Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

BELEIDSREGELS PARTTIME ONDERNEMEN GEMEENTE SÚDWEST-FRYSLÂN 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSREGELS PARTTIME ONDERNEMEN GEMEENTE SÚDWEST-FRYSLÂN 2018
CiteertitelBeleidsregels parttime ondernemen Súdwest-Fryslân 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpparttime ondernemen
Externe bijlageToelichting Beleidsregels parttime ondernemen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

wet Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-05-2018nieuwe regeling

24-04-2018

gmb-2018-94299

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS PARTTIME ONDERNEMEN GEMEENTE SÚDWEST-FRYSLÂN 2018

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

 

overwegende dat:

  • de gemeente Súdwest-Fryslân vanuit het programma Werken en het Actieplan Uitstroom 2017 uitkeringsgerechtigden kansen wil bieden om aan het werk te kunnen en zichzelf te kunnen ontwikkelen;

  • parttime ondernemen één van de mogelijkheden is voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om economisch onafhankelijk te worden van een uitkering, al dan niet in combinatie met loondienst. Daarnaast is ook maatschappelijke activering een doel;

  • het gewenst is regels vast te stellen om het parttime ondernemen te stimuleren en af te bakenen op welke wijze de gemeente de doelgroep hierin wil faciliteren en welke voorwaarden daarbij in acht moeten worden genomen.

 

Gelet op de Participatiewet

 

besluit

 

vast te stellen de Beleidsregels parttime ondernemen Súdwest-Fryslân 2018;

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen in deze beleidsregels die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      de wet: de Participatiewet (Pw);

    • c.

      Bbz 2004: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • d.

      ondernemen: alle activiteiten en werkzaamheden die leiden tot een inkomen uit zelfstandige activiteiten als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bbz 2004 of daarmee zijn gelijkgesteld en artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • e.

      loondienst: alle activiteiten en werkzaamheden die leiden tot een inkomen uit loondienst als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting artikel 3.1 onder 2 sub b);

    • f.

      parttime ondernemen (PTO): alle bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten die een inkomen genereren van geringe omvang waarbij niet wordt voldaan aan artikel 1 onder c van het Bbz 2004 en waarbij geen recht bestaat op een zelfstandigenaftrek van de belastingdienst. De activiteiten worden voor de Wet inkomstenbelasting 2001 aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.1 onder punt 2c wet op de inkomstenbelasting 2001).

 

Artikel 2 Aanvragen

  • 1.

    Een belanghebbende met bijstand, IOAW of IOAZ moet toestemming vragen bij het college om met behoud van uitkering de zelfstandige activiteiten uit te voeren. Belanghebbende dient hiervoor een aanvraag in.

  • 2.

    Een aanvraag voor PTO wordt, onverminderd het gestelde in artikel 4:2 Awb, ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 3.

    Bij het verstrekken van dit formulier worden de voorwaarden en verplichtingen aan de Parttime ondernemer beschikbaar gesteld en toegelicht.

 

Artikel 3 Doelgroep

  • 1.

    Voor PTO komt in aanmerking de belanghebbende(n) die:

    • a.

      zelf of diens partner een uitkering van de gemeente ontvangt en niet valt onder Bbz 2004;

    • b.

      ondernemersactiviteiten van geringe omvang uitvoert die geen recht geven op zelfstandigenaftrek;

    • c.

      de activiteiten voor eigen rekening en risico uitvoert en;

    • d.

      zich akkoord verklaard/verklaren met de voorwaarden en verplichtingen waaronder het volgen van de aangewezen trainingen, workshops en coaching.

  • 2.

    De volgende doelgroepen worden onderscheiden:

    • a.

      personen in de voorbereidingsfase (artikel 2 lid 3 Bbz 2004) naar het ondernemerschap.

    • b.

      personen die het parttime ondernemen als opstap gebruiken naar fulltime ondernemerschap. Deze opstap kan ertoe leiden dat iemand uiteindelijk gaat behoren tot de doelgroep van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

    • c.

      personen die het parttime ondernemen inzetten om te participeren in de maatschappij. Door deze actieve deelname aan de samenleving investeert de zelfstandige in zijn netwerk en voorziet tegelijkertijd deels in zijn eigen onderhoud.

    • d.

      personen vanuit de Bbz 2004 die niet meer voldoen aan de betreffende regeling. Zij behouden een deel van hun huidige inkomsten en daar waar mogelijk wordt ingezet op aanvullende inkomsten.

    • e.

      personen met IOAW of een partner die gebruik maakt van deze regeling.

 

Artikel 4 Wettelijke vereisten

De zelfstandige moet voldoen aan de wettelijke eisen die verband houden met zijn activiteiten, waaronder het beschikken over:

  • a.

    benodigde vergunningen en diploma’s;

  • b.

    een geldige inschrijving in het handelsregister;

  • c.

    een BTW-nummer;

  • d.

    een deugdelijke boekhouding die voldoet aan de eisen die de Belastingdienst hiervoor hanteert.

 

Artikel 5 Toestemming om activiteiten als parttime zelfstandige uit te voeren

  • 1.

    De zelfstandige kan toestemming krijgen om voor de duur van 12 maanden met behoud van uitkering deze activiteiten uit te voeren.

  • 2.

    Deze termijn kan telkens verlengd worden met 12 maanden, indien naar het oordeel van het college de activiteiten niet in strijd met deze beleidsregels worden uitgevoerd.

  • 3.

    Het college kan de toestemming intrekken als:

    • a.

      de zelfstandige niet meer behoort tot de in artikel 3 van deze beleidsregels genoemde doelgroep, of

    • b.

      de zelfstandige zich niet houdt aan de wettelijke vereisten, voorwaarden of verplichtingen die zijn verbonden aan de toestemming, of

    • c.

      sprake is van zelfstandige activiteiten met een blijvend negatief bedrijfsresultaat of onvoldoende progressie in de omzet.

  • 4.

    Geen toestemming wordt verleend voor zelfstandige activiteiten op bescheiden schaal:

    • a.

      in hetzelfde beroep waarvoor belanghebbende meer dan 85 procent is afgekeurd;

    • b.

      indien de competenties van de ondernemer of het ondernemersidee tekortschieten;

    • c.

      sprake is van schulden die de zelfstandige activiteiten negatief kunnen beïnvloeden.

 

Artikel 6 Uren

  • 1.

    De zelfstandige mag gemiddeld niet meer dan 23,5 uur per week als zelfstandige werken en houdt van de gewerkte uren een administratie bij.

  • 2.

    De urengrens geldt voor alle werkzaamheden inclusief de uren die besteed moeten worden aan administratie en boekhouding.

  • 3.

    De uren gelden voor de zelfstandige en de eventuele partner samen.

  • 4.

    De zelfstandige hanteert voor de gewerkte uren zoveel als mogelijk een urenstaat waarvan een kopie aan het college wordt overgelegd.

  • 5.

    Voor personen met een IOAW-uitkering geldt dat geen afspraken gemaakt kunnen worden over maximale uren en inkomsten. Zij hebben de Bbz-2004 niet als voorliggende voorziening.

 

Artikel 7 Arbeids- en administratieve verplichtingen

  • 1.

    De relevante verplichtingen van de Pw en het Bbz 2004 zijn van toepassing. Individueel worden per beschikking verplichtingen opgelegd al naar gelang de situatie van de parttime ondernemer.

  • 2.

    Een belanghebbende moet voorafgaand aan de toestemming PTO een voorbereidingstraject volgen.

  • 3.

    De verplichtingen die de zelfstandige aangaat of is aangegaan moeten snelle beëindiging van de zelfstandige activiteiten mogelijk maken;

  • 4.

    De ondernemer moet de gebruikelijke marktprijzen vragen voor zijn product of dienst. Van concurrentievervalsing mag geen sprake zijn.

  • 5.

    De activiteiten moeten leiden tot duurzame vermindering van de bijstand indien men werkt naar vermogen, dan wel uitstroom op termijn bij volledige arbeidsverplichting en volledige arbeidsfitheid. Na 6 maanden en vervolgens ieder jaar vindt een heronderzoek plaats naar de rechtmatigheid en de voortgang. De termijn van deelname aan PTO wordt individueel bepaald en verschilt per doelgroep.

  • 6.

    Een belanghebbende is verplicht coaching en begeleiding te accepteren, zowel in een groep als individueel en dient tevens de aangewezen trainingen en workshops te volgen.

 

Artikel 8 Inkomensbepaling

  • 1.

    De inkomsten (winst) worden per maand volledig gekort, waarbij al rekening wordt gehouden met fiscale consequenties. Dit gebeurt door:

    • a.

      aangeleverde daadwerkelijke inkomsten per maand of

    • b.

      een schatting over een langere periode op grond van een betrouwbare prognose.

  • 2.

    De inkomsten dienen te worden gekort als: inkomsten uit arbeid. Werkgever is de ondernemer zelf. Dit betekent dat op alle inkomsten uit PTO het percentage bruto-netto op de inkomsten in mindering wordt gebracht, zoals dat is vermeld in artikel 6 Bbz 2004. Met uitzondering van de IOAW die een bruto uitbetalingssystematiek kent.

  • 3.

    De zelfstandige reserveert dit bedrag, het verschil tussen de inkomsten uit zelfstandige activiteiten en de vermindering als bedoeld in artikel 6 Bbz 2004, zelf voor de betaling van inkomstenbelasting.

  • 4.

    Noodzakelijke kosten zoals vermeld in artikel 9 mogen als kosten in mindering worden gebracht op de omzet.

  • 5.

    De inkomsten worden definitief afgerekend op jaarbasis, gelijklopend aan een boekjaar, conform de werkwijze in het kader van het Bbz 2004. Mocht uit de jaarcijfers blijken dat teveel bijstand is verstrekt dan vordert het college dit terug met toepassing van artikel 58 lid 2 Pw/artikel 25 lid 2 IOAW. Bij te weinig verstrekte bijstand vindt een nabetaling plaats. Er vindt geen verliescompensatie plaats.

  • 6.

    De inkomstenvrijlating uit de Pw is van toepassing conform artikel 31, lid 2 onderdeel n en r, van de Pw of artikel 9, 2e lid en 5e lid, van de IOAW, indien hier naar oordeel van het college recht op bestaat.

 

Artikel 9 Bedrijfskosten

  • 1.

    Noodzakelijke kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden mogen als kosten in mindering worden gebracht op de omzet wanneer het college deze heeft goedgekeurd. De Parttime ondernemer dient hiertoe bewijsstukken te overleggen.

  • 2.

    De kosten dienen tijdens de PTO periode zo beperkt mogelijk te worden gehouden en moeten gerelateerd zijn aan de bedrijfsactiviteit en in redelijke verhouding staan tot de opbrengsten. De kosten worden zo nodig bijgesteld.

  • 3.

    Op de omzet kunnen niet in mindering worden gebracht: de kosten van investeringen en de afschrijvingen daarop, rentelasten en personeelskosten. Kosten die worden opgevoerd, in strijd met de belastingwetgeving, zijn evenmin aftrekbaar.

  • 4.

    Vervoerskosten, huisvestingskosten, verkoopkosten en opleiding zijn beperkt aftrekbaar. Hiervoor dient een akkoord te zijn afgegeven.

  • 5.

    Bedrijfskosten die wel in mindering op de omzet gebracht kunnen worden:

    • a.

      inkoopwaarde van de omzet;

    • b.

      kosten gerelateerd aan rechtmatige vestiging (bijvoorbeeld WA verzekering bedrijf, inschrijving KvK, legeskosten benodigde vergunningen en ontheffingen).

    • c.

      reiskosten voor bedrijf of beroep op basis van fiscale kilometer vergoeding of OV (in alle gevallen voorzien van een rittenadministratie, en de aanleiding van de reis).

    • d.

      promotiekosten, met een maximum 5% van de omzet (geen telefoonkosten).

    • e.

      kantoorkosten en bedrijfskleding (postzegels, papier, cartridges etc., bedrijfskleding conform fiscale regelgeving).

    • f.

      administratiekosten (boekhouding en financiële coaching) indien vooraf akkoord bevonden. Voor zover van toepassing zijn alle bedragen exclusief BTW.

  • 6.

    Kosten die niet als aftrekbaar in aanmerking worden genomen, blijven voor eigen rekening van de parttime ondernemer en kunnen niet worden gecompenseerd.

 

Artikel 10 Definitieve vaststelling

  • 1.

    Na ontvangst van de jaarcijfers en de aangifte Inkomstenbelasting, van belanghebbende en de eventuele partner, zal overgegaan worden tot een definitieve vaststelling van het inkomen uit onderneming, rekening houdend met de bepalingen van artikel 9 en 10 van deze beleidsregels.

  • 2.

    Indien de inkomsten na de definitieve vaststelling hoger zijn dan wat op grond van artikel 9 van deze beleidsregels met de uitkering is verrekend, vindt herziening plaats van de verstrekte uitkering over het afgelopen boekjaar.

  • 3.

    De teveel verstrekte uitkering vordert het college terug overeenkomstig de bepalingen in artikel 8 lid 5 van deze beleidsregels.

 

Artikel 11 Beëindiging

PTO wordt beëindigd indien:

  • 1.

    Het recht op bijstand eindigt.

  • 2.

    Niet meer aan de gestelde voorwaarden en verplichtingen wordt voldaan.

  • 3.

    Er recht blijkt te zijn op zelfstandigenaftrek (fiscale regeling welke geldt voor een zelfstandige welke 1.225 uren of meer per jaar als zelfstandige arbeid verricht). In dat geval merkt de persoon fiscaal gezien zichzelf aan als ondernemer en heeft daarmee geen recht op bijstand, en dus is beoordeling Bbz-2004 van toepassing.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze Beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en worden aangehaald als “Beleidsregels parttime ondernemen Súdwest-Fryslân 2018”.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 24 april 2018,

M.A. Berndsen-Jansen, burgemeester

P. Zondervan, gemeentesecretaris

BIJLAGEN

Bijlage 1 Toelichting parttime ondernemerschap