Organisatie | Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Overlegverordening |
Citeertitel | Overlegverordening |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting Overlegverordening |
Geen
Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2004 | nieuwe regeling | 28-04-2004 Onbekend | 04.5082 |
De aan het slot van het vorige lid bedoelde centrales zijn: de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijzend Personeel (CCOOP) en de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF).
Degene die als lid of plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het college van D&H doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wijst de betreffende organisatie zo spoedig mogelijk een nieuwe vertegenwoordiger/plaatsvervanger aan.
De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien door het Landelijk arbeidsvoorwaardenoverleg waterschappen (LAWA).
Voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van regelingen waaruit voor individuele ambtenaren verplichtingen voortvloeien of waaraan individuele ambtenaren rechten kunnen ontlenen en die een uitwerking zijn van voorstellen die in het LAWA zijn overeengekomen, worden slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de meerderheid van de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.
Voorstellen, strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van in geld waardeerbare regelingen waaraan individuele ambtenaren rechten kunnen ontlenen, worden slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de meerderheid van de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.
Besluiten omtrent de overige in artikel 5 bedoelde onderwerpen worden door het college van D&H en het College van Hoofdingelanden niet genomen, noch voorstellen daaromtrent door het college van D&H aan het CHI gedaan, dan nadat de commissie haar gevoelen over de conceptbesluiten, respectievelijk voorstellen heeft kenbaar gemaakt.
Ten aanzien van voorstellen voortvloeiende uit algemene wetgevingsprojecten, stelselwijzigingen of operaties die op werknemers in het algemeen betrekking hebben, is het bepaalde onder het eerste en tweede lid alleen van toepassing op de uit deze projecten voortvloeiende invoering of wijziging van regelingen.
Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van het college van D&H dan neemt dit bestuur daaromtrent een beslissing. Behoort een voorstel tot de bevoegdheid van het College van Hoofdingelanden (CHI), dan brengt het college van D&H het voorstel, voorzien van zijn advies, in elk geval ter kennis van het CHI indien uit het voorstel blijkt dat de vertegenwoordiging van de organisaties dit eenstemmig wenst.
Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben, plaatst de voorzitter de aan de orde zijnde onderwerpen op de agenda van een binnen veertien dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.
Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.
De vertegenwoordigers van de organisaties kunnen zich laten bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie. Zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen van de agenda binnen de grenzen van een doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.
De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het college van D&H en van het CHI, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.
De voorzitter kan op verzoek van tenminste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.
De artikelen 19 t/m 23 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, eerste lid, voor zover die aangelegenheden uitsluitend betreffen de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd.
Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komt dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben , brengen zij dat oordeel binnen drie dagen nadat zij daarvan in het overleg blijk
hebben gegeven schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.
Tenzij de commissie besluit het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van het geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie,dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.
Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoel in artikel 20 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het voerleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.