Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Twenterand

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTwenterand
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE
CiteertitelNadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 1 Bijlage 2

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Twenterand/CVDR60148/CVDR60148_2.html
  2. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-09-201901-08-2020artikel 1, 2, 9

03-09-2020

Gemeenteblad 2019, 218540

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE

Het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Twenterand;

 

Overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid.

Deze nadere regeling geeft uitvoering aan geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen:

 

  • 1.

    Zoveel mogelijk kinderen krijgen een aanbod voor een gesubsidieerde reguliere peuterplaats en zoveel mogelijk geïndiceerde doelgroepkinderen kunnen een voorschoolse voorziening met een VVE-peuterprogramma bezoeken;

  • 2.

    Ouders hebben keuzevrijheid in de afname van het aanbod VVE en peuterwerk;

  • 3.

    Het realiseren van een kwalitatief en kwantitatief volwaardig aanbod VVE en peuterwerk samen met partners.

 

gelet op de Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht besluit vast te stellen de volgende:

 

Nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • a.

    In deze nadere regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand.

    • b.

      College: College van burgemeester en wethouder van de gemeente Twenterand.

    • c.

      Doelgroeppeuter: peuter die voldoet aan die criteria zoals bepaald is in artikel 2 lid 3.

    • d.

      Houder: De rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een locatie die in het LRK is opgenomen als kinderdagverblijf met in het geval van peuterwerk met VVE een VVE-registratie.

    • e.

      Inkomensverklaring: de Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI). Dit is een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar.

    • f.

      Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdrage aan de ontwikkeling van de opvang van kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs.

    • g.

      KOT: kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders/verzorgers, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang.

    • h.

      LRK: Landelijk register kinderopvang als bedoeld in artikel 1.47b van de Wet kinderopvang waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

    • i.

      Maximum uurtarief: het jaarlijks door de Belastingdienst vastgestelde landelijk maximum uurtarief per opvangsoort, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit Kinderopvangtoeslag.

    • j.

      Maximum uurprijs: het maximum bedrag dat door de gemeente gesubsidieerd wordt. Dit bedrag is gebaseerd op het maximum uurtarief zoals omschreven in artikel 1, lid 1 van deze regeling.

    • k.

      NJI: Nederlands Jeugdinstituut.

    • l.

      Ouderbijdrage: het bedrag dat als vaste eigen bijdrage door de ouder betaald moet worden voor kinderopvang zoals vastgesteld in de adviestabel ouderbijdragetabel van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten.

    • m.

      Peuter: een in de gemeente Twenterand woonachtig kind in de leeftijd van 2,5 tot de leeftijd waarop het kind kan deelnemen aan het basisonderwijs.

    • n.

      Peuterplaats regulier: opvang van een peuter in een LRK geregistreerd kindercentrum.

    • o.

      Peuterplaats met VVE: opvang van een peuter in LRK geregistreerd kindercentrum met VVE-registratie, waarin aan de hand van een NJI erkend VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal- emotionele ontwikkeling.

    • p.

      Prijs per uur peuterplaats: het bedrag dat door de houder per uur in rekening wordt gebracht voor een peuterplaats.

    • q.

      VVE-indicatie: een door de jeugdarts van het consultatiebureau afgegeven indicatie.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze nadere regeling worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Artikel 2 De doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan houders die peuteropvang of peuteropvang met VVE aanbieden, die gevestigd zijn in de gemeente Twenterand en geregistreerd staan in het LRK.

  • 2.

    De GGD geeft een VVE-indicatie voor peuters als minimaal een van onderstaande indicatoren van toepassing is;

    • 1.

      Het opleidingsniveau van beide ouders/verzorgers is laag; (Het opleidingsniveau van ouders/ verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg).

    • 2.

      De taalontwikkeling in de Nederlandse niet voldoende blijkt volgens het Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek;

    • 3.

      Ouders van peuters die langdurig een laag inkomen hebben en aanmerking komen voor de individuele inkomens toeslag .

    • 4.

      Er sprake is van een bedreigde algehele en sociaal- emotionele ontwikkeling van de peuter, door de professionele inschatting jeugdarts (er is geen sprake van een ontwikkelingsstoornis).

  • 3.

    Subsidie kan ook worden verleend voor aanvragen t.b.v. de uitvoering van pilots en projecten in het kader van deze regeling.

Hoofdstuk 2 De subsidie

Artikel 3 De aanvrager

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie kan enkel worden ingediend door een houder.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan tevens een aanvraag voor een subsidie worden ingediend t.b.v. de uitvoering van pilots en projecten (zoals genoemd in art. 2 lid 2) als daarmee het bereik van de doelgroep vergroot wordt.

Artikel 4 De subsidieaanvrager

  • 1.

    De subsidie voor peuterplaatsen en/of peuterplaatsen met VVE moet uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, via een door het College vastgesteld aanvraagformulier, per houder worden aangevraagd. De aanvraag dient in ieder geval een reële inschatting te bevatten van het aantal uren te leveren peuterwerk en/of peuterwerk met VVE per houder, waarop de afzonderlijke locaties worden vermeld, verdeeld in de volgende categorieën:

    • a.

      Peuters waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • b.

      Peuters met een VVE-indicatie waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • c.

      Peuters waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

    • d.

      Peuters met een VVE-indicatie waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

  • 2.

    De houder overlegt tevens:

    • a.

      Een onderbouwde berekening van de aan te vragen subsidie, uurtarief en gemiddeld verwachte ouderbijdrage.

    • b.

      Een pedagogisch beleidsplan met daarin aandacht voor ouderbetrokkenheid.

    • c.

      Een opleidingsplan.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieaanvraag wordt ook overlegd:

    • a.

      De statuten of het reglement van de instelling.

    • b.

      De laatste jaarrekening en het laatste verslag van de activiteiten.

    • c.

      Een uittreksel van de Kamer van Koophandel.

  • 4.

    Het college neemt voor 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd een besluit over de subsidieverlening.

  • 5.

    Houders die gedurende het kalenderjaar aan het kwaliteitskader van de gemeente Twenterand, zoals toegevoegd in bijlage 2 bij deze regeling, voldoen en voor een eerste maal een subsidieaanvraag willen indienen (aangezien ze nog niet eerder voldeden aan het kwaliteitskader) kunnen lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen die niet eerder ingaat dan datum aanvraag.

Artikel 5 Bezetting

  • 1.

    De houder rapporteert vóór 15 april en 15 oktober aan het college middels een door het college vastgesteld formulier per locatie over:

    • a.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • b.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats met VVE en waarvan de ouders/verzorgers kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • c.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats en waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen;

    • d.

      het aantal peuters dat gebruik maakt van een peuterplaats met VVE en waarvan de ouders/verzorgers geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

Artikel 6 De hoogte van subsidie

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het uurtarief voor een peuterplaats en peuterplaats met VVE vast, deze is gebaseerd op het maximum uurtarief KOT.

  • 2.

    De inkomensafhankelijke ouderbijdrage van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wordt gehanteerd (adviestabel ouderbijdrage peuteropvang (https://vng.nl/onderwerpenindex/jeugd/kinderopvang/nieuws/vng-adviestabel-ouderbijdrage-peuterwerk-2019-beschikbaar)

  • 3.

    De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van de peuterplaats of peuterplaats met VVE.

  • 4.

    Op de te verlenen subsidie per peuterplaats en peuterplaats met VVE wordt een ouderbijdrage in mindering gebracht. Houders van peuteropvang en peuteropvang met VVE ontvangen de ouderbijdragen. Zij zijn verantwoordelijk voor het innen van deze betalingen conform de vastgestelde ouderbijdragentabel.

Artikel 7 Bijdrage peuterplaats

  • 1.

    Het college subsidieert de houder ten behoeve van ouders/verzorgers die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag:

    • a.

      per bezette peuterplaats maximaal 6 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal het vastgestelde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage.

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond instellen.

Artikel 8 Bijdrage peuterplaats met VVE

  • 1.

    Het college subsidieert de houder ten behoeve van ouders/verzorgers die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag:

    • a.

      de eerste twee dagdelen, maximaal 6 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage.

    • b.

      het derde en vierde dagdeel, maximaal 6 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs.

  • 2.

    Het college subsidieert de houder ten behoeve van ouders/verzorgers die recht hebben op kinderopvangtoeslag:

    • a.

      Het derde en vierde dagdeel, maximaal 6 uren per week, maal maximaal 40 weken per jaar, maal de maximale uurprijs.

  • 3.

    Het college kan een subsidieplafond instellen voor het aantal peuterplaatsen met VVE.

Artikel 9 Subsidieplafond

  • 1.

    Een subsidieplafond is van toepassing. Het subsidieplafond is bereikt wanneer in totaal voor 100 peuterplaatsen met een VVE-subsidie aangevraagd is. De subsidieverlening voor peuterplaatsen en peuterplaatsen met VVE worden verdeeld volgens verdeelcriteria. Dit zijn in volgorde van prioriteit:

    • 1.

      Aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie heeft ontvangen, voor maximaal het totaal

    • 2.

      Aanvragen van houders voor een locatie die in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar geen subsidie heeft ontvangen.

  • 2.

    Indien aanvragen een gelijke prioriteit krijgen maar niet binnen het subsidieplafond passen, wordt het resterende budget naar rato verdeeld aan de hand van het aantal verwachte bezette peuterplaatsen met VVE-subsidie uit de aanvragen.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 10 Procedurele en randvoorwaardelijke verplichtingen

  • 1.

    De houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die buiten deze nadere regels van toepassing zijn.

  • 2.

    De houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen.

  • 3.

    De houder richt een administratie in waarin de volgende gegevens worden bijgehouden:

    • a.

      ondertekende overeenkomst tussen de ouders/verzorgers en de houder.

    • b.

      inkomensverklaringen van de ouder(s)/verzorgers en overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden.

    • c.

      naam, geboortedatum, woonplaats van het kind.

    • d.

      de startdatum en verwachte einddatum van de peuterplaats of peuterplaats met VVE.

    • e.

      indien van toepassing de indicatiestelling van de peuter (op naam) door de GGD-JGZ.

    • f.

      het aantal uren peuterwerk dat een peuter gebruik heeft gemaakt van de peuterplaats of peuterplaats met VVE per maand.

    • g.

      het uurtarief en de ouderbijdrage.

    • h.

      bevestiging van de opzegging van ouders/verzorgers met datum en handtekening.

  • 4.

    Houders zijn verplicht bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen plek doelgroeppeuters voorrang te geven.

  • 5.

    De houder spant zich in om wachtlijstvorming te voorkomen en zoekt bij (dreigende) wachtlijsten samen met ouders/verzorgers en andere houders naar een plek op een van de andere peutergroepen.

  • 6.

    De houder spant zich in om zoveel mogelijk gemengde groepen te vormen.

  • 7.

    Houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de GGD Twente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties.

Artikel 11 Inhoudelijke verplichtingen

  • 1.

    De houder voldoet aan het op dat moment geldende kwaliteitskader van de gemeente Twenterand.

  • 2.

    De houder voorziet in een warme overdracht van peuters met een VVE-indicatie wanneer zij naar de basisschool gaan.

  • 3.

    De houder heeft in haar beleidsplan beleid met betrekking tot ouderbetrokkenheid vastgelegd en maakt met de ouders/verzorgers afspraken over wat er van hen verwacht wordt. Zij worden periodiek op de hoogte gehouden over de ontwikkeling van hun kind.

  • 4.

    De houder neemt deel aan de overleggen binnen de gemeente.

  • 5.

    De houder zoekt proactief samenwerking met relevante partners, zoals gemeente, onderwijs, collega kinderopvanginstellingen, bibliotheek en verenigingen.

Artikel 12 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast op basis van de totaal afgenomen uren peuterwerk en peuterwerk met VVE.

  • 2.

    De houder dient vóór 1 april de aanvraag voor vaststelling van de subsidie voor het voorgaande kalenderjaar in, via een door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    De houder levert, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 3 van de ASV de volgende gegevens aan ter vaststelling van de subsidie:

    • a.

      het totaal overzicht van de aangeleverde gegevens van 15 april en 15 oktober.

    • b.

      een inhoudelijke verantwoording die ten minste een evaluatie bevat van:

      • i.

        de uitvoering en resultaten van het peuterwerk (met VVE)

      • ii.

        de toeleiding van de peuters met een VVE-indicatie

      • iii.

        de warme overdracht van peuters naar de basisschool

      • iv.

        de wijze waarop invulling is gegeven aan de randvoorwaardelijke en procedurele verplichtingen (artikel 11) en de inhoudelijke verplichtingen (artikel 12)

    • c.

      Een financiële verantwoording.

  • 4.

    Bij een subsidieverlening van meer dan € 75.000,- levert de houder in aanvulling op artikel 12, lid 3, een accountantsverklaring in.

Artikel 13 Betaling

  • 1.

    De subsidie wordt per kwartaal in gelijke delen bevoorschot aan de houder.

  • 2.

    Indien er meer aan voorschotten betaald is dan de vastgestelde subsidie bedraagt, is de subsidieontvanger verplicht het te veel ontvangen bedrag binnen een termijn van vier weken terug te betalen.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, indien toepassing van deze nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden met terugwerkende kracht in werking op 1 oktober 2018.

 

Artikel 16 Overgangsregeling

  • 1.

    In afwijking van artikel 4 lid 1 kunnen aanvragen voor 2018 nog het gehele jaar worden ingediend (indien voldaan wordt aan het kwaliteitskader van de gemeente Twenterand) en worden toegekend met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2018 tot het einde van het jaar 2018.

  • 2.

    Voor 2019 heeft te gelden dat in afwijking van artikel 4 lid 1 voor 1 december 2018 ingediend moet zijn.

Artikel 17 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als “nadere regeling subsidieverstrekking peuterplaatsen regulier en VVE”.

Aldus vastgesteld op……………

Het college van burgemeester en wethouders van Twenterand,

de secretaris de burgemeester

H.J. ten Brinke drs. A.E.H. van der Kolk

Toelichting algemeen

De gemeente Twenterand wil de voorschoolse educatie zo toegankelijk mogelijk maken voor ouders om een zo groot mogelijk bereik te realiseren. De gemeente Twenterand komt daarom ouders financieel tegemoet en laat hen zelf kiezen voor een kinderopvanglocatie waar zij een peuterplaats of peuterplaats met VVE willen afnemen mist de houders voldoen aan de wettelijke regelgeving en de kwaliteitseisen van de gemeente Twenterand.

 

Toelichting artikelsgewijs

Enkel de artikelen die nadere uitleg behoeven worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 2De doelgroep

  • 1.

    Een peuter kan in aanmerking komen voor een VVE-indicatie als het kind tussen de 2,5 en 4 jaar oud is en er wordt voldaan aan de criteria: het opleidingsniveau van beide ouders/verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg. De indicatie wordt gesteld door de jeugdarts van het consultatiebureau (JGZ).

 

Voor het jaar 2018:

  • a.

    Voor peuteropvang: minimaal 200 en maximaal 240 uren op jaarbasis, evenredig verdeeld over tenminste 40 weken en over 2 dagdelen per week en waarvan de ouders/verzorgers aantoonbaar géén recht hebben op KOT.

  • b.

    Voor peuteropvang met VVE: minimaal 400 en maximaal 440 uren op jaarbasis, evenredig verdeeld over 3 of 4 dagdelen per week.

 

Voor het jaar 2019:

  • a.

    Voor peuteropvang: minimaal 200 en maximaal 280 uren op jaarbasis, evenredig verdeeld over tenminste 40 weken en over minimaal 2 dagdelen per week en waarvan de ouders/verzorgers aantoonbaar géén recht hebben op KOT.

  • b.

    Voor peuteropvang met VVE: maximaal 560 uren op jaarbasis, evenredig verdeeld over 3 of 4 dagdelen per week.

 

Voor het jaar 2020:

  • a.

    Voor peuteropvang: minimaal 200 en maximaal 320 uren op jaarbasis, evenredig verdeeld over tenminste 40 weken en over tenminste 2 dagdelen per week en waarvan de ouders/verzorgers aantoonbaar géén recht hebben op KOT.

  • b.

    Voor peuteropvang met VVE: maximaal 640 uren op jaarbasis, evenredig verdeeld over 3 of 4 dagdelen per week.

 

  • 2.

    Deze subsidiegrondslag is bedoeld om innovatie te stimuleren waarmee het bereik van de doelgroep vergroot wordt om de kinderen die anders niet bereikt worden toch (deels) te bereiken. Een door NJI goedgekeurd programma is een vereiste (eventueel aangepast op de denominatie).

 

Artikel 6 De hoogte van de subsidie

Het college stelt jaarlijks het uurtarief vast dat gesubsidieerd wordt, welke gebaseerd wordt op het maximum uurtarief van de kinderopvangtoeslag. Dit maximum uurtarief wordt normaliter in de zomer gepubliceerd voor het opvolgende jaar.

  • 1.

    Het uurtarief voor een peuterplaats is voor 2018 € 7,45 en voor een peuterplaats met VVE is voor 2018 € 10,00.

Dit uurtarief ziet op alle kosten samenhangend met de peuterplaatsen, zowel de directe als indirecte kosten.

Het Ministerie van SZW stelt jaarlijks vast hoe hoog de maximum uurprijs is voor ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen. In het algemeen gaan gemeenten uit van het tarief dat SZW gebruikt om de maximale KOT-vergoeding te berekenen (dat is die € 7,45 in 2018). De € 7,45 betekent dat het Rijk meebetaalt tot dat bedrag. Alles daarboven is voor rekening van ouders. Een ouder die een kinderopvanglocatie kiest (bijv. met maaltijden en andere extra voorzieningen) en daardoor een hoger bedrag per uur betaalt, krijgt evenveel toeslag als een ouder die een goedkopere kinderopvangplek heeft.

De gemeente Twenterand zegt in aansluiting hierop dat zij voor reguliere peuteropvang (dus zonder VVE) ook dat maximum uurtarief hanteert bij de berekening van de vergoeding die aan de opvanginstelling wordt betaald. De meeste organisaties zitten daarom ook op of rond dat tarief.

 

Het bedrag van € 10,- voor VVE komt voort uit een berekening van Sociaal Werk Nederland (de vroegere MOgroep) die een onderzoek heeft gedaan in het land. In het bedrag van € 10,- is inbegrepen de scholing, taakuren, voorbereiding en contacten met ouders, evenals de inzet van HBO’er op de groep.

 

  • 2.

    De ouderbijdrage tabel voor 2019 is als bijlage 1 toegevoegd aan deze regeling.

De VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang wordt gebruikt voor de gesubsidieerde peuteropvang zodat een inkomensafhankelijke tariefstelling vastgesteld kan worden.

 

Toetsing recht op subsidie en/of omvang ouderbijdrage door de houder

  • 1.

    Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag, in combinatie met een Inkomensverklaring (VGI) van (bei)de ouder(s).

  • 2.

    Ouder(s) van peuters die tussen 1 januari en 30 juni worden geplaatst, overleggen de laatst beschikbare Inkomensverklaring (2 jaar oud) aan de houder. Voor peuters die tussen 1 juli en 31 december geplaatst zijn, die van het voorafgaande jaar.

  • 3.

    Indien het verwachte verzamelinkomen voor de maand van plaatsing niet overeenkomt met het verzamelinkomen dat op de VGI staat moet de VGI aangevuld worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen blijkt. Dit zijn bijvoorbeeld: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering en dergelijke.

  • 4.

    Als ouders niet willen verklaren geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag, komt de peuter niet in aanmerking voor een gesubsidieerde peuterplek. Als de ouder geen inzicht wil verschaffen in de hoogte van het inkomen door het afgeven van een VIG of overige documenten valt de ouder automatisch in de hoogste inkomenscategorie.

  • 5.

    Ouders zijn verplicht een wijziging in het inkomen te melden aan de kinderopvangorganisatie. In het geval dat een ouder in aanmerking komt voor KOT, vervalt het recht op de gesubsidieerde peuterplek. In het geval dat het inkomen zo is gedaald dat de ouder in een lagere inkomenscategorie van de ouderbijdrage tabel valt kan bij de houder een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan.

Artikel 8 Bijdrage peuterplaats met VVE

Ouders/verzorgers die kinderopvangtoeslag ontvangen krijgen alleen het derde en vierde dagdeel gesubsidieerd. De eerste twee dagdelen wordt aan de kinderopvangorganisatie vergoed als zijnde een normale ‘peuterplaats’.

 

Artikel 10 Procedurele en randvoorwaardelijke voorwaarden

Houders houden als plaatsingsvolgorde bij een vrijgekomen peuterplek aan:

  • 1.

    doelgroeppeuters;

  • 2.

    kinderen waarvan een broer of zus reeds een plek op de kinderopvangorganisatie heeft;

  • 3.

    het oudste aangemelde kind tussen 2,5 en 4 jaar.

Artikel 16 Overgangsregeling

Voor 2019 wordt in afwijking van artikel 4 lid 1 een overgangsjaar vastgesteld. Voor het jaar 2020 dient de aanvraag vóór 1 oktober 2019 aangevraagd te worden.