Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HULST 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HULST 2017
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 1 Zelfredzaamheid-Matrix Bijlage 2 Richtlijn indicatiestelling begeleiding Bijlage 3 Uitvoeringsregels huishoudelijke hulp Bijlage 4 Nadere uitvoeringsregels BW Zeeland Bijlage 4a Uitvoeringsregels Beschermd Wonen Bijlage 4b Beschermd Wonen routekaart Bijlage 4c Omschrijving ondersteuningsprofielen Bijlage 5 Onderzoek normering hulp bij huishouden

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

http://wetten.overheid.nl/BWBR0035362/2016-08-01

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201701-08-2017nieuwe regeling

20-12-2016

gmb-2017-1476

collegebesluit

Tekst van de regeling

Intitulé

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HULST 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 11 en 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen;

 

besluit vast te stellen het:

 

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017

INLEIDING

 

 

Het gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning is bedoeld om alle bedragen en bijzonderheden met betrekking tot het gemeentelijke Wmo-beleid in op te nemen. Dit is van belang omdat de bedragen regelmatig worden aangepast.

Voor de begrippen genoemd in het Besluit wordt uitgegaan van de omschrijving in artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen.

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

  • 1.

    Met behulp van de Zelfredzaamheids-matrix (ZRM) kan een beoordeling van de situatie van de cliënt op de verschillende levensdomeinen worden gemaakt (zie bijlage 1).

  • 2.

    Bij het toekennen van het aantal uren hulp bij het huishouden wordt gebruik gemaakt worden van de “Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’ van 12 augustus 2016 van KPMG Plexus en HHM (bijlage 5). Ten behoeve van de uitvoering is in een aparte bijlage 3 de uitvoeringsregels gemaakt.

  • 3.

    Bij het beoordelen en toekennen van een aanvraag om een begeleidingsvoorziening wordt de richtlijn indicatiestelling begeleiding (bijlage 2) gebruikt om te kunnen bepalen of reguliere of gespecialiseerde (groeps-)begeleiding ingezet moet worden.

  • 4.

    Beschermd Wonen en maatschappelijke opvang

  • 5.

    De 13 Zeeuwse gemeenten hebben de uitvoering van het beschermd wonen opgedragen aan de gemeente Vlissingen. Ze hebben gezamenlijk nadere regels opgesteld voor de toegang tot het beschermd wonen. Iedere gemeente stelt –vanwege de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de wet – de nadere regels, tarieven en eigen bijdragen individueel vast. Voor het beoordelen en vaststellen van een aanvraag voor Beschermd Wonen worden de "Nadere uitvoeringsregels Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2017 " geacht integraal deel uit te maken van dit besluit. (bijlagen 4, 4a, 4b)

  • 6.

    Om tot een indicatie te komen, kan advies worden gevraagd aan een (medisch) specialist of arbeidsdeskundige.

 

Artikel 2. Tarieven Zorg in Natura en persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura en pgb wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt, of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen gelden voor de vaststelling van een pgb-dienstverlening de volgende maximum tarieven.a. Huishoudelijke Hulp mix tarief (vervalt per 1-1-2017) € 16,00 per uur,b. Huishoudelijke Hulp (nieuw per 1-1-2017 ) € 16,00 per uur,c. Huishoudelijke Zorg (nieuw per 1-1-2017) € 16,00 per uur,d. Individuele begeleiding, € 35,55 per uur,e. Gespecialiseerde individuele begeleiding, € 58,50 per uur,f. Reguliere dagbesteding, € 26,10 per dagdeel,g. Gespecialiseerde dagbesteding, € 39,60 per dagdeel,h. Kortdurend verblijf, € 120,06 per dagdeel,i. Rolstoelvervoer, in combinatie met f en g € 15,11 per dag,j. Overig vervoer, in combinatie met f en g € 5,66 per dag.

 

Het pgb wordt geïndiceerd op basis van het aantal uren per week, dagdelen per week of dagen per week.

 

3. De bedragen van een pgb voor een zaak, worden bepaald als tegenwaarde van de zaak die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt. In de situatie dat dit een niet nieuwe voorziening was geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte afschrijvingstermijn, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Is de naturaverstrekking een nieuwe voorziening, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

4. Het pgb is bedoeld voor betaling van feitelijke zorg die bijdraagt aan het te bereiken resultaat en aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet (conform artikel 10 lid 3 van de Verordening) en mag niet worden aangewend voor zaken als een eenmalige uitkering, een feestdagenuitkering, reiskosten zorgverlener, bemiddelingskosten, administratiekosten en overige kosten verbonden aan het werkgeverschap•.

5. De uitbetaling van de hulpverlener en de jaarverantwoording van het pgb gebeurt via de Sociale Verzekeringsbank of de gemeente; er wordt slechts tot betaling overgegaan indien aan de voorwaarden is voldaan.

 

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming

Naast de verstrekking van een maatwerkvoorziening bestaat de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken op grond van artikel 2.1.7 van de Wet.

( zie artikel 8 en 10)

 

Artikel 4. Bijdrage in de kosten het collectief vraagafhankelijk vervoer

Voor het collectief vraagafhankelijk vervoer is een bijdrage in de kosten verschuldigd: tot het moment in 2017 waarop het nieuwe contract ingaat, geldt gereduceerde bijdrage voor een maximum van 900 zones per kalenderjaar ter hoogte van € 1,20 instaptarief en € 0,95 per zone.

Artikel 5. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

  • 1.

    De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening bedraagt maximaal de maximale bedragen zoals genoemd in ‘de kamerbrief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,5 oktober 2015 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/10/05/kamerbrief-over-maatregel-tegemoetkoming-eenverdienerhuishoudens-met-een-chronisch-zieke-partneren volgen hiermee de jaarlijkse aanpassing zoals door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal worden bepaald:

 

  • a.

    voor de ongehuwde cliënt, niet meer dan € 17,50 per bijdrageperiode met dien verstande dat dit bedrag, indien zijn bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 meer bedraagt dan € 22.632 en hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5 % van het verschil tussen dat inkomen en € 22.632;

  • b.

    voor de ongehuwde cliënt, niet meer dan € 17,50 per bijdrageperiode met dien verstande dat dit bedrag, indien zijn bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 meer bedraagt dan € 17.033 en hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5 % van het verschil tussen dat inkomen en € 17.033;

  • c.

    voor de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, niet meer dan € 0,00 per bijdrageperiode, met dien verstande dat dit bedrag, indien het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 meer bedraagt dan € 35.000 en een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5 % van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 35.000;

  • d.

    voor de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, niet meer dan € 17,50 per bijdrageperiode, met dien verstande dat dit bedrag, indien het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 meer bedraagt dan € 23.525 en beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5 % van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.525.

 

Schematisch overzicht van de parameters eigen bijdrage berekening in 2017

 

 

 

  • 2.

    Bij de toepassing van het eerste lid wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier weken en een periode die, afhankelijk van resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt.

  • 3.

    De bijdrage, bedoeld in het eerste lid is niet verschuldigd:

    • a.

      indien de persoon aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt of zijn echtgenoot een bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is, of

    • b.

      indien het college, na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, van oordeel is dat de verschuldigdheid hiervan kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige, waarvan degene aan wie die maatwerkvoorziening is verstrekt de minderjarige of de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, is.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de bijdrage in de kosten voor beschermd wonen of verblijf in een opvang.

  • 5.

    Voor rolstoelvoorzieningen is geen bijdrage verschuldigd.

  • 6.

    Voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is een bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

 

HOOFDSTUK 2 VOORZIENINGEN

 

Het college streeft naar passende ondersteuning en onderscheidt de volgende voorzieningen:

  • Huishoudelijke voorzieningen

  • Vervoersvoorzieningen

  • Woonvoorzieningen

  • Rolstoelvoorzieningen

  • Begeleidingsvoorzieningen

 

Artikel 6. Huishoudelijke voorzieningen (natura of pgb)

De noodzaak van een maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden wordt in een gesprek vastgesteld door de toegangsorganisatie (gemeente/Stichting Hulst voor elkaar), afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving.

  • 1.

    De door het college te verlenen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden kan bestaan uit:

    • a.

      huishoudelijke hulp, in natura bij een gecontracteerde zorgaanbieder maximale eigen bijdrage € 20,00

    • b.

      huishoudelijke zorg in natura bij een gecontracteerde zorgaanbieder, maximale eigen bijdrage € 25,80 per uur;

    • c.

      ondersteuning hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb, maximale eigen bijdrage € 16,00 per uur.

 

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen (natura of pgb)

1. De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor vervoer kan bestaan uit:

  • a.

    vervoer per taxi

  • b.

    vervoer per rolstoeltaxi

  • c.

    een aanpassing van een eigen auto

  • d.

    een al dan niet aangepaste (bruikleen) auto

  • e.

    een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen

  • f.

    een scootmobiel

  • g.

    een training voor een scootmobiel of een gesloten buitenwagen

  • h.

    een ander vervoersmiddel dan de vervoersmiddelen genoemd dan in e, f en g;

  • i.

    onderhoud en reparatie van voorzieningen als bedoeld in e,f,g en h.

 

Artikel 8. Overige vervoersvoorzieningen

Behalve het bepaalde in artikel 7 van dit Besluit kan de door het college te verlenen vervoersvoorziening bestaan uit een financiële tegemoetkoming voor:

  • a.

    aanpassing eigen auto maximaal € 4.540,00 per 5 jaar

  • b.

    individueel (rolstoel-)taxivervoer € 2.650,00 per kalenderjaar

  • c.

    begeleiding op medische indicatie tijdens collectief vervoer € 100,00 per kalenderjaar

  • d.

    maximaal 10 rijlessen voor gebruik vervoersvoorzieningen in natura € 345,00

 

Artikel 9. Woonvoorzieningen (natura of pgb)

  • 1.

    De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor wonen kan bestaan uit:

    • a.

      een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning;

    • b.

      een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan de woning;

    • c.

      een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie in een woning;

    • d.

      een voorziening voor tijdelijke huisvesting, voor maximaal 26 weken;

    • e.

      het bezoekbaar maken van de woning;

    • f.

      een voorziening voor verhuizing en inrichting.

  • 2.

    Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 10.000,00.

  • 3.

    Woonvoorzieningen met een totale aanschafwaarde lager dan € 75,00 komen niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.

 

Artikel 10. Overige Woonvoorzieningen

  • 1.

    Onderstaande door het college te verlenen maatwerkvoorzieningen voor wonen kunnen bestaan uit een financiële tegemoetkoming:

    • a.

      een bedrag voor verhuis- en inrichtingskosten tot een maximum van € 2.500,00.

    • b.

      een bedrag voor bezoekbaar maken van de woning tot een maximum van € 5.000,00.

    • c.

      een bedrag voor woningsanering op medische indicatie voor de noodzakelijk te maken kostentot een maximum van € 2.000,00.

    • d.

      een bedrag voor aanpassing van een woonwagen tot een maximum van € 1.000,00.

    • e.

      een bedrag voor verwijdering van een woonvoorziening tot een maximum van € 1.000,00

  • 2.

    Een tegemoetkoming voor de kosten van huurderving is pas mogelijk bij woningaanpassingen hoger dan € 5.000,00.

Artikel 11. Rolstoelvoorzieningen (natura of pgb)

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening (natura of pgb) voor rolstoelen kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daarvan;

  • b.

    onderhoud en reparatie;

  • c.

    accessoires;

  • d.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel;

Artikel 12. Rolstoelvoorzieningen als pgb

  • 1.

    De omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van dit Besluit.

  • 2.

    Het bedrag voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel wordt verstrekt als persoonsgebonden budget en bedraagt maximaal € 2.500,00 voor de periode van 3 jaar.

Artikel 13. Begeleidingsvoorzieningen (natura of pgb)

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor begeleiding kan bestaan uit:

  • a.

    individuele begeleiding

  • b.

    specialistische individuele begeleiding

  • c.

    reguliere dagbesteding

  • d.

    gespecialiseerde dagbesteding

  • e.

    kortdurend verblijf

  • f.

    vervoer in combinatie met c en d

  • g.

    beschermd wonen

Artikel 14. Begeleidingsvoorzieningen in natura

1. De kostprijs voor begeleidingsvoorzieningen in natura bedraagt:

  • a.

    individuele begeleiding, € 47,40 per uur

  • b.

    specialistische individuele begeleiding, € 78,00 per uur

  • c.

    reguliere dagbesteding, € 34,80 per dagdeel

  • d.

    gespecialiseerde dagbesteding, € 52,92 per dagdeel

  • e.

    kortdurend verblijf, € 160,32 per dag

  • f.

    rolstoelvervoer, in combinatie met c en d, € 20,16 per dag

  • g.

    overig vervoer, in combinatie met c en d, € 7,56 per dag

3. De kostprijs voor de diverse voorzieningen beschermd wonen wordt vastgesteld door de aangewezen centrumgemeente (Vlissingen). De gemeente Vlissingen regelt als centrumgemeente de uitvoering van het beschermd wonen en (maatschappelijke) opvang voor de Zeeuwse gemeenten. Voor het beoordelen en vaststellen van een aanvraag voor Beschermd Wonen worden de "Nadere uitvoeringsregels Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2017 gemeente Hulst" geacht integraal deel uit te maken van dit besluit. (bijlagen 4, 4a en 4b ) Het tarief van het persoonsgebonden budget (PGB) voor Beschermd Wonen bedraagt maximaal:

Artikel 15. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

1. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura wordt afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving door de zorgaanbieder van keuze in overleg met aanvrager.

2. De omvang van de begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 14 a en b wordt bepaald in uren met een maximale omvang per week.

3. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 14 c en d wordt bepaald in dagdelen.

4. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura voor de onderdelen genoemd in artikel 14 e, f en g wordt bepaald in dagen met een maximale omvang per week.

Artikel 16. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

1. Het pgb tarief voor begeleidingsvoorzieningen, uitgezonderd het pgb voor Beschermd Wonen) is maximaal het bedrag genoemd in artikel 2 van dit besluit.

2.Het pgb wordt geïndiceerd in (halve) uren/dagdelen/dagen per week.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17. Toezichthoudend ambtenaar

Het college voorziet in de benoeming van een toezichthoudend ambtenaar, zoals bedoeld in artikel 6.1 van de Wet. Dit is de directeur publieke gezondheid van de GGD Zeeland. Bij de GGD Zeeland is ook de verplichte meldingen van calamiteiten en geweldsincidenten georganiseerd

Artikel 18. Mantelzorgers / jaarlijkse waardering

1.Het college stelt jaarlijks een budget voor mantelzorgondersteuning beschikbaar.

2.Het college verzorgt in samenspraak met een vertegenwoordiging van de mantelzorgers de wijze waarop de jaarlijkse waardering zal vorm krijgen.

Artikel 19. Bedragen terugvordering en invordering

1. Niet tot terugvordering wordt overgegaan indien de totale vordering € 50,00 of minder is, tenzij de aanvrager een lopende voorziening heeft.

2. Het terug te vorderen bedrag wordt bij voorkeur meteen geheel terugbetaald. Indien dit niet mogelijk is, kan een betalingsregeling aangeboden worden met een maximale looptijd van 6 maanden en een minimum aflossingsbedrag van € 50,00 per maand.

Artikel 20. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 21. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017.

 

Artikel 22. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

 

Aldus vastgesteld op 20 december 2016 door het college van burgemeester en wethouders van Hulst, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2015, dat door het college werd vastgesteld bij besluit d.d. 16 december 2014;

 

Hulst, 20 december 2016

Burgemeester en wethouders van Hulst,

De secretaris, De burgemeester,

 

 

S.ter Wal J.F. Mulder

 

 

TOELICHTING

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HULST 2017

 

 

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning vormt tezamen met de Kadernota Samenleving Hulst “Eigen Kracht” 2013-2016, de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Zeeuws-Vlaanderen en de inkoopdocumenten de basis van waaruit de ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 vorm zal krijgen. In dit besluit geeft het college meer concreet aan hoe de feitelijke ondersteuning vorm kan krijgen.

 

De gemeente Hulst heeft er voor gekozen om kennis van algemene voorzieningen en individuele ondersteuning bijeen te brengen in de Stichting Hulst voor Elkaar. Door de Toegang tot maatwerkvoorzieningen midden in het welzijnsveld positioneren wordt de benutting van eigen kracht en algemene voorzieningen geoptimaliseerd.

 

In de loop van 2017 zal de gemeenteraad een nieuwe Wmo verordening moeten vaststellen. Dit in verband met de aanpassing van de modelverordening Wmo 2015. Op dat moment zal dit besluit maatschappelijke ondersteuning 2017 worden ingetrokken.

 

 

Artikelsgewijze toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017.

 

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.

 

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

In dit artikel is aangegeven dat onder andere gebruik wordt gemaakt van de Zelfredzaamheids-matrix (ZRM). Voor de toekenning van het aantal uren wordt gebruik gemaakt van de “Normering van de basisvoorziening “Schoon huis”, uitgave in opdracht van de gemeente Utrecht door KPMG plexus en Bureau HHM.

De Normering van de basisvoorziening “Schoon huis” is ondersteunend voor het bepalen van de aard en de omvang van de ondersteuning bij het huishouden. (uitvoeringsregels in bijlage 3).

Indien er onverhoopt sprake mocht zijn van verschil in uitleg c.q. definiëring tussen het gestelde in de protocollen en dit besluit, is het gestelde in dit besluit bepalend. Hiermee is tevens bepaald dat de genoemde protocollen niet bindend zijn, maar dienen als kader om tot vaststelling van de benodigde voorzieningen te komen. Afwijking op grond van individuele omstandigheden is altijd mogelijk.

Lid 4 van dit artikel gaat over beschermd wonen. De gemeentebesturen van de 13 Zeeuwse gemeenten hebben voor dit onderdeel van de Wmo 2015 mandaat verleend aan de gemeente Vlissingen voor de uitvoering van de toekenning en verstrekking van voorzieningen (toegang) en de toekenning van uitvoeringsbudgetten aan uitvoerende instellingen. De gemeente Hulst heeft daarbij bepaald dat de uitvoering van het mandaat geschiedt binnen het budget voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen dat de gemeente Vlissingen van het Rijk ontvangt.

Met de invoering van de Wmo 2015 ontstond onduidelijkheid over de financiering van de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en -in Zeeland- ook over de praktische uitvoering van beschermd wonen. Door het verlenen van mandaat aan de gemeente Vlissingen werd deze onduidelijkheid voor 2015 opgeheven. In 2016 is een nieuw mandaatbesluit genomen voor het jaar 2017. Het besluit Beschermd Wonen en het besluit Maatschappelijke Opvang worden geacht onlosmakelijk deel uit te maken van dit besluit. De besluiten zijn als bijlage bij dit besluit opgenomen.

 

Artikel 2. Tarieven verantwoording Zorg in natura en persoonsgebonden budget(pgb)

De gemeente Hulst stelt samen met de gemeente Terneuzen en Sluis een tarief per maatwerkvoorziening vast. Aanbieders geven jaarlijks aan welke voorziening ze leveren. De gemeente Hulst regelt de bevoorschotting van de aanbieders op basis van de uitgaven in het voorafgaande jaar. De zorgaanbieders dragen er zorg voor dat passende zorg wordt ingezet. Het rekentarief wordt gehanteerd om de verleende zorg binnen het budget te verantwoorden.

Binnen Zeeuws-Vlaanderen is afgesproken dat de tarieven op elkaar af te stemmen. Zo wordt de bureaucratie voor zorgaanbieders beperkt. Met nieuwe contractpartijen kunnen individueel afspraken worden gemaakt over een budget ten behoeve van het startjaar.

 

Indien de gemeente met een zorgaanbieder een budgetafspraak heeft voor levering van Zorg in Natura(ZIN), kan de aanvrager alleen met een bijzondere motivering in aanmerking komen voor een pgb bij deze zorgaanbieder. De zorgaanbieder kan immers dezelfde zorg bieden in natura.

De aanvrager die kiest voor een pgb regelt alles zelf, zoals het zoeken van een hulp, afspraken maken en deze vastleggen in een contract, zorgen voor een andere hulp bij ziekte of vakantie, loondoorbetaling bij ziekte, werkgeversaansprakelijkheidsverzekering. De aanvrager maakt de keuze voor een pgb nadat hij/zij hierover duidelijk en begrijpelijk is voorgelicht. De pgb-houders kunnen voor ondersteuning gebruik maken van de dienstverlening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

In lid 2 van dit artikel is hoogte van de pgb-tarieven opgenomen. Voor de vaststelling van de hoogte van een pgb wordt uitgegaan wordt van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura. Dit wordt nader uitgewerkt bij de afzonderlijke voorzieningen.

Het pgb-tarief is nog steeds dusdanig dat het mogelijk moet zijn om daarmee hulp aan huis in te huren op de markt van (schoonmaak-)diensten. Voor begeleidingsdiensten is de hoogte van het pgb-tarief is in het besluit begrensd op 75% van het begeleidingstarief ZIN van het voorafgaande jaar.

Een pgb-tarief kan lager zijn omdat over het algemeen minder overheadkosten meegerekend hoeven te worden. Aanvragers die kiezen voor een persoonsgebonden budget krijgen een bedrag uitgekeerd gebaseerd op het aantal uren per week, dagdelen, dagen dat ondersteuning nodig is.

Het college is verantwoordelijk voor de (zorg)inhoudelijke toetsing van de pgb-overeenkomsten tussen cliënt en zorg- c.q. dienstverlener, conform het gestelde artikel 2.3.6. van de Wet. De SVB is verantwoordelijk voor het betaalproces en d

e arbeidsrechtelijke toetsing van deze pgb-overeenkomsten. Nadat de overeenkomst en vervolgens de declaratie(s) zijn goedgekeurd door de SVB, zal deze namens de cliënt betalingen verrichten aan de zorg- c.q. dienstverlener. Met het trekkingsrecht worden dus alleen betalingen aan zorg- c.q. dienstverleners verricht waarover vooraf overeenstemming is tussen cliënt en het college.

De SVB verzorgt voor het college real-time inzicht in de bestedingen van de pgb's. Niet bestede pgb-bedragen worden teruggestort door de SVB naar het college. Het college zorgt voor maandelijkse bevoorschotting van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zodat die tijdig tot uitbetaling van de (periodieke) voorzieningen in de vorm van pgb kan overgaan, evenals indien van toepassing het hiermee verbonden budgetbeheer (trekkingsrecht).

 

Uit de pgb-vaststelling voor een zaak blijkt dat het ook mogelijk is om een tweedehands artikel aan te schaffen met een pgb, daartoe zijn immers steeds meer mogelijkheden zoals op Marktplaats, maar ook bij verstrekkers van hulpmiddelen. De kwaliteit van het artikel moet echter wel voldoende zijn.

 

In lid 4 is opgenomen dat het pgb bedoeld is voor betaling van feitelijke zorg en niet mag worden aangewend voor zaken als een eenmalige uitkering, een feestdagenuitkering, reiskosten zorgverlener, bemiddelingskosten, administratiekosten en andere werkgeverslasten. Om volledig te zijn is een verwezen naar: http://www.hetvenster.com/Content/DownloadDocs/2012/vergoedingenlijst%20PGB%202012.pdf

Lid 5 zegt iets over de mogelijke betalingsrelatie tussen cliënt en hulpverlener. Uitbetaling met een vast maandbedrag voor een loondienstverband wordt vooralsnog niet toegestaan.

Lid 6 vermeldt dat verantwoording gebeurt op verschillende wijzen: enerzijds verantwoording vooraf door controle van de zorgovereenkomst en controle van de ingezonden declaraties voordat tot feitelijke uitbetaling wordt overgegaan, anderzijds door verantwoording bij het college van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 3 van dit Besluit. Hiervoor draagt het college immers de verantwoordelijkheid om te toetsen of de pgb-middelen efficiënt en doelmatig werden besteed.

De keuzes, zoals weergegeven in de leden 5 en 6, zijn contractueel overeenkomen met de Sociale Verzekeringsbank.

 

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming

Naast de maatwerkvoorziening blijft ook, conform artikel 2.1.7 van de Wet de mogelijkheid om financiële tegemoetkoming te verstrekken. Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat een cliënt krijgt als tegemoetkoming in de (meer-)kosten die gemaakt worden in verband met beperkingen. Het hoeft niet te gaan om een kostendekkend bedrag. Voor een financiële tegemoetkoming geldt geen eigen bijdrage.

 

 

Artikel 4. Bijdrage in de kosten van het collectief vraagafhankelijk vervoer

De bepalingen over de tarieven de dienstencheques, de Uitstap, Service in de regio, De Instapper zijn vervallen in dit besluit. Stichting Hulst voor Elkaar kan, in overleg met gebruikers en gemeente vaststellen wat een passend tarief is voor de welzijnsvoorzieningen die worden aangeboden.

Vervoersvoorziening

Als vervoersvoorziening kennen we in onze gemeente het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Het primaat ligt bij het collectief systeem van aanvullend vervoer (= Wmo-doelgroepen vervoer), eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen. De concrete invulling van dit systeem is in een afzonderlijk gemeentelijk besluit geregeld. In dit besluit dat het collectief systeem van aanvullend vervoer regelt, zijn onder andere bepalingen opgenomen over het vervoersgebied, de beschikbaarheid, de verschuldigde eigen bijdrage per rit en de voorwaarden voor het meereizen van een sociaal en/of medisch begeleider, kinderen en blindengeleide honden. Het samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws-Vlaanderen, een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis is uitvoerder van dit collectief vervoerssysteem. Het aantal zones per kalenderjaar, per ondersteuningsbehoevende te maximeren op 900. Dit geldt voor zowel al bestaande als nieuwe cliënten. Met deze maximering van het aantal zones wordt nog steeds ruim voldaan aan de ondergrens van de zorgplicht, zoals blijkt uit zoals blijkt uit jurisprudentie van Centrale Raad van Beroep (CRvB), o.a. CRvB 12-03-2002,nr. 00/5131 WVG).

In verband met de een nieuwe aanbesteding van het vraagafhankelijk vervoer wordt per 1 juli 2017 niet langer gerekend in (vervoers-) zones, maar in kilometers. Tot aan het moment van ingang van het nieuwe contract blijven de huidige afspraken van toepassing

Artikel 4 sub a regelt dat in de loop van 2017 een indicatie voor het collectief systeem van aanvullend vervoer is geregeld in kilometers. Over de wijze waarop de huidige indicaties -gebaseerd op zones- worden omgezet naar de kilometersystematiek zal afzonderlijke besluitvorming plaatsvinden, na afronding van de aanbesteding. Deze verandering is zodanig dat geen sprake is van verlies van vervoersomvang.

 

Artikel 5. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

In dit artikel wordt de hoogte van de, door de cliënt te betalen, bijdrage voor de Wmo maatwerkvoorzieningen (zorg in natura en pgb) geregeld voor het jaar 2017, met uitzondering van de cliënten in beschermd wonen c.q. maatschappelijke opvang. Bij de bepaling van de eigen bijdragen zijn de bedragen en percentages overgenomen die worden genoemd in de kamerbrief over de Kamerbrief over maatregel tegemoetkoming eenverdienerhuishoudens met een chronisch zieke partner .

 

De eigen bijdragen worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK). De financiële positie van de gemeente Hulst staat het niet toe dan anders te besluiten dan gebruik te maken van de maximum variant, zoals bedoeld in het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2016. Hiermee wordt tevens voorkomen dat bij samenloop van voorzieningen (Wmo 2015 en Wlz) de niet door de gemeente benutte ruimte ten aanzien van de eigen bijdragen opgaat aan Wlz-eigen bijdragen. Met bijdrage plichtig inkomen, zoals gebruikt in dit artikel wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 3.9 van het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2016.

Voor de cliënten in beschermd wonen, geldt een ander eigen bijdrage regime. Hierin is geen sprake van keuzevrijheid aan de zijde van het college.

Een eigen bijdrage wordt overigens niet toegepast bij de verstrekking van rolstoelen en bij verstrekkingen aan jongeren beneden de 18 jaar, echter voor een woningaanpassing ten behoeve van jongeren wordt wel een eigen bijdrage gevraagd.

 

Artikel 6. Huishoudelijke voorzieningen

In dit artikel worden alle vormen van huishoudelijke voorzieningen opgesomd. Per onderdeel is de kostprijs of maximale eigen bijdrage vermeld.

Indien de huishoudelijke voorziening wordt verstrekt in natura wil dit zeggen dat de huishoudelijke hulp/zorg wordt geleverd door een gekwalificeerde medewerker van een, door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder. Daarnaast is het mogelijk om huishoudelijke voorziening te verkrijgen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij het bepalen van de omvang wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden en artikel 1 van dit besluit. In bijlage 3 de uitvoeringsregels ten behoeve van de huishoudelijke hulp

 

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen (natura of pgb)

De omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi wordt als volgt vastgesteld:

In de uitzonderlijke individuele gevallen waarbij deze voorziening noodzakelijk is, er is immers sprake van een vervoersbehoefte waarin niet kan worden voorzien door de algemene voorziening, nl. het collectief systeem van aanvullend vervoer, wordt bij een leverancier die wel kan voorzien in deze voorziening (vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi), de prijs opgevraagd van de goedkoopst adequate voorziening. Het hiermee gemoeide bedrag wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf in deze vervoersbehoefte voorzien.

Een cliënt komt niet toe aan een maatwerkvoorziening voor vervoer als er een algemene voorziening is die passend en adequaat is. Het primaat ligt in dit geval bij het collectief systeem van aanvullend

vervoer, eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen. De concrete invulling van dit systeem is in een afzonderlijk gemeentelijk besluit geregeld. In dit besluit dat het collectief systeem van aanvullend vervoer regelt, zijn onder andere bepalingen opgenomen over het vervoersgebied, de beschikbaarheid, de verschuldigde eigen bijdrage per rit en de voorwaarden voor het meereizen van een sociaal en/of medisch begeleider, kinderen en blindengeleide honden. Het samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws-Vlaanderen, een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis is uitvoerder van dit collectief vervoerssysteem.

De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor de overige in artikel 7 genoemde voorzieningen geschiedt, met in achtneming van artikel 2 van dit Besluit, als volgt:

Bij de op grond van de Europese aanbesteding Wmo-hulpmiddelen gecontracteerde leverancier, Welzorg wordt op basis van een programma van eisen de catalogusprijs opgevraagd voor de goedkoopst adequate voorziening. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om de door de gemeente bedongen kortingsprijs maar om de catalogusprijs. Deze prijs, voor zover van toepassing verhoogd met een aanvullend bedrag voor onderhoud, gebruik, verzekeringen en reparatie wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Tevens wordt bij genoemde leverancier, voor zover van toepassing, de gebruikelijke afschrijvingstermijn van een dergelijke vervoersvoorziening opgevraagd, want dit is immers de periode waarvoor, bij ongewijzigde (medische) omstandigheden van de cliënt, het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf een vervoersvoorziening aanschaffen.

 

Artikel 8. Overige vervoersvoorzieningen

Er zijn vervoersvoorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

De verantwoording hiervoor geschiedt aan het college.

 

Artikel 9. Woonvoorzieningen (natura of pgb)

In dit artikel worden de verschillende mogelijkheden qua maatwerkvoorziening op het gebied van wonen genoemd. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de wijze van vaststelling. Vanzelfsprekend worden alleen de noodzakelijke kosten conform het programma van eisen van de goedkoopst adequate voorziening vergoed. Ten aanzien van een aantal kosten is tevens de maximale vergoeding genoemd.

Bij een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning wordt bij het vaststellen van de hoogte van de woonvoorziening rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking. Daarnaast dient het UAV 2012 van toepassing te zijn op uitvoering van werken.

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in DNR 2011. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting

  • 7.

    Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze betaling verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 8.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • 9.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 10.

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 11.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de cliënt, voor zover de kosten onder 1 t/m 11 meer dan € 907,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 340,--.

Bij een voorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard moet gedacht worden aan voorzieningen die niet leiden tot een aanpassing of verbouwing van de woning. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn de douchestoel en de tillift.

 

Een voorziening voor de kosten van keuring, onderhoud en reparatie in de woning heeft betrekking op:

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

  • h.

    woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard.

De vergoeding van de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op het genoemde in lid 1 onder f tot en met h zijn gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten.

De vergoeding van de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op het genoemde in lid 1 onder a tot en met e zijn contractueel vastgelegd in zogenaamde raamovereenkomsten met de leveranciers. Voor de genoemde kosten betreffende liften, die niet zijn opgenomen in de raamovereenkomst geldt een vergoeding, overeenkomstig het maximum bedrag dat vermeld staat in de raamovereenkomsten. De afhandeling van de facturen vindt rechtstreeks plaats tussen de leveranciers en de gemeente.

De hoogte van een door het college te verstrekken woonvoorziening in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte noodzakelijke kosten met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag, voor een maximale periode van 26 werkbare weken.

Het college kan een woonvoorziening in het kader van bezoekbaar maken de woning verlenen indien het noodzakelijk is dat een cliënt, die woont en verblijft in een AWBZ/WLZ-instelling, de woonkamer en een toilet van de te bezoeken woning kan bereiken en gebruiken en indien de voorziening hiervoor noodzakelijk is. De hoogte van de te verstrekken woonvoorziening voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van € 5.000,00 (art.10).

Het in lid 2 genoemde bedrag is bedoeld als richtlijn. Al onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold de regel dat bij een aanvraag voor een woningaanpassing eerst werd bezien of verhuizing naar een andere woning een oplossing kon bieden. Dit is het zogenaamde primaat van de verhuizing. In feite gaat het om de uitwerking van de regel dat in beginsel wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. De mogelijkheid tot het hanteren van het primaat verhuizing is onder de Wet voorzieningen gehandicapten in de jurisprudentie erkend, zij het wel dat enkele duidelijke voorwaarden zijn gesteld.

In de eerste plaats moeten de financiële gevolgen van de verhuizing voor de woonlasten aanvaardbaar zijn en dient de verhuizing te kunnen worden gerealiseerd binnen een uit het advies blijkende medisch verantwoorde termijn. Dat houdt dus in dat het college zicht moet hebben of aanvrager binnen de verantwoorde termijn kan verhuizen naar een geschikte aangepaste of goedkoper aan te passen woning.

Ook diverse andere relevante aspecten kunnen, afhankelijk van de situatie een rol spelen bij de afweging omtrent het toepassen van het primaat van de verhuizing in een concreet geval, zoals bijvoorbeeld het aanwezig zijn van een stevig netwerk en mantelzorgers in de bestaande woonsituatie van de aanvrager.

Het in lid 3 opgenomen bedrag geldt als een administratieve drempel om aanvragen voor relatief kleine voorzieningen te voorkomen. Het vermijdt bureaucratie, terwijl de aanvrager uiteindelijk later via de eigen bijdrage CAK toch de kosten zelf betaalt.

 

Artikel 10. Overige woonvoorzieningen

Het bedrag voor verhuiskosten is een maximum bedrag. De aanvrager dient voor de verhuizing het verzoek tot vergoeding in te dienen. Bij een toekenning kan na indiening van de nota’s tot uitbetaling van de vergoeding overgegaan worden. De uitbetaling is niet hoger dan het in dit artikel genoemde maximum.

 

Artikel 11. Rolstoelvoorzieningen (natura of pgb)

Het bedrag voor een sportrolstoel wordt uitsluitend als pgb verstrekt. De aanvrager dient de rolstoel voor dit bedrag zelf aan te schaffen en gedurende drie jaar te onderhouden en indien nodig te repareren.

 

Artikel 12. Rolstoelvoorzieningen als pgb

De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen geschiedt als volgt: Bij de op grond van de Europese aanbesteding Wmo-hulpmiddelen gecontracteerde leverancier, Welzorg wordt op basis van een programma van eisen de catalogusprijs opgevraagd voor de goedkoopst adequate voorziening. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om de door de gemeente bedongen kortingsprijs maar om de catalogusprijs. Deze laatst vermelde prijs verhoogd met een bedrag voor onderhoud, gebruik, verzekeringen en reparatie wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Tevens wordt bij genoemde leverancier de gebruikelijke afschrijvingstermijn van een dergelijke rolstoelvoorziening opgevraagd, want dit is immers de periode waarvoor, bij ongewijzigde (medische) omstandigheden van de cliënt, het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf een rolstoelvoorziening aanschaffen.

Er is ook een rolstoelvoorziening die als financiële tegemoetkoming wordt versterkt. Dit betreft een sportrolstoel. Deze kan worden verstrekt aan een cliënt, die zonder deze voorziening niet in staat is tot sportbeoefening. Als het gaat om professionele sportbeoefening wordt geen sportrolstoel verleend.

 

Artikel 13. Begeleidingsvoorzieningen

In dit artikel worden de mogelijke voorzieningen op het gebied van begeleiding weergegeven die als maatwerkvoorziening in natura (via een gecontracteerde zorgaanbieder) of in de vorm een persoonsgebonden budget kunnen worden ingezet. Naast de genoemde voorzieningen in de notitie is het college ook verantwoordelijk voor de (her)indicatie van beschermd wonen. Beschermd wonen is bedoeld voor cliënten die door omstandigheden (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen en waarbij een aanbieder voor beschermd wonen de cliënt (enige tijd) in een ‘gecontroleerde’ omgeving opvangt. Het gaat om cliënten met psychische of psychosociale problematiek. Om tot een goed oordeel te komen of een cliënt gebaat is bij beschermd wonen, is onderzoek nodig naar de mate van kwetsbaarheid en in hoeverre er sprake is van GGZ-problematiek. Het college zal hiervoor gebruikmaken van expertise ‘in het veld’, bijvoorbeeld via een (onafhankelijke) GGZ-instelling. De feitelijke uitvoering van het beschermd wonen, gebeurt via de aangewezen centrumgemeente, Vlissingen.

 

Artikel 14. Begeleidingsvoorzieningen in natura

In lid 1 worden de prijzen genoemd die voor de diverse begeleidingsvoorzieningen zijn overeengekomen met de gecontracteerde zorgaanbieders.

De kostprijs voor beschermd wonen wordt vastgesteld door de aangewezen centrumgemeente, vanzelfsprekend na overleg met de overige gemeenten (lid 2).

 

Artikel 15. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

In dit artikel is de maximale omvang van de geïndiceerde maatwerkvoorziening begeleiding per week bepaald. Voor de verschillende onderdelen zal dit gebeuren in (hele of halve) uren, dagdelen of dagen. Hiermee wordt in tegenstelling tot de AWBZ niet meer geïndiceerd in klassen, zodoende wordt meer flexibiliteit en maatwerk mogelijk gemaakt richting de cliënt en de zorgaanbieders.

 

Artikel 16. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

De omvang het persoonsgebonden budget voor begeleidingsvoorzieningen is bepaald op een percentage, namelijk 75% van de overeengekomen prijzen voor 2016 met de zorgaanbieders. Een pgb is namelijk goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. Daarnaast is er door het verplichte trekkingsrecht via de SVB ook sprake van een administratieve lastenverlichting voor de cliënt. Voor 2017 is hiermee een adequate passende en toereikende voorziening voor begeleidingsvoorzieningen in de vorm van een pgb gerealiseerd. In het derde lid wordt de omrekening van dagdelen en dagen per week naar uren aangegeven. De reden hiervoor is dat de opgave aan de SVB uitsluitend kan geschieden in hele uren.

 

Artikel 17. Toezichthoudend ambtenaar

Vanaf 1 januari 2016 wordt het toezicht op de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning, zoals bedoeld in artikel 6.1 van de wet voor alle Zeeuwse gemeenten uitgevoerd door GGD Zeeland.

Een melding doen van een klacht, een calamiteit of geweldsincident.

Aanbieders van maatschappelijke ondersteuning hebben de wettelijke plicht om een calamiteit of geweld te melden van de zorg die wordt uitgevoerd in het kader van de Wmo. Dit kan via het meldformulier calamiteit WMO-toezicht GGD. Dit formulier is te vinden op de website van het inkoopnetwerk Wmo Zeeuws-Vlaanderen www.zeeuwsvlaanderenmetelkaar.nl . De toezichthoudende ambtenaar van de GGD doet vervolgens onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Ten behoeve van het proactieve toezicht op de kwaliteit hebben de Zeeuws-Vlaamse colleges ieder een ambtenaar aangewezen die jaarlijks in gesprek gaan met de gecontracteerde aanbieders over de voortgang van de kwaliteit van het ondersteuningsaanbod en de samenwerking in de regio.

 

Artikel 18. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college maakt waardering van mantelzorgers mogelijk middels subsidiëring aan de Stichting Hulst voor Elkaar. De Stichting kan hiervoor het Steunpunt Mantelzorg in werking houden. De waardering van mantelzorgers geschiedt momenteel o.a. door het geven van een kleine attentie op de Dag van de Mantelzorg, en een mantelzorgdiner en een financieel mantelzorgcompliment.

 

Artikel 19. Bedragen terugvordering en invordering

Terugvordering komt regelmatig voor bij het verstrekken van pgb’s/financiële tegemoetkoming.

In de praktijk kan het voorkomen dat een relatief klein bedrag van het pgb/de tegemoetkoming niet (juist) werd besteed. Ter voorkoming van bureaucratie is in lid 1 een administratieve drempel opgenomen voor terugvordering. Indien het bedrag van terugvordering dus lager is, wordt niet tot terug- en invordering overgegaan, tenzij rechtstreekse verrekening met een lopende voorziening mogelijk is. Als blijkt dat overheidsmiddelen niet of onjuist werden besteed, dienen deze zo snel mogelijk terugbetaald te worden. Alleen in schrijnende situaties en in situaties waarin bijvoorbeeld sprake is van schuldsanering kan een betalingsregeling worden aangeboden (lid 2).

 

Artikel 20. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

Ten behoeve van onvoorziene omstandigheden is dit artikel opgenomen.

 

Artikel 21. Citeertitel

Bij dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 22. Inwerkingtreding

Bij dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.