Organisatie | Weert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert houdende regels voor parttime ondernemen Beleidsregel parttime ondernemen Weert 2016 |
Citeertitel | Beleidsregel parttime ondernemen Weert 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Voorgestelde beleid Bijlage 2 Aanvraagformulier Bijlage 3 Exploitatiebegroting Bijlage 4 beschikking aan de klant Bijlage 5 Formulier inkomen parttime ondernemen |
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | nieuwe regeling | 01-11-2016 | BW-010051 |
Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Parttime ondernemen (PTO): alle activiteiten die leiden tot een inkomen, dat niet als inkomen uit loondienst (inclusief uitzendwerk) of als inkomen zelfstandige activiteiten wordt aangemerkt als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bbz 2004 en artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en die voor de Wet inkomstenbelasting 2001 worden aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.1 onder punt 2c wet op de inkomstenbelasting 2001).
Kosten die in het kader van PTO niet toegestaan zijn, betreffen: investeringen, rentelasten, personeelskosten en huur bedrijfspand. Kosten die worden opgevoerd, in strijd met de belastingwetgeving, zijn evenmin aftrekbaar. Vervoerskosten, huisvestingskosten, verkoopkosten, afschrijving en opleiding zijn beperkt aftrekbaar.
De bevoegdheid tot aanpassing van de in deze beleidsregels opgenomen bepalingen
berust bij het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening.
Artikel 9 - Onvoorziene situaties
In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet
overeenkomt met de bedoeling van deze regels, is het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening bevoegd nadere regels, richtlijnen en richtprijzen vast te stellen. Indien het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening gebruik maakt van deze bevoegdheid stelt hij de verantwoordelijke wethouder hiervan in kennis.
Ontwikkelingen PW, Bbz 2004 en daartussen
De arbeidsmarkt ziet er inmiddels anders uit dan enkele jaren geleden. De flexibele schil van de arbeidsmarkt groeit alleen maar. Er zijn veel kleine banen waarmee mensen geen minimuminkomen kunnen verdienen. Sociale diensten schikken zich daarom naar wat er kan. Parttime werk is beter dan geen werk. Dit stukje tekst komt uit de inleiding van de Divosa-monitor factsheet 2015 'Parttime werken in de bijstand' van juli 2015. Daarin zet Divosa de feiten over het onderwerp op een rij. Uit het onderzoek (Benchmarktgegevens 186 gemeenten) blijkt dat 9% van de bijstandsgerechtigden parttime werkt naast de uitkering. Naast de conclusie dat parttime werken steeds belangrijker wordt, blijkt uit de studie dat parttime werkenden rond de € 500,00 per maand verdienen. Bovendien stromen personen met parttime werk ruim twee keer zo vaak uit naar werk dan personen zonder parttime werk. Het onderzoek geeft geen informatie over parttime ondernemen.
Een (startende) zelfstandige kan alleen een beroep op bijstand (Bbz) doen wanneer er sprake is van een levensvatbaar bedrijf of beroep. Dit principe wordt gehanteerd om geen oneerlijke concurrentie te creëren. Een PW-er kan, gelet op dit uitgangspunt, in beginsel geen zelfstandige activiteiten met behoud van uitkering verrichten.
Tussen PW en Bbz bevindt zich een grijze zone die aanleiding kan geven tot onduidelijkheden en waarvoor (invulling van) beleidsregel en afspraken nodig zijn.
In verband daarmee heeft Divosa in oktober 2014 een werkwijzer uitgegeven met als titel “Werkwijzer Parttime ondernemers”.
De mogelijkheden van parttime werken beperkt zich dus niet tot werken in loondienst.
Binnen de PW i.c.m. Bbz bestaat de mogelijkheid voor klanten om zich tijdens een voorbereidingsperiode (van maximaal 12 maanden) te oriënteren op zelfstandig ondernemerschap. Dit staat in artikel 2 lid 3 Bbz 2004. Tijdens deze voorbereidingsperiode (ook wel pre-fase genoemd) worden vaker al op bescheiden schaal zelfstandige activiteiten verricht.
Er zijn al 2 groepen, waarvoor binnen de gemeente Weert nadere regels waren gesteld in het tussenliggende gebied:
Voor de groep bijstandsgerechtigden die activiteiten verrichten die qua aard te beschouwen zijn als zelfstandige activiteiten, maar die niet vallen aan te merken als zelfstandige in de zin van het Bbz, omdat zij of niet kunnen voldoen aan het urencriterium of niet kunnen voldoen aan de levensvatbaarheidstoets. Deze richtlijn wordt aangehaald als de Herijking beleid “bescheiden schalers” en is in 2007 voor het laatst aangepast.
Deze beide regelingen komen te vervallen als deze beleidsregel in werking treedt.
Om te voorkomen dat deze groepen bijstandsgerechtigden de echte zelfstandigen oneerlijk beconcurreren zijn in het verleden (beleids)regels gesteld omtrent ‘bescheiden schalers’.Tenslotte was er, binnen de tweede groep, een kleine subgroep met een aparte status (metaalverzamelaars).
Ook Ioaw-ers, Ioaz-ers, of wel ouderen met een aanvullende uitkering bevinden zich in het gebied tussen PW en Bbz.
Achtergrond maatschappelijke ontwikkelingen
In het sociale domein is het zwaartepunt en bijbehorende wetgeving verschoven van “verzorgen” naar “eigen verantwoordelijkheid” en “participeren”. De huidige bijstandswetgeving gaat uit van “werken naar vermogen”. Gemeenten zijn ten eerste gehouden een zo groot mogelijke uitstroom uit de bijstand te realiseren, zowel voor bestaande als nieuwe doelgroepen en om de instroom van nieuwe bijstandsgerechtigden te voorkomen. Kortom de zelfredzaamheid van de burger te bevorderen.
De burger is zich bewust van de steeds groter wordende eigen verantwoordelijkheid en de terugtrekkende overheid. In de praktijk betekent dit dat zowel vanuit financiële risicospreiding als uit oogpunt van “droombeleving” steeds meer mensen werken in loondienst met een vorm van ondernemen combineren. Ter illustratie: het op internet googelen van “parttime ondernemen” levert 119.000 hits op. In België, waar parttime ondernemen (werken in bijberoep) ook een fiscale status heeft, zou 7% van de beroepsbevolking naast een baan in loondienst ook een officiële nevenactiviteit bedrijven. Bij ons doet men voor de aangifte inkomstenbelasting aangifte van “inkomen uit overige werkzaamheden”, zonder dat dit fiscale faciliteiten met zich meebrengt.
Kortom: de grens tussen loondienst en ondernemen vervaagt.
Het bedrijfsleven reageert op lastenverzwaringen (zowel financiële verzwaring als privatisering en aanbestedingen, als regeldruk) van de overheid door flexibilisering van de arbeidsinzet. Dat uit zich door de toenemende mate van gebruik van uitzendkrachten, korte arbeidscontracten en de inzet van “ZZP-ers” en “freelancers”. Ook dit leidt tot een stijgende combinatie van werken in loondienst en enige vorm van ondernemen of omgekeerd.
Als gevolg van deregulering bij de overheid en herverdeling van werkzaamheden tussen instanties en economische en maatschappelijke ontwikkelingen breidt het werkveld van de bijstand en het “schemergebied” tussen loondienst en ondernemen zich uit.
Maatschappelijke ontwikkelingen vragen ons om opnieuw na te denken over opstellen van beleid. In het “schemergebied” tussen zelfstandigheid en loondienst bestaat behoefte aan en de plicht tot het geven van een nadere invulling.
Het stellen van een nieuwe beleidsregel en het maken van werkafspraken is nodig om te zorgen voor een volledige dekking voor het werkveld tussen PW en Bbz 2004. Het moet gezien worden als nieuwe mogelijkheden om (gedeeltelijke) uitstroom richting zelfstandigheid te bevorderen. Alle activiteiten in het schemergebied worden in deze notitie samengevat met de term parttime ondernemen.
Beoogde doelgroepen parttime ondernemen binnen WIZ
Hierbij kan worden gedacht aan:
Klanten met een verminderde verdiencapaciteit, waaronder:
klanten Ioaw/Ioaz of een partner die gebruik maakt van deze regeling. Ook binnen Ioaw en Ioaz bestaat immers de arbeidsverplichting.
Bij de Ioaz is vanuit de historie opgenomen, dat men niet opnieuw een bedrijf mag starten of zelfstandige activiteiten mag opstarten. Zolang men echter niet volledig werkzaam is in het bedrijf en minder dan 1.225 uur per jaar werkt, voldoet men niet aan het begrip zelfstandigen en is er met betrekking tot de Ioaz geen belemmering.
Hardheidsclausule voor die personen die door een gevarieerd arbeidsverleden (bijvoorbeeld combinatie van loondienst/zelfstandig bedrijf) of in de persoon gelegen omstandigheden een beroep op parttime ondernemen doen. Deze hardheidsclausule maakt in uitzonderingsgevallen ook een traject in omgekeerde volgorde mogelijk (bijvoorbeeld een ondernemer, ouder dan 55 jaar die niet in aanmerking komt voor Bbz oudere zelfstandige i.v.m. de 10 jaren eis)
Hieronder volgt een nadere toelichting van deze doelgroepen.
1. Voorbereidingsperiode ook wel pre-fase genoemd
Voor de voorbereidingsfase als genoemd onder 1 is een wettelijke basis aanwezig in artikel 2 lid 3 Bbz 2004. Ze maakt mogelijk dat mensen die een uitkering PW ontvangen gedeeltelijk worden vrijgesteld van de arbeidsverplichting en begeleiding krijgen bij de start. Benodigd beleid met betrekking tot deze groep heeft vooral betrekking op de wijze waarop de gemeente faciliteert. Nu is regel dat men zich eerst theoretisch voorbereid. De beleidsregel maakt het voor deze groep mogelijk om onder voorwaarden aan de slag te gaan en zichzelf te bewijzen in de praktijk. Daarnaast kunnen individueel workshops aangeboden worden zoals basis administratie, basis belastingen, ondernemersvaardigheden, I’m OK en dergelijke.
2. PTO bij volledige verdiencapaciteit
Bij deze doelgroep staat het vereiste tot progressie centraal. Steeds is het doel dat op termijn uitstroom wordt gerealiseerd. Hier kan het beoogde uitstroomtempo worden afgestemd op de inschatting van de individuele mogelijkheden. Met andere woorden hoe snel is uitstroom mogelijk?
De activiteiten kennen geen vrijblijvendheid. De beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt blijft. Belangstellende maken een bewuste keuze voor beide trajecten. Wel moet natuurlijk e.e.a. op elkaar worden afgestemd. Men mag niet bijvoorbeeld zonder meer stoppen met activiteiten als parttime ondernemer. Ook kan de voorwaarde worden opgelegd dat men pas mag starten als parttime ondernemer als men een parttime baan heeft.
Dit vereist een nauwkeurige beoordeling van de individuele situatie en mogelijkheden, waarbij consulenten Bbz en consulenten werk en inkomen nauw moeten samenwerken om de (financiële) belangen van klant en gemeente zo goed mogelijk te waarborgen.
3. PTO bij permanent verminderde verdiencapaciteit
De verminderde verdiencapaciteit kan van medische, psychische of sociale aard zijn. Het moet gaan om een objectiveerbaar gemaakte beperking waarbij wordt aangesloten bij de daarvoor geldende procedure die de PW kent.
De verdiencapaciteit wordt dan naar rato vastgesteld, waarbij in elk geval het minimumloon per uur moet worden verdiend.
Bij deze doelgroep moet steeds worden bezien in hoeverre een status quo op een bepaald niveau aanvaardbaar is. Met andere woorden of het plafond is bereikt en dat men “werkt naar vermogen”. Het is duidelijk dat ook deze status quo een regelmatige evaluatie behoeft.
Het mag overigens duidelijk zijn dat toestemming voor parttime zelfstandige activiteiten niet gegeven kan worden wanneer bij de klant in verband met zijn gezondheid, de verdiencapaciteit ontbreekt.
Zoals hiervoor vermeld, is in de Ioaz opgenomen, dat men niet opnieuw een bedrijf mag starten. Zolang men echter niet volledig werkzaam is in het bedrijf en minder dan 800 uur per jaar werkt, voldoet men niet aan het begrip zelfstandigen en is er met betrekking tot de Ioaw en de Ioaz geen belemmering om een bedrijf te starten. Ook binnen die regelingen bestaat immers de arbeidsverplichting. Indien duidelijk wordt dat de gekozen en uitgevoerde werkzaamheden alsnog kunnen uitgroeien tot een volledig bedrijf, kan worden bezien of men kan doorstromen (eventueel via Bbz) naar volledige zelfstandigheid.
Daarnaast is gedefinieerd welke overwegingen van belang zijn bij individualisering en toepassing van de hardheidsclausule. Zo blijkt in de praktijk, dat een deel van de klanten met een grote afstand door parttime ondernemen worden geactiveerd en vervolgens een baan vinden al dan niet in combinatie met zelfstandige activiteiten. Bijvoorbeeld kan worden gedacht aan een alleenstaande moeder met een fysieke beperking en met zorgplicht voor haar moeder.
Ook blijkt dat PW klanten, die alleen geloven in een bestaan als ondernemer, weer open te staan voor werk in loondienst na korte tijd zonder succes parttime ondernemen. Binnen deze groep is parttime ondernemen een prima mogelijkheid om zichzelf te bewijzen.
Het is echter ook bij deze groep nu aan de orde, dat uitstroom op termijn doel blijft en dat het traject wordt beëindigd als er geen progressie is. Het is niet de bedoeling dat PTO een vergaarbak/afvalputje wordt.
De hardheidsclausule maakt in uitzonderingsgevallen ook een traject in omgekeerde volgorde mogelijk.
Zoals hiervoor is vermeld, geldt de beleidsregel niet voor klanten uit de bijstand (PW), Ioaw en Ioaz die zich uitsluitend richten op het vinden van een baan in loondienst.
De beleidsregel is evenmin van toepassing op de gevestigde of startende zelfstandige; voor hen gelden de regels van het Bbz 2004.
De beleidsregel geldt wel voor de PW-ers, Ioaw-ers en Ioaz-ers, die:
Doel van de regel voor PTO is om een soepele doorstroming te organiseren tussen de verschillende regelingen, zonder nieuwe barrières te bouwen. Dat betekent niet dat alles moet kunnen. De beleidsregel voorkomt misbruik en andere risico’s (in de vorm van: oneerlijke concurrentie met gevestigde of startende zelfstandigen, de zorgplicht van de gemeente en dat een aanzuigende werking ontstaat door ruimhartige toepassing van ondernemen in de PW).
De eerdere notities voor werken op bescheiden schaal worden hiermee ingetrokken.
Bij alle groepen geldt, dat een aantal uniforme voorwaarden en verplichtingen in acht moeten worden genomen:
Wanneer de gemeente een klant toestaat om als parttime ondernemer zelfstandige activiteiten te verrichten zal, dit door middel van een getekende aanvraag van de klant en daaropvolgend een beschikking van de gemeente meegedeeld moeten worden.
Voorgesteld wordt om de parttime ondernemer toestemming te laten vragen voor het doen van de zelfstandige parttime activiteiten. Daarmee geeft de klant zelf de intentie tot het doen van een extra inspanning aan. De doelgroep komt/blijft dan ook als klantengroep met een speciaal kenmerk in beeld. Met de officiële aanvraag neemt de klant direct ook kennis van de voorwaarden die daaraan gesteld worden (zie bijlage 2). Bedoeling is de werkwijze eenvoudig te houden, zodat er geen onnodige drempels worden opgeworpen en minimale werkbelasting voor de dienst oplevert.
Ook wordt voorgesteld om, afhankelijk van het klantprofiel, de parttime ondernemer periodiek te prikkelen om na te denken over de mogelijkheid om door te groeien naar echte zelfstandige (eventueel met behulp van de oriënterende fase op zelfstandig ondernemerschap).
Evaluatie individuele voortgang
De toestemming tot parttime ondernemen zal verleend worden onder voorwaarden. Wanneer niet (langer) voldaan wordt aan de voorwaarden zal de toestemming moeten worden ingetrokken. Ook dit zal door middel van een besluit/beschikking moeten gebeuren.
Wanneer de klant door wil gaan met de zelfstandige activiteiten kan dit niet meer (hij voldoet immers niet meer aan de voorwaarden) met PW-uitkering of andere uitkering die hij heeft. Als het erom gaat dat de grens van 800 uur (of een combinatie van uren met de partner) wordt overschreden kan de klant eventueel een beroep op het Bbz 2004.
Wanneer de klant stopt met de zelfstandige activiteiten (als parttime ondernemer) moet daarvoor toestemming worden verleend.
Naast de voorwaarden zullen ook de algemene- en arbeidsverplichtingen, ook specifieke verplichtingen aan de uitkering worden verbonden. Bij het niet of niet volledig naleven van deze verplichtingen zal een maatregel bezien moeten worden.
In de bijlagen zijn alle uitvoeringsdocumenten opgenomen.
Allereerst wordt het voorgestelde beleid samengevat (samenvatting en toelichting bijlage 1). Daarin wordt het Bbz nader toegelicht m.b.t. starters en voorbereidingsfase Bbz. Ook zijn daarin de criteria voor parttime ondernemen nader uitgewerkt.
Specifieke aandacht wordt gevraagd voor het onderdeel ‘inkomsten’ en ‘beschikking aan de klant’ in het voorgestelde beleid (bijlage 1).
In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn de documenten toegevoegd, behorend bij het voorgestelde beleid (bijlage 2 aanvraagformulier, bijlage 3 begroting, bijlage 4 beschikking + toelichting en bijlage 5 inkomstenformulier parttime ondernemen).