Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

Verordening havens en overige wateren gemeente Súdwest-Fryslân 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening havens en overige wateren gemeente Súdwest-Fryslân 2021
CiteertitelVerordening havens en overige wateren gemeente Súdwest-Fryslân 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerphavens en overige wateren
Externe bijlagenBijlage 1; overzichtskaart havens Bijlage 2; kaarten per havengebied Verordening havens; toelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-2021nieuwe regeling

29-04-2021

gmb-2021-138431

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening havens en overige wateren gemeente Súdwest-Fryslân 2021

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 maart 2021;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat er met het vaststellen van de verordening regels gesteld worden in het belang van de openbare orde en veiligheid, de bescherming van de natuur, het milieu en de volksgezondheid, de ordening van ligplaatsen, de voorkoming van gevaar, schade of hinder en de bevordering van de recreatie

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Verordening havens en overige wateren gemeente Súdwest-Fryslân 2021

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berusten bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanleggen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

  • b.

    ankeren: het doen of laten liggen van een vaartuig anders dan aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig;

  • c.

    beroepsvaartuig: vaartuig dat hoofdzakelijk is bestemd en/of gebruikt wordt voor de uitoefening van enig beroep of bedrijf;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

  • e.

    haven: wateren die in het beheer zijn van onze gemeente en die voor de scheepsvaart openstaan, alsmede alle daartoe behorende kaden, kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven en los- en laadplaatsen, zoals aangegeven op de kaart in de bijlage bij deze verordening;

  • f.

    havenmeester: degene die als zodanig door het college is aangewezen, en zijn plaatsvervanger(s);

  • g.

    historisch schip: schepen die als zodanig door het college van burgemeester en wethouders worden aangemerkt;

  • h.

    ligplaats: een plaats waar vaartuigen kunnen worden afgemeerd en die plaats als zodanig door het college is aangewezen;

  • i.

    ligplaatshouder: degene op wiens naam de ligplaatsvergunning staat voor het hebben of innemen van een ligplaats;

  • j.

    ligplaats innemen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan met aanleggen wordt bedoeld;

  • k.

    overige wateren: de openbare wateren die in beheer zijn bij de gemeente Súdwest-Fryslân en die al dan niet beperkt voor scheepvaart open staan, niet zijnde havens;

  • l.

    passagiersvaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor: het bedrijfsmatig vervoer van personen, bedrijfsmatig vervoer en logies van personen anders dan een geregelde lijndienst, beroepsmatige chartervaart;

  • m.

    pleziervaartuig: vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • n.

    rechthebbende: degene die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke zeggenschap uitoefent;

  • o.

    rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of dergelijke planten (helofyten) begroeide oppervlakte;

  • p.

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een vaartuig heeft;

  • q.

    spudpaal: een voorziening waarmee een vaartuig zichzelf in de bodem kan verankeren door middel van verticale meerpalen waarmee het vaartuig zelf is uitgerust;

  • r.

    vaartuig: elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water.

  • s.

    visserschip: een vaartuig dat hoofdzakelijk is bestemd en wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee;

  • t.

    vrachtschip: een vaartuig dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen.

 

Artikel 1.2 Lex superior

Bij strijdigheid met regels uit hogere regelgeving gaan die regels voor.

 

Artikel 1.3 Toepassingsgebied

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de havens, zoals aangegeven op de kaarten in de bijlagen, en op de overige wateren.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op woonschepen.

 

Artikel 1.4 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

 

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan vergunningen en ontheffingen verlenen en daaraan beperkingen en voorschriften verbinden.

  • 2.

    Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning verleend voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd.

  • 3.

    Een ontheffing kan worden verleend voor een eenmalige of kortstondige gedraging of handeling.

  • 4.

    Een ontheffing kan in spoedeisende gevallen mondeling worden verleend.

  • 5.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.1 van deze verordening.

 

Artikel 1.6 Wijzigings- en intrekkingsgronden

Het college kan in ieder geval een vergunning of ontheffing weigeren, wijzigen of intrekken indien:

  • a.

    dit in het belang van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van de haven en overige wateren, of de kwaliteit van de dienstverlening in de haven en overige wateren noodzakelijk is;

  • b.

    een daaraan verbonden voorschrift of beperking niet wordt nageleefd;

  • c.

    zich na de verlening een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening bekend was geweest, de vergunning of ontheffing niet of niet onder die voorschriften zou zijn verleend;

  • d.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • e.

    hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • f.

    de houder dit verzoekt.

 

Artikel 1.7 Verplichtingen van houders van een vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden en niet overdraagbaar, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

 

Artikel 1.8 Normadressaat

  • 1.

    Tenzij uit deze verordening anders blijkt, zijn de ligplaatshouder en/of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Bij afwezigheid van de ligplaatshouder en/of de schipper is de rechthebbende op een vaartuig verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

 

Artikel 1.9 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst één of meer havenmeesters aan.

 

Artikel 1.10 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen in het kader van de orde, de veiligheid, bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening in of in de omgeving van de haven of ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, over:

  • a.

    de gegevens die aan de havenmeester moeten worden gemeld voordat met een vaartuig een haven wordt aangedaan, voordat ligplaats wordt ingenomen of voordat bepaalde activiteiten worden ondernomen;

  • b.

    de wijze waarop de melding, onder a, plaatsvindt;

  • c.

    de wijze waarop een aanvraag om een vergunning en ontheffing plaatsvindt;

  • d.

    de voorwaarden waaronder vaartuigen zich in een door het college aangewezen gebied mogen bevinden, welke betrekking kunnen hebben op daar te ondernemen activiteiten en op eisen waaraan vaartuigen en/of bemanning moeten voldoen om deze activiteiten te mogen ondernemen;

  • e.

    wateren die worden aangewezen waarin het verboden is om te varen;

  • f.

    de aanvraag en verlening van een vergunning zoals bedoeld in artikel 2.3;

  • g.

    de wachtlijst voor een vergunning zoals bedoeld in artikel 2.3;

  • h.

    de wijze van aanleggen van vaartuigen en het innemen van een ligplaats;

  • i.

    het ligplaats innemen aan de eigen kade.

 

HOOFDSTUK 2 LIGPLAATS INNEMEN EN AANLEGGEN IN DE HAVEN EN OVERIGE WATEREN

 

 

§ 2.1 Algemeen

 

Artikel 2.1 Ligplaatsenoverzicht

Het college kan een ligplaatsenoverzicht vaststellen, dat in elk geval een kaart bevat van de havens met daarop aangegeven:

  • a.

    de plaatsen of gebieden die bestemd zijn om ligplaats in te nemen;

  • b.

    de plaatsen of gebieden die bestemd zijn om aan te leggen;

  • c.

    de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor bepaalde categorieën vaartuigen;

  • d.

    de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor ligplaatsvergunninghouders.

 

§ 2.2 Ligplaats innemen

 

Artikel 2.2 Algemeen ligplaatsverbod

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee ligplaats in te nemen of te hebben in de havens of de overige wateren.

  • 2.

    Het college en de havenmeester kunnen van een verbod vergunning of ontheffing verlenen.

  • 3.

    Op de vergunning en ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2.3 Ligplaatsvergunning

  • 1.

    Een ligplaatsvergunning kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een vaartuig in één van de volgende categorieën:

    • a.

      Categorie 1: Pleziervaartuig;

    • b.

      Categorie 2: Historisch schip;

    • c.

      Categorie 3: Visserschip.

  • 2.

    Op een ligplaatsvergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing

 

Artikel 2.4 Beroepsvaart

Beroepsvaartuigen die tijdelijk ligplaats willen innemen conform het ligplaatsenoverzicht dienen te beschikken over toestemming van het college of de havenmeester.

 

Artikel 2.5 Ligplaats innemen aan eigen kade

Het is toegestaan ligplaats in te nemen aan de eigen kade, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

 

§ 2.3 Aanleggen

 

Artikel 2.6 Aanleggen

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee aan te leggen in of aan rietkraag of aan of op een zodanig aangewezen oever.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing

 

Artikel 2.7 Meldingsplicht aanleggen

  • 1.

    Voor het aanleggen met een vaartuig conform het ligplaatsenoverzicht is toestemming vereist van het college of de havenmeester.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee langer dan ten hoogste drie keer 24 uur of gedeelten daarvan op dezelfde plaats aan te leggen. Hieronder wordt verstaan:

    • a.

      dat de rechthebbende op een vaartuig geacht wordt daarmee gedurende drie achtereenvolgende dagen, of gedeelten daarvan, op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat vaartuig op die plaats door de havenmeester of andere bevoegde autoriteit wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen;

    • b.

      dat het aanleggen niet wordt geacht te zijn beëindigd, indien het vaartuig, over minder dan vijfhonderd meer is verplaatst;

    • c.

      dat het de rechthebbende op een vaartuig verboden is met enig vaartuig binnen vijf dagen nadat het is verplaatst, op dezelfde aanlegplaats opnieuw aan te leggen.

 

Artikel 2.8 Aanlegexces

Onverminderd het bepaalde in het tweede lid van artikel 2.7 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee op een plaats aan te leggen, als door of namens het college hem schriftelijk is meegedeeld dat het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanlegplaatsen, onaanvaardbaar is daar nog langer aan te leggen.

 

HOOFDSTUK 3 ORDENING EN GEBRUIK VAN DE HAVEN EN OVERIGE WATEREN

 

 

Artikel 3.1 Verkeerstekens

  • 1.

    Het college kan in de havens en overige wateren verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en deze voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Het is verboden te handelen in strijd met verkeerstekens of de daarbij behorende nadere aanduidingen.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing

 

Artikel 3.2 Ankeren

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren:

    • a.

      in een rietkraag of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit de rietkraag;

    • b.

      op een afstand van minder dan vijf meter van de oever van de haven.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in tegenstelling tot de periode die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een permanent recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig.

  • 3.

    Door of namens het college kan ontheffing worden verleend van de verboden in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

     

Artikel 3.3 Varen

Het is rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee door of in een rietkraag te varen.

 

Artikel 3.4 Langszij komen varen van vaartuigen

De rechthebbende op een aan een aanlegplaats gemeerd vaartuig moet gedogen dat een ander vaartuig langszij komt of langszij daarvan vastmaakt om zodoende een verbinding met de vaste wal te bieden, anders dan om te laden of te lossen.

 

Artikel 3.5 Toegang tot de haven

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon met een vaartuig dat uitsluitend door middel van zeilen wordt voortbewogen te varen in de haven, tenzij:

  • a.

    geen (hulp)motor aanwezig is;

  • b.

    dit door veiligheidsredenen noodzakelijk is;

  • c.

    het open pleziervaartuigen betreft van geringe afmetingen;

  • d.

    het zeilen betreft van geringe afmetingen op vaartuigen, als zijnde steunzeilen.

 

Artikel 3.6 Verhalen van vaartuigen

  • 1.

    De havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon kan een vaartuig verhalen of kan de rechthebbende op een vaartuig opdragen het vaartuig te verhalen naar een andere ligplaats.

  • 2.

    Als geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht een vaartuig te verhalen kan het college het vaartuig, voor rekening en risico van de rechthebbende op het vaartuig, verhalen of doen verhalen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen of als de rechthebbende op het vaartuig onbekend is kan het college het vaartuig, voor rekening en risico van die rechthebbende, direct verhalen of doen verhalen.

 

Artikel 3.7 Maximum vaarsnelheid

De vaarsnelheid in de haven bedraagt maximaal 6 km/h of zoveel minder ter voorkoming van schade aan derden of eigendommen van derden door golfslag of zuiging.

 

Artikel 3.8 Zwemverbod

Het is een ieder verboden in de haven, dan wel in de nabijheid van een brug, sluis of stuw te zwemmen.

 

Artikel 3.9 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een vaartuig die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken aan het vaartuig of de omgeving, moeten direct aan de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon worden gemeld.

 

Artikel 3.10 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water

  • 1.

    Het is verboden ijs in wateren te breken. Dit verbod heeft mede betrekking op het gemeentelijk vaarwater buiten de bebouwde kom.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor:

    • a.

      het losmaken van ijs rond vaartuigen;

    • b.

      voor degene die handelt in opdracht of met toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon.

 

Artikel 3.11 Veilige toegang en doorgang

  • 1.

    Een afgemeerd vaartuig moet beschikken over een toegang die geen gevaar of schade aan personen kan veroorzaken.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet met betrekking tot binnenschepen waarbij:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen;

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

  • 3.

    Voor een goede doorgang moeten steigers, kaden, plankieren en bermen, behalve voor het direct laden en lossen, worden vrijgehouden van goederen en voorwerpen.

 

Artikel 3.12 Binnenvaren en aanleggen

  • 1.

    Een vaartuig dat de haven binnenvaart moet voldoende diepgang hebben en van een zodanige afmeting zijn dat een veilige ligplaats in de haven kan worden gekozen.

  • 2.

    Een vaartuig moet op een veilige en deugdelijke wijze worden aangelegd.

  • 3.

    Indien een vaartuig in of nabij de haven schade heeft veroorzaakt aan enig werk of vaartuig, dient de rechthebbende op het vaartuig hiervan direct de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon in kennis te stellen.

  • 4.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon te ankeren in de haven.

  • 5.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon een vaartuig met sloten vast te leggen.

 

Artikel 3.13 Verbod op gebruik spudpalen

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon een spudpaal te gebruiken.

  • 2.

    Het verbod geldt niet indien dit gebruik in overeenstemming is met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 3.1.

 

Artikel 3.14 Gebruik van boegsprieten en kluifhouten

Boegsprieten en kluifhouten dienen ingenomen of getopt te worden en ankers dienen binnenboord te worden gehaald op aanwijzing van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon.

 

Artikel 3.15 Baggeren, dreggen en zoeken

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon te zoeken naar voorwerpen met behulp van een beugel, haak, dreg, magneet of duikersmateriaal.

  • 2.

    Een ieder is verplicht in de haven gevonden voorwerpen direct over te dragen aan de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon.

  • 3.

    Het verlies van ankers, kettingen, trossen en dergelijke moet direct worden gemeld aan de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon.

 

Artikel 3.16 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven en hekschroeven

  • 1.

    Het is verboden voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken als het vaartuig:

    • a.

      aan de grond zit;

    • b.

      aangelegd is of ligplaats ingenomen heeft, ten anker of op spudpalen ligt; of

    • c.

      ter hoogte van de kade of oever gaande wordt gehouden of hiertegen wordt gedrukt, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren, aanleggen of het innemen van een ligplaats.

  • 2.

    Tijdens het gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven is een persoon die bekend is met de bediening van het vaartuig in de stuurhut aanwezig.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing als het een aan een ander vaartuig gemeerd vaartuig betreft, dat bij- of af moet draaien ter voorkoming van schade.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing indien wordt gehandeld met toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon.

 

Artikel 3.17 Bruggen en sluizen

  • 1.

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht instructies van het bedienend personeel van de beweegbare brug of sluis voor het treffen van voorzorgsmaatregelen en het bevorderen van de doorvaart op te volgen.

  • 2.

    Bij het naderen van beweegbare bruggen is de rechthebbende op het vaartuig verplicht het personeel in het eerste lid tijdig te waarschuwen en de snelheid zodanig te verminderen dat het vaartuig op ten minste 25 meter voor de brug of sluis tot stilstand komt.

 

Artikel 3.18 Uitoefening van een bedrijf

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van het college een vaartuig op een ligplaats te gebruiken voor:

    • a.

      het uitoefenen van een bedrijf;

    • b.

      het drijven van handel;

    • c.

      het houden van een herberg;

    • d.

      het verlenen en gebruik van huisvesting;

    • e.

      het houden van vast verblijf;

    • f.

      het afleveren van koopwaar.

  • 2.

    Het verbod in dit artikel is niet van toepassing op beroepsvaartuigen die ligplaats nemen op voor hen bestemde plaatsen en tevens zijn voorzien van een geldig Certificaat van Onderzoek, afgegeven ingevolge hoofdstuk 3, paragraaf 1 van de Binnenvaartwet.

  • 3.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

HOOFDSTUK 4 VEILIGHEID EN MILIEU IN DE HAVEN EN DE OVERIGE WATEREN

 

 

Artikel 4.1 Verontreiniging van lucht en water

  • 1.

    Het is verboden stoffen uit een vaartuig te laten ontsnappen, indien daardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 3.

    Het is verboden aan boord van een vaartuig afval te verbranden.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing

 

Artikel 4.2 Brandveiligheid

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon aan boord van een vaartuig een open of gloeiend vuur te hebben.

  • 2.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon ontplofbare- of licht ontvlambare stoffen te laden en/of te lossen.

  • 3.

    De rechthebbende op een vaartuig, waarop brand is ontstaan, moet direct alarm slaan en redelijkerwijs trachten zijn vaartuig uit de nabijheid van andere vaartuigen te brengen.

 

Artikel 4.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, is verplicht:

  • a.

    de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon daarvan onmiddellijk in kennis te stellen;

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk te verwijderen, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

 

Artikel 4.4 Verbod gebruik hoofdmotor

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon op een vaartuig dat is afgemeerd de hoofdmotor in werking te hebben met uitzondering voor het direct vertrekken van het vaartuig.

 

Artikel 4.5 Verbod gebruik generatoren

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon aan boord van een vaartuig een generator te gebruiken.

  • 2.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor dit verbod niet geldt.

  • 3.

    Het verbod geldt niet wanneer de generator gebruikt wordt voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden voor zover in overeenstemming met artikel 4.8.

 

Artikel 4.6 Voorzieningen en voorwerpen

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te hebben, te plaatsen of aan te brengen.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen, en als zodanig in gebruik zijn, voor het laden en lossen van schepen.

 

Artikel 4.7 Gezonken vaartuigen

  • 1.

    De rechthebbende op een gezonken vaartuig is verplicht dit feit direct te melden bij de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon en dient zodanige bakens en/of veiligheidsseinen te plaatsen en maatregelen te nemen dat overlast zo veel mogelijk wordt voorkomen.

  • 2.

    Een gezonken vaartuig moet direct door de rechthebbende verwijderd worden. Indien de rechthebbende hier geen zorg voor draagt is het college bevoegd het gezonken vaartuig op kosten van de rechthebbende te verwijderen.

 

Artikel 4.8 Verrichten van werkzaamheden

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester of een andere door het college met toezicht belast persoon aan een vaartuig of aan een voorwerp aan boord van een vaartuig werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het vaartuig of het voorwerp, tenzij:

  • a.

    Het vaartuig ligplaats heeft op of bij een scheepswerf, of:

  • b.

    de werkzaamheden:

    • 1.

      geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;

    • 2.

      ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;

    • 3.

      binnen de boorden van het vaartuig blijven en de kades en/of steigers hiervan geen onderdeel uitmaken;

    • 4.

      worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn, en;

    • 5.

      geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken die gevaar, schade of hinder voor de omgeving kunnen opleveren.

 

HOOFDSTUK 5 HANDHAVING

 

 

Artikel 5.1 Aanwijzingen en toestemming

  • 1.

    Door of namens het college kunnen mondeling of schriftelijk aanwijzingen worden gegeven in het belang van de orde en veiligheid in de haven en de overige wateren, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, als ten aanzien van de bepalingen in deze verordening opgenomen.

  • 2.

    Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

  • 3.

    Voor zover en niet anders bepaald, kan de havenmeester van elk verbod in het belang van het veilig en ordelijk verloopt van de scheepvaart, mondeling toestemming verlenen om van het bepaalde in of bij deze verordening af te wijken.

 

Artikel 5.2 Onderzoek in het belang van de openbare orde, veiligheid en het milieu

  • 1.

    Het college kan in het belang van de openbare orde, veiligheid en het milieu een deskundig onderzoek uitvoeren aan boord van een vaartuig.

  • 2.

    Op grond van de resultaten van het in het eerste lid bedoelde onderzoek kan het college het vaartuig afkeuren voor gebruik, waarna de rechthebbende op het vaartuig binnen acht dagen schriftelijk wordt bericht.

  • 3.

    Het college kan de rechthebbende op het vaartuig gelasten een afgekeurd vaartuig te verwijderen.

  • 4.

    Het is niet toegestaan een afgekeurd vaartuig te gebruiken, in gebruik te geven of te verhuren.

  • 5.

    Indien een afgekeurd vaartuig is hersteld, mag dit niet eerder in gebruik worden genomen of verhuurd dan nadat het is goedgekeurd op grond van een nieuw deskundig onderzoek.

 

Artikel 5.3 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 5.4 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, zijn belast: de personen die bij de gemeente Súdwest-Fryslân werkzaam zijn in de functie van havenmeester.

  • 2.

    Het college kan daarnaast andere personen aanwijzen dit toezicht uit te oefenen.

 

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

 

 

Artikel 6.1 Intrekking oude verordening

De Verordening havens en overige wateren gemeente Súdwest-Fryslân, inwerking getreden op 1 april 2014, wordt ingetrokken.

 

Artikel 6.2 Overgangsrecht

  • 1.

    Aanvragen om vergunning of ontheffingen die zijn ingediend krachtens de Verordening als bedoeld in artikel 6:1, maar waarover nog niet is beschikt op het moment van het inwerking treden van deze verordening, worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

  • 2.

    De vergunningen en ontheffingen die zijn verleend krachtens de Verordening als bedoeld in artikel 6:1, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

 

Artikel 6.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening havens en overige wateren gemeente Súdwest-Fryslân 2021.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 april 2021,

mr. drs. J.A. de Vries, voorzitter

G.W. Stegenga, griffier