Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022
CiteertitelVerordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp15/2021
Externe bijlageRaadsvoorstel

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 216 van de Gemeentewet
  3. artikel 225 van de Gemeentewet
  4. artikel 234 van de Gemeentewet
  5. artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024Art. 1:1, art. 5:3, art. 5:10 en de tarieventabel

20-12-2023

gmb-2023-559150

RIS316923
01-01-202301-01-2024Art. 1:1, Art. 3:1, art. 3:3, art. 5:7 eerste en vierde lid, art.5:10 en de tarieventabel

22-12-2022

gmb-2022-582019

RIS313492
01-10-202201-01-2023tarieventabel

30-06-2022

gmb-2022-312443

RIS312451
01-04-202201-10-2022Art. 1:1, art. 2:2, derde lid, art. 2:3, derde lid, art. 3:3 derde lid en de tarieventabel

09-02-2022

gmb-2022-83110

RIS311301
01-01-202201-04-2022Nieuwe regeling

04-11-2021

gmb-2021-470965

RIS309977

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022

 

de raad van de gemeente Den Haag,

 

gezien het voorstel van het college van 14 september 2021,

 

gelet op:

- de artikelen 149, 216, 225 en 234 van de Gemeentewet;

- artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994; en

- de Parkeerstrategie Den Haag 2021-2030 (RIS308711);

 

besluit:

- vast te stellen de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • -

    autodeelplaats:

een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodelen;

  • -

    autodelen:

het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • -

    belanghebbendenplaats:

een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of een parkeerplaats die gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • -

    buurt:

de buurt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening naamgeving en nummering (adressen) 2009 en die op grond daarvan als zodanig geregistreerd staat bij het Centraal Bureau voor de Statistiek;

  • -

    centrale computer:

computer van de gemeente dan wel een computer van de instantie bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • -

    college:

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

  • -

    dag:

een periode van vierentwintig uur, die aanvangt om 0.00 uur;

  • -

    digitaal parkeerrecht GPK-systeem:

het systeem waarmee de houder van een gehandicaptenparkeerkaart via een app of via een klantcontactcentrum een digitaal parkeerrecht kan aanmaken en beëindigen;

  • -

    elektrisch motorvoertuig:

motorvoertuig dat op de openbare weg mag rijden, geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kan rijden en met een oplaadvoorziening is uitgerust;

  • -

    gehandicaptenparkeerkaart:

parkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, een ingevolge de Regeling gehandicaptenparkeerkaart daarmee gelijkgestelde parkeerkaart, of de stadsgewestelijke gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    houder:

degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • -

    maand:

een aaneengesloten periode van zoveel dagen als de kalendermaand, waarin de ingangsdatum valt, telt;

  • -

    marktkooplieden:

ondernemers met een marktvergunning in de zin van de Marktverordening Den Haag 2016;

  • -

    motorvoertuigen:

voertuigen als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met inbegrip van brommobielen;

  • -

    onderwijsinstelling:

een onderwijsinstelling in het kader van de Wet op het onderwijstoezicht;

  • -

    parkeerapparatuur:

parkeermeters, met inbegrip van parkeerautomaten, centrale computers en verder alle apparaten die naar maatschappelijke opvatting onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • -

    parkeerapparatuurplaats:

een parkeerplaats waar het parkeren geregeld wordt door parkeerapparatuur;

  • -

    parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • -

    religieuze instelling:

een instelling, die een ruimte van 150 m² of meer tot haar beschikking heeft, die bestemd is voor de openbare eredienst of openbare levensbeschouwelijke bezinningssamenkomsten en die als zodanig wordt gebruikt;

  • -

    RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    sportvereniging:

de sportvereniging die is aangesloten bij een sportbond, die lid is van NOC*NSF;

  • -

    vergunning:

een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • -

    vergunninggebied:

een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

  • -

    vergunninghouder:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • -

    week:

een periode van zeven achtereenvolgende dagen.

 

Hoofdstuk 2 Plaatsen voor vergunninghouders en vergunningen

Artikel 2:1 Aanwijzing van plaatsen voor vergunninghouders

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 2:2, derde lid, van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

 

Artikel 2:2 Vergunningen

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Het college kan de volgende vergunningen verlenen:

    • a.

      een bewonersvergunning, aan de bewoner van een vergunninggebied die tevens houder is van een motorvoertuig;

    • b.

      een gehandicaptenvergunning, aan de houder van een motorvoertuig die tevens houder is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart;

    • c.

      een VvE-vergunning, aan een Vereniging van Eigenaren van een appartementencomplex, die is gevestigd in een vergunninggebied;

    • d.

      een bezoekersvergunning bewoners, aan een bewoner van een vergunninggebied, ten behoeve van het parkeren van een motorvoertuig van een bezoeker van de bewoner;

    • e.

      een mantelzorgvergunning, aan een bewoner van een vergunninggebied, ten behoeve van het parkeren van een motorvoertuig van een verlener van mantelzorg aan de bewoner;

    • f.

      een bedrijfsvergunning, aan een bedrijf dat is gevestigd in een vergunninggebied;

    • g.

      een bezoekersvergunning bedrijven, aan een bedrijf dat is gevestigd in een vergunninggebied, ten behoeve van het parkeren van een motorvoertuig van een bezoeker van het bedrijf;

    • h.

      een autodeelvergunning, aan een autodeelorganisatie voor een motorvoertuig waarvan die autodeelorganisatie houder is;

    • i.

      een vergunning voor marktkooplieden, aan een vergunninghouder in de zin van de Marktverordening Den Haag 2016, op de daartoe door het college aangewezen plaatsen en vastgestelde tijdstippen;

    • j.

      een onderhoudsvergunning, aan een bedrijf dat aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is een motorvoertuig te parkeren;

    • k.

      een functionele vergunning, aan een persoon of organisatie die aantoont dat het voor de functie-uitoefening noodzakelijk is om in alle vergunninggebieden te kunnen parkeren;

    • l.

      een vergunning voor sportverenigingen, aan een sportvereniging die sportactiviteiten uitoefent in een vergunninggebied;

    • m.

      een vergunning voor religieuze instellingen, aan een religieuze instelling die gevestigd is in een vergunninggebied;

    • n.

      vergunning voor onderwijsinstellingen, aan een onderwijsinstelling die is gevestigd in een vergunninggebied;

    • o.

      een incidentele vergunning, aan een houder van een motorvoertuig, waarmee incidenteel geparkeerd kan worden in alle vergunninggebieden;

    • p.

      een laadpaalvergunning, aan een houder van een elektrisch motorvoertuig die over een parkeerplaats op eigen terrein zonder laadfaciliteit beschikt.

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximaal aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 7.

    Aan een autodeelvergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, zoals hinder of schade, en de negatieve gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

 

Artikel 2:3 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3.

    Op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:2, derde lid, onder a en d, van deze verordening is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

     

Artikel 2:4 Geldigheidsduur

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste vijftien maanden verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in elk geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

 

Artikel 2:5 Intrekking of wijziging van de vergunning

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

     

Hoofdstuk 3 Verbodsbepalingen

Artikel 3:1 Verbod om voorwerp op parkeerplaats te plaatsen

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op het plaatsen of laten staan van voorwerpen die zijn vergund krachtens artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag of waarop het verbod als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, van die verordening niet van toepassing is.

     

Artikel 3:2 Verbod ongeoorloofd gebruik parkeerapparatuur

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

 

Hoofstuk 4 Strafbepaling

Artikel 4:1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in hoofdstuk 3 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

 

Hoofdstuk 5 Parkeerbelasting

Artikel 5:1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 5:2 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 5:1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op grond van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

 

Artikel 5:3 Vrijstellingen

  • 1.

    Houders van een geldige gehandicaptenparkeerkaart zijn vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen:

    • a.

      op een algemene gehandicaptenparkeerplaats, mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de gehandicaptenparkeerkaart op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht;

    • b.

      op door het college specifiek hiervoor aangewezen parkeerplaatsen indien de houder de gehandicaptenparkeerkaart en het kenteken van het te parkeren motorvoertuig heeft aangemeld in het digitaal parkeerrecht GPK-systeem.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik en controle van het digitaal parkeerrecht GPK-systeem.

  • 3.

    Motorvoertuigen van politie, brandweer en ambulance, die als zodanig herkenbaar zijn, zijn vrijgesteld van het betalen van parkeerbelasting.

 

Artikel 5:4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 5:5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

 

Artikel 5:6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting, indien het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaats gevonden.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, voor het parkeren anders dan op parkeerapparatuurplaatsen, wordt geheven bij wege van betaling bij een betaalautomaat en moet worden betaald na afloop van het parkeren.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet zijn betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 5.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

 

Artikel 5:7 Ontheffing van parkeerbelasting

  • 1.

    Ontheffing van parkeerbelasting voor de vergunning, als genoemd in onderdelen 3.1.1, 3.1.2, 3.1.3, 3.3.1, 3.5, 3.6.1, 3.7 en 3.8 van de bij deze verordening behorende tarieventabel, wordt zonder dat daartoe een aanvraag is ingediend, verleend. Ontheffing van parkeerbelastingen voor de overige in de tarieventabel opgenomen vergunningen wordt uitsluitend op aanvraag verleend.

  • 2.

    Als een vergunning wordt ingetrokken of vervalt, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over de nog niet ingetreden volle dagen, waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 3.

    Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur college de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle dagen gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

  • 4.

    Indien voor een motorvoertuig parkeerbelasting als genoemd in onderdeel 3.10 van de bij deze verordening behorende tarieventabel is betaald en aannemelijk is dat niet of slechts gedurende een gedeelte van de desbetreffende periode van de parkeermogelijkheid gebruik kan worden gemaakt, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle dagen gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest. Het bedrag van de ontheffing wordt berekend door op het maandtarief het in de eerste volzin bedoelde aantal volle dagen tegen het dagtarief in mindering te brengen.

 

Artikel 5:8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college

bij openbaar te maken besluit.

 

Artikel 5:9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag voor de belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, kan aan het voertuig een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het motorvoertuig wordt weggereden.

  • 2.

    Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de heffings- en invorderingsambtenaar van de gemeente Den Haag aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

 

Artikel 5:10 Kosten

 

  • 1.

     

De kosten van de naheffingsaanslag voor de belasting bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, bedragen:

€ 76,70

  • 2.

     

De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen:

€ 306,00

  • 3.

     

De kosten voor de overbrenging en bewaring van het motorvoertuig naar de bewaarplaats bedragen:

  • a.

    voor de overbrenging:

€ 306,00

  • b.

    voor het bewaren per dag:

€ 25,00

  • 4.

     

De kosten voor de opsporing van degene aan wie de kennisgeving van de overbrenging en bewaring wordt gezonden bedragen:

€ 14,00

  • 5.

     

De kosten bedragen voor:

  • a.

    het taxeren van het motorvoertuig:

€ 84,00

  • b.

    de verkoop van het motorvoertuig:

€ 92,00

  • c.

    de vernietiging van het motorvoertuig:

€ 9,00

  • 6.

     

Het bedrag van de ingevolge het tweede tot en met vijfde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

 

Artikel 5:11 Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

 

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Toezicht op de naleving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken 2 tot en met 4 van deze verordening zijn belast de gemeentelijke parkeercontroleurs.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken 2 tot en met 4 van deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

  • 3.

    Een ieder is verplicht de door de in het eerste en tweede lid bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

 

Artikel 6:2 Intrekking

  • 1.

    De Parkeerverordening 1992 en de Verordening parkeerbelasting Den Haag 2021 worden ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijven voor de tijdvakken waarvoor deze hebben gegolden.

  • 2.

    Voor vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 1992 is bij verlenging na 31 december 2021 de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 van toepassing.

 

Artikel 6:3 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

 

Artikel 6:4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022.

 

Tarieventabel behorend bij de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022

 

Hoofdstuk 1 Het tarief voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen

 

 

Onderdeel

Omschrijving

Tarief

  • 1.

     

Het tarief voor het parkeren, als bedoeld in artikel 5:1, onderdeel a, op parkeerapparatuurplaatsen bedraagt:

1.1.

in tariefgebied I (de buurten Kortenbos, Uilebomen, Voorhout, Zuidwal, Oud Scheveningen, Rijslag, Scheveningen Badplaats, Visserijbuurt, Vissershaven (met uitzondering van de wegen genoemd in onderdeel 1.4) en Belgisch Park, per uur:

€ 6,75

1.2.

op het parkeerterrein Norfolk, per uur:

€ 6,75

1.3.1.

op de parkeerterreinen Noordelijk Havenhoofd en Zwarte Pad, per uur:

€ 6,75

1.3.2.

met een maximum per dag van:

€ 26,85

1.4

op de volgende wegen rond de Scheveningse haven: Hellingweg (tussen Hellingkade en de haven), Dr. Lelykade (tussen Datheenstraat en 2e Zeesluisdwarsweg), Zeesluisweg (tussen Schokkerweg en 2e Zeesluisdwarsweg), 2e Zeesluisdwarsweg, Vissershavenweg (tussen Treilerdwarsweg en 2e Zeesluisdwarsweg), per uur:

€ 2,60

1.5.1

op het bedrijventerrein Fruitweg, per uur:

€ 2,60

1.5.2

met een maximum per dag van:

€ 5,55

1.6.

bij het winkelcentrum Ypenburg, per twee uur:

€ 0,20

1.7.

in een groengele zone, per uur of een gedeelte daarvan:

€ 0,10

1.8.

in tariefgebied II (het overige deel van de gemeente), per uur:

€ 2,60

 

Hoofdstuk 2 Het tarief voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen

 

 

Onderdeel

Omschrijving

Tarief

2.

Het tarief voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen, anders dan krachtens een parkeervergunning, is in alle tariefgebieden, per dag of een gedeelte hiervan:

€ 50,00

 

Hoofdstuk 3 Het tarief voor een parkeervergunning

 

 

Onderdeel

Omschrijving

Tarief

3.

Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 5:1, onderdeel b, bedraagt:

3.1.1.

voor de eerste bewonersvergunning of de eerste gehandicaptenvergunning, per jaar:

€ 93,80

3.1.2.

voor de tweede bewonersvergunning of de tweede gehandicaptenvergunning, per jaar:

€ 327,70

3.1.3.

voor de derde bewonersvergunning of de derde gehandicaptenvergunning, per jaar:

€ 655,40

3.2.

voor de VvE-vergunning, per maand: x keer het tarief van een eerste bewonersvergunning, dat van toepassing is in het gebied waar het appartementencomplex van de vereniging van eigenaars gelegen is, waarbij x het aantal geregistreerde eerste auto’s van bewoners binnen de vereniging van eigenaren is minus het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein van deze vereniging en het aantal binnen de vereniging van eigenaren geregistreerde houders van een gehandicaptenvergunning, met dien verstande dat er per appartement slechts sprake kan zijn van één geregistreerde eerste auto

3.3.1.

voor de bezoekersvergunning bewoners, per jaar:

€ 32,25

3.3.2.

voor een extra parkeertegoed van 50 uur voor een bezoekersvergunning voor bewoners:

€ 50,00

3.4.1.

voor de mantelzorgvergunning, per jaar:

€ 0,00

3.4.2.

voor een extra parkeertegoed van 50 uur voor een mantelzorgvergunning:

€ 50,00

3.5.

voor de bedrijfsvergunning, per jaar:

€ 433,15

3.6.1.

voor de bezoekersvergunning bedrijven, per jaar:

€ 44,45

3.6.2.

voor een extra parkeertegoed van 50 uur voor een bezoekersvergunning voor bedrijven:

€ 50,00

3.7.

voor de autodeelvergunning, per jaar:

€ 93,80

3.8.

voor de marktkoopliedenvergunning, per jaar:

€ 271,25

3.9.

voor de onderhoudsvergunning:

3.9.1.

per dag:

€ 15,85

3.9.2.

per week:

€ 46,15

3.9.3.

per maand:

€ 115,30

3.9.4.

per kwartaal:

€ 288,30

3.9.5.

per jaar:

€ 980,25

3.10.

voor de functionele vergunning, per jaar:

€ 757,65

3.11.1.

voor de parkeervergunning voor sportverenigingen met een parkeertegoed van 1.000 uur, per jaar:

€ 100,00

3.11.2.

voor een extra parkeertegoed van 200 uur per 50 leden:

€ 50,00

3.12.1.

voor de parkeervergunning voor religieuze instellingen met een parkeertegoed van 1.000 uur, per jaar:

€ 100,00

3.12.2.

voor een extra parkeertegoed van 200 uur:

€ 50,00

3.13.

voor de parkeervergunning voor onderwijsinstellingen, per jaar:

€ 83,35

3.14.

voor de incidentele vergunning:

3.14.1.

per dag:

€ 50,00

3.14.2.

per week:

€ 150,00

3.14.3.

per maand:

€ 600,00

3.15.1.

voor de laadpaalvergunning met een parkeertegoed van 600 uur, per jaar:

€ 33,35

3.15.2.

voor een extra parkeertegoed van 50 uur voor een laadpaalvergunning:

€ 50,00

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering 4 november 2021.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Jan van Zanen.