niveau opgenomen. Dit kader is volledig gebaseerd op de (specifieke) wetgeving (o.a. de wet op het primair onderwijs) en bevat onderdelen die in het onderwijskansenplan dienen terug te komen. De kwaliteitsgebieden zijn:
De gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt |
Er is een gemeentelijk financieel kader VVE (subsidie of aanbesteding) |
De gemeente maakt met schoolbesturen afspraken over de resultaten van vroegschoolse educatie. De te behalen resultaten worden in overleg met elkaar opgesteld. Belangrijk is dat de resultaten meetbaar zijn en daadwerkelijk gemeten kunnen worden (o.a. uit de Cito toetsgegevens, vanaf 2021 mag dit wettelijk niet meer voor kleuters, of uit het observatiesysteem zoals Kijk!).
De wettelijke verplichtingen ten aanzien van VVE aan gemeenten zijn weergegeven in de wet op het primair onderwijs afdeling 10, artikel 165 t/m 168 (bijlage 1).
In een brief aan de Tweede Kamer geeft minister Slob (OCW) nadere uitwerking aan de inzet van de extra
€ 170 miljoen die vanaf 2020 structureel beschikbaar komt voor voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen. Ook neemt hij maatregelen om beter inzicht te krijgen op de effectieve besteding van onderwijsachterstands- middelen op scholen.
Het aantal uren voorschoolse educatie dat gemeenten aan doelgroeppeuters van 2,5 tot 4 jaar moet aanbieden gaat per 1 januari 2020 naar 960 uur. Dat geldt dan voor alle nieuw startende kinderen. Het aantal uren is gebaseerd op 1,5 jaar x 40 weken x 16 uur. Deze uren kunnen gedurende anderhalf jaar flexibel worden ingezet, bijvoorbeeld door te differentiëren in leeftijdscategorie (3 tot 4-jarigen meer uren dan 2,5 tot 3-jarigen) of door meer weken per jaar voorschoolse educatie aan te bieden. Er is geen verplichting dat de kinderen 4 dagdelen per week komen. Per dag dat de peuter de peuteropvang bezoekt mag maximaal 6 uur meetellen als aanbod voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen.
Het minimum aantal uren inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo-niveau zal met een rekenregel (aantal voorschoolse groepen x aantal uur inzet) bepaald worden. Het berekende aantal uren mag flexibel over de voorschoolse locaties worden verdeeld. Een pedagogisch beleidsmedewerker kan worden ingezet op de groep, als coach of voor het pedagogisch beleid van de voorschoolse educatie. De komende periode wordt nader onderzoek gedaan om de urennorm te bepalen. Er vindt afstemming met het ministerie van SZW plaats om aansluiting te hebben met de pedagogisch beleidsmedewerker IKK8 . De beoogde invoeringsdatum van de verplichte inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie is 1 januari 2022.
Het CBS heeft onlangs de te verwachten onderwijsachterstand bekend gemaakt (https://dashboards.cbs.nl). Van de 170 peuters in de gemeente Bergen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar heeft 15% (25 peuters) een hoog risico om een achterstand op te lopen. De voorschool dient derhalve te zijn ingericht op een aanbod van 25 kindplaatsen die 16 uur voorschoolse educatie (wettelijk vanaf 1-1-2020) ontvangen. Het merendeel van het aanbod dient te worden ingericht in Nieuw Bergen. Het onderstaande plaatje (CBS dashboard) geeft aan dat binnen Nieuw Bergen de concentratie van de doelgroepkinderen veruit het hoogst is (15 tot 19%). In de kernen Afferden, Siebengewald en Well gaat het slechts om enkele doelgroeppeuters terwijl in Wellerlooi het aantal ‘te verwaarlozen’ is. De ‘rode bollen’ geven de aantallen peuters volgens de leeftijdsopbouwstatistiek weer alsmede de achterstandsscore van de scholen. Deze score is procentueel afgezet tegen het totaal van de gemeente.
Hoofdstuk 5 Lokale ‘bouwstenen’
De lokale inbreng (bouwstenen) van aandachtspunten voor het onderwijskansenbeleid 2019-2023.
In de beleidsperiode 2011 t/m juli 2019 heeft de coördinatiegroep onderwijsachterstandenbeleid9 elk kwartaal het beleid en de uitvoering getoetst aan de omschreven ambities en doelstellingen en daar waar nodig en mogelijk (wettelijk kader, financiën, beschikbare menskracht) bijgesteld. Op het eind van deze beleidsperiode zijn bouwstenen ontwikkeld die meegenomen dienen te worden bij de opzet van dit onderwijskansenbeleid. Deze bouwstenen zijn:
Binnen dit bestuurlijk10 overleg is het volgende aangegeven:
NT1: het belang van taalontwikkeling en de rol van ouders hierin, sterk onder de aandacht brengen voor iedereen binnen de leeftijdsgroep van 0 tot 6 jaar (basis). Tevens onderzoeken of het mogelijk is om aanstaande ouders (een aantal maanden voor de geboorte) al te informeren (bewust maken) van het belang van taalontwikkeling.
In hoofdstuk 8 gaan we hier nader op in.
Binnen het LEWA overleg is door de Colleges van Bestuur gevraagd of we elk kind in de leeftijd van 0-4 jaar ‘in beeld hebben’ en deze ook daadwerkelijk bereiken. Dit is nodig om alle kinderen vanaf 4 jaar dezelfde onderwijskansen te geven. Het ‘in beeld brengen’ zal nader worden uitgewerkt binnen de LEWA en opgenomen worden in de monitor van dit onderwijskansenbeleid. Dit zou er zo uit kunnen zien (peildatum 1 oktober):
Hoofdstuk 6 Doelgroepdefinitie, signaleren, indiceren en toegeleiding naar voorschool
De ontwikkeling van kinderen op jonge leeftijd is van grote invloed op hun verdere leven. Kinderen van 0 tot 6 jaar verwerven taal- en communicatieve vaardigheden, leren zich aan te passen aan de verwachtingen van de opvoeders, leren samen te spelen, zichzelf aan te kleden etc. Ook verwerven ze voorwaarden voor aanvankelijk lezen en rekenen. Kortom de sociaal-emotionele, motorische en cognitieve ontwikkeling nemen in deze periode enorm toe.
Om kinderen gelijke kansen te bieden op een goede start in het basisonderwijs, is het nodig op deze leeftijd in te zetten op de ontwikkeling van het jonge kind. Achterstanden die dan ontstaan kunnen op latere leeftijd tijdens de schoolloopbaan niet goed meer worden ingelopen. De gemeente Bergen wil daarom samen met de voor- en basisscholen investeren in kwalitatieve goede voorzieningen voor het jonge kind om achterstanden te voorkomen. Als er echter vroegtijdig achterstanden worden geconstateerd wordt na het signaleren ervan (door de JGZ) binnen de voor- en vroegschoolse educatie extra ingezet op een goede ontwikkeling van het jonge kind om zijn/haar ontwikkelingskansen te vergroten.
Stimuleren van het jonge kind met een achterstand vormt de kern van de voor- en vroegschoolse educatie. Door gerichte en speelse stimulering van de ontwikkeling op jonge leeftijd in te zetten, kunnen we kinderen een stevige basis meegeven voor hun verdere schoolloopbaan en het functioneren in onze maatschappij. We trekken daarbij samen op met ouders, want ook zij kunnen/moeten hun kind(eren) stimuleren in de ontwikkeling. Door in deze fase ouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind(eren), kan een basis gelegd worden voor (een verdere) ouderbetrokkenheid.
Doelgroepdefinitie en indicatieformulier
Voor de gemeente Bergen geldt de volgende definitie:
Een peuter van 2,5 tot 4 jaar die in aanmerking komt voor de extra VVE-dagdelen is een peuter die een achterstand heeft opgelopen of dreigt op te lopen in de
door de sociale context (CBS indicatoren, ETM11 score en Samen Starten), te weinig begeleiding krijgt waardoor er een achterstand opgelopen wordt (sociale competenties/context)/kan worden en
De CB arts indiceert aan de hand van een indicatieformulier (opgenomen in bijlage 2) waarin met het voorgaande en tevens met het volgende rekening gehouden wordt:
Ter verduidelijking van de definitie zijn de volgende opmerkingen toegevoegd:
soms is een taalachterstand moeilijk te signaleren en is niet duidelijk te onderscheiden of het gaat om een taalprobleem of een andere problematiek. Bij deze laatste problemen kan het toch zo zijn dat de oorzaak ervan kan liggen op spraak-taalniveau en/of sociaal-emotionele problematiek. In deze situaties is het aan te bevelen een VVE indicatie af te geven;
Signaleren en indiceren doelgroepkinderen
Het signalering en indiceren van doelgroepkinderen en de toeleiding naar voorschoolse educatie is in onderstaand schema, opgesteld door de JGZ, opgenomen.
Indiceren peuter als deze al op de OKI zit
Het kan voorkomen dat bij binnenkomst peuter op de OKI een feitelijke achterstand van meer dan 6 maanden ten opzichte van de ontwikkelingslijn binnen Kijk! wordt geconstateerd en er geen indicatie door JGZ is afgegeven. In dat geval stemt OKI (één van de beide zorgcoördinatoren) met de JGZ af en kan er alsnog een VVE indicatie worden afgegeven.
JGZ neemt contact op met de contactpersoon ontwikkelingsgericht werken op de VVE locaties van ’t Kienderbènkske (korte duidelijke lijn). Indien ouders geen plaatsing op een VVE locatie wensen (ook niet na goede gesprekken met het JGZ team en ‘t Kienderbènkske (zie hiervoor) zal getracht worden de ouders te ‘bewegen’ dat hun kind geplaatst wordt op het reguliere basisaanbod van de voorschool.
Het streven is om een VVE geïndiceerde leerling binnen één maand te plaatsen op een VVE voorschool.
Onderscheid VVE doelgroepkind en zorgkind
Is een kind geen doelgroepkind VVE, maar heeft het toch zorg nodig (zorgkind) dan kan het continuüm van zorg en/of HGPD12 uitkomst bieden.
Hoofdstuk 7 Voorschool en vroegschool
In dit hoofdstuk omschrijven we onze gemeenschappelijke ambities waarna we specifieker ‘inzoomen’ op (kwaliteits) onderdelen voor voorschool, de vroegschool en de doorgaande lijn.
Onze gemeenschappelijke ambities zijn (voorschool, vroegschool en doorgaande lijn)
Wettelijke bepaling (voorschool)
De voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters dient vanaf 1-1-2020 te worden uitgebreid van 10 naar 16 uur per week. 12 Gemeenten moeten in totaal 960 uur (2,5 tot 4 jarigen is 1,5 x 40 weken x 16 uur per week) voorschoolse educatie aanbieden aan doelgroeppeuters tussen de 2,5 en 4 jaar. Per dag mag maximaal 6 uur voorschoolse educatie meetellen voor deze norm. In samenspraak tussen de uitvoerder van de voorschoolse educatie (’t Kienderbènkske op de OKI) en de gemeente dient bepaald te worden hoe invulling gegeven kan worden aan de wettelijke eis. Mogelijkheden hiertoe zijn:
Invulling 16 uur in gemeente Bergen (voorschool)
In de huidige situaties wordt 10 uur voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters aangeboden op de locaties in Bergen en Siebengewald. Gelet op het ambitieniveau willen we een voorschools aanbod toegankelijk houden in elk dorp en daar een aanbod VVE doen naar mogelijkheden en ‘draagkracht’ (organisatie, ouders en peuters).
De moeilijkheid hierbij is dat alleen de OKI in Bergen 16 uur of meer open is. Hier worden ochtenddelen aangeboden van 3 uur en middagdelen van 2 uur. Indien de ochtend- en middagdelen in 3 dagen worden afgenomen zouden VVE kinderen in totaal 15 uur gebruik kunnen maken van een voorschool aanbod. In de overige dorpen is de vraag/het aanbod te gering voor meer openingsuren. In Afferden, Siebengewald en Wellerlooi is dit aanbod thans maximaal 10 uur per week en in Well 15 uur.
Uit de VVE monitor 2011-2019 blijkt verder dat het overgrote deel doelgroepkinderen VVE woonachtig is in Nieuw Bergen. De cijfers van het CBS, zoals aangegeven op bladzijde 12 en 13, bevestigen dat dit beeld ook thans nog van toepassing is. In de overige dorpen (Afferden, Siebengewald, Well en Wellerlooi) is het aantal doelgroepkinderen dusdanig klein (onder en zelfs ver onder 10%) dat hier, gelet op de huidige openingstijden/dagdelen, (voorlopig) geen invulling gegeven kan worden aan de 16 uur voor nieuwe VVE doelgroepkinderen vanaf 1-1-2020.
De voorlopige invulling van de voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen:
Is het aantal doelgroepkinderen in een woonplaats minder dan 10%, dan is voorlopig het maximaal haalbare aantal uren inzet VVE voor Afferden, Siebengewald en Wellerlooi 10 uur en voor Bergen en Well 15 uur.
Er zal op locatie maatwerk worden geleverd voor dat specifieke kind om in de beschikbare uren (hiervoor aangegeven) het maximaal haalbare (zie resultaatafspraken in hoofdstuk 9) te bereiken.
’t Kienderbènkske (de uitvoerder van de OKI en de voorschoolse VVE) zal in 2019 plannen maken om de huidige dagdelen OKI dusdanig aan te passen, of in verbinding te brengen met de kinderopvang met de daarbij benodigde scholing VVE bekwaam, dat vanaf het kalenderjaar 2020 op één of meerdere locaties invulling gegeven kan worden aan de 16 uur voorschool voor doelgroepkinderen.
Werken met een VVE methode en scholing (voorschool, vroegschool, doorgaande lijn)
De voorschoolse educatie kent minimaal de ontwikkelingsgebieden taal, (ontluikend) rekenen, sociaal-emotionele vaardigheden alsmede motorische vaardigheden. Voorschoolse voorzieningen met VVE kwaliteit werken gericht aan deze ontwikkelingsgebieden binnen een ‘methodische en gestructureerde aanpak’. Binnen de gemeente Bergen werken de voorscholen met Startblokken (4 locaties) en Piramide (locatie Siebengewald). Deze methoden zijn door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) als erkende (VVE)-methode aangemerkt daar zij op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling stimuleren op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal- emotionele ontwikkeling (artikel 5, besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). Het is geen wettelijke eis dat er met een door het NJI erkend VVE programma gewerkt wordt, wel dient er sprake te zijn van een methodische en gestructureerde aanpak op de hiervoor genoemde ontwikkelingsgebieden.
De voorschool werkt intensief samen met de vroegschool (doorgaande lijn).
De vaardigheden van pedagogisch medewerkers op de voorschoolse groepen en van leerkrachten zijn van groot belang voor de kwaliteit van de uitvoering van VVE. Deze medewerkers binnen VVE werken continu aan verdere verbetering van hun kwaliteiten en vaardigheden. De voor- en vroegschool hebben per locatie een gezamenlijk scholingsplan dat is opgenomen in het VVE kwaliteitsplan (het locatieplan dat verder in dit hoofdstuk beschreven zal worden).
Voor een hoge kwaliteit op voorschoolse voorzieningen, zijn bepaalde vaardigheden van de pedagogisch medewerkers nodig. Om de pedagogisch medewerkers hierbij te ondersteunen is de inzet van een hbo’er van grote toegevoegde waarde. Op iedere voorschoolse voorziening met een aanbod VVE, wordt minimaal één hbo’er met kennis van het jonge kind ingezet als:
Het volgen van de ontwikkeling van het kind en een beredeneerd aanbod bieden(voor- en vroegschool)
Een goed observatie- en registratiesysteem is een noodzakelijk hulpmiddel voor pedagogisch medewerkers en leerkrachten om de kwaliteit van hun handelen te verbeteren. Het opbrengstgericht en gedifferentieerd werken is een hoofdelement van ontwikkelingsstimulering. Door kinderen individueel te volgen en op hun niveau uit te dagen, kunnen kinderen optimaal in hun ontwikkeling gestimuleerd worden.
Binnen de gemeente Bergen is in gezamenlijkheid tussen voor- en vroegscholen in de vorige beleidsperiode gekozen om voor dit doel Kijk! In te zetten. Koppels voor- en vroegscholen hebben inmiddels een basisscholing Kijk! gevolgd en zijn nu bezig met een verdiepingscursus (handelingsgericht werken).
Kijk! is een observatie instrument waarmee het ontwikkelingsverloop van jonge kinderen (waaronder die van 2 tot 6 jaar) op diverse ontwikkelingsgebieden (waaronder taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling) over langere tijd kan worden geobserveerd en geregistreerd en daarop een afgestemd ontwikkelingsgericht activiteitenaanbod op maat aangeboden kan worden. Met Kijk! kunnen ook de resultaten in beeld gebracht worden waardoor dit instrument ingezet kan worden binnen de monitoring voor de resultaatmeting op het einde van de voor- en vroegschool. In het hoofdstuk resultaatmeting komen we hier op terug). Een vereiste hierbij is dat alle voor- en vroegscholen daadwerkelijk met Kijk! werken. Met uitzondering van de vroegschool in Well wordt aan deze eis voldaan.
Ouderbeleidsplan(voor- en vroegschool, doorgaande lijn)
Elke VVE locatie voert gericht ouderbeleid dat in ieder geval gericht is op:
Sommige ouders kunnen moeite hebben met de Nederlandse taal en/of lezen. Het is goed hier aandacht voor te hebben en hierover in gesprek te gaan met de ouders, eventueel met hulp van het Taalhuis.
Het ouderbeleid wordt omschreven in het locatieplan.
Locatieplan(voor- en vroegschool, doorgaande lijn),het VVE kwaliteitsplan.
In de locatieplannen VVE gaat het om de kwaliteit van de uitvoering VVE zoals aangegeven in het inspectiekader (onderwijsinspectie) en de gemeentelijke afspraken zoals omschreven in dit onderwijskansenplan. De locatiepartners (voor- en vroegschool) zijn verantwoordelijk voor een samenhangend, afgestemd en gezamenlijk aanbod dat voldoet aan de inspectie-norm. Verbeterpunten worden gefaseerd aangepakt en in tijd (gedurende looptijd van dit onderwijskansenplan) ingepland (Plan Do Check Act).
Het locatieplan dat schooljaarlijks wordt gevuld, wordt jaarlijks besproken binnen de coördinatiegroep voor- en vroegschoolse educatie waar ook andere locaties aanwezig zijn.
De VVE locaties zullen in het begin van het schooljaar 2019/2020 in een praktische werkbijeenkomst worden ‘geschoold’ in het werken met locatieplannen.
Voor de uitvoering en de te ontwikkelen activiteiten zal elk schooljaar een werkbudget beschikbaar worden gesteld uit de specifieke middelen die de gemeente van het Rijk ontvangt. Voor de locatie De Samensprong is dit € 4.000,-- per schooljaar, voor de overige locaties is dit € 2.000,-- per schooljaar. Het bedrag voor De Samensprong is hoger daar hier 4 instellingen (OKI Kienderbènkske, Spring, De Fontein en De Klimop) aan het locatieplan werken en activiteiten ontwikkelen en op de overige locaties 2 (voor- en vroegschool).
Protocol overdracht(voorschool-vroegschool)
Bij een doorgaande (ontwikkelingsleer)lijn in de VVE gaat het om een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen van de voorschoolse voorziening naar het onderwijs. Het is belangrijk dat een kind in zijn ontwikkel- en leerproces zo min mogelijk overlap, breuken of gaten ervaart. Een doorgaande lijn heeft positieve effecten op kinderen, gezinnen (ouders) en medewerkers. Kinderen voelen zich bijvoorbeeld snel thuis in een nieuwe klas, ouders bouwen een vertrouwensrelatie op met de nieuwe leerkracht, en professionals van voorschoolse voorzieningen en basisscholen zijn samen in staat om continuïteit in de ontwikkeling van kinderen te garanderen.
Er zijn veel manieren om een doorgaande lijn te realiseren. We onderscheiden daarbij de volgende aspecten: een doorgaande lijn in het beleid, samenwerking en afstemming voor- en vroegschool, een kindvriendelijke overdracht en een inhoudelijke doorgaande lijn.
Ten aanzien van de (warme)overdracht zijn er de volgende uitgangspunten voor de voor- en vroegschool:
Het hiervoor genoemde protocol is vastgesteld in het overleg van de coördinatiegroep d.d. 13 december 2018 en vormt de leidraad voor de overdracht tijdens de looptijd van het onderwijskansenbeleid.
Positie Spring binnen het onderwijskansenbeleid.
Spring wil de werkwijze uit de beleidsperiode VVE 2011 t/m juli 2019 behouden in de nieuwe beleidsperiode. In incidentele situaties zal samen met ’t Kienderbènkske bekeken worden hoe het optimale voor een doelgroepkind bereikt kan worden. Volwaardig instappen in de 16 uur voorschoolse educatie is voor Spring geen optie omdat dit een te zwaar ‘beslag’ legt op de pedagogisch medewerkers t.a.v. de scholing (taalbekwaam 3F, VVE bekwaam en gestructureerde manier van werken aan domeinen van taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociaal-emotionele competenties) en in de uitvoering. Samenwerken binnen de locatie De Samensprong binnen VVE/onderwijskansen en deelnemen aan overleg en scholing zal gecontinueerd worden.
Alles begint met taal: dingen begrijpen, de eigen wensen kenbaar maken, zaken zelfstandig regelen, contact met anderen, onderdeel zijn van onze samenleving. Er zijn twee belangrijke doelgroepen: mensen die Nederlands als tweede taal leren (NT2) en mensen die Nederlands als moedertaal hebben (NT1), maar die moeite hebben met lezen en schrijven in het dagelijks leven. Daardoor kunnen ze niet goed functioneren in onze maatschappij.
Ook binnen de LEWA wordt het belang van taal als belangrijke component binnen het onderwijskansenbeleid aangegeven. De bouwstenen van de basisscholen zijn:
NT1: het belang van taalontwikkeling en de rol van ouders hierin, sterk onder de aandacht brengen voor iedereen binnen de leeftijdsgroep van 0 tot 6 jaar (basis). Tevens onderzoeken of het mogelijk is dit al onder de aandacht te brengen bij aanstaande moeders (vanaf een aantal maanden voor de geboorte).
NT2: aandacht voor een ‘brugfunctie’ tussen instellingen (JGZ, voor- en basisscholen) en anderstalige ouders alsmede mogelijkheden onderzoeken voor scholing NT2 voor anderstalige kinderen en ouders.
Opgroeien in een taalrijke omgeving draagt bij aan verbetering van kansen van kinderen. Veel kinderen van migranten spreken meerdere talen, maar onvoldoende Nederlands. Taalachterstand bij kinderen is vaak gerelateerd aan onvoldoende Nederlandse taalvaardigheid van de ouders. Wanneer ouders kansen krijgen om zich verder te ontwikkelen, vergroten ook de kansen voor kinderen. Het verbeteren van de Nederlandse taal stelt ouders in staat de (taal)ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen. Dit vergroot de betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen en ook hun participatie. Een goede aansluiting vinden bij het bestaande aanbod voor ouders en kinderen is hierbij belangrijk.
Wat is er aan taalaanbod binnen de gemeente Bergen in de leeftijdsgroep 0-12 jaar
Het leesbevorderingsproject Boekstart, (100% bereik als kinderen 4 maanden zijn) waarin bibliotheek, gemeente en consultatiebureau samenwerken, laat ouders ontdekken dat het lezen van boekjes samen met hun baby, erg leuk en leerzaam is. Wanneer een baby ongeveer 4 maanden oud is, ontvangen de ouders een brief van de gemeente Bergen met een uitnodiging om hun kind gratis lid te maken van de bibliotheek. Bij de brief zit ook een Babybiebbon. Met deze bon kunnen ze een gratis BoekStartpakket ophalen bij de bibliotheek. Op het consultatiebureau wordt nogmaals aandacht gegeven aan het plezier en het belang van lezen met baby's. Ook de medewerkers van het consultatiebureau kunnen ouders een Babybiebbon uitreiken.
Voorschool (OKI en kinderopvang, ongeveer 85 à 90% bereik, 2 tot 4 jaar) waarin tijdens spelen en ontmoeten peuters worden gestimuleerd om een veelzijdige speelervaring op te doen waarbinnen o.a. de taal- alsmede de sociaal-emotionele ontwikkeling centraal staat. De ontwikkeling van de peuters wordt ‘bijgehouden’ in Kijk!.
Taalontwikkeling NT2 (100% bereik voor 2 tot 4 jarigen op voorschool). Door de extra instroom van asielzoekers, gezinsherenigingen etc. kreeg de voorschool, m.n. de OKI te maken met steeds meer peuters die, net als hun ouders, de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheersen. Middels extra inzet van uren door de pedagogisch medewerkers en aanschaf van extra materiaal, ‘ontvangen’ peuters en ouders een basis welke noodzakelijk is voor een goede start in hun verdere ontwikkeling. In de uitvoering wordt samengewerkt met o.a. vrijwilligers van het Taalhuis (o.a. om de verbinding tussen nieuwkomers en (voor)school te versterken), medewerkers van Biblioplus, de basisscholen en Spring.
Voorleesexpress (voor 2-8 jarigen) sluit aan op andere landelijke leesbevorderingsprogramma's zoals Boekstart en de Bibliotheek op School. Onder coördinatie van de bibliotheek lezen vrijwilligers voor in laag taalvaardige gezinnen met jonge kinderen. Voorleesexpress ondersteunt ouders, scholen en peutercentra bij het helpen van leerlingen met een taalachterstand. VoorleesExpress biedt handvaten zodat ouders het voorlezen kunnen voortzetten. De gemeente Bergen koopt momenteel 5 ‘kindplaatsen’ in binnen het bibliotheekbudget.
Het Taalhuis is een lokaal samenwerkingsverband (zie bijlage 3) in de aanpak van de basisvaardigheden voor o.a. nieuwkomers (Stichting Welkom op weg), taal voor statushouders en EU nieuwkomers binnen het taalmaatjes traject en het taalcafé (Stichting Gilde Bergen) en de bibliotheek (Boekstart, Voorleesexpress, BOS en Taalmeter in het kader van laaggeletterdheid 12 jaar en ouder). Binnen het Taalhuis is ook de KBO actief voor de digitale vaardigheden en Humanitas voor de rekenvaardigheden.
Stichting Gilde Bergen heeft als doel de bevordering van de sociale integratie van statushouders, hen te helpen hun sociale netwerk op te bouwen en kennis te vergaren over de Nederlandse samenleving in het algemeen en de Bergense samenleving in het bijzonder.
Brugfunctie ouderlijke statushouders en voor- en basisscholen Bergen. In Bergen worden voornamelijk (grote) gezinnen gehuisvest en dat zijn vaak ook de blijvers. Deze allochtone gezinnen krijgen meteen te maken met de voor- en basisscholen in de gemeente. Ze worden meteen geconfronteerd met een voor hen onbekend onderwijssysteem en de regels die hieraan verbonden zijn. En een systeem dat er tevens op gericht is om ouders zo veel mogelijk bij het onderwijs en de daaraan gekoppelde activiteiten te betrekken. Dat geldt overigens voor alle ouders. Het contact van ouderlijke statushouders vindt juist plaats op het moment dat die ouders de Nederlandse taal nog absoluut niet beheersen, terwijl een goed contact met de onderwijsinstelling van cruciaal belang is voor de verdere ontwikkeling van het kind én ouders. De behoefte die vanuit de ouders wordt geuit is dat zij het onderwijssysteem niet begrijpen, terwijl de onderwijsinstelling de behoefte uit om meer en beter contact met de ouderlijke statushouders, maar hierin maar moeizaam slaagt vanwege met name de taal- en soms cultuurbarrière.
In 2018 is een voorzichtige start gemaakt met de inzet van een vrijwilliger van Gilde Bergen die als het ware de brug vormt tussen die ouders en de onderwijsinstellingen in de gemeente. Met het doel om vooral de ouders meer en beter betrokken te krijgen bij het onderwijs. Bijkomstig voordeel is dat de kinderen zich in de beginfase sneller op hun gemak voelen, hetgeen weer hun Nederlandse taalontwikkeling ten goede komt. De betreffende vrijwilliger beheerst, naast het Nederlands, ook de Marokkaanse en Arabische taal, maar is verder niet specifiek geschoold in die taken. Als pilot heeft Gilde Bergen in samenspraak met basisschool De Klimop (school met de meeste nieuwkomers) en de voorscholen een aantal activiteiten opgezet om ouders intensief te betrekken bij de volgende onderwijskundige zaken:
Organiseren van themabijeenkomsten, speciaal voor statushouders. Enkele van die thema’s zijn: huiswerkbegeleiding, kinder- en nationale feesten, schoolactiviteiten en -onderzoeken, opvoedkundige aspecten en leerplicht. Dit vooral om ouders inzicht te geven in deze onderwerpen en het stimuleren dat ouders hierin meedoen of betrokken zijn.
Logopedie, de niet-medische logopedie alsmede de voorschotbenadering.
De niet-medische logopedie: Door spraaktaalstoornissen tijdig te signaleren kan een gepaste interventie worden gestart die problemen op latere leeftijd voorkomt. Vroegtijdige interventie betekent een lagere uitstroom naar het speciaal onderwijs, minder voortijdige schooluitval en minder gedragsproblemen (dus voorkomen van hoge curatieve kosten waarvoor de gemeente deels ‘aan de lat’ staat). De GGD verzorgt de niet-medische logopedie (gemeentelijke bekostiging).
Bij een vermoeden dat een kleuter problemen ervaart bij de beginnende geletterdheid is het zaak dat deze kinderen ondersteuning en begeleiding ontvangen. Door het systematisch oefenen van letterkennis en fonologische vaardigheden worden deze kleuters beter voorbereid op het leren lezen en worden ‘stoornissen’ zoals dyslexie eerder onderkend zodat hierop ingespeeld kan worden. De gemeente Bergen heeft voor de voorschotbenadering een structureel bedrag van € 7.000 in de begroting opgenomen.
Wat missen we binnen het bestaande taalaanbod?
Het belang van taalontwikkeling en de rol die ouders hierbij kunnen spelen, via bijvoorbeeld verloskundigen, onder de aandacht brengen. In hoeverre verloskundigen aandacht besteden aan taalontwikkeling is niet bekend. Het gaat er om ouders zo vroeg mogelijk bewust te maken over het belang van taalontwikkeling
Het ‘aanbod’ van nieuwkomers in de gemeente Bergen is gering en ook nog verspreid over de kernen in de gemeente Bergen. Een structurele voorziening NT2 (in elke woonplaats of gecentraliseerd) is niet ‘rendabel’. De ondersteuning binnen NT2 dient derhalve te worden gezocht in de uitbreiding van de pilot ‘Brugfunctie ouderlijke statushouders’ en voor- en basisscholen Bergen zoals eerder opgenomen binnen dit hoofdstuk.
Voor de aanschaf van specifiek NT2-lesmateriaal voor ouders en kinderen kan de OKI putten uit het budget Taalontwikkeling NT2. Voor Spring en de basisscholen (met uitzondering van De Klimop) kan een incidenteel bedrag ter beschikking worden gesteld van specifiek NT2 materiaal voor ouders en kind. Voor Spring is dit maximaal € 1.500 en voor de basisscholen maximaal € 5.449 (totaal incidenteel € 28.745,--).
Hoofdstuk 9 Resultaatafspraken, ambities en monitoring
Resultaten van voor- én vroegschoolse educatie
Vanuit de verantwoordelijkheid voor het lokale onderwijs(achterstanden) beleid is het voor de gemeente van belang om op de hoogte te zijn van de onderwijsprestaties van de doelgroepleerlingen. Bij voor- en vroegschoolse educatie is het duidelijk dat de verantwoordelijkheid gedeeld wordt door de gemeente en de schoolbesturen. De gemeente is primair verantwoordelijk voor de voorschoolse educatie, de school besturen voor de vroegschoolse educatie. Wanneer de gemeente met schoolbesturen afspraken maakt over het vaststellen van de resultaten van VVE, dan zijn dat niet de resultaten van de vroegschoolse educatie alleen, maar van de voor- én vroegschoolse educatie.
De resultaten worden jaarlijks opgenomen in de monitor VVE.
De resultaatafspraken worden gelijktijdig met de vaststelling van het onderwijskansenbeleid gemeente Bergen 2019-2023 vastgesteld. Deze afspraken gelden voor de gehele looptijd van het hiervoor genoemd beleid.
De resultaten worden gemeten op 1 oktober van elk jaar (peildatum). Aan de hand van een format monitor leveren de deelnemers binnen het onderwijskansenbeleid de gevraagde gegevens aan over het jaar voorafgaande aan de peildatum. De formats worden uiterlijk 1 december ingevuld aangeleverd waarna deze verwerkt en geanalyseerd worden. Dit verslag is onderwerp van gesprek in de coördinatiegroep VVE en maakt onderdeel uit van de PDCA (Plan, Do, Check, Act) cyclus.
Daar voor deze nieuwe beleidsperiode gewerkt zal worden met een ander ‘meetinstrument’ dan in de vorige beleidsperiode (Kijk! en t/m 2018 Cito toets) zal de eerste monitor op 1-10-2019 als een 0-meting dienen.
Resultaatmeting uitdrukken in groei ontwikkelingslijnen Kijk!:
80% van de VVE-geïndiceerde kinderen die minimaal 15 maanden peuteraanbod met VVE hebben gevolgd:
Tabel resultaatafspraken taal/spraak voorschool
Er zijn ook VVE geïndiceerde peuters die minder dan 15 maanden het peuteraanbod VVE volgen (b.v. zij-instromers). Na de 0-meting wordt bij de einde meting met 3 jaar en 9 maanden verwacht dat bij 80% van de kinderen de achterstand is verkleind.
Peuters die minder dan 6 maanden het peuteraanbod VVE hebben gevolgd, worden niet meegenomen in deze resultaatafspraken. Zij hebben maar maximaal, gelet op tijdstip van de 0-meting, 3 maanden het peuteraanbod VVE mogen ‘ontvangen’.
Resultaatafspraken Vroegschool
Eind meting voor overgang naar groep 3
Het gaat om achterstand verkleinen.
Het systeem dat wordt gebruikt moet mogelijkheden bieden om achterstand aan te geven (Kijk! voldoet hier aan).
80% van de VVE-geïndiceerde kinderen bij overgang naar groep 3 voldoen aan het onderstaande:
Minimaal gemiddeld zijn gegroeid als er sprake is van geen achterstand vanaf aanvang groep 1 (1e meetmoment en meer dan gemiddeld zijn gegroeid als er op het eerste meetmoment een achterstand van meer dan 4 maanden geconstateerd is.
Tabel resultaatafspraken taal/spraak vroegschool
Bij het vaststellen van een ‘achterstand’ wordt een marge van 6 maanden gehanteerd, zoals de makers van Kijk! dat ook doen. Dat wil zeggen dat er sprake is van een achterstand als die meer dan 6 maanden bedraagt en dat een achterstand ‘ingelopen’ is als deze nog maximaal 6 maanden bedraagt.
Ambitieafspraken: Het bereik doelgroeppeuters is op de peildatum minimaal 90% van het aanbod (25 peuters)
De resultaat- en ambitieafspraken worden ‘vertaald’ in een format dat aan de organisaties wordt verstrekt zodat zij gegevens kunnen aanleveren op aangegeven peildatum. De onderwijsbegeleidingsdienst (BCO) verwerkt de aangeleverde gegevens in een rapport dat jaarlijks besproken wordt in de coordinatiegroep VVE. De gegevens uit het rapport zijn mogelijk aanleiding om processen etc aan te passen en voor te leggen aan LEWA. Doel is de kwaliteit te bewaken (PDCA cyclus).
Hoofdstuk 10 Financiële paragraaf
De gemeente ontvangt voor de uitvoering van het onderwijskansenbeleid een structureel bedrag van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze uitkering (op basis van artikel 168a van de Wet op het Primair Onderwijs, zie bijlage 1) mag enkel en alleen worden uitgegeven aan de volgende beleidsdoelstelling:
‘Het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden in de Nederlandse taal, het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie’ (opgenomen in de voorlopige beschikking van het ministerie).
Specifieke uitkering van het Rijk
De uitkering is gebaseerd op een jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op te stellen achterstandsscore van de gemeente. In deze achterstandsscore worden de volgende indicatoren meegeteld:
Op basis van de voor de gemeente Bergen geconstateerde achterstandsscore ontvangen wij in 2019 een specifiek uitkering van € 181.873,-- (voorlopige beschikking) dat kan oplopen tot jaarlijks € 204.148,-- vanaf 2022 (voorlopige berekening van het ministerie). Eerst in september 2019 ontvangen wij een definitieve beschikking over 2019. De jaarlijkse uitkeringen kunnen fluctueren daar het CBS jaarlijks de achterstandsscore bepaald volgens de systematiek 50% T-2 + 50% T-3 (de achterstandsscore in 2020 wordt bepaald door 50% van de achterstandsscore uit 2018 plus 50% van de achterstandsscore uit 2017). Daar de achterstandsscore dus jaarlijks wijzigt heeft dit ook consequenties voor de hoogte van de specifieke rijksuitkering.
De hiervoor genoemde bedragen vanaf 2019 zijn fors hoger dan eerder door het ministerie berekend (van € 85.039 in 2019 tot € 158.000 in 2022) was. In de vorige beleidsperiode (2001 t/m 2018) was de indicatie voor de uitkering enkel en alleen gebaseerd op de opleiding van de ouders en kregen we als specifieke uitkering een bedrag van € 44.545 in 2011 tot € 60.719,-- in 2018.
Bij raadsbesluit van 13 november 2018 is bepaald dat de gemeentelijke bijdrage van jaarlijks € 39.590 uit de beleidsperiode 2011-2018 in de jaren 2019 t/m 2021 in gelijke stappen wordt afgebouwd tot nul in 2022.
Het budget onderwijskansenbeleid 2019-2023 (augustus 2019 t/m juli 2023)
De kosten van het onderwijskansenbeleid
De uitgaven onderwijskansenbeleid 2019 en verder (onderstaande berekening cijfers 2019)
Jaarlijkse indexering is gelet op budget mogelijk voor inflatiegevoelige uitgaven. Daarnaast is het mogelijk om incidenteel een budget in te zetten voor o.a:
Voor de financiële verantwoording naar het Rijk mag in 2022 maximaal 50% van de specifieke uitkering van dat jaar (is ongeveer € 100.000) worden meegenomen naar de volgende beleidsperiode.
Hoofdstuk 11 Organisatiestructuur onderwijskansenbeleid
Het opstellen en vaststellen van het plan
Het onderwijskansenbeleid 2019-2023 is in concept opgesteld door de gemeente in samenspraak en -werking met verschillende deelnemers binnen de voor- en vroegschoolse educatie en op 14 maart 2019 besproken in de coördinatiegroep VVE bestaande uit:
Deze coördinatiegroep zal nog worden uitgebreid met een of meer vertegenwoordigers van Stg. Lijn83PO.
Het door de coördinatiegroep geaccordeerde plan is besproken binnen de LEWA. Dit is een bestuurlijk overleg tussen JGZ, voor- en basisscholen en gemeente inclusief operationele medewerkers zoals consultatiebureau arts, schooldirecteuren, de beweegcoach alsmede de preventiemedewerker jeugd.
Het door de LEWA geaccordeerde plan is vervolgens ter besluitvorming voorgelegd aan het college van B&W van de gemeente Bergen d.d. 28 mei 2019 en vervolgens besproken binnen de commissie Samenleving op 11 juni 2019. De gemeenteraad heeft het onderwijskansenplan op 2 juli 2019 vastgesteld.
Naast het aanleveren van cijfers voor de monitor werken de locaties schooljaarlijks aan het locatieplan waarin o.a. de kwaliteitskaders van de onderwijsinspectie zijn weergegeven. Hierin geven zij een inhoudelijke verantwoording en financiële verantwoording af. De locatieplannen worden na elk schooljaar voor 15 september aangeleverd bij de regievoerder van het onderwijskansenbeleid (beleidsmedewerker gemeente belast met onderwijskansenbeleid). In het locatieplan is per locatie aangegeven welke voortgang op de doelen en plannen is geboekt, wat goed gaat en welke knelpunten er zijn en hoe deze worden opgelost.
De cijfers uit de monitor en de verantwoording binnen de locatieplannen worden in het eerste overleg van het nieuwe schooljaar door de coördinatiegroep besproken. Indien dit aanleiding geeft tot aanvulling, wijziging van het gestelde in dit onderwijskansenplan zal dit als voorstel ter besluitvorming aan de LEWA worden voorgelegd.
De coördinatiegroep overlegt 4 x per schooljaar, de LEWA komt 3 keer per schooljaar bijeen.
Het college en de commissie Samenleving zal jaarlijks worden geïnformeerd over:
Rapporteren aan de Onderwijsinspectie
Gemeenten moeten jaarlijks aan de Onderwijsinspectie rapporteren over de VVE. Op basis van de monitoring alsmede de locatieplannen, kunnen conclusies voor verbeteringen of aanpassingen van het beleid geformuleerd worden zoals hiervoor omschreven.
Bijlage 1 Artikel 165 t/m 168 van de Wet op het Primair Onderwijs
Afdeling 10. Onderwijsachterstandenbeleid
Artikel 165. Activiteiten voor leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal
Indien burgemeester en wethouders in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van de scholen, activiteiten ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal op scholen willen verrichten met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden, wordt het onderwijs zodanig ingericht dat deze activiteiten plaatsvinden geheel of gedeeltelijk gedurende dan wel buiten het aantal uren onderwijs dat leerlingen op grond van artikel 8 tenminste ontvangen. Een leerling neemt slechts deel aan deze activiteiten als nadat de ouders van de leerling hun instemming schriftelijk kenbaar hebben gemaakt aan het bevoegd gezag.
Artikel 166. Voorschoolse educatie
Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat er in een gemeente voldoende voorzieningen in aantal en spreiding zijn waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal, als bedoeld in artikel 167, eerste lid, deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie die voldoet aan de bij of krachtens de artikelen 1.50b en 2.8 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen vastgestelde bepalingen.
Artikel 167. Afspraken voor- en vroegschoolse educatie
Burgemeester en wethouders voeren overleg en maken de afspraken, bedoeld in het eerste lid, met de volgende partijen:
voor het eerste lid, onderdeel a: met de bevoegde gezagsorganen van scholen en de houders van kindercentra of peuterspeelzalen als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in de gemeente,
Een houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal verwerkt persoonsgegevens met als doel de bevordering van een goede doorstroom naar het basisonderwijs. De gegevens die een houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal verplicht overdraagt aan het bevoegd gezag van een basisschool over leerlingen die op de basisschool zijn ingeschreven, zijn het programma van voorschoolse educatie dat een leerling heeft gevolgd en de duur van het programma dat is gevolgd. Houders van kindercentra of peuterspeelzalen maken afspraken met de basisscholen binnen een gemeente over de wijze van gegevenslevering. De bewaartermijn voor de overgedragen gegevens is twee jaar nadat het kind het kindercentrum of peuterspeelzaal heeft verlaten.
Artikel 167a. Overleg onderwijsachterstandenbeleid
Burgemeester en wethouders en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de gemeente voeren tenminste jaarlijks overleg over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende voorstel van het bevoegd gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen. Het overleg is gericht op het maken van afspraken over de in de eerste volzin bedoelde onderwerpen. Deze afspraken hebben zoveel mogelijk het karakter van meetbare doelen. De inspectie rapporteert jaarlijks over de mate waarin die doelen worden bereikt. Burgemeester en wethouders kunnen de uitkomsten van het verplichte op overeenstemming gerichte overleg omzetten in bindende afspraken over onder andere de te realiseren prestaties en inspanningen, die – alvorens de afspraken tot stand komen – aan alle partijen worden voorgelegd. Indien het overleg over de voorgenomen bindende afspraken niet tot overeenstemming leidt, schrijven burgemeester en wethouders een nieuw overleg uit, waarbij zij initiatieven nemen tot het bereiken van een zo groot mogelijke consensus. Indien ook dit overleg niet tot overeenstemming leidt, vragen burgemeester en wethouders of een van de bevoegde gezagsorganen aan de geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, om een bindend advies. De geschillencommissie brengt binnen 4 weken aan burgemeester en wethouders dan wel aan het bevoegd gezag dat om het advies heeft verzocht, een bindend advies uit. Burgemeester en wethouders maken dit advies bekend aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de gemeente.
Artikel 168. Doorzettingsmacht gemeenten
Indien niet binnen een redelijke termijn met alle partijen, bedoeld in artikel 167, tweede lid, afspraken als bedoeld in artikel 167, eerste lid, zijn gemaakt, kunnen burgemeester en wethouders de werkingssfeer van de gemaakte afspraken, voor zover noodzakelijk voor een samenhangend onderwijsachterstandenbeleid, uitbreiden naar de partijen, bedoeld in artikel 167, tweede lid, waarmee geen afspraken zijn gemaakt.
Artikel 168a. Gemeentelijke middelen
Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente in aanmerking komt voor een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 165, 166 en 167, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De uitkering wordt per kalenderjaar verstrekt.
Onze Minister kan de uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien de uitkering niet is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden criteria vastgesteld op basis waarvan de minister tot terugvordering kan overgaan.
Burgemeester en wethouders van een gemeente, die een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, dragen er zorg voor dat zij beschikken over geordende gegevens ten behoeve van het door Onze Minister te voeren beleid bedoeld in de artikelen 165,166 en 167, en verlenen desgevraagd medewerking aan door of namens Onze Minister uit te voeren onderzoek dat geheel of mede op deze gegevens is gebaseerd.
Bijlage 2 Indicatieformulier doelgroepkind VVE
*indien geen toestemming, dan formulier anoniem verwerken
* de combinatie van deze omgevingskenmerken geven een voorspelling van een te verwachten onderwijsachterstand.
Verblijfsduur in Nederland van de moeder: de verblijfsduur in Nederland van de moeder heeft invloed op de verwachte onderwijsachterstand van een kind. De verblijfsduur kan in drie categorieën ingedeeld worden, 0-5 jaar, 5-15 jaar of langer dan 15 jaar. Bij een korte verblijfsduur is de kans op achterstanden groter.
Toelichting op VVE-indicatieformulier
Uitwerking relatieve risico-indicatoren
Het indiceren van kinderen op basis van relatieve risico-indicatoren wordt gebaseerd op het ETM (Ernst-taxatiemodel, zie bijlage 4), dat door de JGZ gehanteerd wordt
Wanneer indiceren op basis van ETM
Bijlage 4 ETM score en Samen Starten
SamenStarten wordt toegepast door jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen om de psychosociale ontwikkeling van kinderen vanaf de geboorte te ondersteunen. Kenmerkend is de samenwerking tussen partners in het brede jeugddomein, een specifiek gespreksprotocol en het stapsgewijs volgsysteem. SamenStarten wordt binnen de JGZ toegepast tijdens de contactmomenten tot vier jaar.
De psychosociale ontwikkeling van kinderen wordt vanaf de geboorte gevormd via transactionele processen tussen het kind en zijn omgeving. Aandacht voor hechting is van belang voor een gezonde ontwikkeling. SamenStarten-professionals kunnen een veilige hechting bevorderen door aandacht te besteden aan de brede opvoedsituatie en de empowerment van de ouders.
Binnen SamenStarten gaan de JGZ-professionals op gestructureerde wijze in gesprek met de ouders over de ontwikkeling van het kind in zijn omgeving. Het stapsgewijs volgsysteem is kenmerkend voor SamenStarten. Wanneer het kind 8 weken oud is, staan de ouders en professional uitgebreid stil bij de brede opvoedsituatie van het gezin. Eventuele zorgen worden geïnventariseerd door het bespreken van de vijf domeinen, die relevant zijn voor de psychosociale ontwikkeling van het kind:
De vervolgcontacten met het gezin krijgen vorm afhankelijk van de individuele situatie, waarbij aandacht is voor wat in het vorige gesprek besproken is en wat voor de ontwikkeling van het kind relevant is. De gezinnen ontvangen zorg op maat en indien nodig kan extra ondersteuning snel ingezet worden. Het bewust opbouwen van een vertrouwensband tussen de professionals en de ouders is een belangrijk onderdeel van SamenStarten.
Samenwerking met partners in het brede jeugddomein
De kracht van de JGZ ligt in de lokale samenwerking met de partners. SamenStarten versterkt deze samenwerking en gaat daarbij uit van het zo-zo-zo-zo principe. Goede ondersteuning dient zo snel, zo licht, zo kort en zo dichtbij mogelijk te gebeuren. Om dit mogelijk te maken is optimale samenwerking met de ketenpartners van belang. Binnen SamenStarten is daarom gerichte aandacht voor het versterken van de samenwerking binnen de zorgketen. De organisaties en andere betrokkenen in het lokale sociale domein jeugd worden actief in beeld gebracht en als partners verbonden.
.........................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................
Wat is er al ondernomen en met welk resultaat?
.........................................................................................................................................................................................
Wat is jouw hulpvraag? Wat zou je graag veranderd willen zien?
.........................................................................................................................................................................................
Hoe voel jij je het beste geholpen?
.........................................................................................................................................................................................
Ouder(s), verzorger(s) geven instemming voor een HGPD-consultatie:
(Voorlopige) verklaring van de situatie:
Vanuit interactie / afstemming leerkracht
Vanuit interactie / afstemming verdere omgeving
Perspectief op lange termijn (Is er gezien het perspectief een OPP nodig?):
Vanuit het kind (eigenaarschap)
Vanuit opbrengsten (vaardigheden en resultaten) Vanuit de leerkracht
Handelingsafspraken (personen, middelen en organisatie passend bij de onderwijsbehoeften en/of begeleidingsbehoeften):
Denk aan datum, actie, wie, evaluatie
Ouder(s), verzorger(s) geven toestemming in het kader van HGPD voor:
De coördinatiegroep bestaat uit de consultatiebureau arts, vertegenwoordigers van Spring kinderopvang en ’t Kienderbènkske alsmede afgevaardigden van 3 basisscholen en aangevuld met een specialist ‘Jonge Kind’ van BCO (onderwijsbegeleidingsdienst). Indiende agenda vraagt worden er ook andere instellingen uitgenodigd zoals de bibliotheek of de logopedist. Voorzitter en regievoerder is belegd bij de gemeente.