Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling aanpak schades kanaal Almelo-De Haandrik |
Citeertitel | Regeling aanpak schades kanaal Almelo-De Haandrik |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Begrenzing schaderegeling |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-12-2020 | nieuwe regeling | 03-11-2020 | 2002/0279921 |
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Woning: een onroerende zaak, gelegen in het schadegebied, die is gebouwd voor bewoning of die geheel of gedeeltelijk als woning in gebruik is en waarvoor geldt dat het gebruik als woning planologisch is toegestaan. Geen onderdeel van een woning zijn in elk geval tuinen, tuinbestrating, opritten, erfafscheidingen en overige zaken zoals losstaande schuren, loodsen of tuinhuisjes.
Andere opstal: een onroerende zaak, gelegen in het schadegebied, niet zijnde een woning, bedrijfspand of gemengd pand. Hieronder wordt onder meer begrepen tuinbestrating, opritten, erfafscheidingen, losstaande schuren, loodsen, tuinhuisjes en kabels en leidingen voor zover ze niet in of onder een pand zijn gelegen;
Deze regeling is niet van toepassing voor zover de eigenaar uit anderen hoofde een tegemoetkoming in de schade heeft verkregen of redelijkerwijs kan krijgen, daaronder begrepen vergoedingen die Gedeputeerde Staten in het verleden aan een claimant hebben verstrekt en met vergoedingen die Gedeputeerde Staten nog zullen verstrekken in verband met de vervanging van boordvoorzieningen in de periode 2019-2020.
Artikel 1.3 Recht op schadevergoeding
De provincie Overijssel vergoedt naar regels van burgerlijk recht alle schade die het gevolg is van overheidshandelen. Daarbij wordt causaliteit tussen de schade en het overheidshandelen aangenomen, tenzij met zekerheid of met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat de schade is veroorzaakt door overheidshandelen.
Gedeputeerde Staten kunnen conform het bepaalde in de hoofdstukken 3 en 4 subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:
Herstelkosten als bedoeld in artikel 1.4 eerste lid en artikel 1.5 onder a, zijn de kosten van deugdelijke herstel in de oude toestand door een erkend aannemer.
HOOFDSTUK 2 Procedurele bepalingen
Artikel 2.1 Volgorde van behandeling
Aansprakelijkstellingen worden met voorrang behandeld als dat naar inschatting van Gedeputeerde Staten gewenst is met het oog op de leefsituatie van claimanten en/of wanneer de omvang van de schade relatief groot is.
Artikel 2.2 Deskundige (schade-expert)
In gevallen waarin de deskundige van oordeel is dat de totale schade aan een pand meer dan € 5.000 kan bedragen en de deskundige voor het uitbrengen van diens advies uitvoering van onderzoek door een derde noodzakelijk acht, dragen Gedeputeerde Staten zorg voor de uitvoering van dat onderzoek mits zij dat gelet op de omstandigheden van het geval doelmatig en proportioneel achten.
HOOFDSTUK 3 Subsidie voor schadeherstel
Geen subsidie wordt verleend voor zover de schade een gevolg is van omstandigheden die aan de eigenaar kunnen worden toegerekend, waarbij schade door zettingen en grondwaterverstoringen niet worden toegerekend aan de eigenaar, en met dien verstande dat de subsidie als bedoeld in artikel 1.5 sub a door toepassing van dit lid niet lager kan worden vastgesteld dan €5.000,-.
HOOFDSTUK 4 Subsidie voor contra-expertise
Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het laten uitvoeren van een contra-expertise (second opinion) naar aanleiding van het advies van de deskundige zoals bedoeld in artikel 2.2.
Toelichting Regeling aanpak schades kanaal Almelo-De Haandrik
De provincie heeft in de periode tussen eind 2011 en begin 2016 werkzaamheden verricht aan kanaal Almelo-De Haandrik. Daarmee werd het kanaal toegankelijk gemaakt voor grotere schepen. In deze periode zijn er door de provincie ongeveer 40 meldingen ontvangen van schades aan panden langs het kanaal. Deze meldingen zijn volgens de bij de provincie gebruikelijke procedure afgehandeld. Het ging vooral om kleine schades door trillingen. In het najaar van 2018 ontving de provincie in korte tijd een groot aantal nieuwe schademeldingen. Deze schademeldingen waren afkomstig uit een beperkt gebied langs het kanaal. Door bewoners werd een relatie gelegd tussen de schades en de uitgevoerde werkzaamheden aan het kanaal. Dit was voor de provincie reden om een onderzoek te starten naar de oorzaak van schades en de mogelijke relatie met uitgevoerde werkzaamheden. Dit onderzoek is uitgevoerd door Deltares in samenwerking met TNO, onder begeleiding van een onafhankelijke adviescommissie.
Op 26 mei 2020 is het rapport van Deltares uitgebracht. Uit het rapport blijkt dat Deltares geen eenduidige oorzaak voor alle schades heeft gevonden. Wel is duidelijk geworden dat in veel gevallen een relatie met werkzaamheden van de provincie niet aan de orde of heel onwaarschijnlijk is. Op basis van het rapport bestaat er in ongeveer 1/3e deel van de gemelde schadegevallen een kans dat de provincie wel heeft bijgedragen aan het ontstaan van schade. Deze schadegevallen liggen in zogenaamde invloedgebieden van mogelijke schadeoorzaken die met handelingen van de provincie te maken hebben. Om vast te stellen of de provincie in deze gevallen daadwerkelijk schade heeft veroorzaakt, is nader onderzoek op pandniveau nodig.
Nadat de provincie werkzaamheden aan het kanaal heeft laten uitvoeren zijn er in vrij korte tijd veel schades ontstaan in een beperkt gebied. Door betrokkenen is logischerwijs een verband gelegd tussen de schades en de werkzaamheden. Een eenduidige schadeoorzaak is niet gevonden. De schadesituatie in het gebied duurt al langere tijd, eerst beperkt en de afgelopen twee jaren in grotere mate. Zonder duidelijke oorzaak is er geen pad waarlangs schade vergoed kan worden. Dit heeft begrijpelijk bij veel bewoners tot ongenoegen en frustratie geleid. Bij veel bewoners is het vermoeden dat de schade wel degelijk het gevolg is van werkzaamheden van de provincie niet weggenomen.
De schades zetten een rem op de ontwikkeling van het gebied. Onzekerheid, met name op pandniveau, maakt dat bewoners niet kunnen of willen investeren. Het ontbreekt hen ook aan handelingsperspectief. Door deze situatie verliest het gebied aantrekkingskracht voor toekomstige bewoners of investeerders. Hierdoor dreigt achteruitgang van het gebied.
Gelet op deze omstandigheden heeft de provincie Overijssel met deze regeling besloten te investeren in leefbaarheid en perspectief voor het gebied en te kiezen voor een ruimhartige aanpak van schades aan panden langs het kanaal. Die aanpak beperkt zich niet alleen tot schades die door de provincie zijn veroorzaakt.
Bij alle schadegevallen waarop de regeling van toepassing is, laat de provincie Overijssel een deskundige (schade-expert) ter plaatse de schade opnemen. De deskundige brengt advies uit aan de provincie. Op basis van het advies neemt de provincie beslissingen over de schadeafhandeling. De provincie vergoedt schade die het gevolg is van overheidshandelen, volgens regels van burgerlijk recht. Bij de beoordeling van de oorzaak en de omvang van de schade geldt hierbij een ruimhartige benadering. Een verband tussen schade en overheidshandelen wordt aangenomen, tenzij met zekerheid of met een redelijke mate van waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat er een verband is.
Bij aansprakelijkheid van de provincie keert de provincie op basis van het advies van de deskundige schadevergoeding uit, waarmee de eigenaar schade kan laten herstellen. In dat geval komt niet alleen de schade aan de woning of het bedrijfspand in aanmerking voor vergoeding, maar ook alle gevolgschade en bijkomende schade.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid van een coulancevergoeding. Dit geldt bij schades aan panden met een omvang tot € 5.000,-. De deskundige houdt bij dit soort kleinere schadegevallen geen rekening met eventuele eigen schuld van de pandeigenaar.
Bij schades groter dan € 5.000,- kan de pandeigenaar in aanmerking komen voor een subsidie voor herstel van de schade. Hierbij geldt wel als voorwaarde dat de bijdrage daadwerkelijk gebruikt wordt voor schadeherstel. Subsidie wordt niet verleend voor schade die is toe te rekenen aan de pandeigenaar (eigen schuld). Tot een bedrag van € 5.000,- geldt ook hier echter een coulante benadering en staat ‘eigen schuld’ niet in de weg aan subsidieverlening.
Gedeputeerde Staten willen ook stimuleren dat bepaalde onveilige situaties langs het kanaal worden weggenomen en bijdragen in de kosten van een eventuele second opinion op het rapport van de schade-expert van de provincie. Ook daarvoor kunnen subsidies worden verstrekt op grond van de regeling.
Voor elk van deze drie vormen van uitkeringen (schadevergoeding, coulancevergoeding, subsidie) wordt in de regeling beschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden er aanspraak op gemaakt kan worden.
Gedeputeerde Staten kunnen regelen op welke wijze zij in de praktijk omgaan met de afhandeling van ontvangen aansprakelijkstellingen. Gedeputeerde Staten hebben verder de bevoegdheid om te regelen in welke gevallen zij regels en uitgangspunten van schadevergoedingsrecht uit het Burgerlijk Wetboek op een ruime, voor betrokkenen gunstige wijze wensen toe te passen. Gedeputeerde Staten hebben ook de vrijheid om uit coulance vergoedingen te verstrekken, ter afhandeling van aansprakelijkstellingen. Het betreft hier onverplicht begunstigend beleid. Voor zover de regeling hierover bepalingen bevat heeft de regeling het karakter van een beleidsregel over privaatrechtelijke bevoegdheden (artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht).
De subsidies worden geregeld in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4. Omdat hier de financiële aanspraak is gekoppeld aan activiteiten van de ontvanger, is op grond van artikel 4:21 eerste lid Algemene wet bestuursrecht sprake van een subsidie. Als hoofdregel geldt dat subsidie wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 4:23 Algemene wet bestuursrecht). De schaderegeling is een wettelijk voorschrift in de zin van deze bepaling. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot vaststelling van de wettelijke regeling op grond van artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Overijssel 2005.
Omdat tegen vaststelling van een beleidsregel en vaststelling van een algemeen verbindend voorschrift geen rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld (artikel 8:3 Algemene wet bestuursrecht), staat tegen vaststelling van de regeling zelf geen bezwaar of beroep open.
De provincie neemt op basis van de regeling en het advies van de schade-expert een beslissing over het al dan niet betalen van schadevergoeding of een coulancevergoeding. Tegen deze beslissing kan geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wanneer de betrokkene het met de beslissing niet eens is, staat de weg naar de burgerlijke rechter open. Wel is het mogelijk om de provincie te vragen haar beslissing te herzien, als er redenen zijn om aan de juistheid van het advies van de deskundige te twijfelen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn op basis van een uitgebrachte contra-expertise of op basis van offertes van aannemers.
Tegen een besluit op basis van de regeling over het verlenen of weigeren van subsidie kan wel bezwaar (en vervolgens beroep bij de rechtbank) worden ingesteld. In een bezwaarprocedure vindt dan een heroverweging van het genomen besluit plaats.
Na het onherroepelijk worden van een subsidiebesluit bestaat verder nog de mogelijkheid om herziening van het besluit te vragen (artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht). Daarvoor is wel nodig dat er van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden is gebleken, die tot een gunstiger resultaat kunnen leiden. Een beslissing van Gedeputeerde Staten op een verzoek om herziening is ook weer een besluit waartegen bezwaar (en vervolgens beroep) mogelijk is.
Afhankelijk van onder meer het type uitkering, de hoogte van de uitkering, de aard van het pand met schade en de financiële omstandigheden bij de pandeigenaar kan het zo zijn dat ontvangst van een uitkering voor de ontvanger fiscale gevolgen heeft. De provincie Overijssel kan daar niet over adviseren en heeft geen invloed op standpunten die de Belastingdienst hierover in individuele gevallen inneemt.
In bijzondere gevallen is het mogelijk dat Gedeputeerde Staten afwijken van de inhoud van deze regeling. Bij beslissingen over wettelijke schadevergoedingen en coulancevergoedingen kan op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht van de regeling worden afgeweken als het toepassen van de regeling onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Afwijken van bepalingen in de regeling over subsidie kan op grond van de hardheidsclausule uit artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Overijssel 2005.
In dit artikel wordt beschreven wat in de regeling gebruikte termen precies betekenen. Belangrijk voor de toepasselijk van de regeling is de afbakening van het schadegebied. Het schadegebied is weergegeven op een kaart die als bijlage bij de regeling is gevoegd.
De regeling maakt verder onderscheid tussen panden (woningen en bedrijfspanden of combinaties daarvan) en andere opstallen (bestrating, erfafscheidingen, losstaande bijgebouwen). Tot een pand behoort in beginsel alles wat daarmee is verbonden en onroerend is. Een garage of schuur die aan een woning vast is gebouwd behoort bijvoorbeeld tot de woning. Een losstaande garage of schuur niet.
Het onderscheid pand-andere opstal is met name van belang voor coulancevergoedingen en subsidies die op basis van de regeling worden verstrekt. De coulancevergoeding geldt alleen bij panden. Subsidie kan worden verkregen voor herstel van schade aan panden en voor het wegnemen van onveilige situaties bij andere opstallen.
Een relevante term is ook autonome schade. Dit is materiële schade aan een pand of andere opstal door één van de volgende autonome oorzaken: zettingen in de bodem, grondwaterverstoringen en/of trillingen.
In dit artikel wordt beschreven op welke schademeldingen de regeling van toepassing is: op meldingen afkomstig uit het schadegebied en door de provincie ontvangen tussen 1 september 2011 en 16 juni 2020. Op schademeldingen die voor 16 juni 2020 zijn ontvangen maar afkomstig zijn van buiten het schadegebied, is de regeling dus niet van toepassing. Op schademeldingen die op of na 16 juni 2020 zijn ontvangen is de regeling ook niet van toepassing. Gedeputeerde Staten zijn van mening dat met alle ontvangen meldingen tussen 1 september 2011 en 16 juni 2020 de meeste schades in beeld zijn. De regeling richt zich op deze manier ook op die schadegevallen waarin een tijd lang door bewoners een relatie tussen schade en handelen van de provincie kon worden verondersteld. Op 16 juni 2020 werd verder bekend dat Gedeputeerde Staten een coulante benadering voorstaan. Gedeputeerde Staten willen met de einddatum van 16 juni 2020 ook voorkomen dat geprobeerd wordt oneigenlijk gebruik te maken van haar ruimhartige opstelling.
Aansprakelijkstellingen waarop de regeling niet van toepassing is worden uiteraard in alle gevallen wel behandeld, maar op reguliere wijze en naar de gewone regels van burgerlijk recht.
Op publiekrechtelijke rechtspersonen (zoals gemeentes en waterschappen) en woningcoöperaties is de regeling niet van toepassing. Eventuele van dergelijke instellingen ontvangen schademeldingen worden ook behandeld naar gewone regels van burgerlijk recht. Gedeputeerde Staten hebben geen aanleiding gezien om (semi-)overheden onverplicht tegemoet te komen. De argumenten om dat bij particulieren en bedrijven wel te doen gaan niet op bij (semi-)overheden of wegen daar minder zwaar.
De regeling heeft grotendeels een vangnetfunctie: als een eigenaar in verband met schade in het verleden vergoedingen heeft ontvangen of die alsnog redelijkerwijs kan verkrijgen, is de regeling voor dat gedeelte van de schade niet van toepassing. Te denken valt bijvoorbeeld aan verzekeringsuitkeringen, of betalingen die in verband met schade in het verleden van de provincie of andere overheden zijn ontvangen. Schades die zijn ontstaan in verband met vervanging van boordvoorzieningen in het gebied in de periode 2019-2020 vergoedt de provincie buiten deze regeling om.
Gedeputeerde Staten zullen alle tussen 1 september 2011 en 16 juni 2020 ontvangen aansprakelijkstellingen (opnieuw) beoordelen. In de periode van uitvoering van werkzaamheden (tot begin 2016) is een aantal schadeclaims afgehandeld. De uitkomsten van het rapport van Deltares kunnen op de in het verleden gedane beoordelingen nieuw licht werpen. In gevallen waarin mocht blijken dat eerder toegewezen schadevergoedingen ten onrechte zijn verstrekt zullen Gedeputeerde Staten deze niet terugvorderen.
Deze werkwijze maakt ook duidelijk dat Gedeputeerde Staten richting bewoners uit het schadegebied die schade hebben gemeld geen beroep op verjaring van schadeclaims zal doen. Ook schades die langer dan 5 jaar geleden zijn gemeld worden opnieuw bekeken.
In dit artikel wordt geregeld dat Gedeputeerde Staten op een aantal punten ten gunste van eigenaren met schade afwijken van regels over schadevergoeding uit het Burgerlijk Wetboek. Op grond van normale wettelijke regels dient een eigenaar met schade aan te tonen dat een ander schade heeft veroorzaakt. Het is ook aan de eigenaar om de omvang van de schade aan te tonen. Bij de begroting van de schade wordt op grond van de wet rekening gehouden met voordelen die het gevolg bij herstel van schade. Een voorbeeld daarvan is schilderwerk dat uitgevoerd had moeten worden, maar wat door het herstel van schade pas over enkele jaren weer nodig is. Dat soort voordelen worden normaal gesproken afgetrokken van de totale schade, zodat de schadevergoeding lager uitvalt.
Gedeputeerde Staten hanteren op onderdelen een ruimhartiger benadering. Zo wordt een verband tussen schade en overheidshandelen aangenomen, tenzij de deskundige redelijk waarschijnlijk acht dat een verband er niet is. Verder wordt met verrekening van voordeel pas rekening gehouden als het meer voordeel meer bedraagt dan € 5.000,- .
Gedeputeerde Staten vergoeden ook schade als blijkt dat die is veroorzaakt door handelen van andere overheden. Zo wordt voorkomen dat de pandeigenaar moet worden doorverwezen naar een andere overheid, van het kastje naar de muur. Gedeputeerde Staten kunnen hierbij wel als voorwaarde stellen dat een vordering tot schadevergoeding op die andere overheid wordt overgedragen aan de provincie Overijssel. Gedeputeerde Staten zullen vervolgens met de betrokken overheid afstemmen wie uiteindelijk de schade moet dragen.
Gedeputeerde Staten hebben besloten bij kleine autonome schades aan panden (beneden € 5.000,-) direct een coulancevergoeding uit te keren, ook als duidelijk is dat de provincie de schade niet heeft veroorzaakt. In deze gevallen wordt bovendien niet gekeken naar eventuele eigen schuld van de eigenaar.
Deze werkwijze heeft diverse praktische voordelen. Er kan zo worden bespaard op kosten van schadeafwikkeling en een behoorlijk aantal schademeldingen kan op deze manier naar verwachting vlot worden afgewikkeld. Deze coulanceregeling heeft alleen betrekking op woningen en bedrijfspanden, niet op schades aan andere opstallen zoals bijvoorbeeld losstaande schuren, opritten, etc. Verder geldt deze coulanceregeling niet als op een andere manier redelijkerwijs een bijdrage verkregen is of kan worden, bijvoorbeeld via een verzekeringsuitkering.
Dit artikel vormt de basis voor het op grond van de regeling verstrekken van subsidies voor bepaalde activiteiten. Verdere bepalingen daarover staan in de hoofdstukken 3 en 4 van de regeling. Naast de regeling zelf, geldt voor subsidies het wettelijke kader in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De coulancevergoeding en de subsidie voor herstelkosten zijn onverplichte vergoedingen. Daarom is het belangrijk duidelijk aan te geven hoe de herstelkosten moeten worden begroot. Uitgangspunt is dat de schade deugdelijk wordt hersteld in de oude toestand, door een erkend aannemer.
Deugdelijk herstel gaat uit van een oplossing die kostentechnisch optimaal is. Een scheur die alleen dichtgesmeerd is en binnen korte tijd terugkomt is niet deugdelijk hersteld. Voor deugdelijk herstel kan het gewenst zijn dat in de muur ankers worden aangebracht. Niet uit te sluiten valt echter dat, ook na deugdelijk schadeherstel, in de toekomst door autonome/natuurlijke oorzaken opnieuw schades aan panden zullen ontstaan. De regeling voorziet in het stimuleren van herstel van bestaande schades, maar niet in het substantieel verbeteren van funderingen en constructies om aan dit soort schadeoorzaken voor de toekomst meer weerstand te bieden.
Herstel in de oude toestand wil zeggen de toestand zoals die was voordat de schade ontstond. Overwogen is om daarbij alle schade die aanwezig was in 2011 uit te sluiten, omdat de motivering van de onverplichte vergoeding ligt in onzekerheid in het gebied over de oorzaak van de schades, waarvan werd verondersteld dat die samenhingen met de werkzaamheden aan het kanaal die vanaf 2011 werden uitgevoerd. Daar is echter niet voor gekozen, omdat het bewijsrechtelijk tot allerlei complicaties kan leiden. Niettemin gaat het bij ‘herstel in de oude toestand’ ruwweg gesproken wel om schades die in de afgelopen 10 jaar zijn ontstaan en waarvan het voorstelbaar is dat de schademelder in de veronderstelling kon verkeren dat er een relatie is met (de werkzaamheden aan) het kanaal.
Herstel door een erkend aannemer wil zeggen dat moet worden uitgegaan van de prijsstelling voor herstelwerkzaamheden door een professioneel aannemer. De erkenning kan bijvoorbeeld blijken uit het Bouwgarant-keurmerk, of vergelijkbare branche-erkenningen.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de regeling wordt toegepast bij verkoop van een onroerende zaak met schade. Een eigenaar kan zijn aanspraak op schadevergoeding of coulancevergoeding overdragen aan een nieuwe eigenaar. In dat geval passen Gedeputeerde Staten de regeling toe jegens de nieuwe eigenaar. Het is ook mogelijk dat een recht op een subsidie overgaat op een nieuwe eigenaar. Daarvoor regelt dit artikel dat bij Gedeputeerde Staten een aanvraag tot wijziging van de tenaamstelling van de subsidie gedaan moet worden.
Gedeputeerde Staten willen alle schademeldingen vlot en op een consistente manier afhandelen. Met dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat Gedeputeerde Staten wel kunnen beslissen bepaalde aansprakelijkstellingen met voorrang te behandelen. Omvangrijke schades of bestaande sociaal-maatschappelijke problematiek kunnen daar in bepaalde gevallen aanleiding voor geven.
Dit artikel maakt duidelijk dat Gedeputeerde Staten zich bij de afhandeling van alle schademeldingen laten adviseren door een deskundige en waar in welke gevallen precies advies over wordt gevraagd. Gedeputeerde Staten vragen de deskundige advies over informatie die nodig is om aanspraken op schadevergoeding, coulancevergoeding of subsidie op basis van de regeling te kunnen vaststellen.
Het artikel maakt onderscheid tussen schade binnen en buiten invloedgebieden. Binnen een invloedgebied is het op basis van het onderzoeksrapport van Deltares denkbaar dat bepaalde handelingen van de provincie voor schade hebben gezorgd. In deze gebieden zou bij schade wettelijk recht kunnen bestaan op schadevergoeding. Buiten de invloedgebieden is in beginsel duidelijk dat schades niet zijn veroorzaakt door overheidshandelen, zodat daar geen recht op schadevergoeding bestaat. Daarom wordt de deskundige alleen bij schadegevallen binnen invloedgebieden om een oordeel gevraagd over een verband tussen schade en overheidshandelen. Buiten de invloedgebieden begroot de deskundige wel de herstelkosten. Gedeputeerde Staten bekijken vervolgens of op basis van de regeling in deze gevallen aanspraak zou kunnen bestaan op een coulancevergoeding of subsidie.
Gedeputeerde Staten kiezen voor één deskundige partij die alle schadegevallen beoordeelt. Zo wordt voorkomen dat er bij beoordelingen door meerdere partijen verschillen in de manier van beoordelen zouden kunnen ontstaan.
Bij schades groter dan €5.000 wordt schade die het gevolg is van ‘omstandigheden die aan de eigenaar kunnen worden toegerekend’ in beginsel in mindering gebracht op de subsidie. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan (aan)bouwen zonder deugdelijke fundering, te zware opbouwen of schade aan funderingen door achterstallig onderhoud (zie artikel 3.2)
Om vast te stellen of sprake is van eigen schuld wordt de deskundige op dit punt om een oordeel gevraagd.
Denkbaar is dat voor het uitbrengen van het advies van de deskundige in individuele gevallen nader onderzoek nodig is naar bepaalde omstandigheden. Te denken valt aan lokaal bodemonderzoek of funderingsonderzoek. Als uitgangspunt faciliteren Gedeputeerde Staten dergelijk onderzoek, maar alleen als de deskundige aangeeft dat nodig te vinden voor het kunnen uitbrengen van advies. Verder wordt door Gedeputeerde Staten altijd bezien of nader onderzoek wel proportioneel is. In gevallen waarin nader onderzoek bijvoorbeeld kostbaarder is dan een duurdere methode van schadeherstel die volgens de deskundige voldoet, kan van nader onderzoek worden afgezien.
Voor een goede afhandeling van de schademeldingen op basis van deze schaderegeling is medewerking nodig van de schademelder. Zo is nodig dat de deskundige de gelegenheid wordt geboden schade ter plaatse op te nemen en kan het ook nodig zijn dat informatie aan de deskundige wordt verschaft als deze daarom vraagt. Dit artikel regelt dat Gedeputeerde Staten gevolgen kunnen verbinden aan het niet meewerken van de schademelder aan het advies van de deskundige.
In dit artikel is vastgelegd dat Gedeputeerde Staten binnen zes weken na ontvangst van het deskundigenadvies de bewoner berichten over de afhandeling van de schademelding. Die beslissing kan inhouden dat schadevergoeding, een coulancevergoeding en/of subsidie wordt verstrekt, of dat er geen recht op een geldelijke uitkering bestaat.
Bewoners zijn het allicht niet in alle gevallen eens met de bevindingen van de deskundige. Er is echter omwille van de snelheid van de afhandeling van de schademelding voor gekozen om niet in de procedure in te bouwen dat in alle gevallen eerst kan worden gereageerd op een concept-rapport van de deskundige. Wij vertrouwen hiermee er op dat de deskundige zorgvuldig te werk gaat en kwalitatief goede adviezen oplevert.
Vanzelfsprekend kan in een bezwaar- of beroepsprocedure of op een ander moment wel degelijk worden aangevoerd dat het deskundigenadvies onjuist is. Als daarbij nieuwe feiten of omstandigheden worden aangevoerd zal de provincie daar altijd op (moeten) reageren.
Als er autonome schade is aan een pand hoger dan €5.000, en Gedeputeerde Staten kunnen vaststellen dat er geen sprake is van een situatie van verplichte wettelijk schadevergoeding, komt de claimant in aanmerking voor de subsidie. Een subsidie is in beginsel een besluit dat op aanvraag wordt verleend. Gedeputeerde Staten hebben er uit klantvriendelijkheid voor gekozen om in dit geval de melding op te vatten als een aanvraag. Omdat de melding als aanvraag nog niet volledig is, verlenen Gedeputeerde Staten eerst een voorwaardelijke subsidie. De voorwaarde is dat de subsidieontvanger nadere inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn om de subsidie definitief te kunnen verlenen.
In artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een subsidieverlening in bepaalde omstandigheden kan worden ingetrokken. Het derde lid van artikel 3.1 bevat daarvan een specificatie: als niet aannemelijk is dat de herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd of als niet wordt voldaan aan de vereisten voor subsidie. Dat wordt onder meer vastgesteld op basis van de nadere inlichtingen die de subsidieontvanger moet verstrekken. Ook kan de subsidieverlening worden ingetrokken als de subsidieontvanger (na aanmaning) geen of onvoldoende inlichtingen verstrekt. De subsidieontvanger heeft daarvoor een half jaar de tijd.
Bij subsidies voor herstel van schades boven €5.000,- wordt rekening gehouden met eigen schuld van de eigenaar. Dat wil zeggen dat schade die is veroorzaakt door bijvoorbeeld gebrekkige fundering of een ondeugdelijke constructie zoals een te zware opbouw, geheel of gedeeltelijk voor rekening van de eigenaar blijven. Ondergrens daarbij is dat de subsidie niet lager kan worden dan €5.000. Dat zou oneerlijk zijn, omdat bij coulanceuitkeringen tot €5.000 geen rekening wordt gehouden met eigen schuld.
In het artikel is expliciet aangegeven dat schade door zettingen in de ondergrond en grondwaterverstoringen – die normaal in de risicosfeer van de eigenaar liggen – in ieder geval niet worden toegerekend aan de eigenaar.
Het kan zo zijn dat de schade is veroorzaakt door zettingen of grondwaterverstoring, maar dat de schade is verergerd door een ondeugdelijke constructie. In dat geval zal de schade-expert aangeven welk deel van de schade voor eigen risico moet blijven. Dat is niet ongebruikelijk bij aansprakelijkheid. Denk bijvoorbeeld aan letselschade bij een auto-ongeluk dat wordt veroorzaakt door de andere partij, maar waarbij het slachtoffer geen gordel droeg.
Subsidie wordt alleen verleend voor herstelwerkzaamheden die nog niet zijn uitgevoerd. De achtergrond daarvan is dat een subsidieregeling beoogt het daadwerkelijke herstel van de schade te stimuleren. Dit voelt wellicht onrechtvaardig, maar dit verschijnsel doet zich voor bij iedere subsidieregeling (vergelijk: mensen die nu besluiten een elektrische auto te kopen, lopen mogelijk in de toekomst subsidies mis).
De regeling gaat ervan uit dat schadeherstel wordt uitgevoerd door een vakkundig aannemer. Om eigenaren te beschermen tegen ondeskundig herstel wordt gewerkt met aannemers met een bouwgarant keurmerk (of een gelijkwaardige garantie). Het betalingsritme in de aannemingsovereenkomst bepaalt de voorschotten/betalingen van de subsidie (zie artikel 3.5).
Omdat het in dit hoofdstuk gaat om onverplichte vergoedingen, kan bij subsidie aan bedrijven sprake zijn van staatssteun. Lid 6 van het artikel regelt daarover dat de subsidie dan wordt ‘afgetopt’ op het maximum aan staatssteun dat is toegestaan op grond van de deminimisverordening: bij benadering €200.000 in drie jaar. In het incidentele geval waarin dit geen goede oplossing biedt zal worden gekeken of door maatwerk een passende oplossing kan worden geboden voor schadeherstel. Gedacht kan worden aan een renteloze lening. In dat geval geldt alleen het rentevoordeel en andere gunstiger voorwaarden als staatssteun.
Het advies van de expert is voor GS het vertrekpunt voor het bepalen van de hoogte van de subsidie. Als de eigenaar het daarmee niet eens is, kan hij of zij dat gemotiveerd laten weten, eventueel ondersteund door een contra-expertise (zie hoofdstuk 4).
Bij schadevergoeding is normaal gesproken sprake van voordeelverrekening. Dit is vastgelegd in artikel 6:100 Burgerlijk Wetboek. Denk bijvoorbeeld aan een kozijn dat moet worden vervangen, maar dat ook net aan een schilderbeurt toe was, en waarbij het kozijn wordt vervangen door een kunststof exemplaar. In dat geval zou de ontvanger van de schadevergoeding na vervanging beter af zijn dan ervoor. In de behandeling in de staten is aangegeven dat de provincie niet ‘als een verzekeringsagent’ door het gebied zal gaan. Om die reden worden kleine voordelen niet verrekend. Pas als het voordeel groter wordt dan €5.000 vindt verrekening plaats.
De verleende subsidie wordt niet betaald aan de claimant, maar rechtsreeks aan de ingeschakelde aannemer. De provincie betaalt dan bevrijdend aan de aannemer. Daar is voor gekozen om de voortgang van de herstelwerkzaamheden zoveel mogelijk te verzekeren, en uit oogpunt van verminderen van administratieve lasten.
Voor de betalingen zal een simpel declaratieformulier beschikbaar komen. De provincie betaalt binnen 15 dagen na ontvangst van de declaratie door de provincie. Daarmee kan worden bereikt dat – mits de eigenaar de factuur van de aannemer vlot declareert – betaling binnen een maand plaatsvindt. Eventuele gevolgen van niet nakoming van de termijn van 15 dagen (bijvoorbeeld boetes of incassokosten die de aannemer in rekening brengt) komen voor rekening van de provincie.
De subsidie is niet altijd toereikend voor de volledige rekening van de aannemer. Dat is bijvoorbeeld het geval bij eigen schuld, niet subsidiëren van BTW, voordeelverrekening, of als de bewoner er voor kiest om in de aanneemovereenkomst ook andere werkzaamheden te laten uitvoeren of kiest voor verbeteringen ten opzichte van de oude situatie. In dat geval houdt de aannemer voor het restant een vordering op de eigenaar.
Omgekeerd – als meer subsidie is verleend dan daadwerkelijk herstelkosten worden gemaakt – dan resulteert dat in een lagere vaststelling van de subsidie, op de werkelijk gemaakte kosten. Een combinatie is ook denkbaar.
Dit artikel bevat een aantal specifieke verplichtingen van de subsidieontvanger. De provincie biedt bewoners de mogelijkheid om met subsidie schade te herstellen, maar dat aanbod blijft niet onbeperkt op tafel. Binnen 6 maanden na de voorwaardelijke subsidieverlening moet worden begonnen met schadeherstel. Als startpunt van het schadeherstel wordt ook aangemerkt het sluiten van een overeenkomst met de aannemer of het indienen van een vergunningaanvraag (indien nodig). De werkzaamheden moeten wel binnen 2 jaar na subsidieverlening worden afgerond.
Van deze termijnen kan worden afgeweken indien er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat start en afronding niet eerder kunnen plaatsvinden.
Van afwijkingen moet binnen 4 weken melding van worden gemaakt bij Gedeputeerde Staten. Dat geldt ook als aan andere voorwaarden of verplichtingen niet kan worden voldaan.
Na uitvoering van de werkzaamheden wordt de balans definitief opgemaakt. De subsidieontvanger moet aantonen dat de herstelwerkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Dat kan eenvoudig, bijvoorbeeld door toezending van foto’s.
Voor bedrijven moet bovendien een extra rapportage worden toegevoegd in verband met Europese verplichtingen met betrekking tot staatssteun.
De termijn bedraagt 13 weken – zowel voor de subsidieontvanger voor het indienen van de verantwoording, als voor Gedeputeerde Staten voor het definitief vaststellen van de subsidie. Overschrijding van de termijn voor het indienen van een aanvraag tot vaststelling kan er toe leiden dat de subsidie lager wordt vastgesteld. Dat volgt uit artikel 4:49 Algemene wet bestuursrecht.
Als volgens een eigenaar verkeerde feiten ten grondslag liggen aan het rapport van de deskundige of hij is het anderszins niet eens met het advies van de deskundige, kan hij dat gemotiveerd laten weten aan de provincie. Er zal dan in de meeste gevallen een nader advies worden gevraagd aan de deskundige.
In bepaalde gevallen zal het verschil van mening mogelijk meer fundamenteel zijn. Een reactie op het deskundigenrapport kan dan aan kracht winnen als daarbij een tegenrapport of second-opinion wordt overgelegd. Om die mogelijkheid te faciliteren kan Gedeputeerde Staten ook subsidie verlenen voor een second-opinion op het deskundige-advies.
Subsidie wordt verstrekt aan een claimant en op ieder deskundige-advies komt maar één contra-expertise voor subsidie in aanmerking.
De provincie is zorgvuldig te werk gegaan bij het geven van de opdracht voor de advisering door de deskundige. Wij verwachten daarom dat de adviezen slechts in een beperkt aantal gevallen aanleiding zullen geven voor discussie. Mede gelet op het onverplichte karakter van de regeling en het beperken van de uitvoeringslasten, wordt een contra-expertise niet volledig gesubsidieerd. De subsidie bedraagt 50% van de werkelijke kosten, met een maximum van €1.000.
In bepaalde gevallen is het mogelijk dat bijvoorbeeld het kiezen van een (iets) ander uitgangspunt in het advies tot grote verschillen kan leiden, vooral bij grote schades en/of bij vragen over causaliteit. In die gevallen kunnen GS besluiten om de kosten van de contra-expertise volledig te vergoeden, tot een maximum van €2.000. Als indicatie voor de omvang van de schade waarbij dit aan de orde is zullen Gedeputeerde Staten een bedrag hanteren van €50.000. Dit bedrag is niet in de regeling opgenomen, omdat juist de omvang van de schade die de deskundige begroot de reden kan vormen voor het vragen van een second-opinion.
De subsidie voor contra-expertise wordt direct vastgesteld. Om te voorkomen dat bewoners afzien van een contra-expertise omdat ze het subsidiebedrag niet kunnen voorfinancieren, is het mogelijk om subsidie aan te vragen vóórdat de contra-expertise wordt uitgevoerd. In dat geval moet bij de aanvraag een overeenkomst worden gevoegd waarin opdracht wordt gegeven voor de contra-expertise en waaruit blijkt welk bedrag daarvoor in rekening zal worden gebracht. In andere gevallen kan achteraf de factuur van de expert worden toegezonden bij de aanvraag.
De beslistermijn voor een subsidie voor een contra-expertise is 4 weken. Betaling vindt plaats binnen 14 dagen na vaststelling. Daarmee wordt snelheid gehouden in de afwikkeling van de schades.
Binnen twee weken na uitvoering van de contra-expertise ontvangen Gedeputeerde Staten een kopie van de bevindingen. Deze bepaling stelt zeker dat de contra-expertise ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd én kan worden betrokken bij de verdere besluitvorming. Het niet toezenden van de bevindingen kan er toe leiden dat de verstrekte subsidie als nog wordt ingetrokken en teruggevorderd (artikel 4:49 eerste lid onder c van de Algemene wet bestuursrecht).