Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Drenthe

Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen gemeente Midden-Drenthe 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Drenthe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen gemeente Midden-Drenthe 2020
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlage Uitvoeringsprotocol nadeelcompensatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-06-2020nieuwe regeling

10-03-2020

gmb-2020-143251

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen gemeente Midden-Drenthe 2020

Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe;

 

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Midden-Drenthe 2017;

overwegende dat:

 

  • -

    de gemeente gemeentegrond beschikbaar stelt voor de aanleg van kabels en/of leidingen;

  • -

    in bepaalde situaties ten behoeve van de oprichting van gebouwen, kunstwerken of de uitvoering van werken door of vanwege de gemeente kabels en/of leidingen verlegd moeten worden;

  • -

    burgemeester en wethouders op grond van artikel 3:4 lid 2 van de Algemene wet Bestuursrecht en artikel 160 gemeentewet, en op het moment dat de wet nadeelcompensatie in werking treedt op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bevoegd zijn om een vergoeding toe te kennen aan diegene die ten gevolge van de uitoefening van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid nadeel lijdt of zal lijden;

  • -

    bij het inwerking treden van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Wet nadeelcompensatie bij onrechtmatige besluiten) alle overeenkomsten en verordeningen aangaande de afhandeling van nadeelcompensatie van rechtswege komen te vervallen, er dan enkel beleidsregels kunnen bestaan en een definitieve regeling in de vorm van een beleidsregel dan ook niet langer uitgesteld kan worden.;

  • -

    de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Midden-Drenthe 2017 in artikel 10 het college de mogelijkheid geeft nadeelcompensatie te verstrekken;

  • -

    het vanwege meerdere samenwerkingsverbanden voor het realiseren van werken tussen de verschillende overheden binnen de provincies Drenthe en Groningen gewenst is een verleggingsregeling in samenwerkingsverband op te stellen;

  • -

    in verband met de uitvoerbaarheid het gewenst is een eenvoudiger regeling vast te stellen;

besluiten:

 

vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen gemeente Midden-Drenthe 2020

 

INHOUD

 

1 Algemene bepalingen

Artikel 1: Toepassing en werkingssfeer

Artikel 2: Begrippen en definities

 

2 Bevoegdheid tot nadeelcompensatie

Artikel 3: Nadeel ten gevolge van de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak

Artikel 4: Nadeel ten gevolge van de uitoefening van een privaatrechtelijke bevoegdheid of taak

 

3 Berekening nadeelcompensatie

Artikel 5: Technische oplossing, bijzondere omstandigheden

Artikel 6: Voordeeltoerekening

Artikel 7: Kostencomponenten

Artikel 8: Berekening nadeelcompensatie

Artikel 9: Meerwerk, minderwerk

Artikel 10: Hoogte vergoeding bij Langsliggende leidingen

Artikel 11: Hoogte vergoeding bij Kruisende leidingen

Artikel 12: Hoogte vergoeding bij Buitenleidingen

Artikel 13: Aftrek Nieuw voor oud

Artikel 14: Verschillen in datum

 

4 Procedurele bepalingen

Artikel 15: Aanpassingsverzoek en aanvraag nadeelcompensatie

Artikel 16: Vereisten aanvraag

Artikel 17: Accountantsverklaring

Artikel 18: Besluitvorming

Artikel 19: Adviseur/ Deskundige

Artikel 20: Verjaring

Artikel 21: Betaling

 

5 Slotbepalingen

Artikel 22: Inwerkingtreding

Artikel 23: Citeertitel

 

Bijlage 1 Overzicht technische levensduur

 

Bijlage 2 Formulier aanvraag

 

Algemene toelichting

 

Artikelsgewijze toelichting 

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1: Toepassing en werkingssfeer

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen van nadeelcompensatie in verband met het aanpassen van kabels en leidingen, waarbij de aanpassing een gevolg is van de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende taak of bevoegdheid.

  • 2.

    Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen tot nadeelcompensatie in verband met het aanpassen van kabels en leidingen, waarbij de aanpassing een gevolg is van een aan het privaatrecht ontleende taak of bevoegdheid.

  • 3.

    In projecten waarbij verschillende overheden samenwerken kunnen de overheden besluiten om deze beleidsregel van toepassing te verklaren op het gehele project.

  • 4.

    Onder de werking van deze beleidsregel vallen niet:

    • a.

      aanpassingen van kabels als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet;

    • b.

      kabels en leidingen in eigendom of beheer van de gemeente.

Artikel 2: Begrippen en definities

  • a.

    Aanpassingen:

    werkzaamheden ten aanzien van een kabel of leiding, inhoudende verlegging of het anderszins wijzigen van de fysieke ligging, verwijdering of het aanbrengen van beschermende voorzieningen om de bestaande ligging te handhaven;

  • b.

    Aanpassingsverzoek:

    verzoek van of namens burgemeester en wethouders aan de netbeheerder om een kabel of leiding te verleggen, conform de bijlage bij dit besluit;

  • c.

    Aanvrager:

    indiener van een aanvraag om nadeelcompensatie, doorgaans de netwerkbeheerder;

  • d.

    Beheergebied:

    gronden waar verleggingswerken plaatsvinden, welke in eigendom zijn van de gemeente, dan wel van een andere overheid, indien sprake is van een gemeenschappelijk project met die andere overheid;

  • e.

    Kabel:

    buigzame verbinding, bestaande uit één of meer geleiders, die zijn samengesteld uit draden van metaal of glasvezel en geschikt zijn voor het transport van elektrische energie, elektrische signalen of optische signalen;

  • f.

    Leiding:

    holle buis, vervaardigd van een duurzaam materiaal, zoals staal, beton of kunststof, geschikt voor het transport van vloeistoffen en gassen;

  • g.

    Buitenleiding:

    een kabel of leiding die buiten het beheergebied is gelegd;

  • h.

    Langsliggende leiding:

    een kabel of leiding die, krachtens instemmingsbesluit, parallel is gelegd aan, boven, onder op of in een infrastructureel werk of andere werken in beheer van de gemeente of een in een gemeenschappelijk project betrokken andere overheid;

  • i.

    Kruisende leiding:

    een kabel of leiding die, krachtens instemmingsbesluit, kruisend door, op, boven, onder of in een infrastructureel werk of andere werken in beheer van de gemeente of in een gemeenschappelijk project met een andere overheid is gelegd;

  • j.

    Droge infrastructuur:

    infrastructuur (onder andere wegen en fietspaden) in beheer bij de gemeente of een andere overheid indien sprake is van een gemeenschappelijk project, met uitzondering van waterwegen en die dijken als hierna onder k genoemd;

  • k.

    Natte infrastructuur:

    waterwegen en waterkeringen in beheer bij de gemeente of een andere overheid indien sprake is van een gemeenschappelijk project, wat de laatste betreft slechts voor zover het gaat om de aanleg van of wijziging aan de dijk als waterkeringswerk;

  • l.

    Instemmingsbesluit(instemmingsvereiste):

    schriftelijke verklaring voor het mogen hebben van een kabel of leiding, als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Midden-Drenthe 2017;

  • m.

    Schade:

    schade die is geleden door rechtmatig handelen van de overheid;

  • n.

    Netwerkbeheerder:

    degene die kabel- en/of leidinginfrastructuur in eigendom heeft;

  • o.

    Gemeenschappelijk project:

    gemeenschappelijk project tussen overheden waarbij infrastructurele maatregelen in samenwerking met die overheid noodzakelijk zijn;

  • p.

    Overheid/overheden:

    bestuursorgaan c.q. bestuursorganen die met elkaar samenwerken in een vanuit de overheid gestart infrastructureel project;

Hoofdstuk 2 Bevoegdheid tot nadeelcompensatie

Artikel 3: Nadeel ten gevolge van de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een aanvrager die nadeel lijdt ten gevolge van een Aanpassingsverzoek een vergoeding toekennen.

  • 2.

    Het verzoek kan slechts worden toegekend indien en voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er is sprake van nadeel dat uitgaat boven het normaal maatschappelijk risico waarbij de aanvrager, in vergelijking met anderen, onevenredig zwaar wordt getroffen. Voor de beoordeling hiervan nemen burgemeester en wethouders de artikelen 9 tot en met 13 van deze beleidsregel in aanmerking;

    • b.

      er is geen sprake van actieve risicoaanvaarding als bedoeld in artikel 4:126 lid 2 sub a van de Awb;

    • c.

      er is geen sprake van aanvaarding van het risico van het ontstaan van het nadeel door de aanvrager;

    • d.

      er is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 4:126 lid 2, sub b tot en met d, van de Awb;

    • e.

      de ligging van de kabel dan wel leiding moet door burgemeester en wethouders als rechtmatig zijn aangewezen doordat er een instemmingsbesluit is verleend;

    • f.

      wanneer er geen instemmingsbesluit meer aanwezig is binnen de gemeentelijke archieven, dient de netbeheerder voldoende aannemelijk te maken dat de kabel dan wel leiding legaal op de betreffende locatie ligt;

    • g.

      burgemeester en wethouders en aanvrager hebben overeenstemming bereikt ten aanzien van de voor de aanpassing benodigde werkzaamheden en de kosten daarvan, en dit vastgelegd in een projectovereenstemming.

  • 3.

    Er is zeker sprake van risicoaanvaarding in de zin van het bepaalde in het vorige lid indien in het instemmingsbesluit op grond waarvan de kabel is gelegd een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van 5 jaar of een andere een aanpassing is te voorzien

  • 4.

    Bij het bepalen van de hoogte van de nadeelcompensatie worden de artikelen 5 tot en met 14 in aanmerking genomen.

 

Artikel 4: Nadeel ten gevolge van de uitoefening van een privaatrechtelijke bevoegdheid of taak

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een aanvrager die nadeel lijdt ten gevolge van een Aanpassingsverzoek, voor zover deze moet worden beschouwd als een privaatrechtelijke handeling, een vergoeding toekennen.

  • 2.

    Het verzoek kan slechts worden toegekend, indien er geen gebruik kan worden gemaakt van het bepaalde in artikel 3 en voorts indien en voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      er bestaat causaal verband tussen het geleden nadeel en het handelen door de gemeente;

    • b.

      er is geen sprake van aanvaarding van het risico van het ontstaan van het nadeel door de aanvrager;

    • c.

      aanvrager had het nadeel niet kunnen beperken door binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van het nadeel hadden kunnen leiden (passieve risicoaanvaarding);

    • d.

      het ontstaan van het nadeel is niet anderszins het gevolg van een omstandigheid die aan de aanvrager kan worden toegerekend;

    • e.

      de vergoeding van het nadeel is door aanvrager niet anderszins verzekerd;

    • f.

      de locatie van de kabel of leiding moet door de rechthebbende van de grond waarin deze is gelegen als rechtmatig zijn aangewezen, doordat er een instemmingsbesluit is verleend of een zakelijk recht is gevestigd, of anderszins door de netbeheerder aannemelijk is gemaakt dat dat de kabel dan wel leiding met instemming van de rechthebbende op die locatie aanwezig is;

    • g.

      burgemeester en wethouders en aanvrager hebben overeenstemming bereikt ten aanzien van de voor de aanpassing benodigde werkzaamheden en de kosten daarvan, en dit vastgelegd in een projectovereenstemming.

  • 3.

    Bij het bepalen van de hoogte van de nadeelcompensatie wordt aangesloten bij de systematiek van het onteigeningsrecht en worden de artikelen 5 tot en met 9 en artikel 12 tot en met 14 van deze beleidsregel in aanmerking genomen.

Hoofdstuk 3 Berekening nadeelcompensatie

Artikel 5: Technische oplossing, bijzondere omstandigheden

  • 1.

    De vergoeding wordt berekend op basis van de kosten van het realiseren van een technisch adequate oplossing tegen de maatschappelijk laagste kosten. Indien deze oplossing leidt tot extra nadeel bij de aanvrager ten opzichte van de meest voor de hand liggende oplossing, dan wordt dit extra nadeel gecompenseerd met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Andere meerkosten worden niet in de berekening van de vergoeding meegenomen.

  • 2.

    Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van de schade ten laste van de aanvrager dient te blijven dan uit de toepassing van het gestelde in de artikelen 3 t/m 4 voortvloeit, kan van het gestelde in die artikelen worden afgeweken.

Artikel 6: Voordeeltoerekening

Indien de verlegging van de kabel of leiding tevens voordeel voor de aanvrager oplevert, wordt dit overeenkomstig artikel 3:4 lid 2 Awb en/of wanneer artikel 4:126 lid 3 van de Algemene Wet Bestuursrecht in werking is getreden bij de vaststelling van de hoogte van de nadeelcompensatie in aanmerking genomen. Onder voordeel als hier bedoeld wordt in ieder geval begrepen:

  • a.

    Capaciteitstoename van de kabel of leiding;

  • b.

    Verhoging van de drukklasse;

  • c.

    Opheffen van een evident verkeerde ligging;

  • d.

    Opheffen van constructiefouten;

  • e.

    Opheffen van foutieve leidingmaterialen, voor zover deze de technische levensduur significant kunnen beïnvloeden of wettelijk voorgeschreven zijn;

  • f.

    Vernieuwing van oudere gedeelten van het netwerk.

Artikel 7: Kostencomponenten

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 5 lid 1 kunnen in de berekening van de nadeelcompensatie slechts de volgende kostencomponenten worden meegenomen:

    • a.

      Uitvoeringskosten

      • i.

        Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden (zoals werkputten en ondersteuningen).

      • ii.

        Kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van als direct gevolg van de onderhavige werkzaamheden verlaten kabels of leidingen.

      • iii.

        Kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk (zoals overkluizingen en mantelbuizen)

      • iv.

        Kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard: alle tijdelijke fysieke kabel- en leidingverbindingen die de leidingbeheerder moet aanleggen en buiten bedrijf moet laten stellen in het kader van de door burgemeester en wethouders gevraagde of uitgevoerde verlegging

      • v.

        De kosten van een CAR-verzekering

      • vi.

        De eenmalige kosten verbonden aan het vestigen van alle zakelijke rechten.

    • b.

      Kosten van ontwerp en begeleiding

      • i.

        Onderzoek

      • ii.

        Voorontwerp

      • iii.

        Definitief ontwerp

      • iv.

        Kosten van voorbereiding en het opstellen van de projectovereenstemming.

      • v.

        Detaillering ten behoeve van de uitvoering

      • vi.

        Directievoering

      • vii.

        Oplevering

    • c.

      Materiaalkosten

      • i.

        Kabel- en leidingcomponenten

      • ii.

        Kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies.

      • iii.

        Bouwmaterialen

      • iv.

        Bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht

      • v.

        Transport van materiaal naar de bouwplaats

    • d.

      Kosten van het uit en in bedrijf stellen van de kabel of leiding

      • i.

        Kosten van het spannings- of productloos maken van de kabel of leiding alsmede de kosten van het weer in bedrijf stellen van de kabel of leiding

      • ii.

        Kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen, bijvoorbeeld extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.

  • 2.

    Voor zover sprake is van interne kosten, worden deze berekend tegen het door de netbeheerder normaal gehanteerde tarief waarin overheadkosten zijn begrepen, maar geen winstmarges en/of risicotoeslagen, de overige kosten worden berekend tegen de kosten van inkoop, vermeerderd met eventuele kosten van opslag.

  • 3.

    Kosten die niet vallen onder de in het eerste lid genoemde kostencomponenten, behoren tot het normaal maatschappelijk risico en komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 8: Berekening nadeelcompensatie

  • 1.

    De berekening van de compensatie geschiedt op basis van nacalculatie.

  • 2.

    De nacalculatie geschiedt aan de hand van het definitief ontwerp van de werkzaamheden zoals dat in de projectovereenstemming is vastgelegd, met inachtneming van hetgeen hierna is gesteld.

  • 3.

    Indien de verwachte nadeelcompensatie minder dan € 50.000,- bedraagt, kan op verzoek van de netbeheerder of ambtshalve de compensatie op basis van de verwachte kosten worden vastgesteld.

  • 4.

    Bij wijzigingen in het definitieve ontwerp of een stijging van de geraamde kosten wordt de nadeelcompensatie alsnog op basis van nacalculatie berekend.

Artikel 9: Meerwerk en minderwerk

  • 1.

    Indien bij de nacalculatie blijkt dat de werkelijke verleggingskosten meer dan € 50.000,- uitstijgen boven de geraamde kosten, dan wel meer dan 10% van de geraamde kosten bedragen, dan worden de meerkosten boven die bedragen niet meegenomen in de berekening van de nadeelcompensatie, tenzij het college daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven ten tijde dat de netbeheerder van de meerkosten op de hoogte kwam.

  • 2.

    Indien het project waarvoor de verlegging nodig is, niet (geheel) ten uitvoer komt, worden de daadwerkelijk gemaakte kosten vergoed, naar redelijkheid conform het bepaalde bij deze beleidsregel.

Artikel 10: Hoogte vergoeding bij Langsliggende leidingen

  • 1.

    Onverminderd het elders in deze beleidsregel bepaalde wordt de vergoeding als bedoeld in artikel 3 lid 1 ten aanzien van langsliggende leidingen berekend op basis van de werkelijke kosten als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2.

    Indien het verzoek tot aanpassing van een langsliggende leiding is verzonden binnen vijf jaren na de verzenddatum van het instemmingsbesluit voor het leggen van die leiding, of anderszins is bewezen dat sinds het leggen van de leiding niet meer dan vijf jaren is verstreken, bedraagt de hoogte van de vergoeding 100% van de kosten.

  • 3.

    Indien het verzoek tot aanpassing van een langsliggende leiding is verzonden na vijf jaren na de verzenddatum van het instemmingsbesluit voor het leggen van die leiding, of als anderszins is bewezen dat na het leggen van de leiding meer dan vijf jaren is verstreken, wordt een korting toegepast van 20% in het zesde jaar, welke korting in de daarop volgende jaren telkens vermeerderd wordt met 16% per jaar bij droge infrastructuur, dan wel bij natte infrastructuur 5,33% per jaar, zodat er na het tiende, respectievelijk na het twintigste jaar de vergoeding nihil is.

Artikel 11: Hoogte vergoeding bij Kruisende leidingen

Onverminderd het elders bepaalde in deze beleidsregel bestaat de vergoeding als bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor zover deze betrekking heeft op kruisende leidingen, uit een vergoeding van de werkelijke kosten van ontwerp en begeleiding en de uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a en b. Materiaalkosten en de kosten van het in en uit bedrijf stellen, zoals genoemd in artikel 7 lid 1 onder c en d, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 12: Hoogte vergoeding bij Buitenleidingen

  • 1.

    Onverminderd het elders bepaalde in deze beleidsregel bestaat de vergoeding als bedoeld in de artikelen 3 en 4, voor zover deze betrekking heeft op buitenleidingen die zijn aangelegd op grond van een zakelijk recht of een gedoogplicht ex Belemmeringenwet Privaatrecht, uit de werkelijke kosten conform artikel 7 van deze regeling.

  • 2.

    Onverminderd het elders bepaalde in deze beleidsregel bestaat de vergoeding als bedoeld in de artikelen 3 en 4, voor zover deze betrekking heeft op buitenleidingen gelegen op grond van een ander liggingsrecht of toestemming dan bedoeld in lid 1, uit een vergoeding van de werkelijke kosten van ontwerp en begeleiding en de uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a en b. Materiaalkosten en de kosten van het in en uit bedrijf stellen zoals genoemd in artikel 7 lid 1 onder c en d, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 13: Aftrek nieuw voor oud

  • 1.

    Indien sprake is van oudere kabels of leidingen wordt een aftrek nieuw voor oud toegepast. Bij de berekening van het nadeel wordt daarbij uitgegaan van de technische levensduur, zoals beschreven in bijlage 1, met dien verstande dat leidingen met een technische levensduur van meer dan 100 jaar geacht worden niet aan veroudering onderhevig te zijn.

  • 2.

    De technische levensduur van soorten kabels of leidingen die niet in dit overzicht zijn opgenomen wordt naar redelijkheid bepaald.

Artikel 14: Verschillen in datum

Indien sprake is van kabels of leidingen of bundels kabels of leidingen die krachtens instemmingsbesluiten met verschillende (verzend)data liggen, kan het college op verzoek van de aanvrager of ambtshalve naar redelijkheid bepalen dat voor de berekening van de vergoeding één datum wordt gehanteerd.

Hoofdstuk 4 Bepalingen van procedurele aard

Artikel 15: Aanpassingsverzoek en aanvraag nadeelcompensatie

  • 1.

    Alvorens het college de netbeheerder verzoekt om verlegging van een kabel of leiding pleegt het college en de netbeheerder vooroverleg om de situatie ter plekke in kaart te brengen.

  • 2.

    Als duidelijk is welke werkzaamheden moeten worden gedaan, leggen het college en de netbeheerder dit vast in een projectovereenstemming.

  • 3.

    In de projectovereenstemming kan een voorlopige raming van de compensatie worden opgenomen.

  • 4.

    Na de voltooiing van de werkzaamheden en na goedkeuring van de eindspecificatie door de gemeente, kan de nadeelcompensatie worden aangevraagd.

  • 5.

    Het college kan een uitvoeringsprotocol vaststellen waarin de afhandeling van een aanpassingsverzoek nader wordt uitgewerkt.

Artikel 16: Vereisten aanvraag

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Awb bevat de aanvraag om een nadeelcompensatie, voor zover van toepassing en voor zover al niet eerder ingeleverd, ten minste:

    • a.

      een aanduiding van het project waarvoor de verlegging heeft plaatsgevonden;

    • b.

      een per kostensoort gespecificeerde opgave berekend conform de artikelen 5 tot en met 13 van deze beleidsregel en aan de hand van het model als opgenomen in bijlage 2;

    • c.

      een onderbouwing van de gemaakte kosten door middel van facturen van ingekochte goederen en diensten en (interne) urenstaten;

    • d.

      een motivering waarom burgemeester en wethouders gehouden zijn een nadeelcompensatie toe te kennen;

    • e.

      (een verwijzing naar) het instemmingsbesluit of de instemmingsbesluiten, of andere aanduiding van de bevoegdheid om te leggen;

    • f.

      technische gegevens met betrekking tot het bepaalde in de artikelen 5, 6, 7 en 13 van deze beleidsregel;

    • g.

      tekeningen van de nieuwe en oude situatie.

Artikel 17: Accountantsverklaring

  • 1.

    De netbeheerder overlegt op verzoek van de gemeente bij de eindspecificatie een accountantsverklaring.

  • 2.

    De kosten voor deze accountantsverklaring komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 18: Besluitvorming

  • 1.

    Burgemeester en wethouders besluiten op de aanvraag binnen acht weken na indiening van de bewijsstukken die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor de berekening van de nadeelcompensatie noodzakelijk zijn.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen deze beslistermijn met acht weken of indien extern advies wordt gevraagd, met zes maanden verlengen.

Artikel 19: Adviseur/Deskundige

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in overleg met de aanvrager advies vragen aan één of meer onafhankelijke deskundigen alvorens op de aanvraag te beslissen.

  • 2.

    De adviseur/deskundige kan zich rechtstreeks wenden tot de aanvrager die op diens verzoek alle relevante gegevens en bescheiden verstrekt die voor de advisering nodig is en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3.

    Zowel aanvrager als burgemeester en wethouders verlenen medewerking aan een bespreking van de aanvraag of een plaatsopneming indien de deskundige daartoe verzoekt.

  • 4.

    De deskundige brengt, voordat hij een definitief advies opstelt, eerst een conceptadvies uit, waarop de aanvrager en Burgemeester en wethouders schriftelijk en binnen een door de deskundige gestelde termijn kunnen reageren.

  • 5.

    Dit artikel vervalt bij de inwerkingtreding van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 20: Verjaring

  • 1.

    Burgemeester en wethouders wijzen de aanvraag af indien op het tijdstip van de aanvraag vijf jaren zijn verstreken na aanvang van de dag na die waarop de aanvrager bekend is geworden zowel met de schade als met het aanpassingsverzoek.

  • 2.

    Indien een aanvraag betrekking heeft op nadeel veroorzaakt door een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, vangt de termijn van vijf jaren niet aan voordat dit besluit onherroepelijk is geworden.

  • 3.

    Dit artikel vervalt bij de inwerkingtreding van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 21: Betaling

De betaling van de nadeelcompensatie vindt plaats binnen 30 dagen na de bekendmaking van het besluit op de aanvraag.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 22: Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeentelijk blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 23: Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen Midden-Drenthe 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe van 10 maart 2020

de secretaris,

M.P. Hacking

de burgemeester,

M.F.V. Damsma

Bijlage 1  

Overzicht technische levensduur

Het onderstaande overzicht is niet uitputtend zodat de technische levensduur van een kabel of leiding die niet in dit overzicht is opgenomen naar redelijkheid en billijkheid bepaald dient te worden.

Waterleidingen

Materiaal

diameterrange [mm]

Verwachte technische levensduur [jaar]

Transportleidingen

 

 

Staal

>300

>100

Beton

>300

>100

Asbestcement

>300

70

Nodulair GIJ

>300

>100

Laminair GIJ

>300

>100

PVC vóór 1975

>315

40

PVC van en na 1975

>315

70

PE

>300

70

GVK

>300

>100

 

 

 

Distributieleidingen

 

 

Asbestcement

50-300

70

Nodulair GIJ

80-300

>100

Laminair GIJ

80-300

80

PVC vóór 1975

32-315

40

PVC van en na 1975

32-315

70

PE

60-300

70

Staal

60-300

80

Aansluitleidingen

Kleinere leidingen (tot 50 mm) niet relevant, grotere conform de distributieleidingen.

Gasleidingen

Materiaal

Verwachte technische levensduur [jaar]

Transportleidingen (8, 4 en 1 bar)

 

Staal

>100

Nodulair GIJ

>100

PE 1e en 2e generatie

70

PE 3e generatie

>100

 

 

Distributieleidingen (100 en 30 mbar)

 

Asbestcement

70

Staal

80

Nodulair GIJ

>100

Laminair GIJ

>100

PE 1e en 2e generatie

70

PE 3e generatie

>100

SLv PVC

>100

HPVC

70

 

 

Elektriciteitskabels

 

 

 

Materiaal

Verwachte technische levensduur [jaar]

Hoogspanningsmasten

 

Stalen masten

>100

 

 

Transportkabels (>30 kV)

 

Oliedruk kabel

55

Oliedruk kabel >1970

70

Gasdrukpijpkabel

70

Gepantserd papier lood kabel (GPLK)

60

(XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of

voorzien van waterboombestendige isolatie

20

(XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of

voorzien van waterboombestendige isolatie

40

(XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van

waterboombestendige isolatie

70

 

 

Distributiekabel middenspanning (tot 30 kV)

 

Gepanserd papier lood kabel (GPLK)

60

(XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of

voorzien van waterboombestendige isolatie

20

(XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of

voorzien van waterboombestendige isolatie

40

(XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van

waterboombestendige isolatie

70

 

 

Distributiekabels laagspanning (0,4 kV)

 

GPLK

100

PVC

100

 

Aardgas. Kl, K2 EN K3 transportleidingen ( > 8 bar)

 

Materiaal

Diameterrange [mm]

Verwachte technische levensduur [jaar]

 

 

 

Staal

>100

>100

 

Bijlage 2  

Aanvrager:

Verplichtingennummer:

Kabel/leiding (kenmerk):

Diameter:

Leeftijd:

Type/materiaal:

Omschrijving

Eenheid

Prijs per eenheid

Aantal

Bedrag

1. Materiaalkosten

Subtotaal

2. Voordeeltoerekening materiaalkosten

Subtotaal

(1-2)

Totaal materiaalkosten

€ ...

1. Kosten van uit en in bedrijf stellen

Subtotaal

2. Voordeeltoer. uit en in bedrijf stellen

Subtotaal

(1-2)

Totaal uit en in bedrijf stellen

€ ...

1. Kosten van ontwerp en begeleiding

Subtotaal

2. Voordeeltoer. ontwerp en begeleiding

Subtotaal

(1-2)

Totaal ontwerp en begeleiding

€ ...

1. Uitvoeringskosten

Subtotaal

2. Voordeeltoerekening uitvoeringskosten

Subtotaal

(1-2)

Totaal uitvoeringskosten

€ ...

Totaal eindspecificatie

€ ...

 

ALGEMENE TOELICHTING  

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe zijn als bestuursorgaan onder voorwaarden verplicht tot het vergoeden van onevenredige schade aan derden, veroorzaakt door rechtmatige handelingen of besluiten in het kader van de uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid. Een specifieke vorm van een dergelijk schade is financiële schade die geleden wordt door gedwongen aanpassingen (verlegging) van kabels en leidingen in beheer van derden, als gevolg van het intrekken van een instemmingsbesluit door de gemeente. De gemeente kan hiertoe overgaan indien aanpassing van de ligging van kabels en leidingen noodzakelijk is vanwege de reconstructie van een gemeentelijke (vaar)weg of een ander (bouw)project.

 

Ten tijde van invoering van deze beleidsregel vindt het nadeelcompensatierecht zijn grondslag in het ongeschreven recht, namelijk het beginsel ‘égalité devant les charges publiques’ (ook wel: gelijke verdeling van publieke lasten). Daarnaast is in het tweede lid van artikel 3:4 Awb vastgelegd dat de nadelige gevolgen van een besluit voor één of meer belanghebbenden niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. In jurisprudentie is bepaald dat aan bestuursorganen een grote mate van bestuurlijke vrijheid toekomt met betrekking tot interpretatie van de hierboven beschreven beginselen. Deze zogenaamde discretionaire bestuursbevoegdheid komt tot uiting in verschillende nadeelcompensatieregelingen die op alle landelijke bestuursniveaus tot stand zijn gekomen.

 

Op 15 februari 2013 is in het Staatsblad (Wns, Stb. 2013, 50 en 162) de ‘Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten’ gepubliceerd. Daarbij is aangekondigd dat titel 4.5 Awb over nadeelcompensatie pas op een later, nog nader te besluiten tijdstip, in werking treedt. Momenteel is deze inwerkingtreding voorzien voor 1 januari 2021, een en ander afhankelijk van de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Net als in de huidige situatie, laten ook de bepalingen in titel 4.5 een bepaalde mate van discretionaire ruimte over aan het bestuursorgaan om nadere regels vast te stellen, met name met betrekking tot de uitleg van welke schade tot het normaal maatschappelijk risico behoort.

 

Deze beleidsregel is geheel afgestemd op titel 4.5 en regelt de invulling van deze wet door burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe voor wat betreft nadeelcompensatie bij aanpassing van kabels en leidingen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding zijn de bepalingen van titel 4.5 (nagenoeg) onverkort overgenomen in deze beleidsregel. Hierdoor behoeft deze beleidsregel geen inhoudelijke wijziging zodra titel 4.5 inwerking treedt.

 

Voor nadeelcompensatie bij de verlegging van kabels en leidingen is in de jaren ’90 van de vorige eeuw getracht overeenstemming te bereiken met de overkoepelende organisaties van de nutsbedrijven (Energiened, Velin en Vewin) over de inhoud van een regeling. Doordat dit niet is gelukt, is in overeenstemming met de nutsbedrijven in 1995 de (als tijdelijk bedoelde) Bevriezingsregeling tot stand gekomen. In de periode daarna zijn de meeste provincies alsnog overgegaan tot het vaststellen van definitieve nadeelcompensatieregelingen, zonder dat hierover per sé vooraf overeenstemming is bereikt met de koepelorganisaties. Hierbij hebben een aantal provincies gekozen voor de zogenaamde IPO-modelregeling, terwijl andere provincies hebben gekozen voor het voortzetten van het vergoedingsregiem van de Bevriezingsregeling. Door middel van deze beleidsregel wordt door de gemeente Midden-Drenthe gedeeltelijk aangesloten bij de provincies die de IPO-modelregeling 2006 hebben ingevoerd. Het vergoedingsregiem uit de IPO-modelregeling wordt voor een gedeelte overgenomen en aangevuld door nieuwe regels omdat deze, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, het meest recht doet aan verschillende situaties die zich kunnen voordoen bij werken aan gemeentelijke infrastructuur. Daarnaast sluit de regeling hiermee qua vergoedingssystematiek voor een gedeelte aan bij de Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999 (NKL 1999).

 

Op grond van bovenstaande gelden voor de bepaling van de nadeelcompensatie op grond van deze beleidsregel de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Er wordt eerst vastgesteld of er recht op vergoeding van schade bestaat;

  • 2.

    Vervolgens wordt de omvang van de schade berekend;

  • 3.

    Vervolgens wordt bepaald welk gedeelte van de schade vergoed dient te worden;

  • 4.

    Er wordt bij de berekening van de vergoeding van de schade onderscheid gemaakt tussen langsliggende leidingen en kruisende leidingen:

    • -

      bij langsliggende leidingen geschiedt de berekening op basis van de werkelijke verleggingskosten;

    • -

      bij kruisende leidingen worden slechts als verleggingskosten in aanmerking genomen de kosten van ontwerp en uitvoeringskosten. De materiaalkosten en de kosten van uit en in bedrijf stellen komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 5.

    Er wordt bij het vaststellen van de vergoeding voor langsliggende leidingen een onderscheid gemaakt tussen aanpassingen vanwege werkzaamheden aan natte en droge infrastructuur;

    • -

      voor natte infrastructuur geldt dat bij een verzoek tot aanpassing van infrastructuur die blijkens het instemmingsbesluit ouder is dan 20 jaar, geen recht op vergoeding geldt;

    • -

      voor droge infrastructuur geldt dat bij een verzoek tot aanpassing van infrastructuur die blijkens het instemmingsbesluit ouder is dan 10 jaar, geen recht op vergoeding geldt.

  • 6.

    Bij aanpassing van buitenleidingen geldt dat een onderscheid wordt gemaakt tussen leidingen met een zakelijk recht en met een niet-zakelijk recht.

    • -

      Voor buitenleidingen met een zakelijk recht worden alle werkelijke kosten vergoed.

    • -

      Voor buitenleidingen zonder zakelijk recht geldt dezelfde vergoedingssystematiek als voor kruisende leidingen.

De vergoedingsnormen zijn gedeeltelijk overgenomen en/of aangevuld uit de IPO-modelregeling. Het IPO heeft op basis van een vergelijking in de dynamiek van de provinciale infrastructuur en de Rijks infrastructuur de vergoedingsperiodes voor verlegging van langsleidingen voor provinciale infrastructuur vastgesteld op 10 jaar voor droge en 20 jaar voor natte infrastructuur. Als gemeente sluiten wij hierbij aan.

 

Bovenstaande beweegredenen zijn gebaseerd op onder andere volgende uitspraak en uitwerkingen:

  • -

    De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de maximale vergoedingsperiode van 15 jaar voor droge Rijks infrastructuur als niet onredelijk bestempeld;

  • -

    De vergoedingstermijnen voor gemeentelijke infrastructuur dienen korter te zijn dan die voor Rijks infrastructuur, omdat bij gemeentelijke infrastructuur de dynamiek groter en de voorzienbaarheid kleiner is dan bij Rijks infrastructuur;

  • -

    Het onderzoeksrapport "Nadeelcompensatie verleggen kabels en leidingen" uit augustus 1996 van de Universiteit Twente over nadeelcompensatie kabels en leidingen stelt de voorzienbaarheidsperiode voor provincies op 5 jaar, waardoor vergoedingsperiodes van 10 jaar, respectievelijk 20 jaar zeker niet onredelijk zijn. Wij kunnen als gemeente hier dan ook bij aansluiten;

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING  

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

 

Artikel 1: Toepassing en werkingssfeer

Deze regeling heeft uitsluitend betrekking op de rechtmatige uitoefening van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid van de gemeente in verband met werkzaamheden in infrastructuur. In sommige gevallen zal de gemeente ter uitvoering van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak privaatrechtelijke handelingen verrichten, bijvoorbeeld het minnelijk verwerven van gronden van derden. Als gevolg hiervan kan reeds een recht op nadeelcompensatie/schadevergoeding ontstaan dat verband houdt met aanpassing van een kabel of leiding. Hoewel een dergelijke handeling mogelijk niet kan worden gezien als een schadeoorzaak waarop artikel 3:4 lid 2 en bij inwerkingtreding van artikel 4:126 Awb van toepassing is, wordt deze situatie wel beschouwd in deze beleidsregel.

 

Deze beleidsregel is niet van toepassing op schade als gevolg van aanpassingen van kabels die vallen onder de werking van de Telecommunicatiewet. Voor de kostenverdeling van dergelijke aanpassingen wordt verwezen naar artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet.

 

Door middel van een samenwerkingsbesluit tussen overheden in een gezamenlijk project, kan deze beleidsregel ervoor zorgen dat het beheersgebied wordt vergroot. Uiteraard dient ieder bevoegd gezag de voor haar noodzakelijke instemmingsbesluiten in te trekken. Dit samenwerkingsbesluit moet ook voordat het project is begonnen door de bevoegde gezagen zijn genomen.

 

Artikel 2: Begrippen en definities

 

De in dit artikel genoemde begripsomschrijvingen spreken grotendeels voor zich. Waar nodig is hieronder een nadere toelichting gegeven.

 

a. Aanpassing: in beginsel vallen alle werkzaamheden aan (de ligging van) in gebruik zijnde kabels en leidingen onder de werking van deze beleidsregel, mits de werkzaamheden zijn gericht op het mogelijk maken van de uitvoering van infrastructurele werken die de gemeente beoogt en daarmee bovendien in direct causaal verband staan. Schade als gevolg van een verzoek van gemeentewege om over te gaan tot opruiming van definitief buiten gebruik gestelde kabels en leidingen gelegen binnen gemeentelijk (vaar)weggebied, komt niet voor vergoeding in aanmerking. Immers wordt in een dergelijk verzoek gewezen op de opruimplicht die de houder van het instemmingsbesluit heeft.

 

l. Instemmingsbesluit: In dit geval gaat het om de publiekrechtelijke toestemming voor het mogen hebben liggen van kabels en leidingen in het(vaar)weggebied. In sommige gevallen is sprake van een algemeen instemmingsbesluit die van toepassing is op meerdere kabels en leidingen van eenzelfde kabel- en/of leidingbeheer in het totale gemeentelijke areaal. In het algemene instemmingsbesluit kan zijn bepaald dat voorafgaand aan het aanleggen van een kabel of leiding met alleen een aanvullende melding kan worden volstaan. Indien de aanlegdatum niet kan worden achterhaald in verband met de hierboven beschreven systematiek, kan worden gekeken naar de liggingsduur van de kabel of leiding in gemeentelijk (vaar)weggebied of naar de leeftijd van de kabel of leiding.

Hoofdstuk 2 - Nadeelcompensatie

 

Artikel 3: Schade ten gevolge van de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak

 

Lid 2, sub a: Indien het schade buiten het normaal maatschappelijke risico valt is er sprake van een abnormale last. Bij het normaal maatschappelijke risico gaat het om algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee men rekening behoort te houden, ook al kan nog niet worden voorzien in welke vorm, op welk moment en wat de duur van de schadeveroorzakende maatregelen zal zijn. Het begrip normaal maatschappelijk risico wordt in de praktijk zowel gekoppeld aan de aard van de schadeveroorzakende gebeurtenis, als aan de ernst en omvang van het nadeel en ook de aard van het getroffen belang.

 

Lid 2, sub b: Indien door de aanvrager een instemmingsbesluit is verkregen van burgemeester en wethouders ondanks dat voorzienbaar was dat binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf de inwerkingtreding van het instemmingsbesluit zou worden ingetrokken of gewijzigd, dan wel dat de aanvrager een beslissing tot investering in het geschade belang heeft genomen op een moment dat het risico op het ontstaan van de geleden schade voor aanvrager redelijkerwijs voorzienbaar was, is er sprake van actieve risicoaanvaarding. De risico’s die benadeelde hiermee aanvaardt behoren voor rekening van benadeelde te blijven.

Zo zal een investering in een belang dat wordt gedaan op het moment dat voorzienbaar was dat het betreffende belang mogelijk zou worden aangetast als een actieve risicoaanvaarding worden aangemerkt.

Bij de beantwoording van de vraag of een schade redelijkerwijs ten laste van aanvrager moet blijven wordt bij nadeelcompensatie gekeken naar de (hypothetische) reconstructie van hetgeen waarmee aanvrager, voorafgaand aan de gebeurtenis waarop de eventuele aansprakelijkheid berust, redelijkerwijs rekening kon en moest houden. Belangrijk daarbij is welke eventuele risico’s aanvrager op het moment van investeren redelijkerwijs kon kennen of overzien (voorzienbaarheid).

Voorzienbaarheid kan betrekking hebben op onder meer de aard van de maatregelen, het tijdstip waarop de maatregelen genomen werden, de plaats waar de maatregel genomen werd, de wijze en duur van de uitvoering of de aard en omvang van het uit de maatregel voortvloeiende schade. In geval van actieve risicoaanvaarding wordt niet aan de inhoudelijke beoordeling toegekomen. Om die reden vindt de beoordeling van een eventuele actieve risicoaanvaarding plaats voorafgaand aan de beoordeling van de inhoudelijke en financiële gegevens.

Lid 2, sub c: Hier wordt een verwijzing gemaakt naar de bepalingen in de Wet nadeelcompensatie bij onrechtmatige besluiten waarin passieve risicoaanvaarding, de schadebeperkingsplicht en het subsidiariteitsvereiste zijn vastgelegd.

 

Passieve risico-aanvaarding: Indien de aanvrager afziet van het nemen van passende maatregelen vanaf het moment dat in voldoende mate rekening kon worden gehouden met de mogelijkheid dat een belang in de toekomst door een bepaald overheidshandelen zou kunnen worden aangetast is er sprake van passieve risicoaanvaarding.

 

In het geval aanvrager geen passende maatregelen heeft getroffen terwijl hij hiermee redelijkerwijs het schade had kunnen voorkomen, dan wordt de benadeelde geacht het schade te hebben aanvaard en vindt een mindering plaats op de vergoeding. Het verzuimen schade te beperken of te voorkomen wordt aan benadeelde toegerekend.

 

Schadebeperkingsplicht:

Het leerstuk van de risicoaanvaarding hangt nauw samen met de vraag of de kabel- of leidingbeheerder, indien nodig, passende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming of beperking van schade. De schade die door het treffen van zodanige maatregelen had kunnen worden voorkomen of beperkt, moet ten laste blijven van de belanghebbende. Omgekeerd geldt dat de redelijke kosten van de maatregelen die ter voorkoming of beperking van schade zijn genomen voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

 

Subsidiariteitvereiste: Benadeelde kan slechts aanspraak op vergoeding van schade maken voor zover het schade niet op een andere wijze vergoed kan worden. Dit vereiste voorkomt dat een benadeelde zich ongerechtvaardigd verrijkt doordat hetzelfde schade tweemaal vergoed wordt.

 

Lid 2, sub e en f: Indien een kabel/leiding is aangelegd in strijd met de voor die kabel/leiding verleende instemmingsbesluit, ligt de kabel/leiding daar in beginsel onrechtmatig en moet (in theorie althans) op aanzegging van de eigenaar of beheerder van de grond en op kosten van belanghebbende worden aangepast of verwijderd. Dit kan betekenen dat een kabel/leiding, als deze wel in overeenstemming met het instemmingsbesluit zou zijn aangelegd, niet aangepast had hoeven worden. In dat geval blijft (een deel van) de schade voor belanghebbende. In sommige gevallen is geen instemmingsbesluit verleend, maar kan er wel van worden uit gegaan dat er expliciete toestemming bestaat namens de gemeente voor de kabel/leiding. In de praktijk komt het geregeld voor dat gronden worden verworven waarin reeds kabels/leidingen zijn gelegen die in eerste instantie niet verlegd hoeven te worden. In dat geval kan de netbeheerder niet altijd worden verweten dat deze geen nieuw instemmingsbesluit bij de gemeente heeft aangevraagd. In dergelijke gevallen wordt een instemmingsbesluit ‘verondersteld’ en is de kabel/leiding niet onrechtmatig in gemeentelijk beheergebied aanwezig.

 

Artikel 4: Schade ten gevolge van de uitoefening van een privaatrechtelijke bevoegdheid of taak

Het valt te betwijfelen of privaatrechtelijk handelen door of namens burgemeester en wethouders ter uitvoering van een publiekrechtelijke taak in alle gevallen dient te worden beschouwd als een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 3:4 lid 2 Awb en wanneer artikel 4:126 van de Algemene Wet Bestuursrecht (titel 4.5: Wet Nadeelcompensatie) in werking treedt. Hiermee wordt bijvoorbeeld bedoeld: het minnelijk verwerven van gronden door de gemeente ten behoeve van het uitvoeren van een werk aan gemeentelijke infrastructuur, waarbij reeds een aanpassingsverzoek wordt verstuurd aan de kabel- of leidingbeheerder voordat de grond is overgedragen naar de gemeente. In dat geval is het aanpassingsverzoek te beschouwen als een privaatrechtelijke handeling omdat geen instemmingsbesluit kan worden ingetrokken. Om toch een (zelfstandige) bevoegdheidsgrondslag voor het toekennen van nadeelcompensatie te bieden is dit artikel opgenomen in de beleidsregel. Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding wordt aangesloten bij het systeem van het onteigeningrecht. In het kader van rechtsgelijkheid zijn dezelfde beginselen van toepassing als bij een schadeoorzaak als beschreven in artikel 3.

 

Het woord ‘toestemming’ als bedoeld in het tweede lid onder f. kan vrij breed worden opgevat en in sommige situaties omvat het ook feitelijk gedogen van een kabel of leiding, mits aantoonbaar kan worden gemaakt dat de rechthebbende de ligging van de kabel of leiding willens en wetens heeft geaccepteerd.

 

Hoofdstuk 3 – Berekening van de nadeelcompensatie

 

algemeen

De hoogte van de werkelijke kosten van de verlegging is de basis voor de berekening van de nadeelcompensatie. In dit hoofdstuk worden de kostencomponenten gegeven en wordt bepaald welke kostencomponenten worden berekend, afhankelijk van de ligging van de kabel. Voorts worden regels gegeven over de hoogte van de nadeelcompensatie.

 

Normaal gesproken wordt een nadeelcompensatie per te verleggen losse kabel berekend. Als kabels van één netwerkbeheerder worden vervangen en de kabels zijn per bundel gelegd, dan worden ze ook per bundel vervangen of omgelegd. In dat geval wordt om dubbeltellingen te voorkomen met het berekenen van de werkelijke kosten gerekend met het verleggen van de bundel als ware het een enkele kabel. Uitgangspunt is dat de werkelijke kosten worden berekend.

 

Artikel 5: Technische oplossing

Als uitgangspunt voor de te verrichten aanpassingen geldt het principe van ‘technisch adequate oplossing tegen de maatschappelijk laagste kosten’. Hierbij staat voorop dat de oplossing technisch moet voldoen. Daarnaast geldt dat gestreefd moet worden naar het minimaliseren van de totale schade (voor alle betrokken partijen) als gevolg van de uitvoering van het gemeentelijke werk en de aanpassing van de kabels en leidingen. Dat kan tot gevolg hebben dat een oplossing wordt vastgesteld die niet per definitie de laagste kosten bij de kabel of leidingbeheerder veroorzaakt, maar per saldo “de maatschappij” wel het minste kost. Het kan ook voor komen dat het werk van de gemeente wordt aangepast, zodat de leiding kan blijven liggen of minder ingrijpend hoeft te worden aangepast. Onder “maatschappelijke kosten” worden niet alleen de investeringskosten verstaan, maar ook toekomstige beheer- en onderhoudskosten en de kosten van vervanging op termijn en (voor zover kwantificeerbaar) de baten en lasten van andere partijen dan de gemeente of kabel- en/of leidingbeheerder. Vanzelfsprekend is het te allen tijde mogelijk, dat partijen alsdan nadere afspraken maken over de verdeling van de financiële gevolgen van de wijziging. Dit werkt als volgt: indien de plicht van partijen om schade beperkend op te treden onder omstandigheden voor een van de partijen nadelig uitpakt (bijvoorbeeld als een kabel- en/of leidingbeheerder dan wel de gemeente om die reden zou afzien van een andere dan de meest voor de hand liggende oplossing, die in totaal goedkoper is maar voor hem nadeliger uitpakt), dan mag geen van de partijen hiervan uiteindelijk nadeel ondervinden en moeten de meerkosten worden gecompenseerd binnen volgens de bepalingen van deze regeling.

 

Lid 2

Zoals gebruikelijk is ook in deze beleidsregel gewezen op de inherente afwijkingsbevoegdheid ex artikel 4:84 Awb, zodat de gelegenheid wordt geboden om van het bepaalde in de artikelen af te wijken, indien de redelijkheid daarom vraagt. Burgemeester en wethouders bepaalt de hoogte van de nadeelcompensatie in principe aan de hand van deze beleidsregel. Bij de voorbereiding van een besluit maakt het burgemeester en wethouders een belangenafweging aan de hand van de relevante omstandigheden van het geval. Deze belangenafweging kan leiden tot het afwijken van deze beleidsregel.

 

Artikel 6: Voordeeltoerekening

De hoogte van de vergoeding wordt gecorrigeerd als zich door de aanpassing een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet doordat de capaciteit van de kabel/leiding toeneemt, de leiding meer druk kan verdragen (verhoging van de drukklasse), een evident verkeerde ligging wordt opgeheven, constructiefouten worden opgeheven, een foutieve keuze van leidingmaterialen wordt opgeheven voor zover deze de technische levensduur significant zou kunnen beïnvloeden, er sprake is van achterstallig onderhoud eveneens gepaard gaand met een significante verkorting van de technische levensduur of er sprake is van een noodzakelijke reconstructie van oudere opstallen.

 

Bij een reconstructie van oudere opstallen kan afhankelijk van de situatie een correctie nieuw voor oud worden toegepast conform de relevante bepalingen van de Onteigeningswet, waarbij dan een eventuele vergroting van de functionaliteit eveneens in mindering gebracht kan worden op de vergoeding.

 

Artikel 7: Kostencomponenten

In dit artikel is bepaald dat de werkelijk gemaakte kosten het uitgangspunt zijn en er wordt bepaald welke kostencomponenten bij een aanpassing aan een kabel of leiding voor vergoeding in aanmerking komen.

 

Onder materiaalkosten worden in elk geval verstaan kosten van leidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, evenals kosten van bouwmaterialen, evenals kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van leidingsystemen worden ondergebracht. Transportkosten en stortkosten van vrijgekomen leidingen vanaf de bouwlocatie naar een afvalstortplaats of afvalverwerkingslocatie behoren niet tot de materiaalkosten (hierbij is in aanmerking genomen dat deze kosten bij vervanging van de leiding op eigen initiatief ook ten laste komen van de kabel of leidingbeheerder). De materiaalkosten van constructieve en/of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van derden (en niet door de gemeente) vallen onder de materiaalkosten. De kosten van het transport van materialen naar de bouwplaats dienen wel te worden begrepen onder het begrip "materiaalkosten". Bij de definiëring van het begrip "materiaalkosten" is uitgegaan van de gedachte dat in beginsel die materiaalkosten voor rekening van de leidingbeheerder komen, die - het infrawerk waarvoor moet worden verlegd, weggedacht - hoe dan ook gemaakt hadden moeten worden.

 

Onder kosten van uit- en in bedrijf stellen vallen kosten van tijdelijke voorzieningen van operationele aard, zoals extra kosten van personele aard t.b.v. bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten. Ook een stoppeloperatie valt onder kosten van uit- en inbedrijf stellen.

 

Voor de kosten van ontwerp en begeleiding wordt aangesloten bij de RVOI-2001 (Regeling van de verhouding tussen opdracht­gever en adviserend ingenieursbureau, zoals uitgegeven door het Koninklijk Instituut van Ingenieurs). Ingevolge artikel 26 van die regeling kunnen de werkzaamheden worden onderscheiden die zijn opgesomd onder deze kostencomponent.

 

Uitvoeringskosten: Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld werkputten en ondersteuningen. Alle tijdelijke voorzieningen van fysieke aard die nodig zijn tijdens de bouw vallen onder de uitvoeringskosten. Onder tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke leidingverbindingen verstaan die de belanghebbende moet aanleggen en later buiten bedrijf moet stellen. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuïteit van het bedrijfsproces van de betrokken belanghebbende. Het betreffen voorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd. De kosten die de aannemer moet maken om de leiding uit de grond te halen vallen onder uitvoeringskosten. Ook het opslaan in hanteerbare stukken en het transport op de bouwlocatie zijn uitvoeringskosten.

 

Artikel 8 en 9 nacalculatie en meer en minderwerk

Omdat de nadeelcompensatie wordt berekend op basis van de werkelijke kosten, is het logisch dat de kosten op nacalculatie worden berekend. De basis voor de nacalculatie is het definitieve ontwerp van de verlegging, zoals dat met de gemeente is overlegd en de geraamde kosten, zoals die in het definitieve ontwerp zijn vastgelegd. Achteraf is de feitelijke uitvoering immers niet meer eenvoudig te controleren. Dit is ook de reden dat bij (fors) meerwerk of stijging van de kosten niet zomaar de feitelijke kosten kunnen worden meegenomen. Wil de netbeheerder dat eventueel meerwerk of kostenstijging moet worden meeberekend, dan moet dit gemotiveerd aan de gemeente worden voorgelegd.Het spreekt vanzelf dat als de gemeente tijdens het werk wordt geïnformeerd over eventueel meerwerk of een kostenstijging, de gemeente eerder de redelijkheid van de meerkosten zal onderkennen.

 

Omdat nacalculatie behoorlijk wat moeite en kosten met zich meebrengt is bepaald dat bij kleinere verleggingen, waarbij de geraamde nadeelcompensatie bij het definitieve ontwerp niet boven de € 50.000,- uitkomt, het bedrag van de nadeelcompensatie van tevoren definitief kan worden vastgelegd. Als er meerkosten zijn of als het definitieve ontwerp wijzigt, wordt de nadeelcompensatie alsnog op basis van nacalculatie berekend. Aanpassingen waarbij de hoogte van het te verwachten bedrag aan nadeelcompensatie vóór uitvoering van de aanpassingen wordt berekend op minder dan €50.000,-, zullen in beginsel op basis van een vaste prijs worden verrekend. Op deze manier blijven de administratieve lasten beperkt omdat nacalculatie van de werkelijke kosten achterwege kan blijven. Indien één van de partijen van mening is dat toepassing van een vaste prijs in een concreet geval niet wenselijk is, bijvoorbeeld omdat er een grote mate van onzekerheid gemoeid is met de kosten van de aanpassing, dan zal de hoogte van nadeelcompensatie alsnog op nacalculatiebasis berekend worden

 

Artikel 10: Langsliggende leidingen

Van toepassing is een lineaire aftrek waarbij na tien jaren na verlening van het instemmingsbesluit geen recht op nadeelcompensatie bestaat bij aanpassingen vanwege werkzaamheden aan droge infrastructuur en na twintig jaar vanwege werkzaamheden aan natte infrastructuur.

De achterliggende gedachte is dat het normaal maatschappelijke risico toeneemt, naarmate de liggingsduur of de leeftijd van het instemmingsbesluit vordert. De leeftijd wordt berekend vanaf de datum van inwerkingtreding van het instemmingsbesluit tot en met de dag van toezending of uitreiking van het besluit tot intrekking of wijziging van het instemmingsbesluit, waarbij niet voor elke dag een lager vergoedingspercentage wordt toegekend maar een lager percentage eerst van toepassing is na verloop van een heel jaar.

 

Door een ‘aftrek maatschappelijk risico’ toe te passen bij langsliggende leidingen wordt een gangbare praktijk gecodificeerd die wordt toegepast door bestuursorganen op verschillende bestuursniveaus. Een voorzienbaarheidsperiode van tien jaren respectievelijk twintig jaren is billijk voor infrastructuur in beheer van gemeenten. Wijzigingen in de droge infrastructuur komen vaker voor dan veranderingen of aanpassingen van natte infrastructurele werken. Met het oog daarop is het redelijk het tijdstip, waarop het normaal maatschappelijk risico voor de gevolgen van een wijziging in de droge infrastructuur volledig voor rekening van een netbeheerder behoort te komen, bij droge infrastructuur op een eerder moment te fixeren dan bij natte infrastructuur.

 

Artikel 11: Kruisende leidingen

In dit artikel is bepaald dat de hoogte van de vergoeding bij kruisende leidingen bepaald wordt aan de hand van de werkelijke verleggingskosten waarvan de kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoering wel voor vergoeding in aanmerking komen en de materiaalkosten en de kosten van in en uit bedrijf stellen niet. De achterliggende ratio bij het gemaakte onderscheid tussen langsliggende en kruisende leidingen is dat bij kruisende leidingen er geen bewuste keuze is gemaakt door de aanlegger om ‘mee te liften’ met de gemeentelijke infrastructuur. De vergoeding zal hierdoor doorgaans hoger uitvallen dan die bij een langsligging. Dit wordt als billijk ervaren, daar kabel- en leidingbeheerders in het algemeen niet ontkomen aan het kruisen van waterstaatswerken.

 

Bij één en dezelfde aanpassing kan zich de situatie voordoen dat een enkele aan te passen kabel/ leiding bestaat uit zowel een kruisend, een langsliggend als een buiten beheergebied liggend gedeelte. Voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding voor het kruisende en het langsliggende gedeelte binnen het beheergebied van de gemeente moet gekeken worden naar het doel van de ligging van de kabel of leiding in het gehele infrastructuurwerk. Is de aanleg oorspronkelijk geschied met het oog om langs het infrastructurele werk te gaan liggen of juist met het oog om te kruisen? Is er sprake van een leiding die gedeeltelijk kruist en gedeeltelijk langs ligt met het doel om langs te liggen dan moet de vergoeding voor de verlegging van de gehele leiding bepaald worden aan de hand van de systematiek voor het langs liggen. Mutatis mutandis geldt dit ook voor kruisende leidingen. Is het doel van de ligging van de leiding niet eenduidig te bepalen dan dient in het kader van een dergelijke combiverlegging de vergoeding bepaald te worden aan de hand van de vergoedingssystematiek die voor het desbetreffende stuk leiding geldt. Dit leidt ertoe dat in de praktijk voor wat betreft de schadevergoeding zo’n combiverlegging als het ware opgeknipt wordt in stukken langsliggende en kruisende leidingen. De hoogte van de vergoeding wordt dan voor het stuk of de stukken langsliggende c.q. kruisende leiding bepaald aan de hand van artikel 10 respectievelijk 11. Wanneer sprake is van een verlegging van een leiding die zowel binnen het beheergebied van de gemeente ligt (een kruisende of een langsleiding) als buiten het beheergebied ligt (een buitenleiding) dan dient sowieso de vergoeding voor een dergelijke verlegging opgeknipt te worden in een gedeelte voor binnen het beheergebied van de gemeente en een gedeelte voor buiten het beheergebied van de gemeente (artikel 12). Dit komt voort uit de toepassing van de gebiedsbenadering.

 

Artikel 12: Buitenleidingen

Lid 1: Wanneer de kabel- of leidingbeheerder eigenaar is van de grond waarin de aan te passen leiding ligt, of ten behoeve van de aan te passen leiding een zakelijk recht (bijvoorbeeld een recht van opstal of erfdienstbaarheid) of een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht is gevestigd, kan ingevolge het onteigeningsrecht aanspraak worden gemaakt op volledige schadeloosstelling.

 

Lid 2: Voor kabels en leidingen die weliswaar buiten beheergebied van de gemeente Midden-Drenthe liggen, maar waarop geen recht als bedoeld in het eerste lid van toepassing is, zouden publiekrechtelijke regels geen directe toepassing vinden indien aanpassing wordt verzocht vanwege werken aan gemeentelijke infrastructuur. Immers liggen deze kabels en leidingen per definitie zonder instemmingsbesluit van de gemeente in de uitvoering van een project. Wanneer de gemeente over zou gaan tot onteigening van deze gronden, zou een formele toepassing van het onteigeningsrecht kunnen meebrengen dat de kabel- of leidingbeheerder geen kosten vergoed zou krijgen. Door de vergoeding van de kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoeringskosten wordt in ieder geval een reëel deel van de schade vergoed.

 

Artikel 13: Nieuw voor oud

Er wordt een aftrek nieuw voor oud toegepast indien sprake is van kenbaar technisch versleten kabels of leidingen. Onder technisch versleten wordt verstaan: kabels of leidingen waarvan de technische levensduur binnen een periode van 5 jaar verstreken zal zijn. Een aftrek nieuw voor oud vindt plaats op basis van een contante waarde berekening waarbij wordt uitgegaan van de technische levensduur van de betreffende kabel of leiding. Indien delen van een zelfstandige eenheid vervangen moeten worden, wordt voor de berekening uitgegaan van de integrale kosten van de vervanging van de gehele zelfstandige eenheid onder toerekening van een evenredig deel van de kosten aan het te vervangen onderdeel.

 

De technische levensduur van een aantal soorten kabels en leidingen wordt bepaald aan de hand van het overzicht dat hierna volgt. De technische levensduur van soorten kabels of leidingen die niet in dit overzicht zijn opgenomen wordt naar redelijkheid bepaald. Leidingen met een technische levensduur van 100 jaar en ouder worden niet geacht aan veroudering onderhevig te zijn: voor het bepalen van de hoogte van de kosten voor het verleggen van dergelijke leidingen geldt geen aftrek nieuw voor oud.

 

Artikel 14: Verschillen in datum

In beginsel worden de kabels per kabel / per bundel voor de berekening van de compensatie in aanmerking genomen en wordt de rechtspositie per kabel in beeld gebracht. In daarvoor in aanmerking komende gevallen kan het college genoegen nemen met een globale bepaling van de leeftijd van de kabels. Bijvoorbeeld als van een beperkt aantal kabels niet te achterhalen valt wanneer deze zijn gelegd.

 

Hoofdstuk 4 - Procedurele bepalingen

 

Artikel 15: Aanpassingsverzoek en aanvraag nadeelcompensatie

Deze bepaling geeft de procedure weer voor het verzoek van de gemeente om aanpassing, dat de oorzaak vormt van de gehoudenheid van de gemeente om tot nadeelcompensatie te besluiten. Belangrijk is dat de aanvraag om nadeelcompensatie, of deze nu vastgesteld is of op nacalculatie nog berekend moet worden, pas kan worden ingediend na de goedkeuring van de eindspecificatie door de gemeente.

 

Het laatste lid is de basis voor het uitvoeringsprotocol, waarin de afhandeling van een aanpassingsverzoek nader wordt uitgewerkt.

 

Artikel 16: Vereisten aanvraag

Deze bepaling is een nadere uitwerking van artikel 4:127 van de Awb (titel 4.5 – Wet nadeelcompensatie) en een uitbreiding hiervan.

 

onder c: Slechts in gevallen waarbij niet is gewerkt met een (fysieke) factuurstroom maar met een digitaal afroepsysteem, volstaat een schermafdruk van het gehanteerde boekhoudsysteem.

Artikel 17: Accountantsverklaring

 

Omdat het kan gaan om grote bedragen aan nadeelcompensatie, waarbij de bewijzen onder de grond liggen, kan burgemeester en wethouders de netwerkbeheerder verplicht stellen bij de eindspecificatie een accountantsverklaring over te leggen. Het ligt voor de hand een model hiervoor in een uitvoeringsprotocol vast te stellen.

 

Artikel 18: Besluitvorming

Deze bepalingen zijn een nadere uitwerking van artikel 4:130 lid 1 van de Awb (titel 4.5 – Wet nadeelcompensatie).

 

Lid 1: Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na completering van de aanvraag met alle benodigde stukken, een besluit inhoudende één van de in het eerste lid opgesomde mogelijkheden. De aanvraag kan geheel of gedeeltelijk worden toegekend of geheel afgewezen worden. In complexe gevallen kan burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag eerst aan een onafhankelijk deskundige voor te leggen. Het besluit op de aanvraag is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

 

Lid 2: De gemeente kan de beslistermijn met acht weken of indien een (advies)commissie wordt ingesteld zes maanden verlengen. Dit zal schriftelijk aan de aanvrager worden meegedeeld.

 

Lid 3: Indien de aanvraag onvoldoende gegevens bevat voor een beoordeling zal de aanvrager een redelijke termijn worden gesteld om aanvullende informatie te verstrekken. De beslistermijn van acht weken wordt dan opgeschort met ingang van de dag waarop aanvullende informatie wordt gevraagd en tot de dag waarop de gevraagde informatie alsnog wordt verstrekt.

 

Artikel 19: Adviseur/Deskundige

Indien burgemeester en wethouders behoefte hebben aan advies, kan de aanvraag aan een onafhankelijk adviseur/deskundige worden voorgelegd conform artikel 4:130 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Burgemeester en wethouders houden bij het besluit op de aanvraag dan rekening met het uitgebrachte advies van deze deskundige. Het uitgebrachte advies vormt in beginsel de basis voor het te nemen besluit, maar de gemeente kan gemotiveerd afwijken van het advies. In eenvoudige gevallen kunnen burgemeester en wethouders direct een besluit nemen en kan het vragen van een onafhankelijk advies achterwege blijven.

 

Artikel 20: Verjaring bij nadeelcompensatie

De in dit artikel opgenomen termijn van 5 jaar komt overeen met de verjaringstermijn uit artikel 4:131 van de Awb (titel 4.5 – Wet nadeelcompensatie).

 

Artikel 21 betaling

De betaaltermijn is 30 dagen.

 

Hoofdstuk 5 - Slotbepalingen

Deze artikelen behoeven geen toelichting.