Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Verordening Speelautomatenhallen Rijswijk 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Speelautomatenhallen Rijswijk 2020
CiteertitelVerordening speelautomatenhallen Rijswijk 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpVerordening speelautomatenhallen
Externe bijlageKaart met liocaties Speelautomatenhallen Rijswijk

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

titel VA van de Wet op de kansspelen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

wet op de kansspelen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2020Verordening speelautomatenhallen Rijswijk 2020

03-03-2020

gmb-2020-82774

20.005457

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Speelautomatenhallen Rijswijk 2020

De gemeenteraad, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 31 januari 2020, met kenmerk 20.005457;

gelet op het bepaalde in titel Va van de Wet op de kansspelen, het Speelautomatenbesluit 2000 en de artikelen 149 en 154 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

Vast te stellen de Verordening Speelautomatenhallen Rijswijk 2020.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet op de kansspelen;

  • b.

    speelautomatenhal: inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet;

  • c.

    ondernemer: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;

  • d.

    bedrijfsleider: natuurlijk persoon die met de algemene leiding in de speelautomatenhal is belast;

  • e.

    beheerder: natuurlijk persoon die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in de speelautomatenhal is belast;

  • f.

    meerspeler: een kansspelautomaat waarop met meerdere personen tegelijk kan worden gespeeld.

Artikel 2 Vergunningplicht.

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

  • 2.

    De burgemeester kan voor ten hoogste één speelautomatenhal een vergunning verlenen. Een vergunning heeft een geldigheidsduur van 10 jaren.

  • 3.

    De burgemeester verleent alleen vergunning voor een speelautomatenhal in het gebied dat is aangeduid op de in bijlage X bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 3 De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning bevat:

    • a.

      een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, de oppervlakte daarvan, een plattegrond waarop is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en behendigheidsautomaten worden opgesteld waarbij meerspelers afzonderlijk zijn aangeduid, een omschrijving van de doelgroep waarop de ondernemer zich richt en van de wijze waarop de inrichting zal worden geëxploiteerd (ondernemingsplan);

    • b.

      een bewijs van de inschrijving van de onderneming in het handelsregister;

    • c.

      een verklaring waaruit blijkt dat de ondernemer gerechtigd is over de locatie te beschikken;

    • d.

      een verklaring omtrent het gedrag van de ondernemer of, indien de ondernemer een rechtspersoon is een verklaring omtrent gedrag voor rechtspersonen danwel, een verklaring omtrent gedrag van ieder die de onderneming krachtens de statuten vertegenwoordigt, en van de bedrijfsleider(s) en beheerder(s);

    • e.

      bescheiden waaruit blijkt dat aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, onder b van de wet gestelde eis wordt voldaan;

    • f.

      een volledig ingevuld en ondertekend vragenformulier in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, zoals dat wordt gehanteerd door de Kansspelautoriteit.

  • 2.

    De ondernemer overlegt bij zijn aanvraag tevens:

    • i.

      een beschrijving van de plannen voor de preventie van gokverslaving;

    • ii.

      een beschrijving van de plannen voor het voorkomen van overlast en verstoring van het leefklimaat of openbare orde (veiligheidsplan).

Artikel 4 Selectieproces

  • 1.

    Als na de bekendmaking, bedoeld in artikel 11, één aanvraag is ontvangen, dan neemt de burgemeester die aanvraag in behandeling.

  • 2.

    Als na de bekendmaking, bedoeld in artikel 11, meer dan een aanvraag is ontvangen, beoordeelt de burgemeester de geschiktheid van de aanvragen, aan de hand van een vergelijkende toets, op basis van de aanvraag en de bij de aanvraag overlegde documenten.

  • 3.

    Bij de beoordeling worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

    • a.

      de concreetheid van de aanvraag en de plannen;

    • b.

      de mate waarin de plannen voorzien in:

  • 4.

    het voorkomen van overlast, verstoring van het leefklimaat of de openbare orde;

  • 5.

    het voorkomen van gokverslaving.

  • 6.

    De aanvraag die het meest geschikt is, wordt beoordeeld aan de hand van de weigeringsgronden van artikel 7. Als op basis van deze aanvraag een vergunning wordt verleend, worden de overige aanvragen afgewezen. Als op basis van deze aanvraag geen vergunning wordt verleend, dan beoordeelt de burgemeester de aanvraag die daarna als beste wordt beoordeeld.

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1.

    Als niet meer dan één aanvraag is ingediend, beslist de burgemeester binnen twaalf weken na de laatste dag waarop aanvragen konden worden ingediend. De termijn kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

  • 2.

    Als meer dan één aanvraag wordt ingediend, beslist de burgemeester binnen 26 weken na de laatste dag waarop aanvragen konden worden ingediend. De beslistermijn kan eenmaal voor ten hoogste dertien weken worden verlengd.

Artikel 6 Tenaamstelling en voorschriften

  • 1.

    Een vergunning kan uitsluitend op naam van de ondernemer worden gesteld en is niet overdraagbaar.

  • 2.

    In de vergunning worden de namen van de beheerder(s) en de bedrijfsleider(s) vermeld.

  • 3.

    Aan een vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in ieder geval betrekking op;

    • a.

      de sluitingstijden;

    • b.

      het toezicht;

    • c.

      het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld en het maximale aantal bezoekers dat tegelijkertijd aan een speelautomaat kan spelen;

    • d.

      de wijze van exploitatie, werving en reclame;

    • e.

      leeftijdsgrenzen met een daarmee gepaard gaande legitimatie-verplichting.

    • f.

      de wijze waarop de door de burgemeester daarvoor aangewezen voorschriften voor het publiek kenbaar worden gemaakt.

  • 4.

    De aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt in ieder geval geweigerd, indien:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan artikel 2 van deze verordening, of aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, van de wet geldende eisen;

  • b.

    de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf een openbare weg als bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet, voor publiek toegankelijk is;

  • c.

    de ondernemer(s) die natuurlijk persoon is, de bedrijfsleider(s) of beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;

  • d.

    de ondernemer, de beheerder(s) of bedrijfsleider(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over één of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijke Wetboek;

  • e.

    door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

  • f.

    de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel met een stadsvernieuwings-plan of leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorps-vernieuwing.

  • 2.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het voorgaande lid, onder c.

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning bij slecht levensgedrag van de ondernemer, beheerder(s) of bedrijfsleider(s) in geval en onder voorwaarden, als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4.

    Een vergunning kan voorts worden geweigerd:

  • a.

    indien de aanvrager de bij of krachtens de wet vastgestelde bepalingen heeft overtreden in de drie jaren voorafgaande aan het moment van aanvraag van de vergunning of de vrees gewettigd is dat aanvrager deze bepalingen zal overtreden;

  • b.

    indien de vrees gewettigd is, dat het verlenen der vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

Artikel 8 Vervallen vergunning

  • 1.

    Een vergunning vervalt:

  • a.

    26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning, als daarin geen gebruik is gemaakt van de vergunning;

  • b.

    Als gedurende een jaar geen gebruik is gemaakt van de vergunning anders dan wegens overmacht;

  • c.

    bij overlijden van de ondernemer, tenzij binnen twaalf weken een nieuwe vergunning is aangevraagd, op grond van artikel 10. In dat geval vervalt eerstbedoelde vergunning pas bij de beslissing op de aanvraag om een nieuwe vergunning.

  • 2.

    Een faillissement, of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, heeft met betrekking tot het vervallen van de vergunning een opschortende werking tot het tijdstip waarop het faillissement onderscheidenlijk de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt.

Artikel 9 Intrekken vergunning

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken:

  • a.

    indien de gegevens die met het oog op de verkrijging van de vergunning zijn verstrekt zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • b.

    indien voor een inrichting of gelegenheid als bedoeld in artikel 30c, eerste lid onder c van de wet niet de vergunning van kracht is, die ingevolge de voor die inrichting of gelegenheid geldende bepalingen is vereist;

  • c.

    indien niet langer wordt voldaan aan het bij of krachtens artikel 30c van de wet bepaalde, of aan de krachtens artikel 30d, vierde lid, van de wet geldende eisen.

  • d.

    Een van de weigeringsgronden , bedoeld in artikel 7, eerste of derde lid, van toepassing is geworden.

  • 2.

    De vergunning kan voorts worden ingetrokken:

  • a.

    indien de vergunninghouder deze verordening of bij of krachtens de wet vastgestelde bepalingen heeft overtreden;

  • b.

    indien de vrees gewettigd is, dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid, onder a, kan de burgemeester alvorens de vergunning in te trekken de vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te bepalen termijn tot naleving van de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen of de aan de vergunning verbonden voorschriften over te gaan.

  • 4.

    Intrekking van de vergunning geschiedt niet voordat de burgemeester van zijn voornemen daartoe de vergunninghouder, onder opgave van redenen, mededeling heeft gedaan en hem in de gelegenheid heeft gesteld zich in persoon of bij gemachtigde door hem of een door hem aangewezen ambtenaar te doen horen. In het geval als bedoeld in het tweede lid, onder b, kan, indien dringende omstandigheden zulks vorderen, de vergunning onmiddellijk worden ingetrokken.

Artikel 10 Overlijden ondernemer

  • 1.

    Indien een ondernemer komt te overlijden dient, indien voorzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen twaalf weken een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 2.

    Zolang op een tijdig ingediende aanvraag niet is beslist, is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de tot dan geldende vergunning.

  • 3.

    Op een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 3, 5, eerste lid, 6 en 7 van toepassing.

  • 4.

    De vergunning die is aangevraagd op grond van het eerste lid, is geldig tot het moment waarop de voorgaande vergunning geldig was.

Artikel 11 Bekendmaking van beschikbaarheid

  • 1.

    Voor afloop van de geldigheidsduur van een vergunning als bedoeld in artikel 2, tweede lid, maakt de burgemeester op passende wijze bekend, binnen welke termijn en op welke wijze een aanvraag voor een vergunning kan worden ingediend.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een vergunning die vervalt op grond van artikel 8, of die wordt ingetrokken op grond van artikel 9, of waarvan de voortzetting op grond van artikel 10 is geweigerd, met dien verstande dat de bekendmaking kan plaatsvinden nadat de vergunning zijn geldigheid heeft verloren.

Artikel 12 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in deze verordening of van voorschriften verbonden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning wordt – voor zover niet strafbaar gesteld in artikel 31 van de wet – gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 13 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 14 Verval oude verordening

De Verordening Speelautomatenhallen Rijswijk wordt ingetrokken.

Artikel 15 Overgangsrecht

Een vergunning, verleend op grond van de Verordening Speelautomatenhallen Rijswijk, die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening geldig is, geldt als vergunning, bedoeld in artikel 2, tweede lid, waarvan de geldigheid afloopt tien jaar na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 16 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met ingang van [1 april 2020].

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening speelautomatenhallen Rijswijk 2020”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Rijswijk in zijn openbare vergadering van 3 maart 2020.

De griffier,

J.A. Massaar, bpa

De voorzitter,

Drs. M.J. Bezuijen

Bijlage: kaart locaties kenmerk 20.005458

Toelichting

1. Algemeen deel

1.1 Inleiding

De Verordening speelautomatenhallen Rijswijk is op onderdelen achterhaald geworden door ontwikkelingen in jurisprudentie. De regelgeving moet aangepast worden aan deze ontwikkelingen, die hieronder nader toegelicht worden. Deze aanpassing zorgde voor wijzigingen op meerdere onderdelen in de bestaande verordening, waardoor de leesbaarheid en de inzichtelijkheid in het gedrang kwam. Daarom is gekozen voor een nieuwe verordening.

De grondslag van de verordening, en dus van een aanpassing daarvan, is de autonome, verordenende bevoegdheid van de raad met het oog op artikel 149 van de Gemeentewet, aangevuld met artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de kansspelen.

De wet strekt er toe de gebleken behoefte van het publiek tot het beoefenen van een kansspel door middel van speelautomaten die uitzicht op winst geven te reguleren. Daarbij mag enerzijds het automatenspel niet tot zodanige verliezen leiden dat financieel zwakkere groepen in onze samenleving worden benadeeld, terwijl anderzijds een redelijke exploitatie mogelijk moet zijn ten einde een vlucht in de illegaliteit te voorkomen.

Artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de kansspelen vereist een door de Burgemeester, op grond van een verordening, verstrekte vergunning. Het motief dat aan het vereiste van een vergunning voor een speelautomatenhal ten gronde ligt, is de openbare orde in het algemeen en de leef- en woonsituatie in het bijzonder. De bevoegdheid van de raad om bij verordening een of meer speelautomatenhallen in de gemeente toe te staan, impliceert ten eerste de bevoegdheid om het aantal speelautomatenhallen te beperken. Ten tweede impliceert het tevens de bevoegdheid om gebiedsdelen van de gemeente aan te wijzen waar speelautomatenhallen uitsluitend kunnen worden toegestaan.

1.2 Aanleiding van de wijzigingen

De met de verordening te dienen belangen zijn:

de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid;

de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter de winkelstraat/winkelbuurt waar de speelautomatenhal is gevestigd;

de bescherming van de speler en het voorkomen van kansspelverslaving;

het bestrijden van illegaliteit en criminaliteit; en

het bieden van een gelijke uitgangspositie voor gegadigden.

De laatste overweging is een toevoeging, die noodzakelijk geworden is als gevolg van recente jurisprudentie met betrekking tot schaarse vergunningen. De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de speelautomatenhal in Vlaardingen (ECLI:NL:RVS:2016:2927, Speelautomatenhal Vlaardingen) en daarop volgende uitspraken inzake een speelautomatenhal in Helmond (ECLI:RVS:2017:2611, Speelautomatenhal Helmond) dwingen tot aanpassing van de oude verordening.

1.3 Inhoud van de wijziging

De wijziging ten opzichte van de bestaande verordening heeft betrekking op:

Verdelingssystematiek

Introductie van een verdelingsystematiek die ruimte biedt aan gegadigden om naar een beschikbare schaarse vergunning onder deze verordening mee te dingen, door een passende mate van openbaarheid te bieden over:

a. de beschikbaarheid van de schaarse vergunning;

b. het tijdvak waarin aanvragen ingediend kunnen worden; en

c. een – door beleidsregels uit te werken – verdelingssystematiek en de criteria die daarbij door het bevoegd gezag gehanteerd worden, zodat gegadigden aanvragen daarop kunnen afstemmen.

De aankondiging van de beschikbaarheid van een vergunning hangt samen met het aflopen, vervallen of intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

Duur

Een bepaalde geldigheidsduur voor vergunningen, die niet buitensporig lang is, zodat een vergunninghouder niet onevenredig wordt bevoordeeld ten opzichte van andere gegadigden. De geldigheidsduur van de vergunning wordt doorgevoerd op meerdere plaatsen in de verordening. Een aandachtspunt hierbij is het overgangsrecht voor de bestaande vergunninghouder.

Locatiebeleid

Een regeling die de mogelijke locatiekeuze van de vergunde activiteit beïnvloedt, op een wijze die binnen de bevoegdheid van de Wet op de kansspelen blijft (algemene regels), en de verordening niet ontoelaatbaar toesnijdt op één perceel.

Overige wijzigingen

Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om op enkele ondergeschikte onderdelen de verordening te wijzigen. Dat betreft onder andere het actualiseren van de verwijzingen.

1.4 Afwegingen bij de schaarse vergunning

Omdat slechts beperkt vergunning verleend worden voor de exploitatie van een speelautomatenhal, terwijl er naar verwachting meerdere gegadigden zijn, is sprake van een schaarse vergunning.

In jurisprudentie komen de volgende leidende beginselen naar voren, die een rol spelen bij de toekenning van schaarse vergunningen:

Het beginsel van gelijke behandeling

Verbod van discriminatie op grond van nationaliteit

Transparantieverplichting.

Het beginsel van gelijke behandeling wordt correct invulling gegeven als alle potentiele gegadigden beoordeeld worden aan de hand van dezelfde voorwaarden. De transparantieverplichting wordt beschouwd als voorwaarde voor gelijke behandeling.

De transparantieverplichting houdt in dat er sprake is van een passende mate van openbaarheid die aan alle potentiele gegadigden moet worden geboden. Dat hoeft geen officiële aanbesteding te zijn, maar de concessie kan niet zonder oproep tot mededinging worden verlangd of verleend.

De passende mate van openbaarheid betreft de verdelingsprocedure en de criteria, voorwaarden, en modaliteiten die bij de verdeling zullen worden toegepast. Deze moeten ‘vooraf bekend zijn’, zodat potentiele gegadigden, op ‘basis van het geheel aan relevante informatie’ kunnen beslissen om aan de procedure deel te nemen.” (AG Widdershoven)

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vult passende mate van openbaarheid als volgt in:

De tijdige verstrekking van de informatie: het bestuur moet voorafgaand aan het begin van de aanvraagprocedure duidelijkheid scheppen over de beschikbaarheid van de schaarse vergunning, de verdeelprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria.

De adequate bekendmaking van de informatie: adequaat betekent dat de informatie via een zodanig medium wordt bekendgemaakt dat potentiële gegadigden daarvan kennis kunnen nemen. Voor veel schaarse vergunningen betekent dat bekendmaking hiervan in een door de desbetreffende overheid elektronisch uitgegeven overheidsblad.

De duidelijke, precieze en ondubbelzinnige formulering van de verdeelregels: de formulering moet zodanig zijn dat aanvragers hun aanvraag hierop kunnen afstemmen. Uitwerking van de regels na afloop van het aanvraagtijdvak kan onder omstandigheden toelaatbaar zijn, mits daarbij niet wordt afgeweken van de verdeelregels.

Door in de verordening de bekendmaking te regelen (in het nieuwe artikel 3), wordt uitvoering gegeven aan de eisen die uit de jurisprudentie voortvloeien.

1.5 Verdelingssystematiek door een vergelijkende selectie

Als na de bekendmaking blijkt dat meerdere gegadigden een aanvraag hebben ingediend, dan moet uit deze gegadigden één geselecteerd worden. Daarvoor is een selectieprocedure, waarbij de verschillende gegadigden gerangschikt worden op basis van op vooraf bekendgemaakt criteria. Daarom moeten de criteria voorafgaand of gelijktijdig aan de bekendmaking bekendgemaakt worden.

Dan worden de ingediende aanvragen beoordeeld aan de hand van die criteria.

De aanvrager met de hoogste totaalscore wordt vervolgens getoetst aan de Wet Bibob. Indien de beoordeling positief is, wordt de vergunning verleend aan deze aanvrager. De andere aanvragers worden tegelijkertijd afgewezen (althans: de verlening en afwijzing worden gelijktijdig en eerst dan, bekendgemaakt). Is de beoordeling negatief, dan wordt eerst de aanvrager met de eerstvolgende hoge score getoetst aan de Wet Bibob.

1.6 Overwegingen over geldigheidsduur van de vergunning

Op grond van de jurisprudentie, mag de duur van een vergunning voor een economische activiteit in beginsel niet van onbepaalde (of van een buitensporig lange) duur zijn verleend, omdat dit tot onevenredige bevoordeling van de vergunninghouder leidt. Aangenomen wordt dat een redelijke geldigheidsduur van de vergunning lang genoeg moeten zijn om de investeringen die gedaan zijn terug te verdienen en daarbij een redelijk rendement te maken. Uit jurisprudentie en wetgeving is niet op te maken welke concrete termijn gehanteerd moet worden voor de geldigheid van een gemeentelijke exploitatievergunning. De vergunning mag niet buitensporig lang zijn en moet de ondernemer in staat stellen een redelijke winst te maken.

De ontstaande praktijk is dat veel vergunningen voor speelautomatenhallen worden vergund voor een periode van tussen de 10 of 15 jaar. Van deze periode is algemeen aanvaard dat hij niet buitensporig lang is. Daarnaast geldt voor zowel een termijn van 10 jaar als een termijn van 15 jaar, dat deze periode lang genoeg is om als ondernemer in staat te zijn om investeringen te doen en terug te verdienen. Deze investeringen zien gedeeltelijk op de normale bedrijfsvoering. Anderzijds wordt verwacht dat de ondernemer in zijn ondernemingsplan aangeeft welke investeringen hij voornemens is te doen, met het oog op het voorkomen van gokverslaving en het voorkomen van criminaliteit.

De Kansspelautoriteit zegt op zijn website:

In de praktijk worden soms vergunningen verleend met een looptijd van vijftien jaar, maar soms ook voor vijf of tien jaar. De Kansspelautoriteit ziet dat er een ontwikkeling is naar vergunningen met een beperkte duur. Tegelijkertijd is er de constatering dat investeringen op het gebied van verslavingspreventie achterwege blijven als een vergunning voor relatief korte duur is, omdat de periode om investeringen terug te verdienen dan kort is. De Raad van State zegt in een uitspraak over schaarse vergunningen dat de duur van de vergunning redelijk moet zijn gezien de benodigde investeringen. Tegelijkertijd mag de duur van de vergunning niet te lang zijn met het oog op het gelijkheidsbeginsel. Gemeenten zitten hierdoor in een lastige positie. De Kansspelautoriteit vindt dit zorgelijk en dringt er bij gemeenten op aan oog te hebben voor het feit dat hoe korter de duur van een vergunning is, des te meer spanning er komt te staan op investeringen die kansspelverslaving voorkomen.

Bij het bepalen van de duur van de vergunning hanteren enkele andere gemeente een termijn die 15 jaar niet overschrijdt. De verwachting is gerechtvaardigd dat daarmee voldaan wordt aan het criterium dat een vergunning niet buitensporig lang mag gelden. Deze verwachting wordt gesterkt doordat in de memorie van toelichting bij de (ingetrokken) wijziging van de wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime (Kamerstukken II 2015/16, 34 473, nr, 3) ook uitgegaan wordt van een termijn van 15 jaar.

Een termijn moet daarentegen niet zo kort zijn, dat de ondernemer (of ondernemers) afzien van het doen van de noodzakelijke en gewenste investeringen. Het afzien van dergelijk investeringen, zeker wanneer die zien op de preventie van gokverslaving, heeft nadelige consequenties. Een periode van 10 jaar is redelijke termijn waarbij investeringen in apparatuur die bijdraagt aan het voorkomen van gokverslaving, en training en opleiding van de medewerkers en bedrijfsleiders, kunnen worden ‘afgeschreven’ en er redelijke winst gemaakt kan worden.

De belastingdienst hanteert minimale afschrijvingstermijnen voor:

Elektronische apparatuur en inventaris (5 jaar)

Goodwill (10 jaar)

Een ondernemer kan, bij de indiening van zijn aanvraag en bij het opstellen van zijn ondernemingsplan, rekening houden met de termijn die in deze verordening gesteld wordt.

1.7 Locatiebeleid

In artikel 2 van de verordening is een beperking opgenomen voor de locatie in de gemeente Rijswijk, waar een speelautomatenhal gevestigd (en geëxploiteerd) kan worden. Op de kaart in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze regeling, zijn de gebieden gebied ingetekend, waarbinnen een speelautomatenhal gevestigd kan worden.

Overwegingen met betrekking tot de beperking van de locaties

Deze locaties zijn beperkt om de woonwijken te beschermen tegen de te verwachten effecten van een speelautomatenhal. De te verwachten effecten zijn onder meer ((enige) overlast door) bezoekers, risico’s met betrekking tot verstoring van de openbare orde en veiligheid en de uitstraling die een speelautomatenhal heeft of kan hebben. Daarnaast is de locatie beperkt met het oog op een effectieve handhaving van openbare orde en veiligheid. Met het oog op die doelen is de locatie beperkt tot meer centraal gelegen percelen.

De beperking is daarnaast ingegeven vanuit bescherming van kwetsbare groepen tegen gokverslaving en voorkoming van criminaliteit. Een zichtbare en centrale locatie kan daaraan bijdragen. Een meer afgelegen locatie zou ongewenste associaties mee kunnen brengen van anonimiteit en heimelijkheid. Het is aannemelijk dat deze associaties bijdragen aan crimineel en ander problematisch gedrag.

Bijzondere kwetsbaarheden

De locaties zijn niet gelegen in de nabije omgeving van een instelling voor verslavingszorg. Deze instellingen zijn wel te vinden in de omringende gemeenten (Den Haag en Delft), maar niet binnen de gemeentegrenzen.

In de nabije omgeving van het station en in de winkelgebieden zijn wel kwetsbare groepen te identificeren, met name middelbare scholieren. Door een correcte toepassing van het toegangsbeleid, waarbij minderjarigen de toegang tot de speelautomatenhal wordt ontzegd, kunnen de negatieve effecten van de aanwezigheid van een speelautomatenhal beperkt worden. Onder die voorwaarde is een speelautomatenhal in de omgeving van middelbare scholen toelaatbaar.

Samenhang met de Ruimtelijke ordening

Een speelautomatenhal wordt geclassificeerd als zware horeca. Het locatiebeleid op grond van deze vergunning laat onverlet dat de (te vestigen) speelautomatenhal moet voldoen aan het beleid inzake de ruimtelijke ordening. Er zal dus bij de locaties die nu worden toegevoegd nog een omgevingsvergunning aangevraagd en verkregen moeten worden voor de functie van zware horeca.

1.8 Overgangsrecht

Er vindt op het moment van inwerkingtreding van deze verordening (rechtmatig) exploitatie plaats op basis van een vergunning die verleend is onder de Speelautomatenhal-verordening.

Deze verordening treedt in werking terwijl de vergunning nog geldig is. Met het oog daarop moet overgangsrecht opgenomen worden, om de rechtspositie van de huidige uitbater helder te maken.

Het overgangsrecht bestaat erin dat de vergunning die onder de (oude) Verordening speelautomatenhallen Rijswijk is afgegeven, wordt beschouwd als een vergunning die is afgegeven onder deze verordening. De geldigheid van deze vergunning loopt af met ingang van 7 december 2020.

Continuïteit van de onderneming

De wet, het vergunningstelsel en deze verordening hebben mede tot doel om te voorkomen dat de inwoners illegale gok-methoden op zoeken, omdat er geen legaal aanbod is. Met het oog daarop is het ook wenselijk om een zekere mate van continuïteit te bevorderen, althans niet te belemmeren. Een langere overgangstermijn betekent tevens dat het legale aanbod op gecontroleerde wijze kan worden voortgezet, zonder al te grote schokken, die de continuïteit op onaanvaardbare wijze in gevaar zouden brengen. Inwerkingtreding van deze verordening zonder overgangsrecht, zou inhouden dat de voortzetting van de huidige verordening uiterst onzeker zou zijn geworden. Deze onzekerheid zou ertoe leiden dat de ondernemer maatregelen neemt om zijn investeringen te beschermen die de publieke belangen schaden, zoals het uitblijven van investeringen of wijzigingen in de normale bedrijfsvoering.

Op welke wijze de ondernemer maatregelen neemt, is niet aan de gemeente om te beoordelen. De gemeente kan wel bijdragen door rechtszekerheid te bieden voor de periode die de ondernemer resteert. Daartoe is het overgangsrecht opgenomen, dat inhoudt dat de verleende vergunning wordt beschouwd als een vergunning verleend onder de nieuwe verordening, met een beperkte geldigheidsduur.

Door het opstellen van overgangsrecht wordt de mededinging beperkt. Deze beperking is erin gelegen dat het moment waarop de vergunning in concurrentie beschikbaar wordt, uitgesteld wordt. Dit uitstel beperkt de kansen van andere ondernemers om een speelautomatenhal te exploiteren, omdat er, zowel onder het huidige recht, als onder het nieuwe recht, een maximum van één is, voor het aantal exploitatievergunningen.

De beperking van de mededinging is evenredig, gelet op de belangen van potentiele gegadigden. Deze gegadigden kunnen na afloop van het overgangsrecht meedingen naar de vergunning. De balans tussen de rechtszekerheid van de huidige exploitant wordt afgewogen tegen de gerechtvaardigde belangen van te verwachten geïnteresseerde ondernemers.

Overwegingen over de duur van de overgangsperiode

Voor de duur van het overgangsrecht geldt, in verband met deze evenredigheid, ook dat deze niet buitensporig lang mag zijn. De duur van deze overgangsrechtelijke situatie is gekozen opdat de huidige ondernemer maatregelen kan nemen om zich aan te passen aan de nieuwe situatie, waarbij hij enig risico loopt dat zijn vergunning niet verlengd wordt. De ondernemer kan de investeringen en goodwill gedaan tot het moment van inwerkingtreding van deze verordening, afschrijven binnen de daarvoor door de belastingdienst gehanteerde minimum-termijnen (10 jaar).

2. Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd, zoals deze gelden in de Verordening en de beleidsregels die daaronder opgenomen worden.

Onderdeel c bevat de definitie van ondernemer. Zoals uit de definitie blijkt kan dat zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. De ondernemer wordt ook wel de exploitant genoemd.

In onderdeel d wordt bedrijfsleider gedefinieerd en in onderdeel e de beheerder. In een speelautomatenhal kan sprake zijn, en is er vaak sprake, van meerdere bedrijfsleiders of beheerders. Deze functionarissen binnen de onderneming moeten natuurlijke personen zijn. Het is niet mogelijk, binnen een speelautomatenhal, een rechtspersoon (bijv. een BV) te belasten met de leiding of het toezicht.

Artikel 2 Vergunningplicht

In artikel 2, eerste lid, is het verbod opgenomen om, zonder daartoe strekkende vergunning, een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

Het verbod heeft als grondslag 149 jo. 154 van de Gemeentewet. Door opname van het gebod en strafbaarstelling (in artikel 12) in deze verordening is handhaving ook mogelijk door toezichthouders die door de gemeente zijn aangewezen. De aanwijzing van de toezichthouders vindt plaats op grond van artikel 13 van de verordening.

Het tweede lid bevat de beperking dat de burgemeester bevoegd is om één vergunning te verlenen. Art. 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de kansspelen opent de mogelijkheid dat de gemeentelijk wetgever het exploiteren van speelautomatenhallen in zijn geheel verbiedt dan wel in beperkte mate met vergunning van de burgemeester toestaat. Van deze mogelijkheid gebruik maken en daarbinnen één vergunning toestaan is niet in strijd met deze wet. De mogelijkheid scheppen bij verordening om vergunning te verlenen houdt ook in de mogelijkheid om ten hoogste één vergunning te verlenen. De maximering van het aantal vergunningen tot ten hoogste één, is ingegeven door overwegingen van openbare orde, het voorkomen van criminaliteit.

De tweede volzin in het tweede lid is nieuw en bepaalt de duur van de geldigheid van de vergunning. De vergunning is tien jaar geldig. Voor de overwegingen ter bepaling van deze termijn, zie het algemeen deel van de toelichting.

Deze vergunning, bedoeld in dit artikel, afgegeven door de burgemeester, is de gemeentelijke exploitatievergunning. Deze is te onderscheiden van de vergunningen die door de Kansspelautoriteit worden verleend.

Het derde lid beperkt de locatie waar de speelautomatenhal binnen de gemeente gevestigd kan zijn. De locatie is beperkt tot de op de kaart ingetekende gebieden.

Jurisprudentie

Het in de bijlage aangewezen gebied beperkt zich niet tot een perceel, of een specifieke uitbater. Binnen het aangewezen gebied zijn meerdere percelen die geschikt te maken zijn voor het uitbaten van een speelautomatenhal.

“De gemeenteraad van Leeuwarden heeft de mogelijkheid binnen deze gemeente een hal te exploiteren gelet op artikel 2, tweede lid, van de verordening uitdrukkelijk willen beperken tot het in de daarbij behorende bijlage I aangewezen gedeelte van de binnenstad. Daarmee maakt deze gebiedsaanwijzing naar het oordeel van het College een in de optiek van de gemeentelijke wetgever noodzakelijk bestanddeel uit van de bij de verordening vastgestelde algemeen verbindende norm(en). Nu voorts uit de gebiedsaanwijzing als zodanig niet voortvloeit dat slechts ten behoeve van een concreet perceel of een concrete (beoogd) exploitant een vergunning ingevolge de verordening kan worden verleend, is deze aanwijzing anders dan in de situatie waarop de uitspraak van het College van 1 april 1992, no. 91/0437/068/203 (Gemeentestem nr. 6952) ziet, niet aan te merken als een besluit in een concreet geval. De verordening is derhalve in zoverre niet onverbindend. De omstandigheid dat bij voortzetting van de enige aanwezige speelautomatenhal slechts de exploitant daarvan voor vergunningverlening in aanmerking komt, doet aan het algemene karakter van artikel 2, tweede lid, van de verordening niet af.”

“Naar vermeld in de memorie van toelichting bij het wetsontwerp tot opneming van deze bepaling in de Wet, is hiermee beoogd de gemeentelijke wetgever te laten bewerkstelligen dat het exploiteren van een speelautomatenhal geheel verboden blijft dan wel in beperkte mate wordt toegestaan. Naar het oordeel van het College ziet de tekst van genoemde bepaling niet alleen op de mogelijkheid van een kwantitatieve beperking, namelijk van het aantal speelautomatenhallen, maar ook op het bij verordening beperken tot een bepaald gebied waarbinnen exploitatie van speelautomatenhallen kan worden toestaan. Voorts overweegt het College dat de stelling van appellanten dat de gemeenteraad bij het vaststellen van zodanige verordening geen acht zou mogen slaan op andere belangen dan het tegengaan van goklust tegenover het tegemoet te komen aan speelbehoefte van het publiek, in tegenspraak is met de wetsgeschiedenis. Hieruit blijkt immers dat de wetgever ten algemene heeft beoogd een bestaande speelbehoefte in geordende banen te leiden, en voor de regeling inzake speelautomaten een viertal uitgangspunten heeft genomen, waaronder een redelijke mate van zekerheid omtrent naleving en handhaafbaarheid.

Voorts heeft de toenmalige staatssecretaris Scheltema op een door de SGP gestelde vraag naar de mogelijkheid via bestemmingsplannen concentratie van hallen te voorkomen, geantwoord dat de gemeenteraad middels een halverordening in ruime mate de mogelijkheid heeft onder meer inrichting en verspreiding - en daarmee kennelijk de locatie - van hallen over de gemeente te regelen (Hand. TK, 28/10/82, p. 538) en heeft het toenmalig Tweede Kamerlid Schutte (GPV) in het kader van de onderhavige verordenende bevoegdheid gewezen op het belang van orde en veiligheid in de naaste omgeving (Hand. TK, 27/10/82, p. 502).

In dit licht is er geen grond voor het oordeel dat de gemeenteraad met de in geding zijnde gebiedsaanwijzing op grond van overwegingen van toezicht en handhaving bij vaststelling van de Verordening is getreden buiten de wettelijke doelstelling.”

CBB 4 oktober 2002, LJN: AF0388, www.rechtspraak.nl

Artikel 3 De aanvraag

Dit artikel regelt welke documenten bij een vergunningaanvraag dienen te worden overgelegd.

Onderdeel a betreft het ondernemingsplan.

Onderdeel b betreft ofwel een uittreksel uit het handelsregister of een bewijs van inschrijving in het handelsregister. Dit document moet betrekking hebben op de onderneming.

Onderdeel c heeft betrekking op bewijs over de mogelijkheid om over de ruimte te beschikken. Dat kan zijn in de vorm van een bewijs van eigendom, een (voorlopige) huurovereenkomst, of anderszins.

Onderdeel d wordt verlangd met het oog op voorkomen van criminaliteit. De verklaring omtrent gedrag voor rechtspersonen (VOG RP) kan worden overgelegd in plaats van een individuele VOG per persoon. Voorwaarde daarbij is wel dat bij de VOG RP ook alle relevante (natuurlijke) personen worden betrokken bij de beoordeling.

Onderdeel e heeft betrekking op een bewijs van de kennis van de bedrijfsleider(s) en beheerder(s) op het terrein van kansspel-verslaving. Deze personen moeten de kennis hebben die is neergelegd in het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in artikel 6 van dat besluit. Deze eisen zijn weer verder uitgewerkt in Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. In de regeling wordt als bewijsstuk aangewezen het “GGZ Nederland certificaat verslavingsproblematiek voor speelautomatencentra”. Dit is het bewijsstuk dat overgelegd moet worden.

Onderdeel f betreft een aanvraagformulier voor de BIBOB-toets. Deze BIBOB-toets wordt uitsluitend uitgevoerd voor de aanvrager aan wie de gemeente voornemens is de vergunning te verlenen. Om tijdverlies te voorkomen, wordt het passend geacht om de aanvraagformulieren voor de toets al bij de aanvraag te laten overleggen.

Het tweede lid is nieuw. Het bepaalt dat de ondernemer bij zijn inschrijving ook de plannen voor de preventie van gokverslaving moet overleggen net als de plannen voor het voorkomen van overlast, verstoring van het leefklimaat en verstoring van de openbare orde. Deze plannen worden betrokken bij het stellen van de voorschriften aan de vergunning. Daarbij worden de plannen gebruikt voor de beoordeling in het selectieproces.

Artikel 4 Selectieproces

Artikel 4 is nieuw, het bevat de voorschriften voor een selectieproces, indien er meerdere aanvragen ontvangen worden, tijdens de indieningstermijn. Het formele gelijkheidsbeginsel stelt ook eisen aan het toepassen van de selectie- of verdelingscriteria. :

Het bestuur moet de verdelingscriteria voor schaarse vergunningen gelijkelijk toepassen op alle aanvragen en mag daarvan in het individuele geval niet afwijken, ook niet als deze criteria zijn geformuleerd in een beleidsregel.

Als het bestuur de keuze voor een bepaalde verdelingsprocedure bekend heeft gemaakt, is het overstappen op een andere verdelingsprocedure niet meer mogelijk.

De te hanteren criteria moeten voldoende richtinggevend zijn, zodat de potentiele gegadigden hun inschrijving daarop aan kunnen passen. Daarbij kan ruimte blijven bestaan voor ondernemers om zelf inhoud en vorm te geven aan de aanvraag en met innovatieve ideeën te overtuigen.

Artikel 5 beslistermijn

Artikel 5 is nieuw. Dit artikel stelt de beslistermijn vast, die korter is, als er geen selectie hoeft plaats te vinden. De termijn, opgenomen in het tweede lid, bij meerdere gegadigden is maximaal 39 weken. Bij de bekendmaking op grond van artikel 11, eerste lid, zou uitgegaan moeten worden van deze termijn.

Artikel 6 Tenaamstelling en voorschriften

Artikel 6 regelt de tenaamstelling van de vergunning en bepaalt welke vergunningsvoorschriften ten minste moeten worden opgenomen.

Het eerste lid bepaalt dat de vergunning op naam van de ondernemer wordt gesteld. Het is daarbij aannemelijk dat de ondernemer een rechtspersoon is, hoewel dat geen voorwaarde is. De vergunning is ook locatie-gebonden. Als de locatie van de speelautomatenhal wijzigt, dan vervalt de vergunning. Het is niet mogelijk de vergunning te wijzigen voor wat betreft de locatie.

Het tweede lid bepaalt dat de namen van de bedrijfsleiders en beheerders opgenomen worden in de vergunning. Indien de bedrijfsleiders en beheerders wijzigen, moet de vergunning worden aangepast. In dat geval vindt er een wijziging van de vergunning plaats, waarbij het einde van de geldigheid van de vergunning niet wijzigt.

Het derde lid bevat de aanduiding van de voorschriften die in ieder geval door de burgemeester aan de vergunning kunnen worden verbonden.

Het vierde lid omvat de mogelijkheid om voorschriften en beperkingen te wijzigen, aan te vullen of in te trekken. Dat kan de burgemeester doen op verzoek van de vergunninghouder, maar ook op eigen initiatief. Enkele elementen van de vergunning lenen zich niet voor wijziging op grond van dit lid. Dat betreffen in ieder geval de rechtspersoon of de persoon van de ondernemer (behoudens de overdracht van de vergunning in geval van overlijden), de termijn van geldigheid en de locatie waar de speelautomatenhal wordt geëxploiteerd.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Als de aanvraag alle indieningsvereisten bevat, wordt beoordeeld of deze geweigerd moet worden op grond van het eerste lid van artikel 7.

In het eerste lid van artikel 7 zijn de weigeringsgronden opgenomen

Artikel 8 Vervallen vergunning

Artikel 8 regelt het van rechtswege vervallen van een vergunning. Het eerste lid bevat de gronden waardoor van rechtswege verval intreedt. In onderdeel a en b staan de gronden voor het verval wegens het niet gebruiken van de vergunning.

Onderdeel d beschrijft de situatie waarin de ondernemer een natuurlijk persoon is, en deze persoon komt te overlijden. De verleende vergunning is persoonsgebonden, en overlijden houdt verval van de vergunning in. Daarbij is in artikel 10 de mogelijkheid opgenomen dat er een aanvraag gedaan wordt om de vergunning door te laten lopen. In geval zo’n aanvraag gedaan is, vervalt de vergunning niet op het moment van overlijden van de ondernemer, maar op het moment dat er een besluit is genomen op grond van artikel 10.

Artikel 9 Intrekken vergunning

Artikel 9 bevat de gronden waarop de burgemeester kan beslissen tot intrekken van de vergunning.

Artikel 10 Overlijden ondernemer

Artikel 10 bevat een bijzondere regeling ingeval de ondernemer natuurlijk persoon is, en komt te overlijden. Deze regeling is niet relevant indien de ondernemer een rechtspersoon is.

Artikel 11 Bekendmaking van beschikbaarheid

Dit artikel regelt dat de beschikbaarheid van een vergunning wordt bekendgemaakt, zodat geïnteresseerden in staat zijn hun belangstelling kenbaar te maken, en een aanvraag in te dienen.

De bepaling is de invulling van de transparantieverplichting, zoals deze voortvloeit uit o.a. de uitspraken inzake schaarse vergunningen.

De bekendmaking vindt zo mogelijk plaats voorafgaand aan het aflopen van de geldigheid van de vergunning. Is de geldigheid (om onvoorzienbare redenen) eerder verlopen, dan kan op grond van het tweede lid de bekendmaking plaatsvinden nadat de bestaande vergunning zijn geldigheid heeft verloren.

De wijze van de bekendmaking moet passend zijn. Gelet op de waarschijnlijkheid dat in het hele land geïnteresseerde partijen te verwachten zijn, is een passende bekendmaking in een lokaal medium niet passend en wordt nationaal brede bekendmaking passender geacht.

Omdat de transparantieverplichting lijkt op een bekendmaking in het kader van een aanbesteding, kan daarbij worden aangesloten, en kan de publicatie via TenderNed plaatsvinden.

Bij de bekendmaking van de beschikbaarheid van de vergunning moet de procedure voor het indienen van een aanvraag vastgesteld worden, samen met de termijn waarbinnen de aanvraag ontvangen kan worden.

Gelet op de transparantie-verplichting moeten ten tijde van de bekendmaking ook de selectiecriteria (zie artikel 4) bekend zijn.

Artikel 12 Strafbepaling

-

Artikel 13 Toezicht

-

Artikel 14 verval oude verordening

-

Artikel 15 Overgangsrecht

Zie de toelichting op het overgangsrecht in het algemene deel van de toelichting op deze verordening.

Jurisprudentie

Ten aanzien van de duur van het overgangsrecht zijn de volgende uitspraken meegewogen.

“Gezien de redelijke afbouwfase heeft de raad op voldoende zorgvuldige wijze de belangen van de exploitant doen waarborgen (zorgvuldigheidsbeginsel). De exploitant heeft niet voldoende duidelijk gemaakt dat de gedoogtermijn niet reeds een adequate compensatie zou kunnen vormen voor de schade die hij zonder die termijn door beëindiging van de exploitatie door het vervallen van de vergunning zou hebben geleden. Hieruit volgt dat ook geen sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel.”

Hof Amsterdam 12 augustus 1993, Gemeentestem. 1993, nr. 6998/8

“Het staat de gemeentelijke wetgever vrij om bij verordening bedoeld in art. 30c lid 1 aanhef en onder c Wet op de kansspelen het aantal te exploiteren speelautomatenhallen te beperken tot één. Alleen als hij, zoals in de APV 1992 was gebeurd, in de verordening een besluit in een concreet geval neemt, treedt hij buiten de grenzen van zijn regelgevende bevoegdheid. De nieuwe regeling is op dit punt in overeenstemming met de wet en overigens niet wegens strijd met enig voorschrift van hogere orde onverbindend.

De burgemeester heeft aan de belangen van het recreatiecentrum te Heijen bij voortgezette exploitatie van de speelautomatenhal meer gewicht toegekend dan aan appellantes belangen bij de exploitatie van een nieuwe speelautomatenhal te Gennep. Bij haar is niet enig rechtens te honoreren vertrouwen gewekt dat haar aanvraag na de wijziging van de APV 1992 zou worden gehonoreerd. Belangenafweging is redelijk.

Noch de wet, noch de Verordening speelautomatenhal Gennep biedt enig aanknopingspunt voor het oordeel dat voor een speelautomatenhal slechts een exploitatievergunning kan worden verleend indien deze hal aan een ieder gelijkelijk toegang biedt.”

CBB 26 januari 2000, AB 2000, 372

Artikel 16 Inwerkingtreding

-

Artikel 17 Citeertitel

Met het oog op het gewenste onderscheid tussen de beide speelautomatenhallenverordeningen van de gemeente Rijswijk is gekozen om aan de nieuwe verordening het jaartal (2020) toe te voegen.