Organisatie | Lansingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Lansingerland houdende regels omtrent financiën Financiële verordening gemeente Lansingerland 2017 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Lansingerland 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting |
De regeling vervangt de Financiële verordening Gemeente Lansingerland 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | nieuwe regeling | 22-12-2016 | T16.12792/BR1600146 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
De raad stelt op voorstel van het college per programma de relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en grondexploitaties
In de begroting worden voor de in het komende begrotingsjaar vrij te geven investeringskredieten het nut, de onvermijdelijkheid en onuitstelbaarheid gemotiveerd. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij eventueel op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Indien het college voorziet dat een geautoriseerd programmabudget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt vooraf aan de raad een voorstel inclusief dekking aangeboden om de extra lasten te autoriseren. Hierbij mag het college de volgende afwijkende bepaling in acht nemen. Voor overschrijdingen tot een maximum van € 100.000, wordt door het college in de eerstvolgende tussenrapportage (zie art. 6) aan de Raad een voorstel inclusief dekking ter autorisatie aangeboden.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voor het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel aan de raad voor. Dit geldt ook voor investeringsuitgaven die volledig gedekt worden door externe subsidies. Bij investeringen groter dan € 1 miljoen bevat het Raadsvoorstel een uitgebreide toelichting op de risico’s van de investering en welke maatregelen genomen worden om deze risico’s te beheersen.
Tenminste één keer per jaar actualiseert de Raad de financiële prognoses van de grondexploitaties (Meerjarenprognose Grondexploitaties; MPG). De raad autoriseert daarmee tevens de baten en lasten van de grondexploitaties voor de gehele looptijd van het project. In de Meerjarenprognose Grondexploitaties worden deze baten en lasten per project, per kostensoort en per jaar inzichtelijk gemaakt. In de begroting worden deze baten en lasten voor het begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren opgenomen op het programma Grondzaken.
Jaarlijks wordt in de Meerjarenprognose Grondexploitaties een overzicht opgenomen met vrij te geven uitvoeringsbudgetten groter dan € 200.000 voor werkzaamheden die in het komende begrotingsjaar in uitvoering worden genomen. Via het vaststellen van de Meerjarenprognose Grondexploitaties worden deze budgetten door de Raad geautoriseerd.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Het college informeert de raad door middel van een voorjaarsnota en najaarsnota over de realisatie van de begroting van de gemeente. Hierbij worden afwijkingen per beleidsveld groter dan € 100.000 en afwijkingen kleiner dan € 100.000, maar groter dan 10% van de begrote lasten op het betreffende beleidsveld toegelicht.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa
De kaders voor het activeren van uitgaven als vaste activa en de waardering en afschrijving hiervan zijn vastgelegd in een ‘Nota activabeleid’. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota aan ter goedkeuring aan de Raad.
Artikel 9. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, worden uurtarieven per afdeling gebruikt. Het uurtarief per afdeling is opgebouwd uit de begrote directe kosten van de afdeling gedeeld door het aantal begrote directe uren, een opslag voor de begrote gemeente brede overhead en een opslag voor de afdelingsspecifieke overhead. De opslag voor de gemeente brede overhead wordt bepaald door de totale begrote algemene overheadkosten van de gemeente te delen door het aantal begrote directe uren. De opslag voor de afdelingsspecifieke overhead wordt bepaald door de begrote afdelingsspecifieke overheadkosten te delen door het aantal begrote directe uren van de afdeling. De overheadkosten worden toegerekend door het uurtarief van de afdeling vervolgens te vermenigvuldigen met het aantal directe uren per afdeling dat is toe te rekenen aan de activiteiten waar door middel van rechten en heffingen de kosten in rekening worden gebracht en voor goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 10. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 12. Financieringsfunctie
Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke verstrekkingen en geeft in het besluit aan welke effecten de verstrekte lening, garantie of risicodragend kapitaal heeft op het benodigde weerstandsvermogen van de gemeente.
Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken, bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Het college zendt het ‘treasurystatuut’ ter kennisgeving aan de Raad.
Jaarlijks wordt op voorstel van het college door de Raad de voor het begrotingsjaar te voeren treasurystrategie vastgesteld. Indien in enig jaar van toepassing wordt via de treasurystrategie ook invulling gegeven aan artikel 12 lid 2 van deze verordening. Via de tussenrapportages wordt de Raad geïnformeerd over de uitvoering en resultaten van de strategie.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:
Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen. De wijze waarop deze beoordeling plaatsvindt, is nader uitgewerkt in een door de Raad vastgestelde ‘Nota Risicomanagement en weerstandsvermogen’.
Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beheerplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.
Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen en de relatie naar de hoogte van de rioolheffing. De raad stelt het plan vast.
Artikel 19. Verbonden partijen
De kaders voor de aansturing en het toezicht op verbonden partijen zijn vastgelegd in een door de Raad vastgestelde Nota verbonden partijen. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten de in de Nota verbonden partijen genoemde informatie op.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 22. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De financiële verordening Gemeente Lansingerland 2015 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.