Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Brummen

Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBrummen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen
CiteertitelRegeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlageFunctieprofiel vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is op 01-01-2020 vervallen door de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Arbeidsomstandighedenwet, art. 3 en 4
  2. CAR/UWO

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2020Nieuwe regeling

15-12-2015

Brummense Berichten, 16-12-2015

BW15.0983

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen

Burgemeester en wethouders van Brummen hebben besloten om:

  • 1.

    De regeling “opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen” vast te stellen als nieuwe regeling voor de gemeente Brummen.

  • 2.

    De functieomschrijving vertrouwenspersoon ongewenst gedrag vast te stellen.

  • 3.

    Het collegeadvies BW15.0589, met bijhorende regeling INT15.0999, in te trekken.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen;

 

gelet op het instemmende besluit van de Ondernemingsraad d.d. 7 september 2015;

gelet op het gestelde in de artikelen 3 en 4 van de Arbeidsomstandighedenwet;

 

besluit vast te stellen de Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen

Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    agressie en geweld: voorvallen waarbij een medewerker psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid;

  • b.

    beklaagde: de medewerker, werkzaam binnen het gezagsbereik van de werkgever, tegen wie de klacht is gericht;

  • c.

    bevoegd gezag: de raad, het college of degene die namens raad of college het bevoegd gezag uitoefent;

  • d.

    college: het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Brummen, ofwel werkgever;

  • e.

    discriminatie: het onderscheid tussen mensen wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook als bedoeld in artikel 1 van de Grondwet;

  • f.

    extremisme: het op een gewelddadige manier achtervolgen van personen en/of groeperingen vanwege hun geloof of afkomst welke als bedreiging voor de eigen cultuur, waarden en normen worden gezien;

  • g.

    klacht: een door klager ondertekend en gedagtekend geschrift waarin de datum, de plaats en een omschrijving van het ongewenst gedrag is opgenomen en dat dient als uitgangspunt voor behandeling van de klacht;

  • h.

    klager: de medewerker, die zich wendt tot een vertrouwenspersoon, dan wel een klacht over enige vorm van ongewenst gedrag in de zin van deze regeling bij het bevoegd gezag indient;

  • i.

    seksuele) intimidatie: ongewenste (seksuele) toenadering, verzoeken om (seksuele) gunsten, of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag (van seksuele aard) waarbij tevens sprake is van ten minste een van de volgende punten:

    • a.

      onderwerping aan dergelijk gedrag wordt hetzij expliciet hetzij impliciet gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van de persoon;

    • b.

      onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon wordt gebruikt bij beslissingen die het werk of de positie van deze persoon raken;

    • c.

      dergelijk gedrag heeft het doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren, dan wel heeft tot gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving wordt gecreëerd;

  • j.

    medewerker: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder a, juncto artikel 1:2 van de CAR, alsmede de persoon die anders dan op basis van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst bij de werkgever werkzaam is valt onder het bevoegd gezag;

  • k.

    ongewenst gedrag: (seksuele) intimidatie, agressie en geweld, stalken, pesten, treiteren, discriminatie en extremisme;

  • l.

    pesten of treiteren: gedrag dat als vijandig, vernederend of intimiderend wordt ervaren en steeds op dezelfde persoon is gericht (bespotten, kwaadspreken, het werk onaangenaam of zelfs onmogelijk maken);

  • m.

    stalken: het bij voortduring bespieden, besluipen, achtervolgen of - al dan niet met behulp van technische (communicatie)middelen - lastigvallen van een andere persoon;

  • n.

    vertrouwenspersoon ongewenst gedrag: een op grond van artikel 2 aangewezen persoon die fungeert als eerste aanspreekpunt voor medewerkers die menen met ongewenst gedrag te zijn geconfronteerd;

  • o.

    werkgever: het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Brummen.

Hoofdstuk 2. VERTROUWENSPERSOON

Artikel 2 Aanwijzing

  • 1.

    Het college benoemt één interne en één externe vertrouwenspersoon ongewenst gedrag.

  • 2.

    Als interne vertrouwenspersoon ongewenst gedrag kan uitsluitend worden benoemd een persoon met een vaste aanstelling bij de gemeente Brummen op grond van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeenten. De interne vertrouwenspersoon ongewenst gedrag dient op tenminste drie dagen per week werkzaam te zijn.

  • 3.

    De vertrouwenspersonen ongewenst gedrag worden door het college benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Deze periode kan door het college maximaal eenmaal met vier jaar worden verlengd.

  • 4.

    Het college kan, indien daartoe aanleiding is, de vertrouwenspersonen ongewenst gedrag uit de functie ontheffen.

  • 5.

    De interne vertrouwenspersoon ongewenst gedrag verricht zijn/haar werkzaamheden volledig in diensttijd. Hij/zij wordt voor tenminste gemiddeld vier uur per maand vrijgesteld voor de uitoefening van zijn/haar functie.

  • 6.

    De interne vertrouwenspersoon ongewenst gedrag ontvangt voor zijn/haar werkzaamheden in het kader van deze regeling geen bijzondere beloning.

  • 7.

    De vertrouwenspersonen ongewenst gedrag handelt uitsluitend naar aanleiding van een rechtstreeks verzoek van de klager en met diens voorafgaande instemming.

  • 8.

    De vertrouwenspersonen ongewenst gedrag kan zich desgewenst tegenover een klager beroepen op zijn/haar verschoningsrecht.

  • 9.

    De vertrouwenspersonen ongewenst gedrag dragen er zorg voor dat alle informatie die bij de werkzaamheden in het kader van deze regeling beschikbaar komt met de nodige zorgvuldigheid wordt behandeld.

  • 10.

    Dossiers over behandelde zaken worden door de vertrouwenspersonen ongewenst gedrag vernietigd twee jaar nadat de melding volledig is afgehandeld.

  • 11.

    Het functieprofiel voor de vertrouwenspersoon ongewenst gedrag (bijlage 1) maakt onderdeel uit van deze regeling.

Artikel 3 Bemiddeling via de vertrouwenspersoon

  • 1.

    Een medewerker die met ongewenst gedrag wordt of werd geconfronteerd kan zich, onverminderd het recht om een klacht in te dienen, wenden tot een vertrouwenspersoon, waarbij kan worden bezien of doorverwijzing naar externe hulpverlening bij kan dragen aan een voor de medewerker aanvaardbare oplossing.

  • 2.

    Tot de mogelijkheden van een aanvaardbare oplossing behoort in ieder geval het door de vertrouwenspersoon mondeling aan de orde stellen van enige voorkomende vorm van ongewenst gedrag bij de procesmanager van de eenheid waarbinnen de klager met dat gedrag is geconfronteerd.

  • 3.

    Een medewerker die tijdens de uitoefening van zijn/haar werkzaamheden met enige vorm van ongewenst gedrag (als omschreven in artikel 1k) door externen (niet zijnde een medewerker als omschreven in artikel 1b) wordt geconfronteerd, kan zich wenden tot een vertrouwenspersoon voor een gesprek en/of verdere begeleiding bij het doen van aangifte bij de politie. In geval er sprake is van agressie is het agressieprotocol van de gemeente leidend.

Hoofdstuk 3. INDIENEN VAN EEN KLACHT

Artikel 5. Behandeling van klachten

  • 1.

    De gemeente Brummen is aangesloten bij de landelijke klachtencommissie ongewenst gedrag van de VNG en verklaart de regeling voor klachtbehandeling van deze commissie van toepassing.

  • 2.

    De klachtencommissie heeft tot taak om op verzoek van het bevoegd gezag klachten van medewerkers te onderzoeken en daarover een oordeel te geven. De commissie brengt advies uit aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag maakt vervolgens zijn conclusies aan de klager bekend.

  • 3.

    Klachten worden door het bevoegd gezag om advies voorgelegd aan de klachtencommissie.

  • 4.

    Een klacht kan tot uiterlijk één jaar na de confrontatie worden ingediend.

Artikel 6 Beslissing van het bevoegd gezag

  • 1.

    Het bevoegd gezag neemt binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie een beslissing op dat advies en stelt de betrokkenen en de commissie daarvan in kennis. De vertrouwenspersoon die bij de klacht betrokken is geweest, ontvangt een afschrift van de beslissing. Indien de beslissing van het advies afwijkt, geeft het bevoegd gezag bij de beslissing gemotiveerd aan waarom van het advies is afgeweken.

  • 2.

    Tegen de beslissing, bedoeld in het eerste lid, staat geen bezwaar of beroep open. Indien klager of beklaagde van oordeel zijn, dat de klachtbehandeling onvoldoende is geweest, kunnen zij zich wenden tot de Nationale ombudsman. Van deze mogelijkheid wordt in de beslissing mededeling gedaan.

Artikel 7 Jaarverslag

De vertrouwenspersonen ongewenst gedrag maken jaarlijks een verslag van de aard en de omvang van het aantal meldingen. Dit verslag wordt aan het college, de gemeenteraad en de ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 8 Bescherming van de medewerker

  • 1.

    De medewerker zal als gevolg van de melding van een klacht geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval en voor zover van toepassing verstaan besluiten tot:

    • a.

      het verlenen van ongevraagd ontslag;

    • b.

      het niet verlengen van een aanstelling of opdracht voor bepaalde tijd;

    • c.

      het niet omzetten van een aanstelling of opdracht voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

    • d.

      de opgelegde benoeming in een andere functie;

    • e.

      het treffen van disciplinaire maatregelen;

    • f.

      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    • g.

      het onthouden van promotiekansen en

    • h.

      het afwijzen van een verlofaanvraag;

    voor zover deze besluiten worden genomen vanwege de door de medewerker gedane melding van een vermoeden van een misstand.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat de klager ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

  • 3.

    Het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel geldt ook voor de medewerker die te goeder trouw een klacht indient in een andere organisatie dan die van de gemeente, volgens een bij die organisatie geldende regeling. De bescherming geldt alleen als de medewerker:

    • a.

      uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt;

    • b.

      uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de klachtl;

    • c.

      de klacht tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;

    • d.

      zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem zijn gemaakt door het college.

Artikel 9 Bescherming van de vertrouwenspersonen

De interne vertrouwenspersonen geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van deze regeling tegen benadeling als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

Artikel 10 Geheimhoudingsplicht

Alle betrokkenen zullen uiterste zorg besteden aan de vertrouwelijkheid van gegevens die hen ter kennis komen. Vermelding van namen van personen in het advies of anderszins geschiedt slechts als dit naar de mening van de klachtencommissie noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 11 Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere regeling treffen.

Hoofdstuk 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Intrekking oude regeling

De Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen, vastgesteld op 9 januari 2007, wordt ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding regeling

Deze regeling treedt in werking vanaf 1 januari 2016.

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen.

Aldus besloten in de B&W-vergadering d.d. 15 december 2015

de gemeentesecretaris, M. Klos

de burgemeester, A.J. van Hedel

Bijlage 1. behorende bij de regeling opvang en klachtenprocedure ongewenst gedrag gemeente Brummen

Functieprofiel vertrouwenspersoon ongewenst gedrag