Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rucphen

Beleid conventionele explosieven 2019 gemeente Rucphen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRucphen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid conventionele explosieven 2019 gemeente Rucphen
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlagen CE Rucphen 2019

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-10-201908-10-2019Beleid Conventionele Explosieven (CE) 2019

08-10-2019

gmb-2022-32989

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid conventionele explosieven 2019 gemeente Rucphen

 

1. INLEIDING

 

In en rondom Rucphen hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog allerlei oorlogshandelingen plaatsgevonden. Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel van de explosieven geruimd. Daarnaast hebben er na de Tweede Wereldoorlog allerlei grondroerende werkzaamheden plaats gevonden waarbij explosieven zijn aangetroffen en geruimd. Deze explosieven zijn door de Explosieven Opruimings Dienst van Defensie (EODD) onschadelijk gemaakt en vernietigd. Vanaf 1944 tot 1971 zijn vele NGE (Niet gesprongen explosieven (hierna NGE)) geruimd, maar is dit administratief niet bijgehouden. Het is dan ook niet bekend op welke locaties wat is aangetroffen en opgeruimd. Vanaf 1971 heeft de EODD bijgehouden waar binnen Rucphen conventionele explosieven zijn geruimd.

 

De laatste jaren krijgen we steeds meer vragen over de mogelijke aanwezigheid en de risico’s van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. De vragen komen van bedrijven die grondroerende werkzaamheden binnen Rucphen gaan uitvoeren zoals aannemers en adviesbureaus.

 

In 1999 is het Bijdragebesluit in werking getreden. Hierdoor kunnen private ondernemingen opsporingswerkzaamheden uitvoeren. Voorheen werd zowel het opsporen als het ruimen door de EODD uitgevoerd. Per oktober 2009 is het Bijdragebesluit vervallen. Met ingang van 1 januari 2010 ontvangen gemeenten de rijksfinanciering voor het opsporen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog via de Bommenregeling in het Gemeentefonds. Op 1 juli 2012 is het Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (hierna WCSC-OCE, voorheen BRL-OCE) in werking getreden. Het WSCS-OCE is op 1 juli 2016 aangepast en gepubliceerd.

 

Bij grondroerende werkzaamheden binnen de gemeente Rucphen bestaat de kans dat er een onveilige situatie ontstaat door de aanwezigheid van conventionele explosieven (CE). Met dit beleid legt de gemeente vast wat zij doet aan het CE risico voor haar eigen personeel en voor aannemers die door de gemeente worden ingehuurd. De opgestelde risicokaart en het beleid zal duidelijkheid bieden hoe binnen de gemeente omgegaan moet worden met CE.

 

1.1 DOEL

Deze nota heeft als doel:

  • *

    Het voorkomen van het ongecontroleerd exploderen van conventionele explosieven;

  • *

    Inzicht krijgen in de CE risicogebieden en beschikbare informatie;

  • *

    Beschikking hebben over een toetsingskader CE bij ontwikkelingen;

  • *

    In beeld te brengen waar mogelijk extra onderzoekskosten te verwachten zijn.

     

1.2 GEBRUIKERS

Deze nota is bedoeld om initiatiefnemers die van plan zijn om grondverzet te plegen, te bouwen of infrastructurele plannen te ontwikkelen, etc. inzicht te geven in de acties die nodig zijn met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE). Dit geldt zowel voor gemeentelijke als voor niet-gemeentelijke projecten.

 

1.3 VERANTWOORDELIJKHEID

De gemeente, en dan met name de burgemeester, is binnen zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde en de lokale veiligheid verantwoordelijk voor het opsporen en het onschadelijk maken van de explosieven. Daarmee is de gemeente niet altijd per definitie verplicht om tot opsporing en ruiming over te gaan. Het al dan niet opsporen en ruimen zal vooral worden beoordeeld in relatie tot het historisch, het huidige en het toekomstige gebruik van het gebied. 

 

2. Wet- en regelgeving

 

Conventionele explosieven vallen onder verschillende wet- en regelgeving. Op verschillende deelaspecten zijn andere regelingen aanwezig. Bij het opstellen van dit document is uitgegaan van geldende wet- en regelgeving. Hieronder staan in volgorde van belangrijkheid, in het kader van omgaan met conventionele explosieven in de bodem bij grondroerende werkzaamheden, deze wet- en regelgeving opgesomd:

 

  • *

    Arbeidsomstandighedenwet, artikel 5, hier is de verplichting verankerd voor het doen van een risico-inventarisatie en -evaluatie.

  • *

    Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.1.b is de zorgplicht weggelegd voor de werkgever voor de gezondheid en de veiligheid van zijn werknemers.

  • *

    Arbeidsomstandighedenregeling, paragraaf 4.2.b (wijziging opsporen conventionele explosieven, Staatscourant 10 april 2007). Hierin is bepaald dat bedrijven die werkzaamheden samenhangende met het opsporen van conventionele explosieven verrichten, in het bezit dienen te zijn van een procescertificaat opsporen conventionele explosieven.

  • *

    Werkveld Specifiek Certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven (WSCS-OCE), 1 juli 2012. Hierin staat de richtlijnen, proceseisen en deskundigheidseisen opgenomen waan onderzoek en opsporing moet voldoen.

  • *

    Gemeentewet, openbare orde

  • *

    Wet Wapens en Munitie (Wet van 5 juli 1997, houdende regels inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enzovoorts van wapens en munitie)

     

Deze nota is niet in strijd met de bovengenoemde wettelijke regelingen, een en ander voor zover deze regelingen van kracht waren op het tijdstip van de vaststelling. Verder toelichting op CE gerelateerde wetgeving is opgenomen in een bijlage van deze nota.

 

3. De CE risicokaart

 

De gemeente heeft aan RPS Explosives Engineering Services (EES) opdracht gegeven een historisch vooronderzoek en een risicokaart voor de gehele gemeente op te stellen. Op de kaart zijn alle CE-risicogebieden binnen Rucphen aangegeven. Dit kunnen risicogebieden zijn n.a.v. luchtaanvallen, beschietingen of mijnenvelden.

 

De bodembelastingkaart en het historisch onderzoek dienen als uitgangspunt voor deze nota. De risicokaart is dynamisch, dit wil zeggen dat toekomstige detectieonderzoeken en ruimingrapporten worden verwerkt om de kaart actueel en betrouwbaar te houden. Dit gebeurt in eigen beheer.

 

CE-risicogebieden zijn gebieden waar op basis van feitelijk bronnenmateriaal een risico op het aantreffen van CE bestaat naar de situatie van 1940-1945 (inclusief naoorlogse munitieruimingen en opsporingsactiviteiten).

 

De gebieden zijn onderverdeeld in de categorieën:

  • *

    Loopgraven;

  • *

    Verdedigingswerken;

  • *

    Geschutsopstellingen;

  • *

    Artilleriebeschietingen;

  • *

    Bombardementen;

  • *

    (Inslag) en detonatie V-1.

     

Per gebied zijn in het historisch onderzoek de details weergegeven. Het onderzoek maakt onderdeel van deze nota.

 

4. Toetsing via bodembelastingkaart

 

Op basis van de bodembelastingkaart zijn de verdachte en aandachtsgebieden visueel in kaart gebracht. Dit is gedaan op basis van een historisch vooronderzoek conventionele explosieven. Op deze wijze kan een betere inschatting gemaakt worden waar de risico’s zijn. Zo kan men er vanuit gaan dat in gebieden waar naoorlogs veel is gebouwd de kans op aantreffen kleiner is dan in een risicogebied waar nooit grondroerende werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Zonder deze verdeling zal in elk gebied altijd onderzoek nodig zijn, dit is praktisch en financieel niet uitvoerbaar.

 

Er is een onderverdeling gemaakt in kans van aantreffen op basis van het historisch vooronderzoek CE. De gebieden kunnen als volgt worden onderscheiden:

 

  • a.

    Verdachte gebieden (hoge kans op aantreffen);

  • b.

    Aandachtsgebieden (verhoogde kans op aantreffen)

  • c.

    Onverdachte gebieden (lage kans op aantreffen).

     

De risicogebieden zijn opgenomen in bijlage 1.

 

  • a.

    Verdachte gebieden (hoge kans op aantreffen CE)

Gebiedskenmerken:

  • *

    oorlogshandelingen

  • *

    geen grootschalige grondroerende werkzaamheden na de WO II

  • *

    buitengebied en parken

  • *

    stedelijk gebied waarvan uit vooronderzoek is gebleken dat er oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden en na de WO II geen (kleinschalige) grondroerende werkzaamheden zijn geweest / dan wel geen ruimingen hebben plaatsgevonden.

     

In gebieden met een hoge kans op aantreffen word geadviseerd maatregelen met betrekking tot CE te treffen bij grondroerende werkzaamheden. Dit kan zijn in de vorm van een project gebonden risicoanalyse of detectie.

 

  • b.

    Aandachtsgebieden (verhoogde kan op aantreffen CE)

Gebiedskenmerken:

  • *

    oorlogshandelingen

  • *

    geen grootschalige grondroerende werkzaamheden na de WO II

  • *

    stedelijk gebied (veelal vooroorlogse wijk)

     

In gebieden met een verhoogde kans zal altijd een afweging gemaakt worden op basis van de ontwikkeling (historie, diepte grondroering, soort gevechtshandelingen, oppervlakte, etc.). Dit blijft maatwerk.

 

  • c.

    Onverdachte gebieden (lage kans op aantreffen)

Gebiedskenmerken:

  • *

    geen oorlogshandelingen

  • *

    opsporingswerkzaamheden uitgevoerd met uitkomst niet aanwezig

  • *

    ruimingen

     

In deze gebieden worden geen extra maatregelen getroffen; Werken volgens het protocol “Toevalstreffer CE uit de Tweede Wereldoorlog” . Dit protocol is te vinden in bijlage 3.

 

 

4.1 GERING GRONDVERZET EN KLEINSCHALIGE WERKZAAMHEDEN

Bij grondroerende werkzaamheden waarbij het grondverzet zeer gering is waardoor de kans op het aantreffen van CE ook klein is, hoeven geen extra maatregelen worden genomen. Werkzaamheden die hier onder vallen zijn:

  • *

    Boringen ten behoeve van bodemonderzoek of sondering

  • *

    Kleinschalige werkzaamheden in plantsoenen en groenonderhoud

In de bovenstaande gevallen worden er geen extra maatregelen getroffen maar wordt het protocol “Toevalstreffer CE uit de Tweede Wereldoorlog” gevolgd.

 

4.2 WERKZAAMHEDEN IN DE BOVENGROND

Indien er werkzaamheden in de bovengrond plaatsvinden is de kans of het aantreffen van CE minimaal. De bovengrond is vaak geroerd na de oorlog. Met werkzaamheden in de bovengrond wordt bedoeld: Alle grondroerende werkzaamheden tot 50 cm –mv. Vervolgonderzoek naar CE is in dit geval niet nodig. Ook hier geldt dat het protocol “Toevalstreffer CE uit de Tweede Wereldoorlog” moet worden gevolgd.

 

Indien uit vooronderzoek of andere bronnen duidelijk blijkt dat de bovengrond verdacht is, zal wel een vervolgonderzoek uitgevoerd moeten worden.

 

4.3 TOETSINGSMOMENTEN

Toetsing vindt plaats bij de volgende activiteiten:

 

Gemeentelijke projecten en projecten door derden

Bij gemeentelijke projecten in een risicogebied zal op basis van de werkzaamheden een afweging gemaakt worden of een project gebonden risicoanalyse (PRA) nodig is. Deze afweging wordt gemaakt met het processchema in bijlage 2 van deze nota. Dit gebeurt door de projectleider van het gemeentelijke ontwikkelingsproject in samenspraak met de beleidsmedewerker. Indien onderzoek noodzakelijk is de projectleider opdrachtgever voor een onderzoek naar CE.

 

Bestemmingsplannen

In bestemmingsplanprocedures dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van CE. Wanneer een gebied bestemd wordt zal door de medewerker die deze procedure uitvoert een toetsing op mogelijke explosieven moeten worden uitgevoerd. Deze toets kan worden uitgevoerd met de bestaande bodembelastingkaart en de deze nota. Wanneer in het bestemde gebied in een risicogebied zal dit in de toelichting van het betreffende plan een standaard stuk tekst worden opgenomen. Afhankelijk van het gebied, de ontwikkeling en de risico’s kan ook worden bepaald om gedurende de procedure aanvullend onderzoek naar CE uit te voeren.

 

Omgevingsvergunning

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning waarbij er grondroerende werkzaamheden plaatsvinden, zal de aanvraag getoetst worden aan de bodembelastingkaart. Dit is geen vereiste volgens de omgevingswet. De verplichting komt vanuit de Arbo wetgeving. De verantwoordelijkheid voor het wel of niet uitvoeren van vervolg maatregelen ligt bij de initiatiefnemer/aanvrager. De gemeente heeft hierin enkel een adviserende taak.

 

5. Taken, verantwoordelijkheden en communicatie

 

5.1 INTERNE TAAKVERDELING

In de onderstaande tabel in de interne taakverdeling weergeven.

 

  • Taak

    Verantwoordelijke

    Raadplegen Risicokaart, onderdeel CE

    Initiatiefnemer/projectleider/dossiereigenaar

    Uitvoeren toetsing CE

    Beleidsmedewerker ROW

    Advisering CE

    Beleidsmedewerker ROW

    Opdrachtverlening onderzoek CE of detectie

    Initiatiefnemer/projectleider/dossiereigenaar

    Doorgeven gemaakte kosten

    Initiatiefnemer/projectleider/dossiereigenaar

    Bijhouden kosten CE

    Beleidsmedewerker ROW

    Opstellen adviezen t.b.v. suppletieverzoek

    Beleidsmedewerker ROW

    Goedkeuren projectplannen CE

    Burgemeester (mandatering Hoofd OOHV / AOV)

    Bijhouden Risicokaart, onderdeel CE

    ??

    Communicatie EODD

    AOV / OvD-Bz

    Opstellen communicatieplan bij ruiming

    AOV

    Evacuatie

    AOV / OvD-Bz

 

De burgemeester is eindverantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid binnen de gemeente.

 

5.2 VERANTWOORDELIJK GEBRUIK

Deze beleidsnota en de bijhorende risicokaart zijn openbaar. Het is ongeschikt om het volledige historische onderzoeken op internet te plaatsten. Naast dat het document anders geïnterpreteerd kan worden zijn “schatgravers” een reden om het document niet geheel openbaar te maken. Ook het voorkomen van het in aanraking te komen met CE is aanleiding om hier voorzichtig mee te zijn. Wel worden de gegevens met betrekking tot CE aan initiatiefnemers verstrekt indien deze per locatie/gebied worden opgevraagd.

 

5.3 COMMUNICATIE

Als er tijdens graafwerkzaamheden CE wordt aangetroffen dat onschadelijk moet worden gemaakt, zal hierover met omwonenden gecommuniceerd moeten worden. In dit geval spreken we over crisiscommunicatie. Dit gebeurt volgens het Regionaal Crisisplan van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant.

 

Vanuit de gemeente Rucphen vindt crisiscommunicatie plaats in samenwerking met deVeiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Naast de crisiscommunicatie is er risicocommunicatie. Risicocommunicatie gaat over de situatie dat er nog geen ramp of crisis – het vinden van een explosief uit de Tweede Wereldoorlog – gaande is. Tot op heden communiceert onze gemeente niet actief over de mogelijke aanwezigheid van CE uit de Tweede Wereldoorlog.

 

6. Ruimingstrategie

Voor het ruimen van CE kan de gemeente kiezen voor een reactieve of een proactieve benadering. Een reactieve strategie houdt in dat de CE pas worden geruimd wanneer dat voor een ontwikkelingsproject noodzakelijk is. Met een proactieve strategie wordt bedoeld dat aan de hand van de beschikbare historische gegevens en de omgevingsfactoren (potentiële risicovolle objecten of situaties) een afweging wordt gemaakt om het explosief te gaan ruimen zonder dat hiervoor geplande grondroerende werkzaamheden aan ten grondslag liggen. Beide ruimingstrategieën kunnen ook naast of aanvullend op elkaar worden toegepast.

 

Voor de gemeente Rucphen is bij het ruimen van CE een reactieve strategie het uitgangspunt. Er bestaat een onderverdeling explosieven, deze bestaat uit:

  • *

    Klein kaliber (munitie tot 20 mm doorsnede (gevechtlading))

  • *

    Geschut en mortiermunitie (variërend van grootte van 20 mm tot 20 cm, of meer)

  • *

    Afwerpmunitie (clusterbommen (submunitie))

  • *

    Bommen tot duizenden ponden / kilo’s

  • *

    Raketten, mijnen

     

6.1 RUIMINGSTRATEGIE KLEIN KALIBER MUNITIE

Naast de blindgangers (o.a. vliegtuigbommen) zijn er locaties, waar klein kaliber munitie (gevechtslading) wordt aangetroffen. Het ruimen van klein kaliber munitie vindt plaats volgens een reactieve benadering. Dit houdt in dat de munitie pas geruimd wordt wanneer dat als gevolg van een (ontwikkeling)project noodzakelijk is. Ook het aantreffen van klein kaliber is geen directe aanleiding tot het doen van een project gebonden risicoanalyse of verdere detectie. De munitie ligt voornamelijk dicht bij het oppervlak.

 

Wanneer er munitie geruimd moet worden hanteert men de volgende ruimingdieptes:

  • *

    Onder woningbouw: 2 meter;

  • *

    Onder groenvoorzieningen: 1 meter;

  • *

    Kabels en leidingen: 1 meter of zover als nodig afhankelijk van de diepteligging;

  • *

    Infrastructuur: onderkant ontgraving.

     

Bij (graaf)werkzaamheden in gebieden waar na de Tweede Wereldoorlog al meerdere malen een ontgraving heeft plaatsgevonden, kan worden aangenomen dat hier geen explosieven meer aanwezig zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bestaande kabels en leidingsleuven. Wordt er echter dieper of breder ontgraven dan geldt deze zone als verdacht op aantreffen op CE.

 

6.2 VERNIETIGINGSLOCATIE

Indien mogelijk zal het explosief op de plaats van aantreffen worden vernietigd. Als dit niet mogelijk is zal het explosief naar een vernietigingslocatie moeten worden getransporteerd. Binnen District De Markiezaten zijn diverse vernietigingslocaties voorhanden. Procedure om hier gebruik van te kunnen maken loopt via de piket Officier van Dienst Bevolkingszorg

 

 

7. Financiën

Er bestaat een mogelijkheid een bijdrage te ontvangen uit het Gemeentefonds met betrekking tot het opsporen en ruimen van CE. De gemeenteraad dient daartoe te besluiten in de vorm van een raadsvoorstel. Hieruit moet blijken dat de opsporing van CE uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is en welke kosten hiermee gemoeid zijn. Dit raadsbesluit kan tezamen met een verzoek tot suppletie worden ingediend bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Indien de gemeenteraad besluit tot het opsporen van CE, krijgen deze gemeenten een aanvullende bijdrage uit het gemeentefonds van 70% van de projectkosten.

 

Dit betekent dat alle gemeenten in geval van opsporing en ruiming van explosieven een bijdrage van 70% kunnen ontvangen door het indienen van een raadsbesluit. Met andere woorden, pas achteraf worden de kosten verrekkend en niet vooraf. Dit houdt in dat per project vooraf kosten gemaakt/gereserveerd moeten worden voor onderzoek en eventuele opsporing naar CE.

 

7.1 SAMENWERKINGSOVEREENKOMSTEN

Alleen gemeenten kunnen een beroep doen op het verkrijgen van een uitkering uit het Gemeentefonds voor de gemaakte kosten op het gebied van opsporing, benadering en ruiming van CE. De controle is door de rijksoverheid gedelegeerd aan de gemeenteraad.

 

Bedrijven en particulieren betalen voor deze activiteiten het volledige bedrag. Afhankelijk van de ontwikkeling kan de gemeente in uitzonderlijke gevallen een samenwerkingsovereenkomst aangaan met de betreffende ontwikkelaar of particulier. Indien een niet-gemeentelijke ontwikkeling in aanmerking wilt komen voor een subsidie, kan een samenwerkingsovereenkomst aangegaan worden. Dit kan echter alleen indien:

  • *

    De ontwikkeling van aantoonbaar algemeen belang is óf

  • *

    De grond in eigendom van de gemeente is

     

De indiener is verantwoordelijk voor de (financiële) risico’s. Deze worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst en vastgesteld door het college.