Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Onderwijskansenbeleid Gemeente Bergen 2019- 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingOnderwijskansenbeleid Gemeente Bergen 2019- 2023
CiteertitelOnderwijskansenbeleid Gemeente Bergen 2019-2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 2 Indicatieformulier Bijlage 4 ETM Score Bijlage 6 Procesdiagnostiek Bijlage 5 Afspr ouderbetrokkenheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-11-2022nieuwe regeling

02-07-2019

gmb-2022-516732

Tekst van de regeling

Intitulé

Onderwijskansenbeleid Gemeente Bergen 2019- 2023

Voorwoord

Binnen de gemeente Bergen is het onderwijs voor kinderen tot en met de basisschool van een goede kwaliteit. Toch is er een groep kinderen die het risico loopt om onvoldoende toegerust te zijn voor de toekomst. Voor deze kinderen moeten we zorgen dat er voldoende mogelijkheden worden ontwikkeld om gelijke onderwijskansen te bieden voor een goede schoolloopbaan.

 

De afgelopen periode heeft de gemeente in samenwerking met betrokken partners een intensief en zorgvuldig proces doorlopen en nagedacht op welke manier we dit het beste kunnen bereiken. Dit document is daar het resultaat van en biedt een kader voor zowel de gemeente als de partners om met gerichte doelstellingen en resultaten het onderwijskansenbeleid handen en voeten te geven.

 

De komende jaren willen we met elkaar stevig inzetten op het verder ontwikkelen van de doorgaande lijn, waarbij we afspraken maken over het signaleren van doelgroepkinderen, het NT1 en NT2 taalbeleid, de overdracht en het begeleiden van deze kinderen in hun ontwikkeling.

Ook is een belangrijke taak weggelegd voor de ouders en/of verzorgers. Hun betrokkenheid en ondersteuning bij het naar de (voor)school gaan en het leren is een mede bepalende factor voor een goede ontwikkeling.

 

Het onderwijskansenbeleid bouwt voort op wat we tot nu toe hebben bereikt vanuit het onderwijsachterstandenbeleid en we houden rekening met landelijke regelgeving, het inspectiekader van het onderwijs alsmede landelijke ontwikkelingen. Ook houden we rekening met de ‘bouwstenen’ die de partners binnen de doorgaande lijn 0-12 jaar hebben aangegeven.

 

Door een gezamenlijke inzet en ieders kwaliteiten en deskundigheid zullende doelgroepkinderen binnen de gemeente Bergen de kans krijgen zich te ontwikkelen tot zelfstandige mensen die hun ‘draai’ in de maatschappij weten te vinden.

 

Lia Roefs,

Wethouder Leefbaarheid

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

Gemeenten hebben de wettelijke taak om een voorschools aanbod te doen aan alle jonge kinderen met een geïndiceerde (taal)achterstand. Zij zijn financieel en bestuurlijk verantwoordelijk voor een voorschools aanbod voor alle doelgroepkinderen voor- en vroegschoolse educatie (VVE) die van hoge kwaliteit dient te zijn. Daarnaast hebben ze een inspanningsverplichting om alle peuters (die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag) laagdrempelig toegang te geven tot twee dagdelen peuteropvang per week en daarvoor een financieel toegankelijk aanbod te doen.

Peuteropvang en de voor- en vroegschoolse educatie staat niet op zichzelf, maar staat in directe relatie met ontwikkelingen in het brede sociale domein. Vroege ontwikkelingsstimulering van kinderen levert een bijdrage aan een kansrijke start voor kinderen, aan hun ontwikkeling in algemene zin en daarmee ook aan hun schoolloopbaan en kansen op de arbeidsmarkt. Daarmee is de inzet van voorschoolse voorzieningen een investering in de toekomst. Peuteropvang en VVE is in relatie tot jeugdzorg vooral op preventie gericht. Voorschoolse voorzieningen zijn belangrijke vindplaatsen en zorgen voor tijdige signalering van een leer- en/of ontwikkelingsachterstand of opvoed- en opgroeiproblemen bij jonge kinderen.

 

Het onderwijskansenbeleid is gericht op het bieden van betere kansen aan kinderen en jongeren die vanwege sociaal-economische, culturele en/of taalkenmerken het risico lopen op achterstanden in het onderwijs. Een goed onderwijskansenbeleid is, behalve een wettelijke verplichting, vooral van belang voor de ontwikkeling van zowel kinderen, hun ouders als de samenleving in zijn geheel. De uitvoering vindt plaats binnen de wettelijke kaders die door het Rijk1 zijn aangegeven.

 

Het onderwijskansenbeleid is bedoeld voor een groep kinderen die het risico lopen om onvoldoende toegerust te zijn voor de toekomst. Voor deze kinderen werken we er hard aan om gelijke ontwikkelingskansen te creëren voor een goede schoolloopbaan. Zij vormen de doelgroep van ons onderwijskansenbeleid.

 

Doel en reikwijdte

Deze nota geeft aan hoe in de gemeente Bergen, tot en met de basisschoolperiode, samengewerkt wordt aan het vergroten van onderwijskansen. Het onderwijskansenbeleid is samen met diverse partijen2 opgesteld die bij het beleid zijn betrokken. Het betreft een voorstel voor een gezamenlijke aanpak waarbij gestuurd wordt op doelen, resultaten en een doorgaande lijn.

 

De focus van het onderwijskansenbeleid voor de komende jaren (augustus 2019 tot en met juli 2023) is gericht op:

  • -

    de verbetering van de onderwijskansen voor kinderen met een door de jeugdgezondheidszorg gesignaleerde achterstand (taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociale competenties) met de kans dit, met name de taalachterstand, in te lopen om in groep 3 ‘mee te komen’ en

  • -

    het mede vormgeven van NT2, Nederlands als tweede taal waarbij Nederlands wordt gegeven aan anderstaligen (kind als ouders) binnen het Nederlandse taalgebied alsmede

  • -

    taalintensivering NT1 waarbij de nadruk ligt op de leeftijd 0-6 jaar.

Uitgangspunt is dat alle activiteiten binnen het onderwijskansenbeleid gefinancierd kunnen worden uit de specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid van het Rijk.

Hoofdstuk 2 Kader onderwijskansenbeleid

 

Onderwijskansenbeleid is gericht op het creëren van gelijke ontwikkelkansen voor kinderen met een achterstand. Het streven is dat kinderen met (een risico op) een achterstand dezelfde kansen krijgen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen als kinderen die geen (risico op een) achterstand hebben. In dit hoofdstuk omschrijven we het doel, de doelgroep en welke voorzieningen we in de gemeente Bergen binnen het onderwijskansenbeleid hebben.

 

Wat is het doel van onderwijskansenbeleid?

Het doel is om achterstanden bij kinderen te voorkomen en te ‘bestrijden’ en waar nodig kinderen meer mogelijkheden en kansen te bieden om zich te ontwikkelen.

Het is voor henzelf en voor de samenleving van groot belang dat kinderen hun capaciteiten ten volle kunnen benutten. Daarom wordt ingezet op het bieden van goede onderwijskansen in een zo vroeg mogelijk stadium.

 

Voor wie is onderwijskansenbeleid bedoeld?

Het beleid richt zich zowel op het kind als op de ouders en kenmerkt zich door een intensieve samenwerking van partners zoals scholen, de (ontwikkelingsgerichte) kinderopvang, het consultatiebureau en de bibliotheek. In het Onderwijskansenbeleid staan alle kinderen tot en met de basisschoolperiode centraal met een (risico op) achterstand op:

  • -

    met name taal,

  • -

    rekenen

  • -

    motorische vaardigheden en

  • -

    sociale competenties 3

In de leeftijd 2-6 jaar gaat het dan met name om een extra aanbod/ondersteuning om zo een achterstand in te lopen om in groep 3 mee te kunnen doen met het regulier aanbod.

 

De verschillende voorzieningen binnen het onderwijskansenbeleid

  • a.

    Voorzieningen voor alle kinderen 0-12 jaar.

    De arts of verpleegkundige van het consultatiebureau (0-4 jaar) voert bij elk bezoek een algemene gezondheidscheck uit en kijkt o.a. naar de ontwikkeling van de baby en eventuele inentingen.

    De arts richt zich vooral op de lichamelijke en geestelijke ontwikkelingen en voert de onderzoeken uit. De arts en jeugdverpleegkundige kijken niet alleen naar de baby. Ook wordt gekeken naar de context waarin het kind zich ontwikkeld (Samen Starten, zie bijlage 4) om hen een kansrijke startpositie te geven.

 

  • Voor alle kinderen in de leeftijd 2 - 4 jaar zorgen we voor voldoende ontwikkelaanbod en plaatsen in de ontwikkelingsgerichte kinderopvang (OKI). We willen deze kinderen bereiken en daadwerkelijk laten deelnemen aan een educatief programma. Het aanbod van OKI’s dient laagdrempelig te zijn. Dit zowel op financieel gebied (voor ouders met een belastbaar inkomen onder de € 29.879,-- peiljaar 2019 is dit gratis) als qua bereik (de OKI’s zijn gevestigd in elk dorp van de gemeente, te weten, Afferden, Nieuw Bergen, Siebengewald, Well en Wellerlooi).

 

  • In de basisschoolperiode (4-12 jaar) zorgen scholen naast VVE voor een divers aanbod aan (taal stimulerende) programma’s voor kinderen. Van groot belang is de doorgaande leerlijn: het aanbod op voorschoolse voorzieningen en scholen sluiten op elkaar aan. Zo kunnen de beste resultaten behaald worden.

 

  • Naast de hiervoor genoemde voorzieningen zorgt de kinderopvang (Spring, ’t Kienderbènkske en gastouders) voor opvang en een verdere ontwikkeling van de kinderen van 0-12 jaar.

  • b.

    Voorzieningen voor een deel van de kinderen.

  • Voor een deel van de doelgroepkinderen is VVE niet zinvol (b.v. met gedragsproblematiek) of onvoldoende om hun ontwikkelingskansen te optimaliseren. Om te zorgen voor een passende ondersteuning zal in samenspraak tussen de instelling (voor- of basisschool) waar de jongere is ingeschreven en o.a. gemeente een passende ondersteuning (maatwerk) worden gemaakt om ook deze kinderen de kans te bieden zich optimaal te kunnen ontwikkelen.

 

  • Voor kinderen van 0-4 jaar zal een Zorg Advies Team 0-4 jaar worden opgezet (door het sociaal team) dat vanaf het schooljaar 2019-2020 functioneel zal zijn.

 

  • Voor kinderen met een zorgvraag op de basisschool hebben scholen en gemeenten door invoering van het Passend Onderwijs en de Jeugdwet een grotere verantwoordelijkheid gekregen. De nota ‘Verbinding Onderwijs/Jeugdhulp gemeente Bergen’ vormt de leidraad voor het bieden van het maatwerk.

 

  • Vanaf 2019 zal het (school)maatschappelijk werk een preventieve bijdrage gaan leveren aan de zorg in en om de school. Het kan aanvullend zijn op de leer- en gedragsproblematieken die via de zorgstructuur in het onderwijs worden opgepakt. Ook de preventiemedewerker jeugd kan hierbij een rol spelen (zoals opgenomen in de hiervoor genoemde nota).

  • c.

    Voorzieningen voor kinderen met een taalachterstand,

  • Sommige kinderen beginnen hun schoolloopbaan met een taalachterstand. Dit hoeft niets te maken te hebben met de talenten en het vermogen van een kind, maar kan samenhangen met omgevingsfactoren (b.v. sociaal en/of economisch en/of cultureel). Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt middelen ter beschikking om de onderwijskansen voor deze kinderen te vergroten middels extra ondersteuning. De gemeente dient o.a. te zorgen voor een 100% aanbod en een zo groot mogelijk bereik voor peuters met een taalachterstand. Ook scholen ontvangen middelen om de onderwijskansen van hun leerlingen te verhogen middels de gewichtengelden (vanaf schooljaar 2019/2020 middelen op basis van de onderwijsscores).

  • d.

    Logopedie

    • -

      Logopedische screening (de niet-medische logopedie) door GGD op indicatie van consultatiebureau arts

    • -

      Voorschotbenadering door een zelfstandige logopediste in samenspraak met de vroegschool.

  • e.

    De bibliotheek met in elke school een BOS (bibliotheek op school).

Hoofdstuk 3 Opbrengsten onderwijsachterstandenbeleid/voor- en vroegschoolse educatie (OAB/VVE) tot en met 2018

 

Het beleid op VVE is, in navolging van het landelijke beleid, gestart in 2002. Vanaf het begin was het belang van voorschoolse educatie in peuterspeelzalen4 helder, evenals een doorgaande leerlijn tussen peuterspeelzalen en basisscholen, vooral voor kinderen met taalachterstanden. Het beleid is vastgelegd in de notities ‘Onderwijsachterstandenplan gemeente Bergen 2002-2006’ en de nota ‘Onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010 gemeente Bergen’. In dit hoofdstuk omschrijven we de opbrengsten uit de vorige beleidsperioden.

 

VVE monitor tot en met peildatum 1 oktober 2017

Uit deze monitor blijkt dat de meeste VVE kinderen zonder of slechts met een kleine achterstand instromen in groep 3 van het basisonderwijs waardoor hun onderwijskansen ten opzichte van de startsituatie (aanzienlijk) zijn vergroot.

 

Beleidsplan VVE 2011-juli 2019

Op 13 september 2011 heeft de gemeenteraad het Beleidsplan VVE 2011-2015 gemeente Bergen vastgesteld. Doordat het Rijk de kaders voor een nieuw beleid steeds uitstelde is dit beleidsplan verlengd tot en met juli 2019.

In deze periode werd vooral invulling gegevens aan de eisen zoals gesteld in de Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE) met daarin de volgende onderdelen:

  • 1.

    100% bereik doelgroepkinderen in voorschoolse educatie

    Uit de jaarlijkse monitor blijkt dat dit bereik nagenoeg behaald is (vrijwel alle jaren 100%).

  • 2.

    Sluitende aanpak doelgroepkinderen

    De sluitende aanpak is in samenspraak met samenwerkende partijen opgesteld en jaarlijks daar waar nodig bijgesteld.

  • 3.

    Doorlopende leerlijn doelgroepkinderen

    De VVE locaties werken met de VVE programma’s Startblokken en Piramide.

  • 4.

    Afspraken over resultaten vroegschoolse educatie

    Er zijn ambitie niveaus opgesteld die niet specifiek SMART zijn opgesteld. Dit is een aandachtspunt voor de volgende beleidsperiode.

  • 5.

    Tegengaan segregatie

    Er wordt gewerkt in heterogene groepen op verschillende locaties.

  • 6.

    Betaalbaar aanbod

    VVE geïndiceerden gaan 10 uur per week naar de voorschool. Hiervan betalen ouders alleen over de eerste 5 uur een ouderbijdrage zoals dit ook bij het regulier peuterspeelzaalwerk (thans Ontwikkelingsgerichte Kinderopvang, OKI) van toepassing is. Ouders met een belastbaar inkomen onder de € 29.879,-- (bedrag van toepassing voor 2019) betalen geen ouderbijdrage. Deze kosten komen ten laste van de gemeente.

  • 7.

    Harmoniseren kwaliteit

    In 2011 is het peuterspeelzaalwerk geprofessionaliseerd en onder dezelfde wettelijke eisen komen te vallen als de kinderopvang met de daarbij behorende eisen.

    Aan voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen werden aanvullende eisen gesteld, nl:

    • -

      een aanbod van minimaal 10 uur per week (of vier dagdelen)

    • -

      dat gebruik wordt gemaakt van een zogenoemd ‘effectief’ programma

    • -

      een beroepskracht-kindratio van één beroepskracht op maximaal acht kinderen, vanaf 9 kinderen dienen twee beroepskrachten aanwezig te zijn (de groepsgrootte is maximaal 16 kinderen per groep)

    • -

      dat de beroepskrachten zijn geschoold op voorschoolse educatie

    • -

      dat de houder van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal jaarlijks een opleidingsplan opstelt waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden van beroepskrachten worden onderhouden.

  • Uit rapportages van de GGD (toezicht en handhaving) blijkt dat de voorschoolse educatie aan deze eisen voldoet.

  • 8

    Programmas VVE

    In de gemeente Bergen werkt men met de erkende (‘werkende’) VVE programma’s Startblokken en Piramide.

  • 9.

    Registratie, toezicht en handhaving kwaliteit

    Ook hier blijkt dat uit de rapportages van de GGD, de onderwijsinspectie alsmede de gegevens uit de monitor dat de gemeente Bergen voldoet aan de wettelijke eisen. Ook de specifieke middelen die de gemeente van het Rijk voor dit doel ontvangt zijn jaarlijks rechtmatig ingezet en besteed.

Tevens is in de afgelopen periode ingezet op de hierna genoemde onderdelen.

 

Scholing 3F van de pedagogisch medewerkers in de peuteropvang (Spring en Kienderbènkske)

Het doel van voorschoolse educatie is het voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en onderwijsachterstanden. Hierdoor kunnen deze kinderen een betere start maken op de basisschool. Wie wil werken in de voorschoolse educatie dient niet alleen te voldoen aan de opleidingseisen die gelden vanuit de Wet Kinderopvang, maar ook aan de aanvullende opleidingseisen die gelden vanuit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, maar moeten ook voldoen aan de 3F taaleis voor mondelinge taalvaardigheid en lezen. Hierdoor zijn beroepskrachten voorschoolse educatie beter in staat om aan kinderen met een (risico op) taalachterstand een rijke taalomgeving te bieden en hen beter te ondersteunen in hun taalontwikkeling. Alle pedagogisch medewerkers voldoen inmiddels aan de 3F taaleis. In het jaarlijkse VVE opleidingsplan wordt de mogelijkheid opgenomen om de 3F kennis en kunde op peil te houden.

 

Kijk! (een observatie instrument op ontwikkelingsgebieden) voor de voor- en vroegschool

De gemeente is verantwoordelijk voor het VVE beleid met als doel kinderen een betere startpositie te geven in groep 3. De samenwerking tussen voorschool en vroegschool is belangrijk voor het realiseren van een doorgaande lijn en doorgaande zorgstructuur. In een gezamenlijk traject wordt gewerkt aan het goed in beeld hebben van kinderen, de vroegtijdige signalering en het doelgericht en handelingsgericht begeleiden van kinderen.

Voor het juist in beeld brengen van het ontwikkelingsverloop bieden de ontwikkelingslijnen van Kijk! houvast. Voor elk ontwikkelingsaspect is een beschrijving van de fases (mijlpalen) die een kind in zijn ontwikkeling doorloopt. Zo wordt het inschatten van het ontwikkelingsniveau mogelijk.

Kijk! is een observatiemethodiek die uitgaat van handelingsgericht observeren in situaties waarin kinderen bezig zijn met spontane, zelfgekozen activiteiten. Hiermee krijgen de leerkracht en de pedagogisch medewerker niet alleen zicht op het verloop van de ontwikkeling, maar ook op de samenhang daarvan met basiskenmerken, betrokkenheid en risicofactoren.

Op basis van de analyses van de Kijk! registraties en in relatie met de toetsgegevens als die er zijn, kunnen leerkrachten en pedagogisch medewerkers het beredeneerd aanbod voor hun groep uitwerken.

Kijk! kan ingevoerd worden bij alle methodische aanpakken van de voorschool en groep 1-2.

Kijk! is dus een instrument dat pedagogisch medewerkers en leerkrachten helpt om doorlopende ontwikkelingslijnen te volgen en vroegtijdig zorgsignalen op te pakken en aan te pakken.

Kijk! is ook een middel om samenwerking tussen voor-en vroegschool te intensiveren.

 

Inmiddels hebben de pedagogisch medewerkers van de voorscholen (’t Kienderbènkske en Spring) een basisscholingstraject alsmede een verdiepingstraject (opbrengstgericht handelen) gevolgd en is de doorgaande lijn gewaarborgd binnen de locatiebijeenkomsten (voor- en vroegschool in dezelfde woonplaats).

Thans gebruiken alle voorscholen alsmede 5 van de 6 basisscholen Kijk!

 

Voor de periode 2019-2023 zal Kijk! dienen als basis voor de resultaatmeting, mede omdat de Cito-toetsen (Cito-toetsen die door vroegschool in de huidige VVE monitor worden gehanteerd) voor kleuters binnen een leerlingvolgsysteem niet meer gebruikt zullen worden.

 

Ouderbetrokkenheid

In de thans aflopende VVE periode (2011-juli 2019) is een start gemaakt om de ouderbetrokkenheid te intensiveren. In het onderwijskansenbeleid 2019-2023 zal dit verder worden uitgebouwd en een belangrijk onderdeel worden binnen het locatieplan.

 

De thuissituatie is een belangrijke basis voor de ontwikkeling van een kind. Kinderen die in een laaggeletterde omgeving onvoldoende uitgedaagd en gestimuleerd worden komen op school vaak minder goed mee dan ze zouden kunnen. Voorschoolse instellingen en scholen werken samen met ouders (basis) als het gaat om het stimuleren van kansen voor kinderen.

Wat wordt er gedaan in het kader van ouderbetrokkenheid?

  • -

    Heel laagdrempelig werken en kleinschalig werken (structureel).

  • -

    Ouders worden mede verantwoordelijk gemaakt voor de taalontwikkeling van hun kinderen. Ouders stimuleren om taalcursussen te volgen.

  • -

    Ouders vragen naar hun informatiebehoefte en ouders per thema uitnodigen en betrekken bij de activiteiten in dat thema. Ouders moeten kunnen zien hoe hun zoon of dochter in dat thema werkt. Dat motiveert ouders om te komen.

  • -

    Een ouderinloop bij de start van een thema waardoor ouders weten waar hun kind mee bezig is en wat zij thuis zelf kunnen doen.

  • -

    Incidenteel vindt er vanuit de OKI een huisbezoek plaats om bevindingen in de thuissituatie in kaart te brengen en daar op in te kunnen spelen.

  • -

    Ouders laten meespelen met hun kind op de groep, waardoor die ouders leren met hun kind te spelen.

  • -

    Ontwikkelingsmaterialen en huisboekjes maken en meegeven. Een werkboekje dat ouders met de kinderen kunnen doorwerken.

  • -

    Een woordenlijst over het thema, met zelfstandige naamwoorden en werkwoorden.

  • -

    Een versje, een tekening / motorische oefening meegeven.

  • -

    Samenwerken met de betreffende basisscho(o)l(en).

  • -

    Er is extra aandacht voor peuters van statushouders.

Daar waar mogelijk/wenselijk wordt een verbinding gemaakt met het Taalhuis (zie bijlage 3) dat verbonden is aan Biblioplus.

 

Taalintensivering bij anderstaligen en hun ouders op de voorschool

Door de extra instroom van asielzoekers, gezinsherenigingen etc. kreeg de voorschool, m.n. de Ontwikkelingsgerichte Kinderopvang (OKI), te maken met steeds meer peuters die, net als hun ouders, de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheersten. Middels extra inzet van uren door de pedagogisch medewerkers en aanschaf van extra materiaal, ‘ontvangen’ peuters en ouders een basis die noodzakelijk is voor een goede start in hun verdere ontwikkeling. In de uitvoering wordt samengewerkt met o.a. vrijwilligers, het Taalhuis, de basisscholen en Spring. Omdat de ‘reguliere’ financiering van de OKI (door gemeente, ouders en het Rijk middels de kinderopvangtoeslag) niet voorziet in de bekostiging van een extra inzet van m.n. pedagogisch medewerkers, heeft de gemeenteraad jaarlijks € 15.000,-- opgenomen in de gemeentelijke begroting.

Middels een door de OKI opgesteld ‘Plan van aanpak extra middelen anderstaligen’ en een ‘schooljaarlijkse’ activiteitenlijst’ wordt invulling gegeven om de hierna genoemde doelstelling te bereiken: peuters van statushouders worden in een veilige en gestructureerde omgeving (de voorschool) extra gestimuleerd in hun ontwikkeling van de Nederlandse taal. Door uitbreiding van de woordenschat (eerst passief, dan actief) zijn zij beter in staat om in te stromen in groep 3.

 

Voorleesexpress

De VoorleesExpress sluit aan op andere landelijke leesbevorderingsprogramma's zoals Boekstart5 en de Bibliotheek op School 6. Het project onder leiding van de bibliotheek werkt met vrijwilligers in meestal, laag taalvaardige gezinnen met jonge kinderen. De VoorleesExpress ondersteunt ouders, voor- en basisscholen bij het helpen van leerlingen (tussen 2 en 8 jaar) met een taalachterstand.

 

Een vrijwilliger gaat buiten de reguliere lesuren thuis bij het gezin voorlezen. De achterstand die kleuters en peuters hebben, wordt zoveel mogelijk ingelopen voordat ze aan groep 3 beginnen. Bij oudere kinderen worden leesvaardigheden ontwikkeld, waardoor ze beter aansluiten op de gevraagde niveaus van groep 3 en 4. De VoorleesExpress zoekt aansluiting op de thema’s die spelen op de voor- en basisschool. Daarnaast geeft de VoorleesExpress handvaten zodat ouders het voorlezen kunnen voortzetten.

 

Vanwege het bereikte resultaat in het schooljaar 2017/2018 willen we Voorleesexpress ook in de nieuwe beleidsperiode handhaven voor 5 tot maximaal 10 gezinnen per schooljaar die zijn aangemeld door het consultatiebureau, voor- en/of basisscholen.

 

Start gemaakt met het opstellen van locatieplannen (pilot binnen De Samensprong).

Vooruitlopend op de beleidsperiode 2019-2023 is in het schooljaar 2018-2019 binnen De Samensprong als pilot een locatieplan Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) opgesteld. In dit plan werken de voor- en vroegschool samen aan de kwaliteit van uitvoering van VVE zoals aangegeven door het inspectiekader (onderwijsinspectie) en de gemeentelijke afspraken.

We willen het locatieplan in de nieuwe beleidsperiode op alle locaties (Afferden, Bergen, Siebengewald, Well en Wellerlooi) invoeren. In hoofdstuk 7 zullen we hier nader op ingaan.

Hoofdstuk 4 Naar het onderwijskansenbeleid 2019-2023

 

In hoofdstuk 3 hebben wij de resultaten van de vorige beleidsperiode beschreven. In het onderwijskansenbeleid 2019-2023 willen we hier verder op bouwen. Met name noemen we hier:

  • Ouderbetrokkenheid met o.a.:

    • -

      ontwikkeling per locatie voor-vroegschool (o.a. opstellen doelen),

    • -

      scholing en communicatie met de ouders van nieuwkomers,

    • -

      taalcursussen voor ouders organiseren en

    • -

      organiseren van laagdrempelige opvoedingsondersteuning voor ouders.

  • Locatieplannen, het invoeren van een locatieplan op elke locatie i.v.m. doorgaande lijn en kwaliteitsbewaking.

Waar moeten we bij het opstellen van het onderwijskansenplan 2019-2023 nog meer rekening mee houden en over hoeveel doelgroepkinderen hebben we het?

 

  • 1.

    Aanbevelingen uit de VVE monitor

Investeren in resultaatgerichtheid in de ontwikkelingsgerichte kinderopvang

  • Nieuwe resultaatafspraken maken.

  • Er worden steeds minder toetsen afgenomen. Het verdient aanbeveling te onderzoeken of het werken met ontwikkelingslijnen zoals die in ‘Kijk!’ te vinden zijn, het doel niet beter dient. De informatie die uit deze ontwikkelingslijnen gehaald kan worden is praktijkgerichter dan die van de Cito-toetsen.

Doorgaande lijnen voorschool – vroegschool.

  • Doorlopend pedagogisch / didactisch curriculum opnemen in het locatieplan.

  • Voortzetting van de huidige werkwijze en de locatieplannen versterken.

Zorgaspecten

  • Binnen de locatie- en clusterplannen de zorglijnen uitwerken in een duidelijk protocol. Zorgprotocollen voor- en vroegschool inventariseren, vergelijken en op elkaar afstemmen.

  • HGPD7 als onderlegger gebruiken.

  • Investeren in kennis van de opvang van anderstalige nieuwkomers (peuters) op de peutergroepen. Aanwezige kennis bundelen en versterken en opzetten/aansluiting zoeken bij een NT2 netwerk. Scholing organiseren.

  • 2.

    Inspectiekader

De onderwijsinspectie heeft in het onderzoekskader voorschoolse educatie en primair onderwijs (https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2018/07/13/onderzoekskader-2017-po-en-vve) o.a. een waarderingskader VVE gemeentelijk niveau opgenomen. Dit kader is volledig gebaseerd op de (specifieke) wetgeving (o.a. de wet op het primair onderwijs) en bevat onderdelen die in het onderwijskansenplan dienen terug te komen. De kwaliteitsgebieden zijn:

 

Gemeentelijk VVE beleid

Definitie doelgroepkind

Bereik

Toeleiding

Doorgaande lijn

Resultaten

VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau

 

VVE- beleidscontext

Integraal VVE programma

Ouders

Externe zorg

Interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen

Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau

 

VVE condities

De gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt

Er is een gemeentelijk financieel kader VVE (subsidie of aanbesteding)

 

De gemeente maakt met schoolbesturen afspraken over de resultaten van vroegschoolse educatie. De te behalen resultaten worden in overleg met elkaar opgesteld. Belangrijk is dat de resultaten meetbaar zijn en daadwerkelijk gemeten kunnen worden (o.a. uit de Cito toetsgegevens, vanaf 2021 mag dit wettelijk niet meer voor kleuters, of uit het observatiesysteem zoals Kijk!).

 

3. Landelijke regelgeving

De wettelijke verplichtingen ten aanzien van VVE aan gemeenten zijn weergegeven in de wet op het primair onderwijs afdeling 10, artikel 165 t/m 168 (bijlage 1).

 

In een brief aan de Tweede Kamer geeft minister Slob (OCW) nadere uitwerking aan de inzet van de extra

€ 170 miljoen die vanaf 2020 structureel beschikbaar komt voor voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen. Ook neemt hij maatregelen om beter inzicht te krijgen op de effectieve besteding van onderwijsachterstands- middelen op scholen.

 

Uitbreiding uren

Het aantal uren voorschoolse educatie dat gemeenten aan doelgroeppeuters van 2,5 tot 4 jaar moet aanbieden gaat per 1 januari 2020 naar 960 uur. Dat geldt dan voor alle nieuw startende kinderen. Het aantal uren is gebaseerd op 1,5 jaar x 40 weken x 16 uur. Deze uren kunnen gedurende anderhalf jaar flexibel worden ingezet, bijvoorbeeld door te differentiëren in leeftijdscategorie (3 tot 4-jarigen meer uren dan 2,5 tot 3-jarigen) of door meer weken per jaar voorschoolse educatie aan te bieden. Er is geen verplichting dat de kinderen 4 dagdelen per week komen. Per dag dat de peuter de peuteropvang bezoekt mag maximaal 6 uur meetellen als aanbod voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen.

 

Inzet Hbo’ers

Het minimum aantal uren inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo-niveau zal met een rekenregel (aantal voorschoolse groepen x aantal uur inzet) bepaald worden. Het berekende aantal uren mag flexibel over de voorschoolse locaties worden verdeeld. Een pedagogisch beleidsmedewerker kan worden ingezet op de groep, als coach of voor het pedagogisch beleid van de voorschoolse educatie. De komende periode wordt nader onderzoek gedaan om de urennorm te bepalen. Er vindt afstemming met het ministerie van SZW plaats om aansluiting te hebben met de pedagogisch beleidsmedewerker IKK8 . De beoogde invoeringsdatum van de verplichte inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie is 1 januari 2022.

 

4. Omvang doelgroeppeuters

Het CBS heeft onlangs de te verwachten onderwijsachterstand bekend gemaakt (https://dashboards.cbs.nl). Van de 170 peuters in de gemeente Bergen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar heeft 15% (25 peuters) een hoog risico om een achterstand op te lopen. De voorschool dient derhalve te zijn ingericht op een aanbod van 25 kindplaatsen die 16 uur voorschoolse educatie (wettelijk vanaf 1-1-2020) ontvangen. Het merendeel van het aanbod dient te worden ingericht in Nieuw Bergen. Het onderstaande plaatje (CBS dashboard) geeft aan dat binnen Nieuw Bergen de concentratie van de doelgroepkinderen veruit het hoogst is (15 tot 19%). In de kernen Afferden, Siebengewald en Well gaat het slechts om enkele doelgroeppeuters terwijl in Wellerlooi het aantal ‘te verwaarlozen’ is. De ‘rode bollen’ geven de aantallen peuters volgens de leeftijdsopbouwstatistiek weer alsmede de achterstandsscore van de scholen. Deze score is procentueel afgezet tegen het totaal van de gemeente.

 

Hoofdstuk 5 Lokale ‘bouwstenen’

 

De lokale inbreng (bouwstenen) van aandachtspunten voor het onderwijskansenbeleid 2019-2023.

 

Bouwstenen

  • 1.

    Coördinatieoverleg VVE

In de beleidsperiode 2011 t/m juli 2019 heeft de coördinatiegroep onderwijsachterstandenbeleid9 elk kwartaal het beleid en de uitvoering getoetst aan de omschreven ambities en doelstellingen en daar waar nodig en mogelijk (wettelijk kader, financiën, beschikbare menskracht) bijgesteld. Op het eind van deze beleidsperiode zijn bouwstenen ontwikkeld die meegenomen dienen te worden bij de opzet van dit onderwijskansenbeleid. Deze bouwstenen zijn:

  • a.

    Nieuw aangepast indicatieformulier JGZ, waarin ook op basis van deskundigheid en inschatting gekeken wordt of een peuter in aanmerking komt voor extra ondersteuning binnen de voorschool. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met de rijkskaders.

    Deze bouwsteen werken we uit in hoofdstuk 6.

  • b.

    In de monitor dienen we SMART doelstellingen op te nemen en dienen resultaatafspraken ` duidelijk omschreven te worden.

    Deze bouwsteen wordt in hoofdstuk 9 uitgewerkt.

  • c.

    Verhogen ouderbetrokkenheid en bereik anderstalige ouders (taalbarriëre slechten) alsmede invoering Voorleesexpress op alle locaties. In hoofdstuk 7 en 8 wordt dit nader uitgewerkt.

  • d.

    Deskundigheidsbevordering. In het nieuwe onderwijskansenbeleid een budget opnemen voor opbrengstbewust handelen en eventueel andere (verdiepings)cursussen die kwaliteitsverhogend handelen bevorderen. Bij de beschrijving van de locatieplannen in hoofdstuk 7 komen we hier op terug.

  • e.

    Het aantal VVE locaties voorschool uitbreiden van 2 naar 5 (een goed basisaanbod voor alle kinderen van 2,5 tot 4 jaar in de hele gemeente). Ook dit wordt uitgewerkt in hoofdstuk 7.

  • f.

    Kwaliteitsbewaking op o.a. het bereik en resultaten. Middels het breed invoeren van de locatieplannen (hoofdstuk 7) alsmede het opstellen van resultaatafspraken en het monitoren er van (hoofdstuk 9) geven we invulling aan deze bouwsteen.

  • .

    LEWA (Lokale Educatieve en Welzijns Agenda)

Binnen dit bestuurlijk10 overleg is het volgende aangegeven:

  • -

    NT1: het belang van taalontwikkeling en de rol van ouders hierin, sterk onder de aandacht brengen voor iedereen binnen de leeftijdsgroep van 0 tot 6 jaar (basis). Tevens onderzoeken of het mogelijk is om aanstaande ouders (een aantal maanden voor de geboorte) al te informeren (bewust maken) van het belang van taalontwikkeling.

  • -

    NT2: Aandacht voor een ‘brugfunctie’ tussen instellingen (JGZ, voor- en basisscholen) en anderstalige ouders alsmede mogelijkheden onderzoeken voor scholing NT2 voor anderstalige kinderen en ouders.

In hoofdstuk 8 gaan we hier nader op in.

 

Binnen het LEWA overleg is door de Colleges van Bestuur gevraagd of we elk kind in de leeftijd van 0-4 jaar ‘in beeld hebben’ en deze ook daadwerkelijk bereiken. Dit is nodig om alle kinderen vanaf 4 jaar dezelfde onderwijskansen te geven. Het ‘in beeld brengen’ zal nader worden uitgewerkt binnen de LEWA en opgenomen worden in de monitor van dit onderwijskansenbeleid. Dit zou er zo uit kunnen zien (peildatum 1 oktober):

 

Leeftijd

Totaal aantal

Voorschool

Gastouders

Geen

Zorgen

Actie

2

3

 

Hoofdstuk 6 Doelgroepdefinitie, signaleren, indiceren en toegeleiding naar voorschool

 

De ontwikkeling van kinderen op jonge leeftijd is van grote invloed op hun verdere leven. Kinderen van 0 tot 6 jaar verwerven taal- en communicatieve vaardigheden, leren zich aan te passen aan de verwachtingen van de opvoeders, leren samen te spelen, zichzelf aan te kleden etc. Ook verwerven ze voorwaarden voor aanvankelijk lezen en rekenen. Kortom de sociaal-emotionele, motorische en cognitieve ontwikkeling nemen in deze periode enorm toe.

Om kinderen gelijke kansen te bieden op een goede start in het basisonderwijs, is het nodig op deze leeftijd in te zetten op de ontwikkeling van het jonge kind. Achterstanden die dan ontstaan kunnen op latere leeftijd tijdens de schoolloopbaan niet goed meer worden ingelopen. De gemeente Bergen wil daarom samen met de voor- en basisscholen investeren in kwalitatieve goede voorzieningen voor het jonge kind om achterstanden te voorkomen. Als er echter vroegtijdig achterstanden worden geconstateerd wordt na het signaleren ervan (door de JGZ) binnen de voor- en vroegschoolse educatie extra ingezet op een goede ontwikkeling van het jonge kind om zijn/haar ontwikkelingskansen te vergroten.

 

Stimuleren van het jonge kind met een achterstand vormt de kern van de voor- en vroegschoolse educatie. Door gerichte en speelse stimulering van de ontwikkeling op jonge leeftijd in te zetten, kunnen we kinderen een stevige basis meegeven voor hun verdere schoolloopbaan en het functioneren in onze maatschappij. We trekken daarbij samen op met ouders, want ook zij kunnen/moeten hun kind(eren) stimuleren in de ontwikkeling. Door in deze fase ouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind(eren), kan een basis gelegd worden voor (een verdere) ouderbetrokkenheid.

 

Doelgroepdefinitie en indicatieformulier

Voor de gemeente Bergen geldt de volgende definitie:

Een peuter van 2,5 tot 4 jaar die in aanmerking komt voor de extra VVE-dagdelen is een peuter die een achterstand heeft opgelopen of dreigt op te lopen in de

  • -

    taalontwikkeling en

  • -

    door de sociale context (CBS indicatoren, ETM11 score en Samen Starten), te weinig begeleiding krijgt waardoor er een achterstand opgelopen wordt (sociale competenties/context)/kan worden en

  • -

    geïndiceerd is door de JGZ met de kans de achterstand in te lopen om in groep 3 mee te kunnen.

De CB arts indiceert aan de hand van een indicatieformulier (opgenomen in bijlage 2) waarin met het voorgaande en tevens met het volgende rekening gehouden wordt:

  • -

    omgevingskenmerken zoals het CBS die hanteert voor het bepalen van de onderwijsscore en

  • -

    de relatieve risico indicatoren volgens het ETM model zoals door het consultatiebureau op de hoofdgebieden functioneren kind, verzorging kind, ouderschap en omgeving.

Ter verduidelijking van de definitie zijn de volgende opmerkingen toegevoegd:

  • -

    het hoofddoel van VVE is het verkleinen van taalachterstanden en sociaal emotionele problemen;

  • -

    soms is een taalachterstand moeilijk te signaleren en is niet duidelijk te onderscheiden of het gaat om een taalprobleem of een andere problematiek. Bij deze laatste problemen kan het toch zo zijn dat de oorzaak ervan kan liggen op spraak-taalniveau en/of sociaal-emotionele problematiek. In deze situaties is het aan te bevelen een VVE indicatie af te geven;

  • -

    bij een duidelijk gedragsprobleem, waarvan het vaststaat dat deze geen spraak-taal en/of sociaal-emotionele oorzaak heeft, is andere hulpvorm nodig (b.v. de preventiemedewerker jeugd van het sociaal team).

  • -

    het is geen automatisme dat een kind met externe deskundige hulp ook wordt geplaatst op de extra VVE-dagdelen (bijvoorbeeld een kind dat een letter niet uit kan spreken kan hiervoor door de logopedie geholpen worden, maar heeft geen extra dagdelen ondersteuning nodig).

Signaleren en indiceren doelgroepkinderen

Het signalering en indiceren van doelgroepkinderen en de toeleiding naar voorschoolse educatie is in onderstaand schema, opgesteld door de JGZ, opgenomen.

Wanneer

Voor wie

Wat

Actie

1

Arts of jeugd-verpleegkun-dige (JVP) consult 14 maanden

Alle kinderen

Aangeven dat een kind tot de VVE-doelgroep hoort, indien dit volgens de criteria duidelijk is

  • Communiceren met ouders dat er voor hun kind mogelijkheden zijn om deel te nemen aan VVE-traject

  • Registreren bij de weging (Samen Starten) dat bij consult 18 mnd en of 2 j en 2 mnd VVE-indicatie besproken dient te worden.

    Ouders worden bij consult leeftijd 11 mnd en 18 mnd al geattendeerd op belang inschrijving ontwikkelingsgerichte kinderopvang (voormalige peuterspeelzaal)

2

18 maanden artsconsult

VVE kind

Overwegen en vaststellen VVE-indicatie als deze WEL duidelijk is

  • Als de indicatie duidelijk is: VVE indicatie bespreken met ouders en motiveren voor deelname

  • Navragen naar welke kindercentrum het kind gaat/zal gaan

  • Invullen van het VVE –indicatieformulier

  • Registreren van de bevindingen in DD-JGZ

  • Registreren van de VVE-indicatie bij de subactie aanmelding/verwijzing

  • Let op: voor JGZ: aanmaken VVE clientcodering

3

Verpleeg-kundige of arts consult 18 maanden + intern overleg arts/verpl

Op indicatie

Overwegen en vaststellen VVE-indicatie als deze NIET duidelijk is

  • Bespreken met cb-arts en gezamenlijk de indicatie wel/niet vaststellen

  • Registreren van de bevindingen in het DD-JGZ

  • Bij positieve beslissing verder als bij 2

  • Indien nodig eerder oproepen voor 2 jarig consult (2,0 i.p.v. 2,3 jr)

4

Na basisconsult 18 mnd

Op indicatie

(b.v. met 21 mnd, bij vermoe-den achter-stand in de spraak en taalontw

.

Kind is een VVE-kind en ouders zijn nog niet gemotiveerd

  • Plan van aanpak maken arts/verpleegkundige: onderzoek op indicatie binnen 3 maanden bij de arts en/of huisbezoek op indicatie door verpleegkundige binnen 3 maanden en/of bespreking in het ZAT 0-4jaar dat vanaf 1 augustus 2019 operationeel is. En/of navraag bij medewerkers voorschoolse voorziening (toestemming ouders)

  • VVE-indicatieformulier invullen, ook als ouders besluiten dat ze (nog niet) willen. Zo mogelijk op naam, als ouders geen toestemming geven anoniem (alleen persoonsnummer vermelden). Daarop duidelijk vermelden dat het een VVE-doelgroepkind betreft, maar geen aanmelding. Voortgang noteren

  • In dossier bevindingen noteren bij de subactie deelname Voorschoolse voorzieningen

  • Als ouders gemotiveerd andere keuzes maken en geen deelname aan VVE-traject willen: regulier contactmoment inplannen ( artsenconsult 2,2 jaar)

  • VVE-indicatieformulier invullen, ook als ouders besluiten dat ze (nog niet) willen. Zo mogelijk op naam, als ouders geen toestemming geven anoniem (alleen persoonsnummer vermelden). Daarop duidelijk vermelden dat het een VVE-doelgroepkind betreft, maar geen aanmelding. voortgang noteren

  • In dossier bevindingen noteren bij de subactie deelname Voorschoolse voorzieningen

5

Maandelijks

VVE-doel

groep kinderen

100% kinderen in beeld houden

  • JGZ contactpersoon: maandelijks van alle VVE-doelgroepkinderen de indicatieformulieren en de formulieren van doelgroepkinderen die nog geen VVE willen doorgeven aan een contactpersoon.

  • JGZ: Zo mogelijk maandelijks een uitdraai maken uit het DD-JGZ van alle aangemelde kinderen en de bevindingen van deelname voorschoolse voorzieningen van contactmomenten 18 maanden , 2 jaar en de onderzoeken op indicatie. Lokale invulling en afspraken vastleggen.

6

Doorlopend proces

VVE-doel groep kinderen

Afstemming aanmeldproce-dure met Kienderbènkske/

ontwikkelings-

gericht werken/Spring

  • Sluitende afspraken maken over termijnen waarop kinderen zich bij voorkeur aangemeld dienen te hebben ( uiterlijk 27 maanden, meestal al gebeurd, zie stap 1)

  • Beschikbaar stellen van aanmeldformulieren aan ouders tijdens CB-contact

  • Ouders attenderen op website Kienderbènkske.nl middels informatie op de informatiebord.

  • Uitdelen A-4 blad over kosten kinderopvang tijdens contactmoment

7

2- maande-

Lijks

VVE-doel

groep kinderen

Controle op bereik

  • Afspreken voor welke leeftijd de VVE- kinderen zich aangemeld hebben in verband met communicatie met ouders. Termijn uiterlijk 27 maanden (zal echter eerdere zijn zie stap 1). Op leeftijd kind 28 maanden check of de doelgroepkinderen zich ook daadwerkelijk aangemeld hebben: contactpersoon VVE

  • Missende aanmeldingen kortsluiten met contactpersoon VVE en contactpersoon JGZ, bespreken wat hiermee te doen en zonodig actie ondernemen om de aanmelding alsnog te realiseren

8

Consult 2 jaar 2 mnd arts

Alle kinderen

Aangeven dat een kind tot de VVE-doelgroep hoort.

  • Communiceren met ouders dat er voor hun kind mogelijkheden zijn om deel te nemen aan VVE-traject

  • Zie procedure bij 2,3 ,4

9

Op indicatie, na verhuizing

Instro-mers

Bereik verhuizende kinderen

  • Behoort het kind tot de VVE-doelgroep en is verhuizer het eerst bekend bij JGZ: vestigingshuisbezoek en indicering alsnog regelen; zie verder bij 2 en 4

  • Is het kind het eerst bekend bij ontwikkelingsgericht werken/kinderdagverblijf en lijkt het een VVE-kind: contactpersoon van instelling neemt contact op met contactpersoon JGZ om alsnog een VVE indicatie in gang te zetten. Dan ook vestigingshuisbezoek brengen en consult bij arts plannen ivm ontwikkeling en VVE-indicering als de doelgroep niet meteen duidelijk is

10

Op indicatie, na plaatsing op ontwikke-lings gericht werkenz/kdv

(nog) niet onder-kende VVE-doel

groep kinderen

Niet VVE-geïndiceerd kind wat na plaatsing op OKI/KDV volgens pegagogisch medewerkers mogelijk wel een VVE-kind is

  • Contactpersoon ontwikkelingsgericht werken/kdv (locatiemanagers OKI en manager Spring) neemt contact op met contactpersoon JGZ om alsnog een VVE indicatie in gang te zetten. Dan ook indicatiehuisbezoek brengen en consult bij arts plannen ivm ontwikkeling en VVE-indicering als de doelgroep niet meteen duidelijk is

  • Indien VVE-doelgroep kind alsnog de indicatie regelen

11

Periodiek

Doel-

groepkin-deren VVE

Follow-up van doelgroepkinde-ren

  • 2-maandelijks contact Ontwikkelingsgericht werken-JGZ verpleegkundige op locatie. Middels inloopcontact op locatie ontwikkelingsgericht werken. Dan afstemming en zonodig kindbespreking inplannen

  • Als er wel kindfactoren zijn (ter beoordeling JGZ) zorg op indicatie door JGZ en voortgang afstemmen met ouders (indien akkoord)

12

Logopedie

Doel-

groepkin-deren

Taalspraak- screening voor doelgroep kinderen

  • Alle VVE geIndiceerde kinderen krijgen met 2,10 jr een screening van de logopediste van de GGD/JGZ

  • Bij twijfel over spraaktaalontwikkeling door pedagogisch medewerkers ontwikkelingsgericht werken/kdv: na interne afstemming en overleg met ouders overleg met JGZ en plan van aanpak maken (meestal indicatiecontact bij arts en zonodig verwijzen)

13

Afsluiting zorg JGZ

0-4

VVE-doel

groep kinderen

Overdracht naar GGD

  • Indien nodig warme overdracht naar schoolarts

 

Indiceren peuter als deze al op de OKI zit

Het kan voorkomen dat bij binnenkomst peuter op de OKI een feitelijke achterstand van meer dan 6 maanden ten opzichte van de ontwikkelingslijn binnen Kijk! wordt geconstateerd en er geen indicatie door JGZ is afgegeven. In dat geval stemt OKI (één van de beide zorgcoördinatoren) met de JGZ af en kan er alsnog een VVE indicatie worden afgegeven.

 

Toeleiding naar de voorschool

JGZ neemt contact op met de contactpersoon ontwikkelingsgericht werken op de VVE locaties van ’t Kienderbènkske (korte duidelijke lijn). Indien ouders geen plaatsing op een VVE locatie wensen (ook niet na goede gesprekken met het JGZ team en ‘t Kienderbènkske (zie hiervoor) zal getracht worden de ouders te ‘bewegen’ dat hun kind geplaatst wordt op het reguliere basisaanbod van de voorschool.

 

Het streven is om een VVE geïndiceerde leerling binnen één maand te plaatsen op een VVE voorschool.

 

Onderscheid VVE doelgroepkind en zorgkind

Is een kind geen doelgroepkind VVE, maar heeft het toch zorg nodig (zorgkind) dan kan het continuüm van zorg en/of HGPD12 uitkomst bieden.

 

VVE INDICATIE door JGZ Warme overdracht CB/OKI Kopie indicatieformulier naar OKI (toestemming ouders)

 

Niet VVE en opvoedzorgen---> afstemming met sociaal team c.q. preventiemedewerker jeugd

 

Hoofdstuk 7 Voorschool en vroegschool

 

In dit hoofdstuk omschrijven we onze gemeenschappelijke ambities waarna we specifieker ‘inzoomen’ op (kwaliteits) onderdelen voor voorschool, de vroegschool en de doorgaande lijn.

 

Onze gemeenschappelijke ambities zijn (voorschool, vroegschool en doorgaande lijn)

  • -

    Alle peuters 2-4 jaar in beeld krijgen om deze kansen te bieden dat ze zich goed kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen.

  • -

    Iedere doelgroeppeuter VVE een voorschools aanbod bieden van goede kwaliteit van 16 uur vanaf 2,5 jaar, uiterlijk vanaf 01-01-2020.

  • -

    Zoveel mogelijk kinderen met een taal-of ontwikkelingsachterstand (doelgroepkinderen VVE conform de doelgroepdefinitie) te bereiken. Het streven is 90% (90% van 25 aan te bieden doelgroepplaatsen).

  • -

    Het voorschools aanbod VVE voor peuters toegankelijk te houden in elk dorp en waar dat niet kan een kwalitatief goed basisaanbod OKI bieden.

  • -

    Een aanbod VVE van hoge kwaliteit te realiseren.

  • -

    Ouders hun rol als educatieve partners bij de ontwikkeling van hun kind(eren) te laten nemen door betrokkenheid bij de ontwikkeling van hun kind(eren) en door zelf die ontwikkeling te stimuleren.

  • -

    Een intensieve samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en basisscholen tot stand te brengen en te behouden met als doel de doorgaande lijn te versterken.

  • -

    Een goede overdracht te behouden van kinderen van 4 jaar vanuit iedere voorschoolse voorziening naar de basisschool, ook voor kinderen met zorgvragen.

  • -

    De resultaten van VVE te volgen en delen en daarop verder sturen.

Wettelijke bepaling (voorschool)

De voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters dient vanaf 1-1-2020 te worden uitgebreid van 10 naar 16 uur per week. 12 Gemeenten moeten in totaal 960 uur (2,5 tot 4 jarigen is 1,5 x 40 weken x 16 uur per week) voorschoolse educatie aanbieden aan doelgroeppeuters tussen de 2,5 en 4 jaar. Per dag mag maximaal 6 uur voorschoolse educatie meetellen voor deze norm. In samenspraak tussen de uitvoerder van de voorschoolse educatie (’t Kienderbènkske op de OKI) en de gemeente dient bepaald te worden hoe invulling gegeven kan worden aan de wettelijke eis. Mogelijkheden hiertoe zijn:

  • -

    het aantal uren aanbod VVE differentiëren per leeftijdsgroep;

  • -

    aan te sluiten bij b.v. de schooltijden of de inzetbaarheid van huisvesting en personeel;

  • -

    het aanbod per jaar over meer dan 40 weken verdelen en

  • -

    het aanbod aan doelgroep- en niet doelgroeppeuters op elkaar aan te laten sluiten.

Invulling 16 uur in gemeente Bergen (voorschool)

In de huidige situaties wordt 10 uur voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters aangeboden op de locaties in Bergen en Siebengewald. Gelet op het ambitieniveau willen we een voorschools aanbod toegankelijk houden in elk dorp en daar een aanbod VVE doen naar mogelijkheden en ‘draagkracht’ (organisatie, ouders en peuters).

De moeilijkheid hierbij is dat alleen de OKI in Bergen 16 uur of meer open is. Hier worden ochtenddelen aangeboden van 3 uur en middagdelen van 2 uur. Indien de ochtend- en middagdelen in 3 dagen worden afgenomen zouden VVE kinderen in totaal 15 uur gebruik kunnen maken van een voorschool aanbod. In de overige dorpen is de vraag/het aanbod te gering voor meer openingsuren. In Afferden, Siebengewald en Wellerlooi is dit aanbod thans maximaal 10 uur per week en in Well 15 uur.

Uit de VVE monitor 2011-2019 blijkt verder dat het overgrote deel doelgroepkinderen VVE woonachtig is in Nieuw Bergen. De cijfers van het CBS, zoals aangegeven op bladzijde 12 en 13, bevestigen dat dit beeld ook thans nog van toepassing is. In de overige dorpen (Afferden, Siebengewald, Well en Wellerlooi) is het aantal doelgroepkinderen dusdanig klein (onder en zelfs ver onder 10%) dat hier, gelet op de huidige openingstijden/dagdelen, (voorlopig) geen invulling gegeven kan worden aan de 16 uur voor nieuwe VVE doelgroepkinderen vanaf 1-1-2020.

 

De voorlopige invulling van de voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen:

  • -

    Is het aantal doelgroepkinderen in een woonplaats minder dan 10%, dan is voorlopig het maximaal haalbare aantal uren inzet VVE voor Afferden, Siebengewald en Wellerlooi 10 uur en voor Bergen en Well 15 uur.

    Er zal op locatie maatwerk worden geleverd voor dat specifieke kind om in de beschikbare uren (hiervoor aangegeven) het maximaal haalbare (zie resultaatafspraken in hoofdstuk 9) te bereiken.

  • -

    ’t Kienderbènkske (de uitvoerder van de OKI en de voorschoolse VVE) zal in 2019 plannen maken om de huidige dagdelen OKI dusdanig aan te passen, of in verbinding te brengen met de kinderopvang met de daarbij benodigde scholing VVE bekwaam, dat vanaf het kalenderjaar 2020 op één of meerdere locaties invulling gegeven kan worden aan de 16 uur voorschool voor doelgroepkinderen.

  • -

    De ouders van de doelgroeppeuters VVE betalen vanaf het 6e uur VVE en verder geen eigen ouderbijdrage.

Werken met een VVE methode en scholing (voorschool, vroegschool, doorgaande lijn)

De voorschoolse educatie kent minimaal de ontwikkelingsgebieden taal, (ontluikend) rekenen, sociaal-emotionele vaardigheden alsmede motorische vaardigheden. Voorschoolse voorzieningen met VVE kwaliteit werken gericht aan deze ontwikkelingsgebieden binnen een ‘methodische en gestructureerde aanpak’. Binnen de gemeente Bergen werken de voorscholen met Startblokken (4 locaties) en Piramide (locatie Siebengewald). Deze methoden zijn door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) als erkende (VVE)-methode aangemerkt daar zij op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling stimuleren op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal- emotionele ontwikkeling (artikel 5, besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). Het is geen wettelijke eis dat er met een door het NJI erkend VVE programma gewerkt wordt, wel dient er sprake te zijn van een methodische en gestructureerde aanpak op de hiervoor genoemde ontwikkelingsgebieden.

De voorschool werkt intensief samen met de vroegschool (doorgaande lijn).

 

De vaardigheden van pedagogisch medewerkers op de voorschoolse groepen en van leerkrachten zijn van groot belang voor de kwaliteit van de uitvoering van VVE. Deze medewerkers binnen VVE werken continu aan verdere verbetering van hun kwaliteiten en vaardigheden. De voor- en vroegschool hebben per locatie een gezamenlijk scholingsplan dat is opgenomen in het VVE kwaliteitsplan (het locatieplan dat verder in dit hoofdstuk beschreven zal worden).

 

Inzet Hbo’er(voorschool)

Voor een hoge kwaliteit op voorschoolse voorzieningen, zijn bepaalde vaardigheden van de pedagogisch medewerkers nodig. Om de pedagogisch medewerkers hierbij te ondersteunen is de inzet van een hbo’er van grote toegevoegde waarde. Op iedere voorschoolse voorziening met een aanbod VVE, wordt minimaal één hbo’er met kennis van het jonge kind ingezet als:

  • -

    hbo-coach (kwaliteitsmedewerker) voor pedagogisch medewerkers die hen helpt de kwaliteit van de uitvoering van VVE te verbeteren of als

  • -

    pedagogisch medewerker op de groep.

Het volgen van de ontwikkeling van het kind en een beredeneerd aanbod bieden(voor- en vroegschool)

Een goed observatie- en registratiesysteem is een noodzakelijk hulpmiddel voor pedagogisch medewerkers en leerkrachten om de kwaliteit van hun handelen te verbeteren. Het opbrengstgericht en gedifferentieerd werken is een hoofdelement van ontwikkelingsstimulering. Door kinderen individueel te volgen en op hun niveau uit te dagen, kunnen kinderen optimaal in hun ontwikkeling gestimuleerd worden.

Binnen de gemeente Bergen is in gezamenlijkheid tussen voor- en vroegscholen in de vorige beleidsperiode gekozen om voor dit doel Kijk! In te zetten. Koppels voor- en vroegscholen hebben inmiddels een basisscholing Kijk! gevolgd en zijn nu bezig met een verdiepingscursus (handelingsgericht werken).

Kijk! is een observatie instrument waarmee het ontwikkelingsverloop van jonge kinderen (waaronder die van 2 tot 6 jaar) op diverse ontwikkelingsgebieden (waaronder taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling) over langere tijd kan worden geobserveerd en geregistreerd en daarop een afgestemd ontwikkelingsgericht activiteitenaanbod op maat aangeboden kan worden. Met Kijk! kunnen ook de resultaten in beeld gebracht worden waardoor dit instrument ingezet kan worden binnen de monitoring voor de resultaatmeting op het einde van de voor- en vroegschool. In het hoofdstuk resultaatmeting komen we hier op terug). Een vereiste hierbij is dat alle voor- en vroegscholen daadwerkelijk met Kijk! werken. Met uitzondering van de vroegschool in Well wordt aan deze eis voldaan.

 

Ouderbeleidsplan(voor- en vroegschool, doorgaande lijn)

Elke VVE locatie voert gericht ouderbeleid dat in ieder geval gericht is op:

  • -

    het informeren van ouders over de instelling/beleid en werkwijze;

  • -

    het informeren over de ontwikkeling van hun kind;

  • -

    het stimuleren om thuis ontwikkelingsgerichte activiteiten te doen;

  • -

    het participeren van ouders in VVE activiteiten en

  • -

    de wijze waarop rekening wordt gehouden met de thuistaal (kennis hebben van de mogelijkheden van ouders).

Sommige ouders kunnen moeite hebben met de Nederlandse taal en/of lezen. Het is goed hier aandacht voor te hebben en hierover in gesprek te gaan met de ouders, eventueel met hulp van het Taalhuis.

Het ouderbeleid wordt omschreven in het locatieplan.

 

Locatieplan(voor- en vroegschool, doorgaande lijn),het VVE kwaliteitsplan.

In de locatieplannen VVE gaat het om de kwaliteit van de uitvoering VVE zoals aangegeven in het inspectiekader (onderwijsinspectie) en de gemeentelijke afspraken zoals omschreven in dit onderwijskansenplan. De locatiepartners (voor- en vroegschool) zijn verantwoordelijk voor een samenhangend, afgestemd en gezamenlijk aanbod dat voldoet aan de inspectie-norm. Verbeterpunten worden gefaseerd aangepakt en in tijd (gedurende looptijd van dit onderwijskansenplan) ingepland (Plan Do Check Act).

Het locatieplan dat schooljaarlijks wordt gevuld, wordt jaarlijks besproken binnen de coördinatiegroep voor- en vroegschoolse educatie waar ook andere locaties aanwezig zijn.

De VVE locaties zullen in het begin van het schooljaar 2019/2020 in een praktische werkbijeenkomst worden ‘geschoold’ in het werken met locatieplannen.

 

Voor de uitvoering en de te ontwikkelen activiteiten zal elk schooljaar een werkbudget beschikbaar worden gesteld uit de specifieke middelen die de gemeente van het Rijk ontvangt. Voor de locatie De Samensprong is dit € 4.000,-- per schooljaar, voor de overige locaties is dit € 2.000,-- per schooljaar. Het bedrag voor De Samensprong is hoger daar hier 4 instellingen (OKI Kienderbènkske, Spring, De Fontein en De Klimop) aan het locatieplan werken en activiteiten ontwikkelen en op de overige locaties 2 (voor- en vroegschool).

 

Protocol overdracht(voorschool-vroegschool)

Bij een doorgaande (ontwikkelingsleer)lijn in de VVE gaat het om een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen van de voorschoolse voorziening naar het onderwijs. Het is belangrijk dat een kind in zijn ontwikkel- en leerproces zo min mogelijk overlap, breuken of gaten ervaart. Een doorgaande lijn heeft positieve effecten op kinderen, gezinnen (ouders) en medewerkers. Kinderen voelen zich bijvoorbeeld snel thuis in een nieuwe klas, ouders bouwen een vertrouwensrelatie op met de nieuwe leerkracht, en professionals van voorschoolse voorzieningen en basisscholen zijn samen in staat om continuïteit in de ontwikkeling van kinderen te garanderen.

 

Er zijn veel manieren om een doorgaande lijn te realiseren. We onderscheiden daarbij de volgende aspecten: een doorgaande lijn in het beleid, samenwerking en afstemming voor- en vroegschool, een kindvriendelijke overdracht en een inhoudelijke doorgaande lijn.

 

Ten aanzien van de (warme)overdracht zijn er de volgende uitgangspunten voor de voor- en vroegschool:

  • 1.

    Het kindrapport bevat alle bijzonderheden die er zijn ten aanzien van een bepaald ontwikkelingsgebied Het kindrapport wordt door het KDV en/of OKI overhandigd aan of digitaal ‘verhuisd’ naar de basisschool.

  • 2.

    Er vindt een ‘warme’ overdracht plaats bij kinderen met een VVE indicatie (OKI) en indien er extra zorg en/of begeleiding (intern/extern) is geweest

  • 3.

    Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong of achterstand van 3 maanden, worden ‘lauw’ overgedragen

  • 4.

    Er is een periodiek overleg tussen KDV, OKI en basisschool over:

    • -

      thema’s

    • -

      nieuwe kleuters

    • -

      pedagogische/educatieve beleidsonderwerpen.

Het hiervoor genoemde protocol is vastgesteld in het overleg van de coördinatiegroep d.d. 13 december 2018 en vormt de leidraad voor de overdracht tijdens de looptijd van het onderwijskansenbeleid.

 

Positie Spring binnen het onderwijskansenbeleid.

Spring wil de werkwijze uit de beleidsperiode VVE 2011 t/m juli 2019 behouden in de nieuwe beleidsperiode. In incidentele situaties zal samen met ’t Kienderbènkske bekeken worden hoe het optimale voor een doelgroepkind bereikt kan worden. Volwaardig instappen in de 16 uur voorschoolse educatie is voor Spring geen optie omdat dit een te zwaar ‘beslag’ legt op de pedagogisch medewerkers t.a.v. de scholing (taalbekwaam 3F, VVE bekwaam en gestructureerde manier van werken aan domeinen van taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociaal-emotionele competenties) en in de uitvoering. Samenwerken binnen de locatie De Samensprong binnen VVE/onderwijskansen en deelnemen aan overleg en scholing zal gecontinueerd worden.

Hoofdstuk 8 NT1 en NT2

 

Alles begint met taal: dingen begrijpen, de eigen wensen kenbaar maken, zaken zelfstandig regelen, contact met anderen, onderdeel zijn van onze samenleving. Er zijn twee belangrijke doelgroepen: mensen die Nederlands als tweede taal leren (NT2) en mensen die Nederlands als moedertaal hebben (NT1), maar die moeite hebben met lezen en schrijven in het dagelijks leven. Daardoor kunnen ze niet goed functioneren in onze maatschappij.

 

Ook binnen de LEWA wordt het belang van taal als belangrijke component binnen het onderwijskansenbeleid aangegeven. De bouwstenen van de basisscholen zijn:

NT1: het belang van taalontwikkeling en de rol van ouders hierin, sterk onder de aandacht brengen voor iedereen binnen de leeftijdsgroep van 0 tot 6 jaar (basis). Tevens onderzoeken of het mogelijk is dit al onder de aandacht te brengen bij aanstaande moeders (vanaf een aantal maanden voor de geboorte).

NT2: aandacht voor een ‘brugfunctie’ tussen instellingen (JGZ, voor- en basisscholen) en anderstalige ouders alsmede mogelijkheden onderzoeken voor scholing NT2 voor anderstalige kinderen en ouders.

Opgroeien in een taalrijke omgeving draagt bij aan verbetering van kansen van kinderen. Veel kinderen van migranten spreken meerdere talen, maar onvoldoende Nederlands. Taalachterstand bij kinderen is vaak gerelateerd aan onvoldoende Nederlandse taalvaardigheid van de ouders. Wanneer ouders kansen krijgen om zich verder te ontwikkelen, vergroten ook de kansen voor kinderen. Het verbeteren van de Nederlandse taal stelt ouders in staat de (taal)ontwikkeling van hun kinderen te ondersteunen. Dit vergroot de betrokkenheid van ouders bij de schoolloopbaan van hun kinderen en ook hun participatie. Een goede aansluiting vinden bij het bestaande aanbod voor ouders en kinderen is hierbij belangrijk.

 

Wat is er aan taalaanbod binnen de gemeente Bergen in de leeftijdsgroep 0-12 jaar

  • -

    Het leesbevorderingsproject Boekstart, (100% bereik als kinderen 4 maanden zijn) waarin bibliotheek, gemeente en consultatiebureau samenwerken, laat ouders ontdekken dat het lezen van boekjes samen met hun baby, erg leuk en leerzaam is. Wanneer een baby ongeveer 4 maanden oud is, ontvangen de ouders een brief van de gemeente Bergen met een uitnodiging om hun kind gratis lid te maken van de bibliotheek. Bij de brief zit ook een Babybiebbon. Met deze bon kunnen ze een gratis BoekStartpakket ophalen bij de bibliotheek. Op het consultatiebureau wordt nogmaals aandacht gegeven aan het plezier en het belang van lezen met baby's. Ook de medewerkers van het consultatiebureau kunnen ouders een Babybiebbon uitreiken.

  • -

    Binnen het consultatiebureau (nagenoeg 100% bereik, leeftijd 0-4 jaar) wordt bij elk contact aandacht besteed aan de taalontwikkeling. Daar waar zorgen zijn, worden ouders, indien nodig, doorverwezen.

  • -

    Voorschool (OKI en kinderopvang, ongeveer 85 à 90% bereik, 2 tot 4 jaar) waarin tijdens spelen en ontmoeten peuters worden gestimuleerd om een veelzijdige speelervaring op te doen waarbinnen o.a. de taal- alsmede de sociaal-emotionele ontwikkeling centraal staat. De ontwikkeling van de peuters wordt ‘bijgehouden’ in Kijk!.

  • -

    Voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters (nagenoeg 100% bereik, maatwerk na indicatie), taalintensivering (pre-teaching en extra dagdelen) voor doelgroeppeuters op basis van indicatie CB arts.

  • -

    Taalontwikkeling NT2 (100% bereik voor 2 tot 4 jarigen op voorschool). Door de extra instroom van asielzoekers, gezinsherenigingen etc. kreeg de voorschool, m.n. de OKI te maken met steeds meer peuters die, net als hun ouders, de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheersen. Middels extra inzet van uren door de pedagogisch medewerkers en aanschaf van extra materiaal, ‘ontvangen’ peuters en ouders een basis welke noodzakelijk is voor een goede start in hun verdere ontwikkeling. In de uitvoering wordt samengewerkt met o.a. vrijwilligers van het Taalhuis (o.a. om de verbinding tussen nieuwkomers en (voor)school te versterken), medewerkers van Biblioplus, de basisscholen en Spring.

  • -

    Voorleesexpress (voor 2-8 jarigen) sluit aan op andere landelijke leesbevorderingsprogramma's zoals Boekstart en de Bibliotheek op School. Onder coördinatie van de bibliotheek lezen vrijwilligers voor in laag taalvaardige gezinnen met jonge kinderen. Voorleesexpress ondersteunt ouders, scholen en peutercentra bij het helpen van leerlingen met een taalachterstand. VoorleesExpress biedt handvaten zodat ouders het voorlezen kunnen voortzetten. De gemeente Bergen koopt momenteel 5 ‘kindplaatsen’ in binnen het bibliotheekbudget.

  • -

    Bibliotheek op school (BOS, binnen elke basisschool aanwezig). Op de Catharinaschool draait

  • -

    het project ‘Samen beter lezen’ wat gezien kan worden als een verlengde van Voorleesexpress.

  • -

    Het Taalhuis is een lokaal samenwerkingsverband (zie bijlage 3) in de aanpak van de basisvaardigheden voor o.a. nieuwkomers (Stichting Welkom op weg), taal voor statushouders en EU nieuwkomers binnen het taalmaatjes traject en het taalcafé (Stichting Gilde Bergen) en de bibliotheek (Boekstart, Voorleesexpress, BOS en Taalmeter in het kader van laaggeletterdheid 12 jaar en ouder). Binnen het Taalhuis is ook de KBO actief voor de digitale vaardigheden en Humanitas voor de rekenvaardigheden.

    Stichting Gilde Bergen heeft als doel de bevordering van de sociale integratie van statushouders, hen te helpen hun sociale netwerk op te bouwen en kennis te vergaren over de Nederlandse samenleving in het algemeen en de Bergense samenleving in het bijzonder.

  • -

    Brugfunctie ouderlijke statushouders en voor- en basisscholen Bergen. In Bergen worden voornamelijk (grote) gezinnen gehuisvest en dat zijn vaak ook de blijvers. Deze allochtone gezinnen krijgen meteen te maken met de voor- en basisscholen in de gemeente. Ze worden meteen geconfronteerd met een voor hen onbekend onderwijssysteem en de regels die hieraan verbonden zijn. En een systeem dat er tevens op gericht is om ouders zo veel mogelijk bij het onderwijs en de daaraan gekoppelde activiteiten te betrekken. Dat geldt overigens voor alle ouders. Het contact van ouderlijke statushouders vindt juist plaats op het moment dat die ouders de Nederlandse taal nog absoluut niet beheersen, terwijl een goed contact met de onderwijsinstelling van cruciaal belang is voor de verdere ontwikkeling van het kind én ouders. De behoefte die vanuit de ouders wordt geuit is dat zij het onderwijssysteem niet begrijpen, terwijl de onderwijsinstelling de behoefte uit om meer en beter contact met de ouderlijke statushouders, maar hierin maar moeizaam slaagt vanwege met name de taal- en soms cultuurbarrière.

  • -

    In 2018 is een voorzichtige start gemaakt met de inzet van een vrijwilliger van Gilde Bergen die als het ware de brug vormt tussen die ouders en de onderwijsinstellingen in de gemeente. Met het doel om vooral de ouders meer en beter betrokken te krijgen bij het onderwijs. Bijkomstig voordeel is dat de kinderen zich in de beginfase sneller op hun gemak voelen, hetgeen weer hun Nederlandse taalontwikkeling ten goede komt. De betreffende vrijwilliger beheerst, naast het Nederlands, ook de Marokkaanse en Arabische taal, maar is verder niet specifiek geschoold in die taken. Als pilot heeft Gilde Bergen in samenspraak met basisschool De Klimop (school met de meeste nieuwkomers) en de voorscholen een aantal activiteiten opgezet om ouders intensief te betrekken bij de volgende onderwijskundige zaken:

    • Ontwikkelen van een apart schoolgidsje voor statushouders, opgesteld in het Arabisch. Hierin wordt allerlei praktische informatie opgenomen, zoals schooltijden, schoolvakantie, schoolregels en ziekteverzuim.

    • Een afzonderlijke schoolintake, waarin de vrijwilliger als tolk dient met als doel een warm welkom op school én om de school een beter inzicht te geven in de thuissituatie.

    • Organiseren van themabijeenkomsten, speciaal voor statushouders. Enkele van die thema’s zijn: huiswerkbegeleiding, kinder- en nationale feesten, schoolactiviteiten en -onderzoeken, opvoedkundige aspecten en leerplicht. Dit vooral om ouders inzicht te geven in deze onderwerpen en het stimuleren dat ouders hierin meedoen of betrokken zijn.

    • Uitleg specifieke schoolprogramma JEELO (De Klimop, waarin ouders kunnen inloggen op de eigen leeromgeving van hun kind(eren), dit ook gaan begrijpen en zelfs met hun kind aan woordenschat kunnen oefenen).

    • D.m.v. NT2 les- en spelmateriaal ouders extra ondersteuning bieden m.b.t. het onderwijsprogramma dat hun kinderen volgen.

  • Middels een provinciale subsidie (beschikbaar t/m 2018) konden onderstaande zaken (begin 2019) worden aangekocht om de pilot te starten:

    • a.

      Aanschaf specifiek NT2-lesmateriaal voor ouders/kinderen (€ 5.449).

    • b.

      Opleiding voor de vrijwilliger m.b.t. sociaal tolken (€ 4.028).

    • c.

      Aanschaf laptop voor de betreffende vrijwilliger, waarmee zelf divers les- en vertaalmateriaal kan worden ontwikkeld (€ 530).

  • -

    Logopedie, de niet-medische logopedie alsmede de voorschotbenadering.

    De niet-medische logopedie: Door spraaktaalstoornissen tijdig te signaleren kan een gepaste interventie worden gestart die problemen op latere leeftijd voorkomt. Vroegtijdige interventie betekent een lagere uitstroom naar het speciaal onderwijs, minder voortijdige schooluitval en minder gedragsproblemen (dus voorkomen van hoge curatieve kosten waarvoor de gemeente deels ‘aan de lat’ staat). De GGD verzorgt de niet-medische logopedie (gemeentelijke bekostiging).

    De voorschotbenadering

    Bij een vermoeden dat een kleuter problemen ervaart bij de beginnende geletterdheid is het zaak dat deze kinderen ondersteuning en begeleiding ontvangen. Door het systematisch oefenen van letterkennis en fonologische vaardigheden worden deze kleuters beter voorbereid op het leren lezen en worden ‘stoornissen’ zoals dyslexie eerder onderkend zodat hierop ingespeeld kan worden. De gemeente Bergen heeft voor de voorschotbenadering een structureel bedrag van € 7.000 in de begroting opgenomen.

  • -

    Ernstige Enkelvoudige Dyslexie is een maatwerkvoorziening binnen de jeugdzorg waarin in samenwerking met het basisonderwijs de werkwijze en routing is opgesteld.

  • -

    Het basisonderwijs geeft invulling aan de kerndoelen taal.

Wat missen we binnen het bestaande taalaanbod?

  • Taalintensivering 0-6 jaar NT1

    • a.

      -9 maanden tot geboorte

  • Het belang van taalontwikkeling en de rol die ouders hierbij kunnen spelen, via bijvoorbeeld verloskundigen, onder de aandacht brengen. In hoeverre verloskundigen aandacht besteden aan taalontwikkeling is niet bekend. Het gaat er om ouders zo vroeg mogelijk bewust te maken over het belang van taalontwikkeling

    • b.

      0-4 jaar: ouders bewust maken van het belang van de taalontwikkeling. Hiervoor activiteiten ontwikkelen met als doel om alle ouders met kinderen van 0-4 jaar te bereiken. Ouderbetrokkenheid binnen taalontwikkeling verhogen en versterken.

    • c.

      Implementeren van de Taalmeter binnen het consultatiebureau, de voorschool alsmede de IB ‘ers van de basisscholen om te bereiken dat laaggeletterde ouders van jonge kinderen zoveel als mogelijk bekend worden waarna advisering om hen te helpen op de weg naar geletterdheid.

    • d.

      actueel houden taalvaardigheden pedagogische medewerkers.

    • e.

      taalboost 2-6 jarigen (al dan niet binnen regulier taalaanbod waar mogelijk LOGO 3000 een hulpmiddel is voor ouder en kind).

  • -

    Ondersteuning NT2

    Het ‘aanbod’ van nieuwkomers in de gemeente Bergen is gering en ook nog verspreid over de kernen in de gemeente Bergen. Een structurele voorziening NT2 (in elke woonplaats of gecentraliseerd) is niet ‘rendabel’. De ondersteuning binnen NT2 dient derhalve te worden gezocht in de uitbreiding van de pilot ‘Brugfunctie ouderlijke statushouders’ en voor- en basisscholen Bergen zoals eerder opgenomen binnen dit hoofdstuk.

    Voor de aanschaf van specifiek NT2-lesmateriaal voor ouders en kinderen kan de OKI putten uit het budget Taalontwikkeling NT2. Voor Spring en de basisscholen (met uitzondering van De Klimop) kan een incidenteel bedrag ter beschikking worden gesteld van specifiek NT2 materiaal voor ouders en kind. Voor Spring is dit maximaal € 1.500 en voor de basisscholen maximaal € 5.449 (totaal incidenteel € 28.745,--).

 

  • Voor het delen van kennis en kunde is het aan te bevelen om het NT2 netwerk 0-6 jaar (binnen het Taalhuis) voort te zetten.

Hoofdstuk 9 Resultaatafspraken, ambities en monitoring

 

Resultaten van voor- én vroegschoolse educatie

Vanuit de verantwoordelijkheid voor het lokale onderwijs(achterstanden) beleid is het voor de gemeente van belang om op de hoogte te zijn van de onderwijsprestaties van de doelgroepleerlingen. Bij voor- en vroegschoolse educatie is het duidelijk dat de verantwoordelijkheid gedeeld wordt door de gemeente en de schoolbesturen. De gemeente is primair verantwoordelijk voor de voorschoolse educatie, de school besturen voor de vroegschoolse educatie. Wanneer de gemeente met schoolbesturen afspraken maakt over het vaststellen van de resultaten van VVE, dan zijn dat niet de resultaten van de vroegschoolse educatie alleen, maar van de voor- én vroegschoolse educatie.

De resultaten worden jaarlijks opgenomen in de monitor VVE.

 

De resultaatafspraken worden gelijktijdig met de vaststelling van het onderwijskansenbeleid gemeente Bergen 2019-2023 vastgesteld. Deze afspraken gelden voor de gehele looptijd van het hiervoor genoemd beleid.

De resultaten worden gemeten op 1 oktober van elk jaar (peildatum). Aan de hand van een format monitor leveren de deelnemers binnen het onderwijskansenbeleid de gevraagde gegevens aan over het jaar voorafgaande aan de peildatum. De formats worden uiterlijk 1 december ingevuld aangeleverd waarna deze verwerkt en geanalyseerd worden. Dit verslag is onderwerp van gesprek in de coördinatiegroep VVE en maakt onderdeel uit van de PDCA (Plan, Do, Check, Act) cyclus.

Daar voor deze nieuwe beleidsperiode gewerkt zal worden met een ander ‘meetinstrument’ dan in de vorige beleidsperiode (Kijk! en t/m 2018 Cito toets) zal de eerste monitor op 1-10-2019 als een 0-meting dienen.

 

Resultaatafspraken Voorschool

  • -

    Resultaatafspraken alleen van kinderen met een VVE indicatie

  • -

    0-meting als de peuter met VVE indicatie 3 maanden in de groep zit

  • -

    Einde meting voorschool met 3 jaar en 9 maanden

Resultaatmeting uitdrukken in groei ontwikkelingslijnen Kijk!:

  • -

    Sociaal-emotionele ontwikkeling

  • -

    Spraak/taal

  • -

    Geletterdheid en

  • -

    Rekenen/cognitief

Resultaatafspraak voorschool

80% van de VVE-geïndiceerde kinderen die minimaal 15 maanden peuteraanbod met VVE hebben gevolgd:

  • -

    Minimaal gemiddeld groeien als er sprake is van geen achterstand op 1e meetmoment

  • -

    En meer dan gemiddeld groeien als er op het 1e meetmoment een achterstand van meer dan 4 maanden is geconstateerd.

Tabel resultaatafspraken taal/spraak voorschool

 

Minimaal 15 maanden VVE

Aantal peuters met VVE

%

Geen achterstand opgelopen

Achterstand gelijk gebleven

Achterstand verkleind

Achterstand vergroot

Totaal

 

Er zijn ook VVE geïndiceerde peuters die minder dan 15 maanden het peuteraanbod VVE volgen (b.v. zij-instromers). Na de 0-meting wordt bij de einde meting met 3 jaar en 9 maanden verwacht dat bij 80% van de kinderen de achterstand is verkleind.

Peuters die minder dan 6 maanden het peuteraanbod VVE hebben gevolgd, worden niet meegenomen in deze resultaatafspraken. Zij hebben maar maximaal, gelet op tijdstip van de 0-meting, 3 maanden het peuteraanbod VVE mogen ‘ontvangen’.

 

Minder dan 15 maanden VVE

Aantal peuters met VVE

%

Geen achterstand opgelopen

Achterstand gelijk gebleven

Achterstand verkleind

Achterstand vergroot

Totaal

 

Resultaatafspraken Vroegschool

  • -

    Resultaatafspraken alleen van kinderen met een VVE indicatie

  • -

    Informatie van het kind via warme overdracht naar school

  • -

    Gegevens van de overdracht voorschool-vroegschool, is1e meting groep 1.

Eind meting voor overgang naar groep 3

Ontwikkelingslijnen:

  • -

    Sociaal emotioneel

  • -

    Taal/communicatie

  • -

    Geletterdheid

  • -

    Rekenen/logisch denken

Het gaat om achterstand verkleinen.

Het systeem dat wordt gebruikt moet mogelijkheden bieden om achterstand aan te geven (Kijk! voldoet hier aan).

 

Resultaatafspraak vroegschool

80% van de VVE-geïndiceerde kinderen bij overgang naar groep 3 voldoen aan het onderstaande:

Minimaal gemiddeld zijn gegroeid als er sprake is van geen achterstand vanaf aanvang groep 1 (1e meetmoment en meer dan gemiddeld zijn gegroeid als er op het eerste meetmoment een achterstand van meer dan 4 maanden geconstateerd is.

 

Tabel resultaatafspraken taal/spraak vroegschool

 

Aantal kleuters met VVE

%

Geen achterstand opgelopen

Achterstand gelijk gebleven

Achterstand verkleind

Achterstand vergroot

Totaal

Bij het vaststellen van een ‘achterstand’ wordt een marge van 6 maanden gehanteerd, zoals de makers van Kijk! dat ook doen. Dat wil zeggen dat er sprake is van een achterstand als die meer dan 6 maanden bedraagt en dat een achterstand ‘ingelopen’ is als deze nog maximaal 6 maanden bedraagt.

 

Ambitieafspraken: Het bereik doelgroeppeuters is op de peildatum minimaal 90% van het aanbod (25 peuters)

  • -

    De huidige afspraken ouderbetrokkenheid uit de monitor 2011-2019 worden voortgezet (zie bijlage 5).

  • -

    Aantal ouders dat voor peuters geen VVE wil inzetten is jaarlijks maximaal 10% (2 peuters).

  • -

    Alle geïndiceerde VVE peuters worden, gerekend vanaf indicatiedag of vanaf OKI leeftijd, binnen 1 maand op de voorschool geplaatst.

  • -

    Alle voor- en vroegscholen werken met Kijk!

  • -

    Alle VVE locaties werken met een erkend VVE programma of werken met een gestructureerd aanbod taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • -

    Alle ouders van doelgroepkinderen worden gestimuleerd om thuis ontwikkelingsgerichte activiteiten met hun peuters te doen.

  • -

    Alle ouders participeren in VVE activiteiten.

  • -

    Alle ouders van doelgroepkinderen worden minimaal halfjaarlijks geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind.

  • -

    Elke locatie voor- en vroegschool werkt met een locatieplan, het VVE kwaliteitsplan waarin de aandachtspunten binnen het inspectiekader alsmede de overige doelstellingen binnen dit plan zijn opgenomen.

Monitor

De resultaat- en ambitieafspraken worden ‘vertaald’ in een format dat aan de organisaties wordt verstrekt zodat zij gegevens kunnen aanleveren op aangegeven peildatum. De onderwijsbegeleidingsdienst (BCO) verwerkt de aangeleverde gegevens in een rapport dat jaarlijks besproken wordt in de coordinatiegroep VVE. De gegevens uit het rapport zijn mogelijk aanleiding om processen etc aan te passen en voor te leggen aan LEWA. Doel is de kwaliteit te bewaken (PDCA cyclus).

Hoofdstuk 10 Financiële paragraaf

 

De gemeente ontvangt voor de uitvoering van het onderwijskansenbeleid een structureel bedrag van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze uitkering (op basis van artikel 168a van de Wet op het Primair Onderwijs, zie bijlage 1) mag enkel en alleen worden uitgegeven aan de volgende beleidsdoelstelling:

‘Het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden in de Nederlandse taal, het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie’ (opgenomen in de voorlopige beschikking van het ministerie).

 

Specifieke uitkering van het Rijk

De uitkering is gebaseerd op een jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op te stellen achterstandsscore van de gemeente. In deze achterstandsscore worden de volgende indicatoren meegeteld:

  • -

    het opleidingsniveau van de ouders (er wordt rekening gehouden met de opleidingsniveaus van zowel de vader als de moeder);

  • -

    het land van herkomst van de ouders (de herkomst van de ouders speelt ook een rol in de verwachte onderwijsachterstand van een kind);

  • -

    de verblijfsduur in Nederland van de moeder (de verblijfsduur in Nederland van de moeder heeft invloed op de verwachte onderwijsachterstand van een kind) en

  • -

    of het gezin al dan niet in de schuldsanering zit.

Op basis van de voor de gemeente Bergen geconstateerde achterstandsscore ontvangen wij in 2019 een specifiek uitkering van € 181.873,-- (voorlopige beschikking) dat kan oplopen tot jaarlijks € 204.148,-- vanaf 2022 (voorlopige berekening van het ministerie). Eerst in september 2019 ontvangen wij een definitieve beschikking over 2019. De jaarlijkse uitkeringen kunnen fluctueren daar het CBS jaarlijks de achterstandsscore bepaald volgens de systematiek 50% T-2 + 50% T-3 (de achterstandsscore in 2020 wordt bepaald door 50% van de achterstandsscore uit 2018 plus 50% van de achterstandsscore uit 2017). Daar de achterstandsscore dus jaarlijks wijzigt heeft dit ook consequenties voor de hoogte van de specifieke rijksuitkering.

 

De hiervoor genoemde bedragen vanaf 2019 zijn fors hoger dan eerder door het ministerie berekend (van € 85.039 in 2019 tot € 158.000 in 2022) was. In de vorige beleidsperiode (2001 t/m 2018) was de indicatie voor de uitkering enkel en alleen gebaseerd op de opleiding van de ouders en kregen we als specifieke uitkering een bedrag van € 44.545 in 2011 tot € 60.719,-- in 2018.

 

Gemeentelijke bijdrage

Bij raadsbesluit van 13 november 2018 is bepaald dat de gemeentelijke bijdrage van jaarlijks € 39.590 uit de beleidsperiode 2011-2018 in de jaren 2019 t/m 2021 in gelijke stappen wordt afgebouwd tot nul in 2022.

 

Het budget onderwijskansenbeleid 2019-2023 (augustus 2019 t/m juli 2023)

Jaar

Specifieke uitkering

Gemeentelijk budget

Totaal

2019

181.873 (voorlopig)

29.692

211.565

2020

189.298 (voorlopig)

19.795

209.093

2021

196.723 (voorlopig)

9.898

206.521

2022

204.148 (voorlopig)

0

204.148

 

De kosten van het onderwijskansenbeleid

De uitgaven onderwijskansenbeleid 2019 en verder (onderstaande berekening cijfers 2019)

25 VVE doelgroepplaatsen = 25 x 11 uur x 40 weken x € 14,33 is

157.630 (structureel)

Locatieplannen, 1 x 4.000 en 4 x 2.000

12.000 (structureel)

Voorleesexpress (gezin 6 t/m 10)

3.215 (structureel)

Monitor

4.000 (structureel)

Begeleiding door BCO

5.000 (structureel)

NT1 (op basis van ingediende plannen/locatieplannen)

10.000 (structureel)

Totaal structureel

191.845 (structureel)

 

Jaarlijkse indexering is gelet op budget mogelijk voor inflatiegevoelige uitgaven. Daarnaast is het mogelijk om incidenteel een budget in te zetten voor o.a:

  • -

    NT2

  • -

    Kwaliteitsverbetering van onderdelen uit de locatieplannen voor zover deze het budget voor de uitvoering van de doelstellingen binnen de locatieplannen te boven gaan (b.v. scholing, ouderbijeenkomsten etc).

Voor de financiële verantwoording naar het Rijk mag in 2022 maximaal 50% van de specifieke uitkering van dat jaar (is ongeveer € 100.000) worden meegenomen naar de volgende beleidsperiode.

Hoofdstuk 11 Organisatiestructuur onderwijskansenbeleid

 

Het opstellen en vaststellen van het plan

Het onderwijskansenbeleid 2019-2023 is in concept opgesteld door de gemeente in samenspraak en -werking met verschillende deelnemers binnen de voor- en vroegschoolse educatie en op 14 maart 2019 besproken in de coördinatiegroep VVE bestaande uit:

  • -

    BCO: Gemmie Derksen (senior beleidsmedewerker Het Jonge Kind, onderwijsbegeleidingsdienst)

  • -

    KDV Spring: Bep Zegers en Trienette van den Hoogen (locatiemanager)

  • -

    Kienderbènkske: Femmie Koppers (locatiemanager)

  • -

    Stg Lijn83 PO: Monique van den Hurk (directeur Catharinaschool en a.i. basisschool De Fontein),

  • -

    Openbaar basisonderwijs: Mieke Koppers (De Klimop)

  • -

    JGZ/CB: Marleen Jason (consultatiebureau arts)

  • -

    Gemeente: Hans Scholtz (adviseur welzijn, met name onderwijs)

Deze coördinatiegroep zal nog worden uitgebreid met een of meer vertegenwoordigers van Stg. Lijn83PO.

 

Het door de coördinatiegroep geaccordeerde plan is besproken binnen de LEWA. Dit is een bestuurlijk overleg tussen JGZ, voor- en basisscholen en gemeente inclusief operationele medewerkers zoals consultatiebureau arts, schooldirecteuren, de beweegcoach alsmede de preventiemedewerker jeugd.

 

Het door de LEWA geaccordeerde plan is vervolgens ter besluitvorming voorgelegd aan het college van B&W van de gemeente Bergen d.d. 28 mei 2019 en vervolgens besproken binnen de commissie Samenleving op 11 juni 2019. De gemeenteraad heeft het onderwijskansenplan op 2 juli 2019 vastgesteld.

 

Inhoudelijke verantwoording

Naast het aanleveren van cijfers voor de monitor werken de locaties schooljaarlijks aan het locatieplan waarin o.a. de kwaliteitskaders van de onderwijsinspectie zijn weergegeven. Hierin geven zij een inhoudelijke verantwoording en financiële verantwoording af. De locatieplannen worden na elk schooljaar voor 15 september aangeleverd bij de regievoerder van het onderwijskansenbeleid (beleidsmedewerker gemeente belast met onderwijskansenbeleid). In het locatieplan is per locatie aangegeven welke voortgang op de doelen en plannen is geboekt, wat goed gaat en welke knelpunten er zijn en hoe deze worden opgelost.

De cijfers uit de monitor en de verantwoording binnen de locatieplannen worden in het eerste overleg van het nieuwe schooljaar door de coördinatiegroep besproken. Indien dit aanleiding geeft tot aanvulling, wijziging van het gestelde in dit onderwijskansenplan zal dit als voorstel ter besluitvorming aan de LEWA worden voorgelegd.

De coördinatiegroep overlegt 4 x per schooljaar, de LEWA komt 3 keer per schooljaar bijeen.

 

Het college en de commissie Samenleving zal jaarlijks worden geïnformeerd over:

  • -

    de cijfers uit de monitor

  • -

    de opbrengsten uit de locatieplannen en

  • -

    de besteding van de financiële middelen.

Rapporteren aan de Onderwijsinspectie

Gemeenten moeten jaarlijks aan de Onderwijsinspectie rapporteren over de VVE. Op basis van de monitoring alsmede de locatieplannen, kunnen conclusies voor verbeteringen of aanpassingen van het beleid geformuleerd worden zoals hiervoor omschreven.

Bijlage 1 Artikel 165 t/m 168 van de Wet op het Primair Onderwijs

 

Afdeling 10. Onderwijsachterstandenbeleid

 

Artikel 165. Activiteiten voor leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal

Indien burgemeester en wethouders in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van de scholen, activiteiten ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal op scholen willen verrichten met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden, wordt het onderwijs zodanig ingericht dat deze activiteiten plaatsvinden geheel of gedeeltelijk gedurende dan wel buiten het aantal uren onderwijs dat leerlingen op grond van artikel 8 tenminste ontvangen. Een leerling neemt slechts deel aan deze activiteiten als nadat de ouders van de leerling hun instemming schriftelijk kenbaar hebben gemaakt aan het bevoegd gezag.

 

Artikel 166. Voorschoolse educatie

Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat er in een gemeente voldoende voorzieningen in aantal en spreiding zijn waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal, als bedoeld in artikel 167, eerste lid, deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie die voldoet aan de bij of krachtens de artikelen 1.50b en 2.8 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen vastgestelde bepalingen.

 

Artikel 167. Afspraken voor- en vroegschoolse educatie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders voeren ten minste jaarlijks overleg en dragen zorg voor het maken van afspraken over:

    • a.

      met het oog op een zo groot mogelijke deelname van het aantal kinderen aan voorschoolse educatie:

      • 1°.

        het vaststellen welke kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal in aanmerking komen voor voorschoolse educatie,

      • 2°.

        de wijze waarop die kinderen worden toegeleid naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, en

      • 3°.

        de organisatie van een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie, en

    • b.

      resultaten van vroegschoolse educatie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders voeren overleg en maken de afspraken, bedoeld in het eerste lid, met de volgende partijen:

    • a.

      voor het eerste lid, onderdeel a: met de bevoegde gezagsorganen van scholen en de houders van kindercentra of peuterspeelzalen als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in de gemeente,

    • b.

      voor het eerste lid, onderdeel b: met de bevoegde gezagsorganen van scholen.

  • Alle partijen werken mee aan de totstandkoming van de afspraken.

  • 3.

    Een houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal verwerkt persoonsgegevens met als doel de bevordering van een goede doorstroom naar het basisonderwijs. De gegevens die een houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal verplicht overdraagt aan het bevoegd gezag van een basisschool over leerlingen die op de basisschool zijn ingeschreven, zijn het programma van voorschoolse educatie dat een leerling heeft gevolgd en de duur van het programma dat is gevolgd. Houders van kindercentra of peuterspeelzalen maken afspraken met de basisscholen binnen een gemeente over de wijze van gegevenslevering. De bewaartermijn voor de overgedragen gegevens is twee jaar nadat het kind het kindercentrum of peuterspeelzaal heeft verlaten.

Artikel 167a. Overleg onderwijsachterstandenbeleid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de gemeente voeren tenminste jaarlijks overleg over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende voorstel van het bevoegd gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen. Het overleg is gericht op het maken van afspraken over de in de eerste volzin bedoelde onderwerpen. Deze afspraken hebben zoveel mogelijk het karakter van meetbare doelen. De inspectie rapporteert jaarlijks over de mate waarin die doelen worden bereikt. Burgemeester en wethouders kunnen de uitkomsten van het verplichte op overeenstemming gerichte overleg omzetten in bindende afspraken over onder andere de te realiseren prestaties en inspanningen, die – alvorens de afspraken tot stand komen – aan alle partijen worden voorgelegd. Indien het overleg over de voorgenomen bindende afspraken niet tot overeenstemming leidt, schrijven burgemeester en wethouders een nieuw overleg uit, waarbij zij initiatieven nemen tot het bereiken van een zo groot mogelijke consensus. Indien ook dit overleg niet tot overeenstemming leidt, vragen burgemeester en wethouders of een van de bevoegde gezagsorganen aan de geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, om een bindend advies. De geschillencommissie brengt binnen 4 weken aan burgemeester en wethouders dan wel aan het bevoegd gezag dat om het advies heeft verzocht, een bindend advies uit. Burgemeester en wethouders maken dit advies bekend aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de gemeente.

  • 2.

    Onze minister stelt een geschillencommissie in.

  • 3.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en 4 leden, die allen door Onze minister worden benoemd. De 4 leden worden benoemd op voordracht van de gezamenlijke besturenorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De voorzitter is een jurist.

  • 4.

    De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van 4 jaar. Zij zijn opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek wordt aan hen ontslag verleend.

Artikel 168. Doorzettingsmacht gemeenten

Indien niet binnen een redelijke termijn met alle partijen, bedoeld in artikel 167, tweede lid, afspraken als bedoeld in artikel 167, eerste lid, zijn gemaakt, kunnen burgemeester en wethouders de werkingssfeer van de gemaakte afspraken, voor zover noodzakelijk voor een samenhangend onderwijsachterstandenbeleid, uitbreiden naar de partijen, bedoeld in artikel 167, tweede lid, waarmee geen afspraken zijn gemaakt.

 

Artikel 168a. Gemeentelijke middelen

  • 1.

    Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente in aanmerking komt voor een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 165, 166 en 167, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De uitkering wordt per kalenderjaar verstrekt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verstrekken de middelen die de gemeente als specifieke uitkering uit ’s Rijks kas ontvangt voor de verplichtingen bedoeld in het eerste lid aan de rechtspersonen die daarvoor in aanmerking komen.

  • 3.

    Onze Minister kan de uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien de uitkering niet is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden criteria vastgesteld op basis waarvan de minister tot terugvordering kan overgaan.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders van een gemeente, die een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, dragen er zorg voor dat zij beschikken over geordende gegevens ten behoeve van het door Onze Minister te voeren beleid bedoeld in de artikelen 165,166 en 167, en verlenen desgevraagd medewerking aan door of namens Onze Minister uit te voeren onderzoek dat geheel of mede op deze gegevens is gebaseerd.

  • 5.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de definiëring, de wijze van ordening en omtrent de beschikbaarstelling van de gegevens, bedoeld in het vierde lid.

Bijlage 2 Indicatieformulier doelgroepkind VVE

 

Algemene gegevens en akkoordverklaring

Naam kind

 

Datum

 

Adres

Verpleegkundige /arts

Geboortedatum

Contactgegevens verpl

Telefoonnummer(s)

PSZ/KDV

Ouder wil gebruik maken van het VVE-aanbod

□ ja □ nee

Toestemming voor overdracht formulier naar PSZ / KDV / Basisschool*

□ ja □nee

Toestemming voor overleg tussen PSZ / KDV en JGZ

□ ja □nee

Voor akkoord

□ moeder □ vader

Aanvullende informatie

Land van herkomst/ moedertaal:

 

 

 

*indien geen toestemming, dan formulier anoniem verwerken

 

VVE indicatie vastgesteld

contactmoment

□ 18 mnd □ 2 jr □ 3 jr □ anders:

door

Cb-team: naam arts en verpl

(mede) op initiatief psz/kdv

□ ja □ nee

Verzoek tot plaatsing met voorrang

□ ja □ nee

 

 

Grondslag VVE- indicatie

Taalaanbod en taalgebruik

De verzorgende ouder spreekt geen Nederlands of het taalaanbod is voornamelijk een buitenlandse taal (T1 niet Nederlands)

Het kind heeft een achterstand in de Nederlandse taal (Nederlands is T1 of T2 )

Risico indicatoren* VVE zoals door Rijk aangegeven

Opleidingsniveau van de ouders

Land van herkomst van de ouders

Verblijfsduur in Nederland

Schuldsanering

Relatieve risico-indicatoren

Te wegen door JGZ ter bepaling van geïndiceerd risico op een achterstand in de Nederlandse taal op casusniveau

* de combinatie van deze omgevingskenmerken geven een voorspelling van een te verwachten onderwijsachterstand.

  • -

    Opleidingsniveau van de ouders: er wordt rekening gehouden met de pleidingsniveaus van zowel de vader als de moeder.

  • -

    Land van herkomst van de ouders: de herkomst van de ouders speelt een rol in de verwachte onderwijsachterstand van een kind.

  • -

    Verblijfsduur in Nederland van de moeder: de verblijfsduur in Nederland van de moeder heeft invloed op de verwachte onderwijsachterstand van een kind. De verblijfsduur kan in drie categorieën ingedeeld worden, 0-5 jaar, 5-15 jaar of langer dan 15 jaar. Bij een korte verblijfsduur is de kans op achterstanden groter.

  • -

    Schuldsanering: of het gezin in de schuldsanering zit wordt gemeten met een ‘ja’/‘nee’-variabele.

Toelichting taalaanbod en taalgebruik in te vullen door JGZ met ouder(s), bij indiceren

Meertaligheid

Beoordeling spraaktaalontwikkeling in het Nederlands

□ Successieve meertaligheid □ simultane meertaligheid

□ Leeftijdsadequaat of sneller □ Langzaam

Relatieve risico-indicatoren

□ Functioneren kind (lichamelijk, cognitief, psychosociaal, gedrag)

□ Kwaliteit basiszorg, onderlinge steun opvoeder

□ Beleving opvoeding, en ouderschap

□ Omgeving ( omstandigheden, steun netwerk)

Toelichting aard/bijzonderheden spraaktaalontwikkeling en meertaligheid

 

 

Toelichting relatieve risico-indicatoren

 

 

Toelichting plaatsing met voorrang

 

 

 

Toelichting op VVE-indicatieformulier

 

Algemene werkwijze

  • Indicatieformulier bij voorkeur digitaal invullen door verpleegkundige ( + arts)

  • Ingevuld formulier koppelen aan het dossier van het kind

  • Ingevuld formulier per mail verzenden naar de coördinator JGZ

  • Coördinator JGZ: kopie indicatieformulier (voor- en achterblad) per (e-mail) verzenden naar contactpersoon PSZ / KDV

Let op:

  • ook een VVE-formulier invullen voor kinderen van ouders die geen gebruik willen maken van een VVE-aanbod of ouders die geen toestemming geven om gegevens over te dragen. bij geen VVE aanbod, indicatieformulier wel invullen maar niet doorgeven aan PSZ / KDV.

  • gegevens van VVE indicatieformulieren gaan NIET naar gemeenten.

Criteria voor plaatsing met voorrang

  • Kinderen die (vrijwel) niet in aanraking komen met de Nederlandse taal ( beide ouders anderstalig, beperkt Nederlands sprekend netwerk)

  • Kinderen met een blootstellingsachterstand in taal of in de algemene ontwikkeling

  • Kinderen met zorgtekort (mishandeling, verwaarlozing, OTS (onder toezichtstelling)

 

Uitwerking relatieve risico-indicatoren

Het indiceren van kinderen op basis van relatieve risico-indicatoren wordt gebaseerd op het ETM (Ernst-taxatiemodel, zie bijlage 4), dat door de JGZ gehanteerd wordt

Wanneer indiceren op basis van ETM

  • De ETM-score is voor één of meerdere velden 3 of hoger

  • De ETM-score Functioneren kind is niet hoger dan 3. Is dit wel zo, dan dient overwogen te worden of het kind een specifiek hulpaanbod nodig heeft ( traject Integrale Vroeghulp, aanmelding bij Adelante, Mutsaersstichting etc.)

Werkwijze

  • Bij het indiceren van een kind voor VVE altijd het ETM invullen

  • Op het VVE indicatieformulier aankruisen welke velden een verhoogde ETM-score hebben

  • Geef zonodig een korte toelichting op het VVE-indicatieformulier waarom de indicatie wordt afgegeven

Velden ETM-score

  • Functioneren kind (lichamelijk, cognitief, psychosociaal, gedrag)

  • Kwaliteit basiszorg, onderlinge steun opvoeder

  • Beleving opvoeding, en ouderschap

  • Omgeving ( omstandigheden, steun netwerk)

Bijlage 3 Taalhuis

Bijlage 4 ETM score en Samen Starten

 

Wat is SamenStarten?

SamenStarten wordt toegepast door jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen om de psychosociale ontwikkeling van kinderen vanaf de geboorte te ondersteunen. Kenmerkend is de samenwerking tussen partners in het brede jeugddomein, een specifiek gespreksprotocol en het stapsgewijs volgsysteem. SamenStarten wordt binnen de JGZ toegepast tijdens de contactmomenten tot vier jaar.

De psychosociale ontwikkeling van kinderen wordt vanaf de geboorte gevormd via transactionele processen tussen het kind en zijn omgeving. Aandacht voor hechting is van belang voor een gezonde ontwikkeling. SamenStarten-professionals kunnen een veilige hechting bevorderen door aandacht te besteden aan de brede opvoedsituatie en de empowerment van de ouders.

 

SamenStarten

Binnen SamenStarten gaan de JGZ-professionals op gestructureerde wijze in gesprek met de ouders over de ontwikkeling van het kind in zijn omgeving. Het stapsgewijs volgsysteem is kenmerkend voor SamenStarten. Wanneer het kind 8 weken oud is, staan de ouders en professional uitgebreid stil bij de brede opvoedsituatie van het gezin. Eventuele zorgen worden geïnventariseerd door het bespreken van de vijf domeinen, die relevant zijn voor de psychosociale ontwikkeling van het kind:

 

  • 1.

    competentie van de ouders

  • 2.

    rol van de partner

  • 3.

    sociaal netwerk

  • 4.

    gebeurtenissen en omstandigheden (mogelijke obstakels)

  • 5.

    welbevinden van het kind

De vervolgcontacten met het gezin krijgen vorm afhankelijk van de individuele situatie, waarbij aandacht is voor wat in het vorige gesprek besproken is en wat voor de ontwikkeling van het kind relevant is. De gezinnen ontvangen zorg op maat en indien nodig kan extra ondersteuning snel ingezet worden. Het bewust opbouwen van een vertrouwensband tussen de professionals en de ouders is een belangrijk onderdeel van SamenStarten.

 

Samenwerking met partners in het brede jeugddomein

De kracht van de JGZ ligt in de lokale samenwerking met de partners. SamenStarten versterkt deze samenwerking en gaat daarbij uit van het zo-zo-zo-zo principe. Goede ondersteuning dient zo snel, zo licht, zo kort en zo dichtbij mogelijk te gebeuren. Om dit mogelijk te maken is optimale samenwerking met de ketenpartners van belang. Binnen SamenStarten is daarom gerichte aandacht voor het versterken van de samenwerking binnen de zorgketen. De organisaties en andere betrokkenen in het lokale sociale domein jeugd worden actief in beeld gebracht en als partners verbonden.

 

Bijlage 5 Afspraken ouderbetrokkenheid

 

Folder VVE

Deelname

Deelname

Uitvoeren

Waarom het niet lukt

Meegegeven en uitgelegd

Ouder-

activiteiten

Ouder-gesprekken

Thuis-

opdrachten

Redenen voor beperkte ouderbetrokkenheid

JA

Nee

Wel

Niet

Wel

Niet

Wel

Niet

Onwil

Onmacht

Onkunde

Actie die in de richting van de ouders ondernomen wordt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 6 BCO Onderwijsadvies

 

VERTROUWELIJK

 

HGPD: HANDELINGSGERICHTE PROCESDIAGNOSTIEK - PO

 

Datum: 

 

Ingevuld door: 

 

Functie:

 

 

AFSTEMMEN

 

Persoonsgegevens:

 

Naam :

 

Adres :

 

Geboortedatum :

 

School :

 

Groep :

 

choolverloop :

 

Leerkracht(en) :

 

Intern begeleider :

 

 

Korte situatiebeschrijving:

 

.........................................................................................................................................................................................

Van wie zijn de vragen?

 

.........................................................................................................................................................................................        

Wat is er al ondernomen en met welk resultaat?

 

 ......................................................................................................................................................................................... 

Wat is jouw hulpvraag? Wat zou je graag veranderd willen zien?

 

......................................................................................................................................................................................... 

Hoe voel jij je het beste geholpen?

 

......................................................................................................................................................................................... 

Ouder(s), verzorger(s) geven instemming voor een HGPD-consultatie:

 

----------------------- 

 

Handtekening

 

-----------------------

 

Datum

 

OVERZICHT

 

LEERLING

Risico’s en belemmerende Factoren

Minnen

Beschermende en compenserende factoren

Plussen

Mogelijkeacties

Kansen

d.d.

 

Lichamelijk

d.d.

 

Gedrag

d.d.

 

Leren

 

OVERZICHT

 

BINNEN SCHOOL

Risico’s en belemmerende Factoren

Minnen

Beschermende en compenserende factoren

Plussen

Mogelijke acties

Kansen

d.d.

 

Leraar

d.d.

 

Groep

d.d.

 

School

BUITEN SCHOOL

Risico’s en belemmerende Factoren

Beschermende en compenserende factoren

Mogelijke acties

d.d.

 

Gezin

d.d.

 

Vrije tijd

d.d.

 

Externe zorg

 

INZICHT

(Voorlopige) verklaring van de situatie:

Vanuit de kindfactoren

Vanuit interactie / afstemming leerkracht

Vanuit interactie / afstemming verdere omgeving

 

UITZICHT

Perspectief op lange termijn (Is er gezien het perspectief een OPP nodig?):

d.d.

 

Doelen op korte termijn:

d.d.

Vanuit het kind (eigenaarschap)

Vanuit opbrengsten (vaardigheden en resultaten) Vanuit de leerkracht

Vanuit de verdere omgeving

 

Handelingsafspraken (personen, middelen en organisatie passend bij de onderwijsbehoeften en/of begeleidingsbehoeften): 

Denk aan datum, actie, wie, evaluatie

 

Evaluatiemoment:

 

Ouder(s), verzorger(s) geven toestemming in het kader van HGPD voor:

  • 0

     Het uitvoeren van psychologisch en/of didactisch onderzoek

  • 0

    Het voeren van begeleidingsgesprek(ken) met de leerling

  • 0

    Het uitvoeren van een observatie of video-opname

  • 0

    Het opvragen van gegevens bij derden, zijnde

----------------------- 

Handtekening

 

-----------------------

Datum


1

Wet primair onderwijs, artikel 165 t/m 168 zie bijlage 1, wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie, wet passend onderwijs, Jeugdwet, wet Kinderopvang en wet op het onderwijstoezicht.

2

Jeugdgezondheidszorg, Spring, ’t Kienderbènkske, het basisonderwijs, de bibliotheek, de onderwijsbegeleidingsdienst en de gemeente.

3

Het begrip ‘sociale competentie’ omvat sociale kennis en vaardigheden, bijvoorbeeld het zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken en anderen helpen. De interactie met leeftijdsgenoten biedt kinderen een leeromgeving waarin zij sociale competenties kunnen opdoen.

4

In 2011 zijn de peuterspeelzalen in de gemeente Bergen onder de Wet Kinderopvang gebracht (geprofessionaliseerd) en is de naam gewijzigd in Ontwikkelingsgerichte kinderopvang, afgekort OKI.

5

Een leesbevorderingsproject waarin bibliotheek, consultatiebureau en gemeente samenwerken om ouders te laten ontdekken dat het lezen van boekjes samen met hun baby erg leuk en leerzaam is.

6

Op elke basisschool in de gemeente is een bibliotheek op school(BOS) aanwezig waarin op enkele locaties een succesvol project Samen beter lezen wordt uitgevoerd.

7

Handelingsgerichte Procesdiagnostiek, zie bijlage 6

8

De Wet IKK staat voor Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang die in 2018 (na de harmonisatie van peuterspeelzaal en kinderopvang) is ingegaan. Deze wet verbetert de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang.

9

De coördinatiegroep bestaat uit de consultatiebureau arts, vertegenwoordigers van Spring kinderopvang en ’t Kienderbènkske alsmede afgevaardigden van 3 basisscholen en aangevuld met een specialist ‘Jonge Kind’ van BCO (onderwijsbegeleidingsdienst). Indiende agenda vraagt worden er ook andere instellingen uitgenodigd zoals de bibliotheek of de logopedist. Voorzitter en regievoerder is belegd bij de gemeente.

10

Een bestuurlijk overleg tussen JGZ, voor- en basisscholen en gemeente inclusief operationele medewerkers zoals consultatiebureau arts, schooldirecteuren, de beweegcoach alsmede de preventiemedewerker jeugd.

11

Ernst taxatie model en Samen Starten , zie bijlage 4.

12

Handelingsgerichte procesdiagnostiek. Formulier met daarop de items zie bijlage 6.

12

Brief nr 1402027 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 november 2018, betreft uitwerking Regeerakkoordmaatregel versterking voorschoolse educatie.