Organisatie | Kampen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeentelijk rioleringsplan Kampen 2016-2020 |
Citeertitel | Gemeentelijk rioleringsplan Kampen 2016-2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en evrvoer |
Externe bijlage | Gemeentelijk rioleringsplan Kampen 2016-2010 |
Geen
Wet milieubeheer, art. 4:22
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-03-2016 | nieuwe regeling | 10-12-2015 Gemeenteblad 2016, 30710 | 15ADV00360 |
Het GRP is een belangrijk gemeentelijk beleidsdocument. Het geeft inhoudelijke, financiële en programmatische sturing aan het rioleringsbeheer. Dit is uit oogpunt van volksgezondheid, bewoonbaarheid en milieubescherming één van de kerntaken van elke gemeente.
Sinds enkele jaren gaat het niet alleen om de zorgplicht voor het afvalwater, maar ook voor hemelwater en grondwaterstand. Deze zorgplichten vergen financiële middelen en verdienen daarom een zorgvuldige benadering. Enerzijds moet gewoon gedaan worden wat noodzakelijk en verplicht is, anderzijds zijn op onderdelen beleidskeuzes mogelijk.
Het riool is er voor ons allemaal en wordt mede mogelijk gemaakt door ons allemaal, want de middelen worden opgebracht door burgers en bedrijven middels de rioolheffing. Ook hierin zijn enkele belangrijke keuzes te maken. Het nieuwe GRP leent zich ervoor om de bestuurlijke keuzes zorgvuldig te maken en daarna voortvarend aan de slag te gaan.
Hoofdstuk 1 van het GRP gaat in op de wettelijke basis en de procedure van het plan, inclusief evaluatie van het vorige GRP. Het vormt de inleiding tot het nieuwe GRP.
Hoofdstuk 2 geeft het beleid voor de gemeentelijke zorgplichten vanuit de wet gemeentelijke watertaken. De start met de visie en ambitie van de gemeente en de gestelde doelen voor het rioleringsbeheer. Concreet wordt per zorgplicht aangegeven welk beleid in de gemeente geldt. Het geeft de handvaten bij vragen of de gemeente aan zet is om iets te doen of dat de bal ligt bij een burger of bedrijf. Voor nieuwbouw worden de kaders meegegeven.
Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de belangrijkste voorzieningen die onder het plan vallen. Er wordt kort ingegaan op de toestand waarin de objecten verkeren en de wijze van beheer hiervan. Dit hoofdstuk is object georiënteerd.
Hoofdstuk 4 gaat in op de organisatie van het rioleringsbeheer. Er wordt ingegaan op de omgang met meldingen en de spelregels bij verstoppingen. Verder wordt stilgestaan bij de samenwerking met andere afdelingen binnen de gemeente en die met de waterbeheerders. Tot slot wordt ingegaan op de nieuwe ontwikkeling om niet langer uit te gaan van cyclische vervanging van oude riolen, maar in te zetten op een risicobenadering in combinatie met nieuwe renovatietechnieken.
Hoofdstuk 5 kijkt vooruit naar de maatregelen voor de planperiode. Het geeft de lezer een beeld wat in de komende jaren mag worden verwacht aan grote activiteiten.
Hoofdstuk 6 gaat in op de uitgaven voor het rioleringsbeheer. Daarbij wordt aandacht gegeven aan de kwestie welke kosten je toerekent aan het rioleringsbeheer, zowel in de sfeer van de exploitatie en de begroting als bij projecten met rioolvervanging.
Hoofdstuk 7 betreft het vermogensbeheer. Het gaat over langjarig afschrijven, over sparen in een voorziening, over het ideaalcomplex en over rente en inflatie. Een onderwerp dat vooral op lange termijn verschil maakt en een consistente lijn door de jaren heen vraagt.
Hoofdstuk 8 beschrijft de vormgeving van de rioolheffing. Bij wie wordt de nota van de rioolheffing neergelegd en op welke wijze wordt het tarief verdeeld over de verschillende belanghebbenden.
Hoofdstuk 9 geeft de doorrekening naar de benodigde rioolheffing om voldoende geld te hebben voor het beheer en de geplande projecten. De gegevens en de keuzes van de voorgaande hoofdstukken komen hier bij elkaar en leiden tot de benodigde rioolheffing.
Voor gehaaste lezers volstaat het lezen van de samenvatting.
Gemeente Kampen voert het beheer over 272 kilometer vrijverval riolering, 37 st. rioolgemalen en 11 st. bergbezink-bassins/riolen met voorzieningen en regenwaterschuiven voor afvalwater, grondwater en hemelwater, 18.217 kolken en enkele bijzondere voorzieningen. Het hoofddoel van dit omvangrijke systeem is om afvalwater uit de directe leefomgeving in te zamelen en transporteert ten behoeve van de volksgezondheid. Daarnaast komt riolering de bewoonbaarheid in de kernen ten goede doordat wateroverlast en stank worden voorkomen. Verder is het milieu gediend met goed functionerende riolering.
De vervangingswaarde van het systeem wordt geraamd op 237 miljoen euro. Dit getal maakt duidelijk dat het een kostbaar systeem betreft. Zorgvuldig beheer is daarom geboden. In dit GRP wordt uiteengezet hoe het beheer in de gemeente Kampen wordt gevoerd. Het is een doorontwikkeling van het beleid uit het vorige GRP (2011-2015).
Het beheer van de riolering in de gemeente Kampen wordt gevoerd conform de wetgeving. Het systeem voldoet aan geldende richtlijnen. Binnen de gemeentelijke organisatie is een klein team belast met de werkzaamheden voor de riolering. Gedeelten van het werk worden uitbesteed aan gespecialiseerde marktpartijen.
Voor de gemeentelijke zorgplichten op gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater is in dit GRP concreet beleid geformuleerd. Dit biedt houvast bij nieuwbouw en bij klachten. Afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in afkoppelmaatregelen om wateroverlast bij zware buien te voorkomen en lozingen via de overstorten uit het gemengde stelsel te reduceren. De afkoppelmaatregel vergroot de capaciteit van het rioleringssysteem en draagt bij aan een robuust en klimaatbestendig systeem.
Voor de komende jaren wordt de toestand van de objecten in de gaten gehouden en is budget gereserveerd om de kwaliteit op peil te houden. Nieuw is dat daarbij wordt uitgegaan van risico gestuurd beheer. Een riool wordt niet vanzelfsprekend vervangen als hij 50 jaar oud is, zoals tot nog toe werd aangenomen. Op basis van gedetailleerde inspecties per wijk en door het uitvoeren van plaatselijke reparaties en de inzet van moderne renovatietechnieken, kan een riool dikwijls veel langer meegaan. Bovendien wordt bij riolen in een woonstraat iets meer veroudering geaccepteerd dan bij hoofdriolen onder drukke wegen of met een groot achterliggend gebied. Hierdoor is minder budget benodigd voor rioolvervanging en wordt overlast voor burgers tot een minimum beperkt. Keerzijde van dit nieuwe beleid is dat in woonstraten iets vaker dan voorheen reparaties nodig zijn die tot enig ongemak kunnen leiden.
De financiële middelen, die nodig zijn om alle taken van het rioleringsbeheer te kunnen uitvoeren, worden betaald door de inwoners van Kampen met een 100% kostendekkende rioolheffing. In 2015 was de hoogte van de rioolheffing € 159 per woning. Bij bedrijven wordt de rioolheffing berekend op basis van WOZ-waarde tot een maximum van € 1.500.
In het GRP 2011-2015 waren grote investeringsbedragen opgenomen voor rioolvervanging in de periode 2016-2020. Door het toepassen van het risicogestuurde beheer zijn deze grote investeringen verspreid over een langere tijdsperiode en kan in veel gevallen met lagere investeringen de levensduur van de riolering worden verlengd. Hierdoor kan de rioolheffing voor 2016 met € 25,80 omlaag. Hiermee is in de perspectiefnota 2016-2019 al rekening gehouden.
Hoofdstuk 1 – Inleiding tot het nieuwe GRP. 3
1.1 – Kerngedachte van het GRP. 3
1.2 – Wettelijke basis voor het GRP. 4
1.3 – Documenten bij dit GRP. 5
1.4 – Geldigheidsduur van het GRP. 5
1.5 – Tot standkomings proces van het GRP. 6
1.6 – Terugblik op het vorige GRP. 7
1.7 – Korte historie van de riolering in gemeente Kampen. 10
Hoofdstuk 2 – Beleid voor de zorgplichten: afvalwater, grondwater en hemelwater. 12
2.1 – Beleidskaders voor de zorgplichten riolering. 12
2.1.1 – Visie van de gemeente Kampen. 12
2.1.2 – Rivus visie afvalwaterketen 2030. 14
2.1.3 – Overige relevante dossiers en lokale afspraken. 16
2.2.1 – Verplichting vanuit de Wet. 21
2.2.2 – Taakopvatting van de gemeente op het gebied van afvalwater. 22
2.2.3 – Concrete uitwerking van het afvalwaterbeleid. 23
2.2.4 – overige aandachtspunten 25
2.3.1 – Verplichting vanuit de Wet. 29
2.3.2 – Taakopvatting van de gemeente op het gebied van grondwater. 30
2.3.3 – Concrete uitwerking van het grondwaterbeleid 30
2.3.4 – overige aandachtspunten 32
2.4.1 – Verplichting vanuit de Wet. 36
2.4.2 – Taakopvatting van de gemeente op het gebied van hemelwater. 37
2.4.3 – Concrete uitwerking van het hemelwaterbeleid. 38
2.4.4 – overige aandachtspunten 39
Hoofdstuk 3 – Rioleringsvoorzieningen. 44
3.1 – Overzicht van de voorzieningen die onder dit GRP vallen. 44
3.2 – Huis en bedrijfsaansluitingen 46
3.5 – Gemalen en persleidingen. 48
3.6 – Riolering buitengebied. 49
3.7 – Riooloverstorten en hemelwateruitlaten. 51
3.8 – Overige voorzieningen. 58
Hoofdstuk 4 – Rioleringsbeheer 60
4.1 – Meldingen van burgers en bedrijven. 60
4.2 – Spelregels bij verstoppingen. 61
4.3 – Communicatie en bewustwording. 61
4.4 – Hydraulische berekeningen. 62
4.5 – Monitoring van het functioneren. 62
4.6 – Beschouwing van de personele omvang 63
4.7 – Samenwerking binnen de gemeente. 66
4.8 – Samenwerking met de waterbeheerders. 66
4.9 – Samenwerking in de Regio. 69
4.10 – Leren vanuit de landelijke benchmark. 69
4.11 – Riolering en calamiteiten. 70
4.12 – Gevolgen voor het milieu. 70
4.13 – Van cyclische vervanging naar risico gestuurd beheer. 70
Hoofdstuk 5 – Maatregelen in de planperiode. 73
5.1 – Maatregelen voor onderzoek en planvorming 73
5.2 – Maatregelen voor beheer en onderhoud 74
5.3 – Maatregelen voor renovatie en vervanging 74
5.4 – Verbeteringsmaatregelen 74
Hoofdstuk 6 – Uitgaven voor het rioleringsbeheer. 75
6.1.1 – Kostentoerekening aan de rioleringszorg. 75
6.1.2. – Gemengde activiteiten. 80
Hoofdstuk 7 – Vermogensbeheer. 81
7.1 – Noodzaak en vormgeving van een demper voor de heffing. 81
7.2 – Demper in gemeente Kampen. 82
Hoofdstuk 8 – Vormgeving van de rioolheffing. 84
Hoofdstuk 1 – Inleiding tot het nieuwe GRP.
Dit inleidende hoofdstuk gaat in op de kerngedachte van het GRP, de wettelijke basis en de gevolgde procedure om tot het plan te komen, inclusief evaluatie van het vorige GRP.
1.1 – Kerngedachte van het GRP.
Het belangrijkste doel van riolering is om bij te dragen aan de volksgezondheid.
Zonder afvoer van afvalwater uit de directe leefomgeving, bestaat in dichtbevolkte gebieden een reëel gevaar voor epidemieën. De volksgezondheid in een stad is waarschijnlijk het meest gediend met goede voedselveiligheid, een goede eerstelijns gezondheidszorg en een goed functionerende waterketen.
Daarnaast is riolering van belang voor de bewoonbaarheid van de leefomgeving en bescherming van het milieu.
Riolering is vooralsnog onmisbaar in stedelijk gebied. De aanleg en het beheer ervan is een kostbare aangelegenheid. Reden genoeg om als gemeente een rioleringsplan te willen hebben waarin staat aangegeven:
Dit is de kerngedachte van het gemeentelijk rioleringsplan ofwel het GRP.
Het rioleringsbeleid van de gemeente wordt door het GRP transparant gemaakt. In het GRP wordt niet alleen gekeken naar het afvalwater, maar ook naar hemelwater en grondwater. Dit wordt wel eens aangeduid met de term verbreed en dan wordt het plan VGRP genoemd. In de wet heet het echter nog gewoon GRP, vandaar dat deze term wordt gehanteerd. Van belang is dat de lezer inziet dat het gaat om rioleringszorg in brede zin van het woord en dus meer omvat dan enkel de rioolbuizen.
1.2 – Wettelijke basis voor het GRP.
De wettelijke basis voor het GRP wordt gevormd door artikel 4.22 van de Wet milieubeheer.
De tekst van het GRP is bewust compact gehouden om de leesbaarheid te bevorderen. Lezers die meer achtergrondinformatie wensen, kunnen dit vinden in de documenten die staan vermeld in bijgaand overzicht. Eerst worden enkele relevante landelijke documenten genoemd, daarna documenten die specifiek inzoomen op de situatie in gemeente Kampen.
1.4 – Geldigheidsduur van het GRP.
De gemeente is vrij om de geldigheidsduur van het GRP te kiezen. Gezien het belang van goed functionerende riolering en gezien de grote financiële bedragen die ermee zijn gemoeid, is het verstandig met enige regelmaat een nieuw GRP op te stellen en te bespreken met de gemeenteraad.
Lange plantermijnen zijn onverstandig omdat tussentijds belangrijke wijzigingen kunnen optreden, zoals:
Na een aantal jaren ontstaat zodoende behoefte aan bijsturing.
Voor het onderhavige GRP is gekozen voor de planperiode 2016 – 2020, dus een looptijd van vijf jaren. Het eindjaar is gelijkgetrokken met de andere gemeenten binnen RIVUS die hebben meegewerkt aan de gezamenlijke basis voor dit GRP. Naast genoemde argumenten speelt mee dat 2020 een belangrijk jaar is volgens het Bestuursakkoord Water. De resultaten van de evaluatie in 2020 worden meegenomen bij het opstellen van het volgende GRP dan ingaat vanaf 2021.
1.5 – Tot standkomings proces van het GRP.
De Wet milieubeheer geeft in artikel 4.23 de kaders voor betrokkenheid van bestuursorganen bij het opstellen van het GRP.
Het samenwerkingsverband RIVUS is trekker geweest van het proces om te komen tot zoveel mogelijk harmonisatie tussen de GRP’s. Het GRP is opgesteld in de loop van 2015.
Op 16 januari 2015 hebben de Rivus gemeenten Dalfsen, Wijhe-Olst, Staphorst, Zwolle en Kampen tijdens een startoverleg besloten om samen te werken en gezamenlijk een nieuw GRP op te gaan stellen. Voor het proces en het opstellen van een gezamenlijke basistekst GRP is Rob van der Velde van het bureau WATERmaat gevraagd om ons hierbij te ondersteunen en het proces te bewaken. Het waterschap Groot Salland is bij dit proces betrokken en uiteindelijk heeft elke gemeente voor zich naast de algemene tekst de gemeente specifieke onderdelen aangevuld, omdat elke gemeente uniek is en hun eigen regels en beleid moet verantwoorden.
Op 18 maart 2015 heeft een startoverleg plaats gevonden in de raadzaal van het stadhuis Kampen. Voor het startoverleg GRP Kampen waren 41 personen uitgenodigd tijdens een lunchpauze. Hierbij waren van de interne organisatie aanwezig Eenheidsmanagers RO en BOR en de teamleiders van de verschillende teams. De betrokken medewerkers van de teams en medewerkers van stichting Beter-wonen en Delta-wonen en Parkmanagement Zuiderzeehaven namens het bedrijfsleven en Waterschap Groot Salland en Rijkswaterstaat, district Oost-Nederland en Midden Nederland waren uitgenodigd. De wethouder M.M. Ekker heeft de bijeenkomst geopend en na een voorstel ronde is een toelichting gegeven door Rob van der Velde van WATERmaat over het te lopen proces, de samenwerking tussen de Rivus gemeenten Dalfsen, Wijhe-Olst, Staphorst, Zwolle en Kampen die gezamenlijk een GRP opstellen, de workshop van 22 april 2015 en uitgelegd wat de wettelijke status is van een GRP en wat in GRP moet komen te staan. Het nieuwe GRP Kampen moet uiteindelijk een product opleveren dat door de gehele organisatie wordt gedragen. Dit kan alleen als goed wordt samen gewerkt en iedereen betrokken blijft. De start is een succes nu de rest nog.
Op 22 april 2015 is met interne en externe betrokkenen en organisaties de een workshop GRP Kampen gehouden in de Cellesbroederspoort. Hiervoor waren 41 personen uitgenodigd en er waren 23 personen aanwezig bij de workshop. Alle medewerkers van disciplines van de interne organisatie waren aanwezig bij de workshop (Belasting en Inning, BOR-civiel, BOR-algemene zaken, Waterbeheerder, Wegbeheerder, Milieu bodem en duurzaamheid, Financiën, Vergunningen, Handhaving en toezicht, Verkeer en vervoer, Stedenbouw, Ruimtelijke ordening (bestemmingsplan), Rioolbeheerder, Groenbeheerder, Infrastructuur en Monumenten. Van buiten de organisatie waren aanwezig de woningstichtingen Delta-wonen en Beter-wonen en Parkmanagment Zuiderzeehaven namens de bedrijven. Van de workshop is een verslag gemaakt toegezonden aan de aanwezige personen.
Waterschap Groot Salland is het gehele traject betrokken en heeft bijgedragen aan de discussies en de tekst van het GRP. Tijdens het opstellen van dit GRP bevindt het waterschap Groot Salland zich in een fusie met het waterschap Reest en Wieden. De nieuwe naam zal worden: Drents Overijsselse Delta. Op het moment van schrijven van dit GRP is niet duidelijk of alle beleid van Groot Salland letterlijk wordt overgenomen door het nieuwe waterschap, vandaar dat nog dikwijls de naam van Groot Salland wordt genoemd.
Rijkswaterstaat is beperkt betrokken geweest bij het opstellen van dit GRP. De vertegenwoordiger van Rijkswaterstaat gaf aan dat het beleid van waterschap Groot Salland als basis kon worden aangehouden.
Provincie Overijssel is beperkt betrokken geweest bij het opstellen van dit GRP. Via de mail zijn enkele aandachtspunten gecommuniceerd. De rol van de provincie voor een GRP is momenteel kleiner dan voorheen.
Het concept GRP 2016-2020 is behandeld in het college van B&W en toegelicht in de commissie Ruimtelijke Ontwikkeling met advies om GRP 2016-2020 te laten vaststellen door de gemeenteraad in de vergadering van 10 december 2015.
1.6 – Terugblik op het vorige GRP.
Voorafgaand aan dit GRP 2016-2020 was er het Verbreed GRP 2011-2015 met ongeveer dezelfde doelstelling. In bijgaand overzicht een terugblik op enkele punten van het vorige Verbreed GRP 2011-2015 dat een beeld geeft van de uitgevoerde werken, aanpassingen van het beleid, nieuwe ontwikkelingen en de niet uitgevoerde geplande werkzaamheden gedurende looptijd.
De groei van de voorziening riolering is op basis van de investeringsplanning bij de vaststelling van het VGRP 2011 – 2015 gemeld aan de gemeenteraad. Zie onderstaande samenvatting uit het raadsbesluit van 21 juli 2011.
In het VGRP 2011-2015 wordt het rioleringsbeleid omschreven incl. kosten en dekking in de komende vijf jaar. Het tarief van de rioolheffing 2011 is door de gemeenteraad vastgesteld op € 168, - per jaar voor woningen en voor niet-woningen op 0,08% van WOZ-waarde tot een maximum van € 1.500, -. Het streven is om het huidige tarief van € 168, - , zonder inflatiecorrectie, voor de komende 5 jaar te handhaven.
Uit het kostendekkingsplan blijkt dat de voorziening riolering, bij gelijkblijvend tarief, vanaf 2011-2015 zich positief ontwikkeld en stijgt van 2,7 miljoen naar 3,4 miljoen. Vanaf 2016-2025 stijgt de voorziening tot maximaal 4,0 miljoen in 2017 en daarna daalt de voorziening geleidelijk naar 0,4 miljoen in 2025; De kosten van het GRP 2011-2015 worden gedekt uit de voorziening riolering. Het product riolering is 100% kostendekkend.
Aanpassingen in de looptijd van VGRP 2011 - 2015:
Ontwikkelingen/wijzigingen die plaats hebben gevonden gedurende de looptijd van VGRP 2011 – 2015 zijn een aanpassing van de verordening in de rioolheffing voor boerderijen in het buitengebied i.v.m. WOZ waarde van het bedrijfsgedeelte. De WOZ-waarde van het bedrijfsgedeelte wordt niet meegenomen in de rioolheffing. Een boerderij betaald dezelfde rioolheffing als een woning n.l. € 168 (11int00052). In 2013 is een soortgelijke aanpassing doorgevoerd voor tuinbouwbedrijven (raadsbesluit 15 november 2012). Beide aanpassingen hebben gevolgen op de inkomsten van rioolheffing en vervolgens rechtstreeks ook op de ontwikkeling van de voorziening riolering. Omdat de WOZ-waarde kan wijzigen wordt de verordening rioolheffing voor niet woningen jaarlijks afgestemd op de WOZ-waarde. Een aanpassing van het percentage wordt door belasting en inning verwerkt in de verordening rioolheffing.
De rioolheffing voor woningen is in 2015 verlaagd van € 168 naar € 159 en voor niet woningen is het percentage voor de WOZ aangepast. De maximale rioolheffing blijft op € 1500 gehandhaafd. De verwachting is dat de rioolheffing de komende jaren 2016-2020 zal dalen.
Een aanpassing in de werkmethode heeft plaats gevonden omstreeks 2012. De rioolinspecties worden niet meer bekeken op basis van het jaar van aanleg maar er wordt wijkgericht per wijk geïnspecteerd en gerepareerd. Dit komt voort uit het wijkgericht werken en is ingevoerd door de rioolbeheerder.
Omstreeks 2012/2013 zijn de maatregelen tabellen om schade gevallen wel/niet te repareren aangepast en daarmee is ook de urgentie om wel/niet in te grijpen anders komen te liggen. Het resultaat hiervan is dat alleen de maatregel “reparatie groot “ indien echt noodzakelijk wordt uitgevoerd en de maatregel “reparatie beperkt” niet meer wordt meegenomen in het uitvoeringsprogramma. Ook zijn de eenheidsprijzen per maatregel herberekend op basis van nacalculatie. Dit geldt vooral voor de investeringen van vervangingsmaatregelen uit GBI die ca. 78% van de middelen van het GRP omvatten. De uitvoeringsplanning om daadwerkelijk over te gaan op vervangen riolering of gemalen is bepaald op harde feiten en bij twijfel werd niet vervangen. Er is nooit riolering of een rioolgemaal vervangen op basis van enkel en alleen de financiële afschrijving.
De niet uitgevoerde werkzaamheden van geplande investeringen in een jaarschijf is door financiën, nadat het jaar om was, overgeboekt naar de voorziening riolering. Soms is voor bepaalde werkzaamheden meer tijd nodig om te komen tot uitvoeringsplan. Het aanbestedingsbeleid speelt daarbij een rol en vraagt om bundeling van opdrachten, onderzoek, afkoppelkansen, stedelijke wateropgave en actualiseren van BRP’s die verspreid staan over meerdere jaren.
De laatst genoemde werkzaamheden waren geraamd op € 220.000 en moeten nog worden uitbesteed. De geraamde werkzaamheden die betrekking hebben op het uitbreiden en monitoren van het grondwatermeetnet Kampen en IJsselmuiden zijn uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Voor de Zomerbed verlaging Beneden IJssel (ZBIJ) en de aanleg Reevediep (Bypass Kampen) zijn door Rijkswaterstaat ca. 250 peilbuizen beschikbaar om te monitoren. De vervanging van de persleiding vanaf Roggebot naar Kampen bleek niet nodig te zijn omdat de persleiding ondanks de leeftijd nog voldoende goed is. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de leiding verlegd moet worden i.v.m. verlegging Flevoweg.
Bij herstraatwerk wordt ook rioleringswerk gecombineerd uitgevoerd om die reden is het budget in de beheerbegroting verhoogd met ca. € 200.000 per jaar.
1.7 – Korte historie van de riolering in gemeente Kampen.
In de middeleeuwen werd de straat vaak als vuilnisbelt gebruikt. Met een flinke regenbui spoelde al het straatvuil (slachtafval, uitwerpselen en afvalwater) naar het oppervlaktewater (o.a. Burgel en IJssel). De Burgel was toen een open riool dat werd doorgespoeld door het getij van eb en vloed, omdat de afsluitdijk nog niet was aangelegd en Kampen aan de Zuiderzee lag. De omgeving kon de toenemende ontlasting, urine en ander afval niet meer op een natuurlijke manier verwerken en kwamen de eerste poephuisjes (of gemak). Deze poephuisjes loosden in een soort septictank (beerput). Deze beerputten vormden vaak een gezondheidsprobleem, doordat het met micro-organismen besmette beervocht wegsijpelde in de nabij gelegen waterputten. In de 19e eeuw werden deze beerputten vervangen door zogenaamde poeptonnetjes. Het gemeentebestuur van Kampen gaf hiervoor in 1876 opdracht.
De mest werd verkocht door de pachters aan tuinders in de Bollenstreek en werd per schip getransporteerd vanuit Kampen. De mest werd opgeslagen op het Van Heutzplein aan de kade in een grote verzamelbak voordat het met een schip werd afgevoerd. Het laatste poeptonnetje werd in 1982 afgevoerd.
In de 19e eeuw werd het ondergrondse regenwaterstelsel uitgebreid om wateroverlast te voorkomen in stedelijk gebied. In de 2e helft van de 19e eeuw met de uitvinding van het watercloset was het verleidelijk om de afvoer van huishoudelijk afvalwater aan te sluiten op de leiding van het regenwaterstelsel. Op deze manier ontstonden de eerste gemengde stelsels die hun inhoud loosden op de Burgel en de IJssel. Hieraan kwam een eind toen de rioolwaterzuiveringen werden gebouwd door gemeenten en waterschappen en het huishoudelijkafvalwater en bedrijfafvalwater eerst gezuiverd werd voordat het mocht worden geloosd op de rivier.
De kern IJsselmuiden is in ca. 1953 aangesloten op de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Bergweg die in eigen beheer was van de gemeente IJsselmuiden. In de overige kernen was geen riolering aanwezig en loosden deze kernen op sloten (openriool). In 1959 is de kern Grafhorst aangesloten, Wilsum (1976), Zalk (1978), De Zande (1983) en ’s-Heerenbroek (1984) op riolering (gemengd stelsel) en is gelijktijdig met de kern drukriolering aangelegd in De Zande en ’s-Heerenbroek voor het aansluiten van verspreide bebouwingen.
De gemeentelijke RWZI IJsselmuiden is door de gemeente in 1978 overgedragen aan waterschap IJsseldelta.
In Kampen is op Haatland door het waterschap een grote RWZI gebouwd voor de kern Kampen. Het gemengde rioolstelsel van de stad Kampen is hierop aangepast en aangesloten. In die periode zijn veel woningen gebouwd die direct werden aangesloten op riolering. Omstreeks 1979 is de persleiding aangelegd vanaf IJsselmuiden naar nieuwe RWZI Kampen en de oude RWZI IJsselmuiden afgebroken. De persleiding kruist het Ganzendiep en IJssel. Rechtstreeks lozen op oppervlaktewater was niet meer toegestaan om vervuiling van oppervlaktewater te voorkomen. Nieuwe woonwijken in Kampen en IJsselmuiden zijn aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel. Na 1980 is in het buitengebied van Kamperveen, Oosterholt en de Noord drukriolering aangelegd.
Op grond van de Wet bodembescherming en de Wet verontreiniging oppervlakte moesten op 1 januari 2005 alle bodem en oppervlaktewaterlozingen zijn gesaneerd. Dit betekende dat de percelen in het buitengebied een goed werkende voorziening moesten hebben. Een groot deel van het buitengebied is destijds aangesloten op drukriolering. Er is toen ca. 138 km persleiding aangelegd en zijn ca. 376 drukriool gemaaltjes geplaatst in het buitengebied. Percelen die niet zijn aangesloten hebben zelf een andere voorziening getroffen (IBA of lozing op mestkelder).
Door de uitgevoerde werken aan het rioolstelsel in het kader van de volksgezondheid is de waterkwaliteit en de leefomgeving in Kampen verbeterd. Dit is bereikt door een goede samenwerking tussen gemeente en het waterschap.
Hoofdstuk 2 – Beleid voor de zorgplichten: afvalwater, grondwater en hemelwater.
In dit hoofdstuk wordt de beleidsmatige basis gelegd voor het GRP.
Dit beleid is mede gebaseerd op:
Deze onderwerpen worden behandeld in de eerste paragraaf.
Vervolgens wordt concrete invulling gegeven aan de drie gemeentelijke zorgplichten voor de riolering. Deze zijn in de Wet gemeentelijke watertaken aan gemeenten opgedragen:
Zorgplicht voor inzameling en verwerking van hemelwater, voor zover doelmatig.
2.1 – Beleidskaders voor de zorgplichten riolering.
De gemeente dient beleid te formuleren voor de drie zorgplichten van de riolering, te weten afvalwater, grondwater en hemelwater. Deze vinden hun basis in een wettelijk kader. Daarnaast spelen enkele andere kaders een rol. Deze kaders worden in deze paragraaf behandeld. Het geeft mede sturing aan de zorgplichten voor de riolering.
2.1.1 – Visie van de gemeente Kampen.
Het college van B&W van de gemeente Kampen heeft een toekomstvisie opgesteld. Deze toekomstvisie heeft de titel ‘Kampen Merkbaar Beter’ (KMB) meegekregen.
KMB en zijn inhoudelijk speerpunten vormen de basis voor gesprekken met organisaties en bedrijven in Kampen die zich als partners van de gemeente beschouwen en mee optrekken in de uitvoering van ‘Kampen merkbaar beter’. Daarnaast is KMB het toetsingskader waarmee de raad in de gelegenheid wordt gesteld om nieuwe beleidsvoornemens en plannen van het college te toetsen op de vraag of het betreffende voorstel bijdraagt aan de in KMB gestelde doelen, en of de uitvoering ervan gebeurt conform de vijfde speerpunt.
2.1.2 – Rivus visie afvalwaterketen 2030.
Binnen het Rivus samenwerkingsverband is een visie opgesteld voor de afvalwaterketen. Bijgaand plaatje toont belangrijke doelen. Die doelen vormen opgaven voor de langere termijn, maar dikwijls is het vandaag al mogelijk om stappen in de goede richting te zetten!
De “Rivus visie afvalwaterketen 2030” laat in de afbeelding enkele principes zien die houvast bieden bij de uitwerking van de gemeentelijke zorgplichten:
In bijgaand kader staat de geschreven Rivus versie samengevat. Elementen daaruit komen terug in de paragrafen over het gemeentelijke beleid voor de zorgplichten voor afvalwater, grondwater en hemelwater.
Waterschap Groot Salland heeft zijn ambitie voor de afvalwaterketen geformuleerd in termen van een lonkend perspectief. Het staat samengevat in bijgaand kader.
2.1.3 – Overige relevante dossiers en lokale afspraken.
Naast de hiervoor besproken algemene visie van de gemeente Kampen en de RIVUS waterketenvisie 2030 zijn er nog enkele zaken die er toe doen bij de formulering van het concrete beleid voor de gemeentelijke zorgplichten betreffende afvalwater, grondwater en hemelwater. In deze paragraaf worden deze kort besproken.
Ook bij het huidige klimaat zijn er situaties van droogte met schade tot gevolg. Zo waren 1976 en 2005 extreem droge jaren, waarin nauwelijks in de vraag naar zoetwater kon worden voorzien. Het is nu tijd om het zoetwatervraagstuk aan te pakken. Om de huidige watertekorten het hoofd te kunnen bieden en om tijdig in te kunnen spelen op effecten van de klimaatverandering is onderzoek nodig. Wat is de huidige situatie, wat zijn gevolgen van de klimaatverandering en welke maatregelen zijn nodig voor de korte en de lange termijn (2050)? Het project Zoetwatervoorziening Oost-Nederland gaat deze vragen beantwoorden. Het project levert daarmee ook de regionale inbreng voor het landelijke deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma. Het projectgebied beslaat het gebied van de waterschappen Vechtstromen, Reest en Wieden, Groot Salland, Rijn en IJssel en Vallei en Veluwe en Rijkswaterstaat Oost-Nederland. De provincies Overijssel, Drenthe en Gelderland, de waterschappen, Rijkswaterstaat, de gemeenten en Vitens nemen deel in het project.
De gemeente Kampen onderschrijft als partner de doelstellingen van het project ZON, en levert via een aantal afkoppelprojecten haar bijdrage aan de totale investeringsagenda (2016-2021).
Uitkomsten en afspraken waterkwaliteitsspoor.
Het waterkwaliteitsspoor is gericht op het oplossen van knelpunten in de waterkwaliteit in het stedelijk gebied. Zie bijgaand kader voor meer informatie.
In totaal zijn 16 waterpartijen binnen de gemeente Kampen beoordeeld in het waterkwaliteitsspoor. Uit de analyse komen vijf knelpunten in de waterkwaliteit naar voren:
De oorzaak of oorzaken van de vijf knelpunten variëren van vervuiling door emissies uit een fabriek in IJsselmuiden tot aan de combinatie van een ecologisch ongunstige inrichting met een emissie uit een overstort of inrichting met diverse emissies.
Op één locatie zijn al diverse maatregelen uitgevoerd. Hier wordt de actuele waterkwaliteit vastgesteld om de effectiviteit van de maatregelen vast te stellen.
Op elf locaties zijn er voor het waterkwaliteitsspoor geen knelpunten.
Gemeente en Waterschap houden elkaar op ambtelijk niveau op de hoogte van actuele ontwikkelingen op de locaties. Daarnaast worden voor enkele locaties evaluaties gehouden op momenten die zijn genoemd in de bij het waterkwaliteitsspoor behorende factsheets.
Bescherming drinkwatervoorzieningen.
Drinkwater is van levensbelang. De voornaamste bron voor drinkwater in Overijssel is grondwater. In Overijssel wordt op 24 plaatsen grondwater uit de bodem gehaald. Uiteindelijk komt dit als drinkwater uit de kraan. De provincie is verantwoordelijk voor de bescherming van de openbare drinkwatervoorziening.
De provincie Overijssel beschermt haar openbare drinkwatervoorziening op twee manieren, namelijk:
Beide methoden beogen het weren van activiteiten met een risico voor drinkwater, of laten alleen functies toe met een laag risico (zogenoemde harmoniërende functies). Voor beide methoden is het belangrijk om de risico’s voor drinkwater en voor duurzaam veilige drinkwatervoorzieningen in kaart te hebben.
Op grond van de Waterwet kent de provincie functies toe aan het watersysteem, zoals drinkwaterfunctie. De provincie wijst daarvoor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden aan en stuurt via ruimtelijke ordening en milieu op goede kwaliteit van het grondwater. In de gemeente Kampen vindt op dit moment geen drinkwaterwinning plaats. Wel is er een gebied aangewezen als potentieel intrekgebied voor oppervlaktewaterwinning.
In dit gebied is het beleid gericht op het verminderen van de risico’s op verontreiniging van het grondwater. In de omgevingsverordening staat dat bestemmingsplannen alleen mogen voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden, waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor drinkwatervoorziening.
Afvalwaterakkoord gemeente Kampen en Waterschap Groot Salland
Het afvalwaterakkoord omvat een door het college van B&W van de gemeente Kampen en het dagelijks bestuur van het Waterschap Groot Salland getekende overeenkomst, een toelichting en een aantal modules met waarin de nadere afspraken voor de afvalwaterketen binnen het grondgebied van Kampen zijn uitgewerkt.
Het afvalwaterakkoord is een dynamisch document dat jaarlijks wordt geactualiseerd en zo nodig wordt aangevuld met nadere afspraken.
Beleidsregel aansluiting riolering Kampen
Middels de Beleidregel aansluiting riolering Kampen worden de gebruikers geïnformeerd betreffende regelgeving die gelden voor de aanleg, onderhoud, vervanging, wijzigen of laten vervallen van een aansluitleiding op het openbare riool. Deze beleidsregel is op 7 september 2010 vastgesteld door B&W.
Verordening eenmalig aansluitrecht 2007
Het project riolering buitengebied is per 1 januari 2007 beëindigd. Bij dit project konden eigenaren van woningen en bedrijven tegen betaling van een eigen bijdrage, vrijwillig aansluiten op de riolering. Niet alle percelen in het buitengebied hebben meegedaan aan dit project. Voor de percelen die niet hebben meegedaan aan het project is deze verordening van kracht (lijst met adressen gekoppeld aan verordening). Voor nieuwe percelen in het buitengebied geldt deze verordening niet, daarvoor geld aansluiting tegen werkelijke kosten.
Tijdelijke subsidieverordening riolering
Tuinbouwgebied de Koekoek wordt tot ontwikkeling gebracht door Ontwikkelingsmaatschappij Koekoekspolder. De kosten voor een rioolaansluiting voor nieuwe woningen/bedrijven zijn niet verdisconteerd in de grondprijs. Op 21-12-2002 is een “tijdelijke subsidieverordening riolering” vastgesteld die alleen van toepassing is op het tuinbouwgebied de Koekoek.
In deze paragraaf wordt de gemeentelijke zorgplicht betreffende afvalwater uitgewerkt. Bij deze zorgplicht gaat het erom dat het afvalwater wordt ingezameld zodat het geen gevaar vormt voor de volksgezondheid.
Kort gezegd: D e taak van de gemeente voor afvalwater is om dit in te zamelen of toe te zien op een goed alternatief.
2.2.1 – Verplichting vanuit de Wet.
De wettelijke basis voor de gemeentelijke zorgplicht voor afvalwater staat verwoord in artikel 10.33 van de Wet milieubeheer.
Relevante wetgeving bij het lozen op de riolering en het hebben van een aansluiting op de riolering valt uiteen in twee gedeelten:
2.2.2 – Taakopvatting van de gemeente op het gebied van afvalwater.
De gemeente hanteert de volgende taakopvatting:
Binnen de perceelsgrenzen is de lozer zelf verantwoordelijk voor de inzameling en het transport van het huishoudelijk afvalwater. Ook is de lozer verantwoordelijk voor het lozingsgedrag. Het doorspoelen van bijvoorbeeld vet, natte billendoekjes, luiers en doeken is verboden. Het kan leiden tot een verstopping in de aansluitingleiding in het openbare gebied. Kosten voor herstel worden bij de lozer in rekening gebracht.
Voor een goede en effectieve invulling van deze verantwoordelijkheden is onderlinge afstemming over het overnamepunt noodzakelijk. Hierbij maken waterschap en gemeente afspraken ten aanzien van de hoeveelheid afvalwater die door het waterschap van de gemeente moet worden afgenomen (afnameverplichting waterschap). De afnameverplichting wordt in principe jaarlijks onderling overeengekomen.
Het waterschap heeft een adviesfunctie (in sommige gevallen is dit advies bindend) en een toezichtbevoegdheid voor alle indirecte lozingen. De gemeente of de provincie (Wabo-bevoegd gezag) is verantwoordelijk voor de handhaving. Om het advies en toezicht zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen heeft de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) IJsselland in 2014 met de waterschappen een dienstverleningsovereenkomst (DVO) gesloten. Hierin staan de afspraken waar en wanneer het waterschap advies geeft plus toezicht uitvoert en hoe gemeenten of provincie met deze adviezen omgaan.
2.2.3 – Concrete uitwerking van het afvalwaterbeleid.
Gemeente Kampen voert als beleid om het huishoudelijk afvalwater en het (eventueel voorgezuiverde) bedrijfsafvalwater in te zamelen met de riolering. In totaal wordt circa 99,5% van het ontstane afvalwater ingezameld en getransporteerd naar de zuivering:
Woonboten die lozen op het gemeentelijk riool hebben zelf een voorziening aan boord om het huishoudelijkafvalwater te lozen op de gemeentelijke riolering. Wanneer op de ligplaats een andere/nieuwe boot of andere/nieuwe eigenaar/gebruiker komt is deze verplicht een soortgelijke eigen voorziening te hebben om gebruik te mogen maken van de ligplaats.
Nieuwe aansluitingen op de riolering moeten worden aangevraagd bij de gemeente. De kosten worden in rekening gebracht bij de aanvrager. Voor nieuwe aansluitingen op de riolering geldt het volgende beleid:
Gemeente Kampen werkt in het buitengebied met een verordening eenmalig rioolaansluitrecht gemeente Kampen 2007 (collegebesluit 25 oktober 2006, registratie 06/10043 en raadsbesluit 30 november 2006) het aansluittarief dat geldt, is € 10.000 voor aansluitingen op een drukrioleringssysteem van de bestaande percelen in de gebieden zoals deze staan vermeld op de bij deze verordening behorende adressenlijst.
Nieuwbouw in het buitengebied is verplicht aan te sluiten als er riolering aanwezig is en betaald daarvoor de werkelijke kosten om de aansluiting te realiseren. Dat geldt ook voor het geval er een drukrioleringsunit geplaatst moet worden conform de verordening beleidsregel aansluiting riolering Kampen.
In de overeenkomsten met eigenaren in het buitengebied is vastgelegd dat als de woning is aangesloten en het bedrijfsgedeelte voor 01-01-2015 ook wordt aangesloten op de riolering hiervoor betaald moet worden. Na 01-01-2015 wordt er geen eigenbijdrage meer gevraagd voor het aansluiten op de riolering voor het bedrijfsgedeelte. Voor het aansluiten van het bedrijfsgedeelte gelden de “Beleidsregel aansluiting riolering Kampen” en moet door de eigenaar/gebruiker vergunning worden aangevraagd bij de gemeente voor het realiseren van de bedrijfsaansluiting op het rioleringsysteem conform de Wm.
Voor wasplaatsen in het buitengebied waar drukriolering ligt geldt dat de wasplaats indien dit mogelijk is overkapt moet worden. Het terrein rond de wasplaats mag niet aflopen naar de afvoer van de wasplaats. Het terrein buiten de wasplaats moet afwateren naar de berm of watergang om te voorkomen dat regenwater in het drukrioleringssysteem komt. Indien een overkapping niet mogelijk is kan het regenwater dat op de wasplaats valt alleen maar afwateren naar de afvoer van de wasplaats. In dat geval moet de afmeting van de wasplaats zo minimaal mogelijk worden gehouden en moet de eigenaar aanvullende maatregelen treffen om de goede werking van het drukrioleringssysteem niet in gevaar te brengen. Voor opvang van vuilwater afkomstig van het wassen (hogedrukspuit) en de opvang van hemelwater dat op de wasplaats valt moet de eigenaar in het buitengebied een buffertank of bufferput plaatsen met een inhoud van minimaal 48 mm maal de oppervlakte van de wasplaats. In de wasplaats moet een slibvang aanwezig zijn en achter de slibvang een olie/benzine afscheider (conform wet Wm). Omdat buien in de toekomst steeds extremer worden kan een lozer, eigenaar, gebruiker ook kiezen voor een grotere buffertank/bufferput. De lozer, eigenaar, gebruiker kan de gemeente nooit aansprakelijk stellen voor overlast. De drukriolering heeft een beperkte inhoud voor het huishoudelijkafvalwater afkomstig van de woning en een deel bedrijfsafvalwater.
In stedelijk gebied (binnen de bebouwde kom) zijn alle bestaande panden verplicht om aan te sluiten op het gemeentelijk riool. De gemeente zorgt in dit geval voor een lozingspunt/aansluitpunt. Reden hiervan is dat vroeger toen de riolering in stedelijk gebied is aangelegd, de bestaande bebouwing geen aansluitkosten heeft betaald.
Nieuwe aansluitingen in stedelijk gebied (binnen de bebouwde kom) zijn verplicht om aan te sluiten op de gemeentelijke riolering en betalen de werkelijke kosten om de aansluiting te realiseren conform de verordening beleidsregel aansluiting riolering Kampen. De werkelijke kosten met een overhead van 15% worden in rekening gebracht (beleidsregels aansluiting riolering Kampen, besluit 7 september 2010, registratie 10int01050).
Als op een bedrijfsterrein vervuild hemelwater en/of afvalwater vrijkomt, is dat de verantwoordelijkheid van de gebruiker/eigenaar. De gebruiker/eigenaar moet conform de wetgeving duurzaam omgaan met afvalwater en hemelwater en moet de nodige maatregelen nemen om vervuiling van afvalwater en hemelwater te verkomen of te beperken en moet daarbij gebruik maken van de best beschikbare techniek (BBT).
Als de eigenaar/gebruiker dit niet kan oplossen op eigen terrein of kan voorkomen dat het afvalwater en/of hemelwater vervuild raakt en aangetoond is dat het technisch en maatschappelijk gezien te kostbaar wordt dan kan hij de gemeente vragen onder welke voorwaarden het vervuilde afvalwater of hemelwater geloosd kan/mag worden op het gemeentelijke riool. De gemeente hanteert hiervoor afspraken met waterschap zoals die zijn vastgelegd in module 7 van het afvalwaterakkoord. De hieruit voortvloeiende kosten aan het rioleringssysteem en rioolwaterzuivering worden door de gemeente en waterschap doorberekend aan de eigenaar/gebruiker van de lozing.
Eigenaren en gebruikers dienen zich ervan bewust te zijn dat ruimten die beneden straatniveau zijn gelegen niet rechtstreeks mogen lozen op de openbare riolering. De lozing kan alleen plaats vinden als de eigenaar/gebruiker een eigen pompinstallatie plaats die voorzien is van een terugloop blokkering/balkeerklep.
Voor lozingen groter dan 1 m3/dag, dus meer dan een normale huishoudelijke lozing, geldt dat de kosten in rekening worden gebracht die nodig zijn om het stelsel geschikt te maken voor deze grotere lozing. Denk hierbij aan een grotere leiding, rioolgemaal met dubbele pompen en extra elektronica. Dit geldt voor nieuwe lozingen en voor bestaande lozingen die worden uitgebreid.
2.2.4 – overige aandachtspunten
In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de onderwerpen kringloopsluiting, buitengebied, foutieve aansluitingen, overnamepunten en lozingspunten.
Gemeente Kampen streeft op lange termijn naar een duurzame oplossing met kringloopsluiting en hergebruik van waardevolle stoffen. Experimenten met nieuwe sanitatieconcepten worden gevolgd via de samenwerking in de afvalwaterketen in Rivus verband.
Gemeente Kampen volgt de landelijke ontwikkelingen op het gebied van riolering in het buitengebied. Zie bijgaand kader.
De capaciteit van drukriolering is niet berekend op de afvoer van hemelwater. Daarom moet hemelwater in het buitengebied geloosd worden op oppervlaktewater of worden geïnfiltreerd in de bodem. Als wel hemelwater wordt geloosd op de drukriolering komt de goede werking van het rioleringsysteem in gevaar. Daarom is de lozing van regenwater op drukriolering niet toegestaan.
Foutieve aansluitingen op gescheiden stelsels vormen een ondermijning van het afvalwaterbeleid. Zie bijgaand kader voor achtergrondinformatie.
De gemeente en het waterschap zorgen gezamenlijk voor de verwerking van het afvalwater. Zij doen dat door het afvalwater in te zamelen, te transporteren en te zuiveren. Dit wordt de afvalwaterketen genoemd. Ook het transport van ingezameld vervuild regenwater is onderdeel van de afvalwaterketen.
Beide organisaties hebben daarin hun eigen wettelijke verantwoordelijkheid en zorgplicht, voortkomend uit de Waterwet (Wtw) en de Wet milieubeheer (Wm). De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het inzamelen van afvalwater binnen de gemeentegrenzen en het transport daarvan naar het overnamepunt (meestal gemaal). Het waterschap is verantwoordelijk vanaf het overnamepunt voor het verdere transport van het afvalwater en het zuiveren van het afvalwater voordat het wordt geloosd op het oppervlaktewater.
Het overnamepunt is in eigendom, beheer en onderhoud bij het waterschap en is in het verleden gezamenlijk met de gemeente vastgelegd. In principe heeft elke woonkern één overnamepunt, meerdere overnamepunten zijn uit doelmatigheidsoverwegingen mogelijk. Daarnaast komt het voor dat een gebied die als recreatieconcentratiepunt wordt gezien, ook een overnamepunt heeft.
Voor een goede en effectieve invulling van deze verantwoordelijkheden is onderlinge afstemming over het overnamepunt noodzakelijk. Hierbij maken waterschap en gemeente afspraken ten aanzien van de hoeveelheid afvalwater die door het waterschap van de gemeente moet worden afgenomen (afnameverplichting waterschap). De afnameverplichting wordt in principe jaarlijks onderling overeengekomen.
Als gevolg van de hele wetgevingsoperatie (wet gemeentelijke watertaken, waterwet, wabo) is het afstemmingsregime veranderd, om te komen tot minder vergunningen en ontheffingen en meer algemene regels. Eén van de effecten hiervan is dat vanaf 1 juli 2011 alle lozingsvergunningen voor overstorten zijn komen te vervallen en vervangen zijn door algemene regels. Deze regels zijn genoemd in het Besluit Lozen Buiteninrichtingen.
Het huidige Bestuursakkoord Water geeft o.a. aan dat gemeenten en waterschappen gezamenlijk moeten zorgen voor een goede waterkwaliteit, waarbij het waterschap en gemeente hun zorgplichten wel blijft behouden. Er moet niet worden gewerkt vanuit verplichtingen, maar legt de Waterwet een sterke focus op een doelmatige samenwerking. Ten aanzien van lozingen vanuit de riolering op oppervlaktewater betekent dit, dat deze lozingen dienen voldoende te worden omschreven in het GRP om deze doelmatige samenwerking mogelijk te maken. Daarnaast zal in het GRP duidelijk worden gemaakt hoe de gemeente met deze lozingen op de riolering omgaat.
Daarvoor worden alle lozingspunten op oppervlaktewater in het GRP omschreven, waarmee hun status wordt geformaliseerd. Deze opsomming wordt jaarlijks met het waterschap geactualiseerd. Aanpassingen aan de lozingssituatie of hoe een nieuwe lozingssituatie wordt uitgevoerd, zal worden afgestemd met het waterschap.
Gemeenten hebben een beperkte zorgplicht voor de grondwaterstand in stedelijk gebied. Het is geen volledige verantwoordelijkheid voor het grondwater. Delen van het grondwaterbeheer liggen namelijk bij andere overheden zoals waterschap en provincie. Daarnaast is er een belangrijke rol voor de eigenaar van de grond. Verder geldt dat grondwater zich slechts ten dele laat beheersen. Vergelijk het met het weer, daarvoor is geen overheid verantwoordelijk, want het is een natuurlijk proces. Grondwater is eveneens een natuurlijk proces. Maar wel eentje waarbij we als maatschappij nadrukkelijk hebben ingegrepen middels waterlopen, polders, drainage, drinkwaterwinningen en dergelijke. Hiermee samenhangend is voor bepaalde aspecten van het grondwater een zorgplicht toegekend aan enkele overheden, waaronder de gemeenten.
2.3.1 – Verplichting vanuit de Wet.
De wettelijke basis voor de gemeentelijke zorgplicht voor grondwater staat verwoord in artikel 3.6 van de Waterwet.
Enkele punten uit de wettekst zijn van belang om de taak van de gemeente af te bakenen:
In het openbaar gemeentelijk gebied : deze formulering is essentieel. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van een woning om deze bouwkundig in goede staat te laten verkeren wat betreft vochtdichtheid van verblijfsruimten. De gemeente kan maatregelen treffen in het openbare gebied. In de eerste plaats om schade aan de wegconstructie door verzakking en opvriezen te voorkomen. Daarnaast werkt ontwatering van de openbare ruimte in positieve zin door naar de omgeving.
Voor zover het doelmatig is: dit is enerzijds een belangrijke afbakening van de zorgplicht en anderzijds een grote verantwoordelijkheid. Het is aan de gemeente om kosten en baten van maatregelen af te wegen en gemotiveerde keuzes te maken. Deze woorden weerspiegelen de kern van de gemeentelijke autonomie in dit dossier.
Voor zover het niet tot de zorg van waterschap of provincie behoort : vooral het peilbeheer door het waterschap heeft invloed op de grondwaterstanden. In het buitengebied is het waterschap het meest bepalend voor de grondwaterstanden, eventueel aangevuld met particuliere sloten en drainage. In stedelijk gebied speelt het oppervlaktewater dat in beheer is bij het waterschap ook een belangrijke rol voor de grondwaterstanden. In de praktijk is vaak sprake van een historisch gegroeide situatie. Maatregelen van waterschap en gemeente kunnen elkaar versterken of tegenwerken. De wetgever stelt in de toelichting dat het de bedoeling is dat gemeente en waterschap samen op trekken, onderling goede afspraken maken en eventueel kosten delen.
De wet ziet niet toe op oude gevallen maar is gericht op nieuwe situaties: De wettelijke zorgplicht beoogd nieuwe grondwateroverlastproblemen te voorkomen en patstellingen bij bestaande problemen te doorbreken. Daarnaast wil artikel 3.6 overbodige en ondoelmatige maatregelen voorkomen. Het artikel stelt bewust niemand verantwoordelijk of aansprakelijk voor de handhaving van een bepaalde grondwaterstand. Particulier, gemeente, waterschap en provincie hebben ieder eigen verantwoordelijkheden en mogelijkheden om maatregelen te treffen.
2.3.2 – Taakopvatting van de gemeente op het gebied van grondwater.
De gemeente hanteert de volgende taakopvatting:
De gemeente is het aanspreekpunt voor de burger. Zij behandelt klachten en zorgt voor een doelmatige aanpak van grondwaterproblemen, ook als grondeigenaar van het openbare gebied. Pas als aanpak door de particulier niet doelmatig is en de problemen structureel zijn, is het aan de gemeente om in het openbare gebied maatregelen voor de afvoer van overtollig grondwater te treffen.
Het waterschap beïnvloedt via het oppervlaktewaterpeil de grondwatersituatie. Ook zorgt het waterschap voor de afvoer van door de gemeente of particulier ingezameld grondwater via het oppervlaktewater. Sinds eind 2003 is de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan verplicht om vroegtijdig advies in te winnen bij het waterschap over hoe om te gaan met water. Het waterschap moet een gefundeerd advies geven over het omgaan met alle facetten van het water in het plan. Dit is de zogenaamde ‘Watertoets’.
De provincie is strategisch grondwaterbeheerder. Dat wil zeggen dat de provincie erop toeziet dat er voldoende grondwater van de gewenste kwaliteit beschikbaar is. In dit kader geeft de provincie vergunningen af, bijvoorbeeld aan de drinkwaterbedrijven, voor grote industriële onttrekkingen en voor warmte- en koude opslag. In de vergunning kan zij voorschriften voor de beëindiging van de onttrekking opnemen.
De gemeente heeft bij dit alles de regie. Bij klachten over grondwateroverlast maakt de gemeente een analyse van oorzaken, gevolgen en mogelijke maatregelen.
2.3.3 – Concrete uitwerking van het grondwaterbeleid
Het treffen van maatregelen in de openbare ruimte door de gemeente worden doelmatig geacht wanneer er sprake is van structurele grondwateroverlast zoals hieronder beschreven en de kosten voor het treffen van maatregelen in verhouding staan tot de nadelige gevolgen.
Er is sprake van structurele grondwateroverlast als:
De gemeente treft geen maatregelen als er sprake is van grondwateroverlast als gevolg van een schijngrondwaterstand. Dit fenomeen komt voor als er sprake is van een water afsluitende klei- of leemlaag die boven de grondwaterstand zit. Hier kan het water langdurig op blijven staan en overlast tot gevolg hebben. Het lokaal verbeteren van de bodemopbouw is een verantwoordelijkheid van de particulier.
De concrete uitwerking van dit beleid staat in het volgende kader.
De gemeente treft geen maatregelen, voor eigen rekening, als er sprake is van besluiten of vergunningen die niet door de gemeente zijn genomen c.q. afgegeven maar wel van invloed kunnen zijn op de grondwaterstand zoals:
In die gevallen zal de gemeente met de verantwoordelijke waterbeheerder in overleg treden om te komen tot een oplossing.
2.3.4 – overige aandachtspunten
In de gemeente Kampen zijn geen meldingen bekend van grondwateroverlast door (te) hoge grondwaterstanden. Door Rijkswaterstaat zijn in het kader van Ruimte voor de Rivier IJsseldelta Zomerbedverlaging Beneden IJssel (ZBIJ) en de aanleg van Reevediep (Bypass) meerdere peilbuizen geplaatst in het stedelijke en landelijk gebied. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van bestaande peilbuizen waterschap en provincie die lange tijd bemeten zijn. Het monitoren van 152 putten en 233 filters voor de ZBIJ in het stedelijke en landelijk gebied wordt in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd. De nul-situatie grondwater ZBIJ is vastgelegd in een rapportage dossier BD4203 van april 2015 van RH/DHV. Van 22 wijken zijn de gemeten en maximaal toelaatbare opbolling in meters t.o.v. het winterpeil vastgelegd als nul-situatie voordat met de uitvoering van de ZBIJ wordt gestart door aannemer Isaladelta.
Als eerste geldt dat de gemeente grondeigenaar is van de openbare ruimte en zodoende daarin ook voorgenoemde verantwoordelijkheden heeft. Daarnaast geldt dat een hoge grondwaterstand in de openbare ruimte onwenselijk kan zijn terwijl via een goede afwatering in de openbare ruimte ook grondwaterproblemen in bebouwd gebied voorkomen of verminderd kunnen worden.
De gemeente zamelt aangeboden (grond)water in en heeft de taak, wegen en openbaar groen (als grondeigenaar) voldoende te ontwateren om een gezonde en veilige leefomgeving te waarborgen. Deze taak ligt vooral in het stedelijk gebied.
Voor nieuwbouwwijken en uitbreidingen in stedelijk gebied gelden onderstaande ontwateringdiepte
Om op een doelmatige wijze invulling te kunnen geven aan de grondwaterzorgplicht draagt de gemeente zorg voor:
Gemeenten hebben een zorgplicht voor hemelwater in stedelijk gebied. Deze taak is recent vastgelegd in de wet. Maar ook voor die tijd deden gemeenten al jaren hun werk op dit gebied. Immers, in stedelijk gebied ligt overal riolering waarmee niet alleen het afvalwater naar de zuivering wordt gebracht maar waarmee ook overtollig hemelwater wordt ingezameld en afgevoerd. Nieuw is dat gemeenten bewuste keuzes kunnen maken hoe om te gaan met het hemelwater. Zij kunnen het gemengde stelsel handhaven, of een ander stelseltype aanleggen of perceeleigenaren dwingen tot afkoppelen op eigen terrein. De wet gaat uit van het principe dat de perceeleigenaar eerst aan zet is om op eigen terrein het hemelwater te infiltreren of te lozen op oppervlaktewater. Dit is fundamenteel anders dan vroeger.
Kort gezegd: de taak van de gemeente is hemelwater in te zamelen en te verwerken, voor zover de perceeleigenaar niet zelf kan zorgen voor infiltratie in de bodem of lozing op een sloot.
2.4.1 – Verplichting vanuit de Wet.
De wettelijke basis voor de gemeentelijke zorgplicht op het gebied van hemelwater staat verwoord in artikel 3.5 van de Waterwet.
Enkele punten uit de wettekst zijn van belang om de taak van de gemeente af te bakenen:
Doelmatige inzameling. Deze woorden zijn belangrijk. De kosten die samenhangen met de inzameling en verwerking van hemelwater zijn afgelopen jaren flink gestegen door investeringen die zijn afgesproken met het waterschap voor verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Deze kosten worden via de rioolheffing verhaald op de burger. Het is aan de gemeente om af te wegen welke maatregelen doelmatig worden geacht en welke als te duur worden aangemerkt.
Van recente datum is de aandacht voor extreem zware buien die door de klimaatontwikkeling vaker lijken voor te komen dan voorheen. Het gaat om de vraag op welke plekken de enorme hoeveelheden water kortstondig geborgen kunnen worden. Verder speelt de vraag welke mate van overlast en schade acceptabel wordt geacht. Ook hier is het aan de gemeente om afwegingen van doelmatigheid te maken.
Redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Deze woorden staan te midden van een wat langere omschrijving. Zij geven aan dat de wet er in beginsel van uitgaat dat het hemelwater op het perceel waar het valt in de bodem wordt geïnfiltreerd of op de sloot wordt geloosd. Dit sluit aan bij de natuurlijke gang van zaken: regen zakt weg in de bodem of loopt weg richting een sloot. In veel gevallen kan deze weg ook worden bewandeld in stedelijk gebied. Dikwijls is de bodem geschikt voor infiltratie en dikwijls zijn sloten, greppels, vijvers en grachten aanwezig. De wet gaat er vanuit dat eerst naar deze mogelijkheden wordt gekeken. Alleen als het naar het oordeel van de gemeente teveel vergt van de particuliere eigenaar of woningcorporatie om dit te doen, dan is de gemeente aan zet om het hemelwater in te zamelen. Dit is een trendbreuk met de gangbare civiele praktijk waarbij meestal vanzelfsprekend al het hemelwater wordt ingezameld via de riolering. Met deze nieuwe wetgeving is het aan de gemeente om aan te geven in welke delen van de stad van de perceelseigenaren kan worden gevergd het hemelwater te verwerken op het eigen perceel en in welke delen van de stad de gemeente voorzieningen aanbiedt voor de inzameling van het hemelwater. Als de gemeente in bestaande gebieden wil overgaan van inzameling van hemelwater met de riolering naar een situatie waarbij particulieren zelf infiltreren of lozen op de sloot, zal een overgangstermijn nodig zijn om de particulieren in de gelegenheid te stellen eigen voorzieningen te treffen. Een en ander kan worden aangegeven in een verordening.
Doelmatige verwerking. De zorgplicht van de gemeente gaat niet alleen over het inzamelen van het hemelwater, maar ook over de verwerking hiervan. Het is aan de gemeenten om hierin doelmatige keuzes te maken. In de toelichting bij de wet wordt dit benadrukt. Dit is een trendbreuk met afgelopen jaren waarin waterschappen veelal dominant waren geworden ten aanzien van deze afweging. Elders in de wet wordt wel benadrukt dat gemeenten en waterschappen goed moeten samenwerken. Het waterschap is dus niet buitenspel gezet bij het maken van de keuzes, maar op een gelijkwaardige positie gezet, waarin het niet zozeer normen aan de gemeente oplegt, maar in overleg haar belangen inbrengt.
2.4.2 – Taakopvatting van de gemeente op het gebied van hemelwater.
De gemeente hanteert de volgende taakopvatting:
De particulier is eerste verantwoordelijke voor de opvang en verwerking van hemelwater dat valt op zijn eigen terrein (aanpak bij de bron). Het is aan de gemeente om te beoordelen of redelijkerwijs van de perceeleigenaar verlangd kan worden het afvloeiend hemelwater zelf in de bodem of op oppervlaktewater te brengen;
De gemeente is het aanspreekpunt voor de burger. Zij behandelt klachten en zorgt voor een doelmatige aanpak van hemelwaterproblemen, ook als eigenaar van het openbaar gebied. Het is aan de gemeente om in het openbare gebied maatregelen voor de afvoer van overtollig hemelwater te treffen en (hemel)wateroverlast te voorkomen;
Het waterschap is verantwoordelijk voor het oppervlaktewater. Zij draagt zorg voor de afvoer van door de gemeente of particulier ingezameld hemelwater via het oppervlaktewater. Sinds eind 2003 is de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan verplicht om vroegtijdig advies in te winnen bij het waterschap over hoe om te gaan met water. Het waterschap moet een gefundeerd advies geven over het omgaan met alle facetten van het water in het plan. Dit is de zogenaamde ‘Watertoets’.
In de gemeente Kampen zijn in het bestaande stedelijk gebied ook locaties waar infiltratie niet gewenst is zoals in de binnenstad waar de bebouwing dicht op elkaar staat. In dicht bebouwd gebied is een kans dat geïnfiltreerde water in de bodem tot overlast leidt in de kruipruimte. Er zijn wijken waar vanwege de bodemopbouw infiltratie van hemelwater niet gewenst of mogelijk is vanwege aanwezige kleilagen of waar een hoge grondwaterstand aanwezig is. Ook zijn er wijken waar het niet gewenst is de grondwaterstand te verlagen vanwege houtenpaal funderingen en/of waar woningen zand op zand zijn gefundeerd.
2.4.3 – Concrete uitwerking van het hemelwaterbeleid.
Het hemelwaterbeleid richt zich in eerste plaats op in- en uitbreidingslocaties, herinrichtingen en rioolrenovaties. Op dergelijke momenten is het mogelijk te kiezen voor een (nieuw) systeem dat voldoet aan de eisen van deze tijd. Hemelwaterbeleid kan daarnaast worden ondersteund door particulier initiatief. Dit geeft kleine voordeeltjes per keer, maar kan op termijn een krachtig middel vormen om het bestaande gemengde rioolstelsel te ontlasten.
De gemeente Kampen maakt de volgende beleidskeuzes:
Transport van hemelwater moet worden geminimaliseerd. Benodigde voorzieningen blijven dan klein en het risico op verontreiniging beperkt. Het beste is om hemelwater te infiltreren vlakbij de plek waar het valt, dus bij voorkeur op de kavel met een overloop van de voorziening naar de tuin en mogelijk naar openbaar gebied.
De keuze voor bovengrondse hemelwaterafvoer richting een wadi of andere centrale infiltratievoorziening impliceert dat hiermee rekening moet worden gehouden in het stedenbouwkundige plan en de civiele planuitwerking. Het gaat vooral om de detaillering vanaf regenpijp via perceelsgoot en straatgoot richting infiltratievoorziening, met de notie dat water van hoog naar laag stroomt.
Bij uitbreiding van de woning of verhardoppervlak zorgt de eigenaar of gebruiker dat de afvoer naar het gemeenteriool niet toeneemt maar gedoseerd plaats vindt door een infiltratievoorziening (bijvoorbeeld kratten of een laagte in de tuin) met een inhoud van minimaal 10 mm over het verhard oppervlak op eigen terrein;
Er wordt gestimuleerd dat particulieren regenwater niet via de riolering afvoeren, maar op eigen terrein bergen, vasthouden en verwerken als dat niet tot verlast leidt. Hierbij kan ook gedacht worden aan een groen dak dat tevens voor koeling zorgen. De gemeente Kampen stimuleert duurzaam omgaan met schoon hemelwater maar geeft geen subsidie voor particulier initiatief.
2.4.4 – overige aandachtspunten
Extreme buien geven steeds vaker problemen met wateroverlast. Rioolstelsels zijn veelal ontworpen voor probleemloze afvoer van hemelwater tot een neerslagintensiteit van 60 l/s/ha (liter per seconde per hectare) ofwel 20 mm/uur. Dit is voldoende voor alle normale dagen en ook voor de meeste zware neerslag. Af en toe, vooral bij zomerse donderbuien, komen buien met een veel hogere neerslagintensiteit voor, tot wel 100 mm/uur. Het is te kostbaar om rioolstelsels daarop te dimensioneren. Als een dergelijke bui (of hevige cel in een bui) slechts enkele minuten duurt, is er weinig aan de hand. Het wordt een probleem als het langer aanhoudt. De verwachting is dat door de klimaatontwikkeling extreme buien vaker voorkomen.
Voor nieuwbouwwijken wordt tijdens het ontwerp een waterhuishoudingplan en rioleringsplan opgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van een bui T=100+10% klimaatscenario. De benodigde waterberging binnen de plangrenzen wordt hiermee berekent.
Het wordt geen eis dat de gemeente Kampen het systeem zodanig ontwerpt dat dergelijke buien probleemloos verwerkt kunnen worden. Wel staat de gemeente voor de opgave voor het ontwerp van het systeem in combinatie met de inrichting van de openbare ruimte om overlast en schade te beperken. Maar wanneer spreken we nu eigenlijk over wateroverlast?
Waar ligt deze grens, in welke gevallen spreken we van wateroverlast en wanneer spreken we slechts van hinder? Wanneer nemen we maatregelen en wanneer is ingrijpen niet noodzakelijk. Zeker is dat de samenleving water op straat in de vorm van hinder zal moeten (leren) accepteren. Maatregelen zijn in ieder geval nodig als hevige regenval onacceptabele schade of overlast veroorzaakt.
Voor prioritering en realisatie van maatregelen is het belangrijk heldere afspraken te maken over wat we onder wateroverlast verstaan.
Wateroverlast is in de gemeente Kampen als volgt gedefinieerd:
Naast wateroverlast kan er sprake zijn van hinder. Water op straat in de vorm van hinder zullen we als samenleving moeten accepteren, zoals hinder door ondergelopen achterpaden of tuinen. Alleen als er sprake is van echt langdurige hinder kan deze hinder overlast worden.
Het belangrijkste kenmerk van extreme buien is dat al het regenwater niet in de riolering past en dus op straat blijft staan en daar gaat stromen richting lage plekken. Op de lokaal laagste plekken komt alles bijeen en ontstaat overlast en schade. De nieuwe opgave wordt om het water zodanig te geleiden dat dit zonder schade kan worden afgevoerd of geborgen, bijvoorbeeld naar laag gelegen groenstroken. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen dient deze nieuwe opgave mee te spelen. In deze GRP periode zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de situatie in de gemeente Kampen.
Particulier initiatief tot afkoppelen.
Hemelwaterbeleid kan worden ondersteund door particulier initiatief. Dit geeft kleine voordeeltjes per keer, maar kan op termijn een krachtig middel vormen om het bestaande gemengde rioolstelsel te ontlasten. Bijgaand kader schetst enkele opties voor de houding die de gemeente kan kiezen ten opzichte van particuliere initiatieven tot afkoppelen.
Verordening grond- en hemelwater.
Eén van de bedoelingen van het nieuwe beleid is dat zo min mogelijk grondwater en hemelwater wordt afgevoerd naar de zuivering. Die is namelijk bedoeld voor het zuiveren van afvalwater. Extra toevoer van relatief schoon water leidt tot hogere kosten en een lager zuiveringsrendement.
Sinds de invoering van de Wet gemeentelijke watertaken is het mogelijk een verordening af te kondigen, die in aangewezen gebieden een verbod op het lozen van grondwater en hemelwater op de afvalwaterriolering behelst. De VNG heeft hiertoe een modelverordening opgesteld. De verordening is bedoeld als sluitstuk van het afkoppelbeleid. Het vormt een instrument waarmee kracht wordt verleend aan het beleid uit het GRP.
De verordening gaat concreet werken in speciaal aangewezen gebieden, bijvoorbeeld:
In de situatie dat het bestaande gemengde rioolstelsel wordt of is vervangen door een systeem met gescheiden afvoer of een systeem voor alleen het afvalwater. In een dergelijk geval wordt van de perceeleigenaren verwacht dat zij hun lozingssituatie aanpassen aan de nieuwe situatie in de straat. Meestal zullen eigenaren hiertoe genegen zijn, vooral als de gemeente voorziet in communicatie en hen tegemoet komt tijdens het werk. Soms zijn er echter mensen die weigeren mee te werken.
De verordening is bedoeld als stok achter de deur. Niet prettig, wel nuttig.
De gemeente Kampen onderzoekt in de planperiode van het GRP of een dergelijke hemelwaterverordening gewenst is.
De wetgeving en zorgplicht geven aan dat de hemelwaterverwerking dus eigenlijk bestaat uit twee stappen:
De eigenaar van een perceel is dus in eerste instantie verantwoordelijk voor hemelwater op eigen terrein (aanpak bij de bron). Het is aan de gemeente om te beoordelen of redelijkerwijs van de perceelseigenaar verlangd kan worden het afvloeiend hemelwater zelf in de bodem of op oppervlaktewater te brengen.
De wetgeving gaat er vanuit dat hemelwater schoon genoeg is om het zonder behandeling in het milieu te laten terugvloeien. Wanneer het ingezamelde hemelwater echter wordt verontreinigd nadat het is gevallen en voordat het wordt teruggebracht in het milieu of aan de gemeente wordt aangeboden, dan dient het verontreinigde hemelwater ter plaatse, door de houder, te worden gezuiverd (IBA Individuele behandeling afvalwater, een helofytenfilter of een zuiveringsfilter of een gelijksoortige voorziening), alvorens het wordt geloosd. Voorkeursvolgorde vastgelegd in de module 7 van het afvalwaterakkoord voor de ZZH. De mogelijkheid van lozen is afhankelijk van de capaciteit van het rioleringsysteem. Als de capaciteit van het rioleringsysteem niet voldoende is dient de particulier of bedrijf het vervuilde hemelwater vast te houden (bufferen 48 mm/ha) en vervolgens gedoseerd (Max. 1 mm/uur/ha) te lozen op het rioleringsysteem. De particulier of bedrijf dient op eigenterrein de Best Beschikbare Techniek toe te passen om zo weinig mogelijk vervuild hemelwater te hoeven te lozen. Beter is natuurlijk om te voorkomen dat het vervuild raakt. Bij sommige licht vervuilende bedrijfsactiviteiten is het beter om terreinwater zonder zuivering op het vuilwater rioolstelsel aan te sluiten.
De gemeente krijgt vanuit de regelgeving nieuwe bevoegdheden om eventueel aanvullende eisen te stellen via een maatwerkvoorschrift of een verordening. De gemeente kan van deze bevoegdheden gebruik maken als blijkt dat afstromend hemelwater toch te verontreinigd is om vrij in het milieu te worden geloosd en om verontreiniging van afstromend hemelwater te voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater heeft het waterschap die bevoegdheid.
De gemeentelijke hemelwaterzorgplicht komt pas om de hoek kijken als de perceelseigenaar zich niet op een andere wijze van het ingezamelde hemelwater van zijn perceel kan ontdoen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er geen oppervlaktewater in de buurt is waarop geloosd kan worden en/of de grondwaterstand zo hoog is dat infiltratie niet mogelijk is. Een situatie dat de perceelseigenaar het gehele perceel verhard heeft, waardoor infiltratie onmogelijk is geworden, is geen reden om een beroep te doen op de gemeentelijke zorgplicht.
De zorgplicht omvat niet meer dan een door de gemeente aangeboden voorziening waar het hemelwater in geloosd kan worden. Nadat hemelwater door de gemeente is ontvangen, is het vervolgens aan de gemeente om de afweging te maken op welke wijze het ingezamelde hemelwater wordt verwerkt. Dat kan een gescheiden maar ook een gemengd systeem zijn. Samenspraak met het waterschap is hierbij natuurlijk onontbeerlijk. De uiteindelijke keuze voor de wijze van omgaan met afvloeiend hemelwater wordt op lokaal niveau bepaald op basis van een integrale afweging. De wetgeving en het rijksbeleid verplichten gemeenten niet tot een gescheiden inzameling. De gemeente heeft bij uitvoering van de zorgplicht de nodige beleidsvrijheid en kan voor een aanpak kiezen die gelet op de lokale omstandigheden het meest doelmatig is. Doelmatigheid is dan ook het centrale criterium bij de gemeentelijke keuzes.
Hoofdstuk 3 – Rioleringsvoorzieningen.
Goed beheer begint met weten wat je hebt. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de voorzieningen die gemeente Kampen in eigendom en beheer heeft om invulling te geven aan de zorgplichten voor de riolering. Ook de toestand van de objecten wordt kort belicht. In dit hoofdstuk wordt algemene informatie gegeven.
3.1 – Overzicht van de voorzieningen die onder dit GRP vallen.
Riolering bestaat uit diverse objecten zoals buizen, putten en pompen voor inzameling en transport van afvalwater, maar bijvoorbeeld ook wadi’s voor de infiltratie van regenwater en drainage voor beheersing van de grondwaterstand. Bijgaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste voorzieningen die behoren bij de riolering in brede zin van het woord. Voor gedetailleerde informatie over deze voorzieningen wordt verwezen naar het beheersysteem voor de riolering van de gemeente en naar diverse basisrioleringsplannen, dat zijn rapporten met bijbehorende hydraulische berekeningen van deelgebieden van het stelsel.
Vervangingswaarde van de riolering.
De kosten voor de totale vervangingswaarde van de riolen in Kampen zijn indicatief geraamd. De volgende uitgangspunten zijn daarbij gehanteerd:
De totale vervangingswaarde van het rioleringssysteem bedraagt € 237.008.505,00
3.2 – Huis en bedrijfsaansluitingen
Woningen en overige panden zijn meestal op de riolering aangesloten met aansluitleidingen. Via deze aansluitleidingen wordt het afvalwater ingezameld om daarna door de riolering te worden getransporteerd. Bij gescheiden stelsels is meestal sprake van twee aansluitingen, namelijk één voor afvalwater en één voor regenwater. Een ontwikkeling van de laatste jaren is dat het regenwater vaak niet rechtstreeks wordt aangesloten op de riolering. Als het regenwater dan wel afstroomt naar de openbare ruimte is er sprake van een indirecte aansluiting.
Het eigendom van de aansluitleidingen is per gemeente verschillend geregeld.
In de gemeente Kampen zijn de aansluitleidingen tot aan het hoofdriool in principe in eigendom bij de woningeigenaar. De gemeente is eigenaar van de hoofdriolering.
De gemeente Kampen heeft voor aansluiting op de riolering de “Beleidsregel aansluiting riolering Kampen” opgesteld. Het bijgevoegde kader is een toelichting van deze beleidsregel opgenomen.
Kolken en goten vormen een essentieel element van de riolering. Op deze plekken kan straatwater in de riolering stromen. Meestromend straatvuil bezinkt grotendeels in de bak van de kolk of in de goot. Deze moeten regelmatig worden leeg gezogen. In gemeente Kampen worden kolken en goten tweemaal per jaar gereinigd. De 1e reinigingsronde wordt uitgevoerd in april/mei en de 2e reinigingsronde in oktober.
Het kolken en goot reinigen, uitvoeren van reparatie aan kolken en de controle van spindels en schuiven wordt jaarlijks uitbesteed aan marktpartijen die tevens zorg dragen voor afvoer en verwerking van het slib.
Kolken en goten moeten niet alleen onderhouden worden, soms moeten we ook reparaties uitvoeren. Tijdens het reinigen van de kolken worden eventuele gebreken aan de kolken en goten geregistreerd. Deze gebreken worden jaarlijks gelijktijdig met het kolken reinigen verholpen. De aansluitleidingen van kolken en goten kunnen ook verstopt raken. Deze verstoppingen worden in opdracht van de gemeente hersteld.
Vrijverval riolen vormen het meest omvangrijke, het meest kostbare en het meest bekende onderdeel van de gemeentelijke rioleringsvoorzieningen.
Riolen raken in de loop der jaren vervuild en slibben dicht. Dit speelt in Nederland sterk door het geringe afschot van onze riolen en soms door zonken ten gevolge van verzakking bij slappe bodems. Riolen moeten daarom af en toe worden gereinigd.
In gemeente Kampen worden de riolen eens per 10 jaar gereinigd. Het gaat per wijk volgens een vaste volgorde. Sommige riolen vervuilen sneller dan andere riolen. Deze riolen moeten daarom vaker schoongemaakt worden. In het rioolbeheersplan staat het programma van jaar tot jaar aangegeven.
Het reinigen wordt in gemeente Kampen uitbesteed aan marktpartijen die tevens zorg dragen voor afvoer en verwerking van het slib. Kleine reparaties aan de vrijvervalriolering vallen ook onder deze uitbesteding.
Riolen verouderen in de loop der jaren. Het is vooraf nauwelijks te voorspellen hoelang een riool zal kunnen functioneren. Dit is onder meer afhankelijk van de kwaliteit van de buis, de zorgvuldigheid van de aanleg, de toestand van de ondergrond en de aard van het geloosde afvalwater. Daarnaast is van grote invloed of er op het riool wordt geloosd vanuit een persleiding. De riolering in gemeente Kampen wordt eens in 10 jaar geïnspecteerd waardoor een goed beeld is ontstaan van de staat van de riolering. Gelijktijdig met de inspectie wordt het riool ook gereinigd.
De gemeente Kampen wordt gekenmerkt door een grillige opbouw van de ondergrond. Leem, klei en veen wisselen elkaar af op korte afstanden. Daarom zijn in gebieden met slechte grondslag de riolen gefundeerd op palen. Ook zijn riolen zand op zand gefundeerd. Desondanks vraagt per keer een afweging door de rioolbeheerder of een scheur kan worden gerepareerd of dat rioolrenovatie of vervanging beter is.
Jaarlijks wordt ca. 27 km riool geïnspecteerd. Een jaar na de inspectie volgt de uitvoering van maatregelen. Gelijktijdig met de uitvoering van rioleringswerkzaamheden kunnen ook de herstraatwerkzaamheden e.d. worden opgepakt. Het combineren van de werkzaamheden beperkt de overlast voor burgers zoveel mogelijk.
De wijkindeling voor reiniging en inspectie zijn hieronder weergegeven.
De uitvoering van reparatie en vervanging in de wijk vindt plaats één jaar na inspectie.
3.5 – Gemalen en persleidingen.
Rioolgemalen vormen een essentieel onderdeel van de riolering, vergelijkbaar met het hart van het menselijk lichaam. Het ingezamelde afvalwater loopt via de riolen, die onder afschot liggen, vanzelf naar het laagste punt. De rioolgemalen pompen vanuit de diepste punten van het rioolstelsel het water omhoog naar een volgend rioleringsgebied of de zuivering. Aan de drukzijde van het gemaal zit een persleiding. Soms een korte persleiding waarmee het afvalwater wordt geloosd in het aansluitende stelsel, soms enkele kilometers lange persleiding waarmee het afvalwater wordt getransporteerd naar de zuivering.
Onverhoopt disfunctioneren van rioolgemalen kan ertoe leiden dat het rioolstelsel geheel gevuld raakt en na enkele uren via de overstorten ongezuiverd afvalwater loost op het oppervlaktewater. Dit kan leiden tot aanmerkelijke overlast en vissterfte en vormt een risico voor de volksgezondheid. Gemalen dienen daarom voortdurend in goede staat te verkeren.
De gemeente beheert 37 st. rioolgemalen met 23,5 km persleidingen, 4 st. tunnelgemalen en 11 st. bergbezinkvoorzieningen, 25 st. terugslagkleppen en 25 st. afsluiters/schuiven en 581 st. drukriolering units met 174,5 km persleidingen.
Het watersysteem is deels eigendom van de gemeente en deels van het waterschap. Het beheer en onderhoud van het stedelijk watersysteem (watervoerend en waterbergend) is in 2011 overgedragen aan het waterschap Groot Salland. De poldergemaaltjes in het watersysteem zijn gelijktijdig in 2011 in eigendom overgedragen aan het waterschap Groot Salland. Vanaf 2011 doet het waterschap Groot Salland het onderhoud van watergangen (natte profiel) incl. duikers en kunstwerken in het stedelijk gebied van Kampen.
De tunnelgemalen en fonteinen zijn in eigendom, beheer en onderhoud van de gemeente maar vallen niet onder de rioleringzorg. Het beheer en onderhoud is onder de kunstwerken -en waterbeheer.
Het beheer en onderhoud van hoofdgemalen en voorzieningen is door de gemeente Kampen uitbesteed aan het waterschap Groot Salland. Het waterschap verzorgt het dagelijks beheer en onderhoud, reinigen en de storingsdienst van de hoofdgemalen en voorzieningen.
De onderhoudsdienst van waterschap Groot Salland bestaat hoofdzakelijk uit eigen personeel. Complexe werkzaamheden worden, in overleg met de gemeente en in opdracht van de gemeente, uitbesteed aan gespecialiseerde marktpartij. De gemalen en voorzieningen van de gemeente Kampen zijn uitgerust met een telemetrie beheersysteem (AquaWeb). Middels de telemetrie kan het beheer en storingen aan hoofdgemalen en voorzieningen op afstand geschieden gedurende 24 uur per dag. Dit geldt voor de grote rioolgemalen en voorzieningen, niet voor de drukriolering in het buitengebied.
De drukriolering in het buitengebied vormt een systeem op zichzelf. De pompunits zijn enkel pomps uitgevoerd, worden eens per twee jaar geïnspecteerd en jaarlijks 2 keer gereinigd. De tussengemalen zijn dubbel pomps uitgevoerd en worden jaarlijks geïnspecteerd en onderhouden. Het ingezamelde afvalwater wordt nauwelijks geloosd op vrijverval riolering maar geïnjecteerd in persleidingen. Het onderhoud (inclusief reiniging) aan deze gemalen wordt uitgevoerd door een externe partij, ondersteund door een eigen medewerker. De pompen van de drukriolering worden via een rode lamp bewaakt. Bij meldingen worden eigen medewerkers ingeschakeld, ook in de avonden en weekenden. Enkele pompunits ontvangen afvalwater van meerdere woningen of bedrijven. Komende planperiode wordt bekeken of deze aangeduid blijven als pompunit of dat een andere aanduiding beter recht doet.
Het bijpassend beheer per pompunit op basis van het aantal aangesloten percelen per pompunit zal in de loop van het GRP worden onderzocht. Als het lopende onderhoudscontact is afgelopen zal een afweging worden gemaakt of het onderhoud aan pompunits 1 maal per jaar of 1 maal per twee jaar of alleen bij storingen wordt uitgevoerd. Dit kan mogelijk kosten besparen op het jaarlijks onderhoud van drukriool units.
Aantal huisaansluitingen op één unit en locatie van de unit.
Binnen de gemeente Kampen zijn een aantal particulieren die met een eigen rioolgemaal en/of pomp lozen in de gemeentelijke riolering.
Dit betreft de volgende adressen:
3.7 – Riooloverstorten en hemelwateruitlaten.
De overstorten in het gemengde rioolstelsel worden niet jaarlijks geïnspecteerd en gereinigd. Het reinigen en inspecteren vindt plaats 1 x 10 jaar. Het reinigen heeft betrekking op het riool nabij de overstortmuur, op de put zelf, op de leiding naar het oppervlaktewater en op de oevers nabij het lozingspunt. Bijzonderheden worden genoteerd in het inspectierapport.
Recent is bij een aantal overstorten meetapparatuur geïnstalleerd waarmee overstortingen worden geregistreerd. Deze dataloggers registreren waterstanden in de diverse rioolstelsels. Samen met gegevens over de rioolgemalen en neerslagmeting kunnen we uitspraken doen over het functioneren in de praktijk. De bedoeling is dat de rapportage hiervan wordt voorzien van een inhoudelijke analyse en jaarlijks besproken met het waterschap.
Hemelwater wordt dikwijls rechtstreeks geloosd op oppervlaktewater. Dat kan op kleine schaal met een pijpje op eigen terrein of op grotere schaal met een gescheiden rioolstelsel met hemelwateruitlaten. De kwaliteit van het water dat vanuit hemelwateruitlaten wordt geloosd op oppervlaktewater is wel eens onderwerp van discussie geweest tussen waterbeheerders en gemeenten, maar wordt door de wetgever als onverdacht beschouwd, tenzij de waterbeheerder aantoont dat er een probleem is of een bijzondere situatie. De hemelwateruitlaten in gemeente Kampen vormen, voor zover bekend, geen probleem.
Regenwater overstorten en uitmondingen zijn de constructies waaruit hemelwater wordt geloosd vanuit de zogenaamde gescheiden en verbeterd gescheiden rioolstelsels. Deze vormen meestal geen probleem voor het ontvangende watersysteem.
Filtratie (zuivering) en infiltratie van hemelwater wordt steeds belangrijker als alternatief voor riolering.
Gemeente Kampen heeft in de wijk Onderdijks Wadi’s aangelegd met infiltratievoorzieningen die variëren van een ondergrondse bergingscapaciteit van 6 mm tot 26 mm. Wadi’s hebben een overloopvoorziening naar het open water in de woonwijk Onderdijks dat als waterberging is aangelegd. De wadi’s in de wijk Onderdijks zijn gecombineerd met de inrichting van groen en speelplaatsen. Het dagelijks onderhoud in de Wadi’s wordt uitgevoerd door groen.
In de woonwijk Hanzewijk, Het Meer en in de Nijverheidstraat zijn vuilwater en hemelwater gescheiden aangelegd en zijn het hemelwaterriolen als infiltratie en drainage riool aangelegd zodat bij lage grondwaterstanden het hemelwater infiltreert en bij hoge grondwaterstanden het hemelwater riool draineert.
Gemeente Kampen heeft in diverse wijken en gebieden (wijken Onderdijks, Stationslocatie, Losse landen, ’s-Heerenbroek drainage aangelegd om de grondwaterstand te reguleren. De drainages zijn de laatste jaren niet regelmatig doorgespoten. De drainage wordt na overdracht en oplevering van het exploitatiegebied opgenomen in de beheerbegroting riolering. In de lopende grondexploitatie (Onderdijks, Stationgebied, Het Meer) is het beheer en onderhoud van drainage nog niet overgedragen aan de rioolbeheerder
Gemeente Kampen heeft het beheer en onderhoud van stedelijk water sinds 17-10-2011 overgedragen aan het waterschap Groot Salland. Het waterschap Groot Salland voert het jaarlijks onderhoud uit van de watergangen, waterbodems, duikers en kunstwerken in het waterbeheer zijn overgedragen aan het waterschap.
De gemeente Kampen (team BOR groen) voert het beheer en onderhoud uit van de taluds en bermen. Deze kosten worden geboekt op groen. De watergangen en bermen langs openbare wegen in het buitengebied zijn in beheer en onderhoud bij het team BOR civiel. Deze kosten worden op de post wegen geboekt.
De werkhavens Zuiderzee en Haatland, een aantal recreatie havens, kademuren, loswallen en beschoeiingen zijn in beheer en onderhoud bij het team BOR algemene zaken onder de post waterbeheer en kunstwerkenbeheer, waarop ook de kosten worden geboekt. De tunnel gemalen en fonteinen vallen ook onder het kunstwerken beheer en worden niet toegerekend aan de riolering.
Hoofdstuk 4 – Rioleringsbeheer
De rioleringszorg is een veelomvattend taakgebied dat meer omvat dan het beheer en onderhoud van de objecten. Dit hoofdstuk gaat over de organisatie van het rioleringsbeheer. Er wordt ingegaan op samenwerking met andere afdelingen binnen de gemeente en op samenwerking met de waterbeheerders. Verder wordt stilgestaan bij communicatie, de omgang met meldingen en de spelregels bij verstoppingen. Vanuit de landelijke benchmark wordt met een externe blik naar de gemeente gekeken. Tot slot wordt ingegaan op de nieuwe ontwikkeling om niet langer uit te gaan van cyclische vervanging van oude riolen, maar in te zetten op een risicobenadering in combinatie met nieuwe renovatietechnieken.
4.1 – Meldingen van burgers en bedrijven.
Meldingen van burgers en bedrijven zijn een belangrijke bron van informatie en zijn soms aanleiding om in actie te komen. De ene keer kan het probleem door de gemeente worden verholpen, zoals een verstopte kolk. Andere keer moet de melder zelf in actie komen, bijvoorbeeld bij een lekke kelder. Ook in het laatste geval moet de gemeente de melding respectvol afhandelen. Zorgvuldige registratie van meldingen heeft als bijkomend voordeel dat op termijn bepaalde tendensen of lijnen zichtbaar worden die van belang zijn voor inzicht in het functioneren van de riolering.
Meldingen aangaande de openbare ruimte kunnen persoonlijk, telefonisch, per brief en per e-mail worden gemeld en geregistreerd tijdens kantooruren door het KCC. In het weekeind en buiten kantooruren worden telefonische meldingen doorgeschakeld. In gevallen dat het de storingen aan de riolering betreft wordt u doorgeschakeld naar de pikettelefoon van de dienst van Bor-civielewerken die 24 uur bereikbaar is. Alle meldingen worden geregistreerd.
Bijgaand taartdiagram toont de 182 meldingen over het jaar 2014.
De meeste meldingen in 2014 betreffen 77 meldingen betreffen storing aan straatkolken waar verstopping van de kolkafvoer zorgt 46 meldingen van wateroverlast. Stankoverlast 26 meldingen en rammelende putdeksel 21 meldingen.
4.2 – Spelregels bij verstoppingen.
Bij verstopping is de spelregel dat de eigenaar en/of bewoner verantwoordelijk is voor de gehele aansluitleiding vanaf de woning tot aan het hoofdriool. De hoofdriolering valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente.
De eigenaar/bewoner mag zelf geen graafwerkzaamheden uitvoeren in de openbare ruimte en schakelt een ontstoppingsbedrijf in om de verstopping te verhelpen.
De rechthebbende of veroorzaker neemt het initiatief wanneer er problemen zijn met de afvoerleiding voor zowel particulierterrein als voor de afvoerleiding op openbaarterrein. De gemeente gaat van het standpunt uit dat gebruiker de veroorzaker is en zelf het probleem moet oplossen in de aansluitleiding door een ontstoppingsbedrijf in te schakelen. Voordat het ontstoppingsbedrijf gaat graven is het verstandig dat die eerst het hoofdriool gaat controleren. Als het hoofdriool verstopt blijkt te zijn is het goed te verklaren waarom een huisaansluiting leidingen niet afvoert en kan het ontstoppingsbedrijf direct contact opnemen met de gemeente.
Wanneer belanghebbende of gebruiker het nodig vindt dat de huisaansluitleiding moet worden gecontroleerd in openbaarterrein dan zal de gemeente deze werkzaamheden uitvoeren of laten uitvoeren in opdracht van de belanghebbende. Wanneer blijkt dat de aansluitleiding op openbaarterrein beschadigd of verzakt is en de aansluitleiding daardoor verstopt raakt worden de kosten alsnog betaald door de gemeente. Dit kan alleen geconstateerd worden wanneer het ontstoppingsbedrijf een rioolinspectie uitvoert en de camerabeelden aan de gemeente beschikbaar stelt als bewijsmateriaal. De kosten die eerder in rekening gebracht zijn door het ontstoppingsbedrijf worden dan achteraf vergoed door de gemeente.
Wanneer verstopping en/of schade aan de aansluitleiding ontstaat door boomwortels geldt het burgerlijk wetboek artikel 5:44 waarin deze verantwoordelijkheid is geregeld.
4.3 – Communicatie en bewustwording.
Burgers zijn zich dikwijls nauwelijks bewust van de aanwezigheid van riolering. Slechts een deel van de mensen weet hoe belangrijk de riolering is voor de volksgezondheid en voor de bewoonbaarheid van de leefomgeving. Bewustwording is belangrijk voor draagvlak voor de rioolheffing en om achteloos lozingsgedrag te voorkomen. Het riool is geen alles eter.
4.4 – Hydraulische berekeningen.
Rioleringsvoorzieningen moeten voldoende capaciteit hebben om naar behoren te kunnen functioneren. Bij het dimensioneren van deze voorzieningen worden daarom hydraulische ontwerpberekeningen uitgevoerd. Later worden eens per zoveel jaar controleberekeningen uitgevoerd om te bezien of de voorziening nog voldoet in de gewijzigde omstandigheden uit de praktijk.
Het gaat ondermeer om de volgende berekeningen:
4.5 – Monitoring van het functioneren.
Gemeente Kampen is op meerdere punten actief met monitoring:
Het monitoren is een nieuwe activiteit. In de planperiode van dit GRP start het traject om de gegevens te verzamelen, analyseren en interpreteren, om zodoende tot een beter inzicht in het functioneren te komen.
4.6 – Beschouwing van de personele omvang
Rioleringsbeheer is een veelomvattende aangelegenheid en vraagt inzet van menskracht. Bijgaand een overzicht van de belangrijkste taken. Het overzicht volgt de indeling van de Leidraad Riolering module D2000 en maakt gebruik van de kengetallen uit deze module.
Dit geeft een onafhankelijke globale check op de omvang van de beherende organisatie van de gemeente. In de gemeente Kampen wordt ruim de helft van de taken uitbesteed. Dit betreft vooral de uitvoering van maatregelen, werkzaamheden waarvoor speciaal materieel / gereedschap nodig is en diverse onderzoeken (milieukundig, asfalt en grondonderzoek, landmeetkundig, hydraulische berekeningen etc.)
Voor meer informatie: spreadsheet module D2000 Leidraad Riolering.
De aan riolering gerelateerd personele behoefte vanuit nieuwbouwlocaties zijn niet meegenomen in de dagelijkse rioleringszorg omdat deze worden meegenomen in de exploitatie grondbedrijf.
De werkzaamheden worden hoofdzakelijk uitgevoerd door het team O&I cluster infrastructuur en het team BOR Algemene zaken en hebben betrekking op de planvorming, werkvoorbereiding, aanbesteding en toezicht. Hierbij worden specifieke onderzoeken uitbesteed.
Gezien de inschatting van het benodigd aantal uren en het omvangrijke takenpakket voor de komende 5 jaar kunnen de aan riolering gerelateerde werkzaamheden met het huidige personeelsbestand door de eenheid Beheer Openbare Ruimte, (BOR) team Algemene Zaken en het team Civiel en belasting en Inning naar behoren worden uitgevoerd. Bovengenoemde uren van rioleringszorg Kampen zijn opgenomen in de jaarlijkse beheerbegroting riolering. De uren van de eenheid Ruimtelijke Ontwikkeling, team Ontwerp & Inrichting, cluster Infrastructuur zijn opgenomen in de jaarlijkse investeringslijst. Investeringen worden afgeschreven in 15 en in 40 jaar. De uren van O&I en BOR-AZ voor nieuwbouwlocaties zijn opgenomen in de grondexploitaties van lopende nieuwbouwplannen.
4.7 – Samenwerking binnen de gemeente.
Het beheren van de riolering is een eigen vakgebied, maar geen volstrekt sectorale aangelegenheid. Op diverse punten bestaan raakvlakken met andere afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie. In het overzicht staan de belangrijkste verwoord.
4.8 – Samenwerking met de waterbeheerders.
De gemeentelijke zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwateroverlast heeft meerdere raakvlakken met de taken van de waterbeheerders. Voor gemeente Kampen gaat het hierbij om waterschap Groot Salland en Rijkswaterstaat. Samenwerking met het waterschap is van groot belang en zelfs verwoord in de Waterwet. In bijgaand overzicht staan de meest relevante aspecten van samenwerken met het waterschap verwoord. De praktijk leert dat in de loop der jaren bepaalde onderwerpen meer of minder aandacht krijgen. Dit is soms een gevolg van lokale voorvallen en dikwijls ook een meebewegen met landelijke ontwikkelingen. Zo was tijdens de voorbereiding van het vorige GRP veel aandacht voor het riooloverstorten en de drukriolering in het buitengebied, terwijl recent meer aandacht is ontstaan voor het zoeken van besparingen in de waterketen. Het kader met de titel 380 miljoen minder meer geeft daarover enige achtergrondinformatie.
4.9 – Samenwerking in de Regio.
Een bijzondere rol wordt vervuld door het samenwerkingsverband Rivus. Dit is een netwerkorganisatie waarin medewerkers van de gemeenten en het waterschap kennis en ervaring delen op gebied van riolering en waterbeheer. Met enige regelmaat worden bijeenkomsten georganiseerd waar ervaring rond een bepaald onderwerp worden gedeeld. Daarnaast wordt gezocht naar oplossingen voor problemen waar meerdere partners tegenaan lopen. Het lijkt een goede vorm om professionaliteit, weerbaarheid en doelmatigheid te versterken bij gemeenten zonder het rioleringsbeheer te hoeven opschalen, waarmee de belangrijke connectie met de openbare ruimte mogelijk zou worden verzwakt. Op deze wijze wordt naar verwachting optimaal invulling gegeven aan het bestuurakkoord water.
De status van en de opdracht voor Rivus zijn bekrachtigd door een bestuurlijk ambitie akkoord.
4.10 – Leren vanuit de landelijke benchmark.
Stichting RIONED heeft in 2013 een grootschalige benchmark uitgevoerd. Alle gemeenten hebben meegedaan. De resultaten geven een indruk hoe een gemeente omgaat met de rioleringszorg. De indruk is slechts globaal omdat resultaten worden uitgedrukt in verzamelbegrippen en soms alleen gelden voor het meetjaar 2013. Toch is het een nuttige meting en zijn voor sommige gemeenten enkele opvallende uitkomsten te noteren die om een verantwoording vragen of een koerswijziging.
De resultaten van de benchmark zijn samengevat in een gemeenterapport Kampen 2013. In veel opzichten toont de gemeente een gemiddelde situatie. De hoogte van de rioolheffing 2013 is relatief laag vergeleken met de regio gemiddelde en het landelijk gemiddelde. Ook de personele formatie binnendienst is heeft volgens de benchmark een relatief lage formatie. De buitendienst is relatief klein. Verder is er sprake van vrij veel meters riolering en drukriolering per huishouden.
4.11 – Riolering en calamiteiten.
Riolering kan een onverwachte rol spelen bij calamiteiten. Wereldwijd zijn afgelopen jaren ondermeer de volgende zaken opgetreden:
Het GRP is niet het juiste middel om dit uit te werken. Dit hoort thuis bij de algemene bestrijding van incidenten en calamiteiten, met een centrale rol voor de Brandweer. De gemeente Kampen beschikt daartoe over een coördinatieschema met stappen voor opschaling en organisatie.
Binnen RIVUS is een coördinatieschema incidentenbestrijding opgesteld. Het is een handige checklist voor dingen die niet vergeten mogen worden. Dit coördinatieschema is voor de gemeente Kampen ingevuld en zal de komende planperiode verder in de organisatie worden geïntegreerd.
4.12 – Gevolgen voor het milieu.
Artikel 4.22 van de Wet milieubeheer draagt op om de gevolgen voor het milieu in het GRP aan te geven.
In het algemeen is de riolering een zegen voor het leefmilieu omdat afvalwater uit de leefomgeving van mensen wordt verwijderd. Maar daarnaast zijn er gevolgen voor het milieu in bredere zin van het woord. Het gaat dan om het begrip duurzaamheid:
4.13 – Van cyclische vervanging naar risico gestuurd beheer.
Bewuste omgang met veroudering en risico’s leidt tot een nieuwe kijk op rioolvervanging.
In de jaren ’80 van de vorige eeuw ontstond het besef dat verouderde riolen kunnen leiden tot gaten in het wegdek en tot disfunctioneren van de riolering. Er kwam meer aandacht voor beheer en onderhoud van de riolering. De rioolheffing (toen nog rioolrecht) moest omhoog om de benodigde middelen te vergaren. Door verhoging van de heffing kwam ook geld beschikbaar om verouderde riolen te kunnen vervangen door nieuwe. Als alle bestaande riolen binnen circa 50 jaar vervangen worden, dan leidt dit tot een hoge rioolheffing. De vraag is of vervanging altijd nodig is. Zie de kaders voor nadere informatie. Voor de planperiode van dit GRP wordt daarom een nieuwe koers ingezet.
De essentie hiervan is dat er bewust meer risico wordt genomen met het langer doorgaan met oude riolen.
De huidige kwaliteitstoestand is erg belangrijk voor het opstellen van een kwalitatieve planning en begroting en om de juiste maatregelen te bepalen. Dit vormt de basis voor het toepassen van levensduurverlengende maatregelen. De basis moet echter unaniem goed zijn, met accuraat en voldoende inzicht. Er wordt niet meer zozeer gesproken over cyclische maatregelen of kwalitatieve maatregelen. Men spreekt over een restlevensduur die bepaald wordt aan de hand van de aanwezige schadebeelden.
Voor de planperiode wordt de toestand van de objecten in de gaten gehouden en is budget gereserveerd om de kwaliteit op peil te houden. Nieuw is dat daarbij wordt uitgegaan van risicogestuurd beheer. Binnen het samenwerkingsverband RIVUS is een methode ontwikkeld om te kunnen schatten hoelang een vrijverval riool naar verwachting nog meegaat. Een riool wordt niet vanzelfsprekend vervangen als hij 50 jaar oud is, zoals tot nog toe werd aangenomen. Op basis van gedetailleerde inspecties en door het uitvoeren van reparaties en de inzet van moderne renovatietechnieken, kan een riool dikwijls veel langer meegaan. Bovendien wordt bij riolen in een woonstraat meer veroudering geaccepteerd dan bij riolen onder hoofdwegen of met een groot achterliggend gebied. Hierdoor is minder budget benodigd voor rioolvervanging en hoeft de rioolheffing minder te stijgen dan eerder werd berekend. Keerzijde van dit nieuwe beleid is dat in woonstraten op termijn vaker dan voorheen reparaties nodig zijn die tot enig ongemak kunnen leiden.
Hoofdstuk 5 – Maatregelen in de planperiode.
Dit hoofdstuk kijkt vooruit naar de maatregelen en projecten voor de planperiode. Het geeft de lezer een beeld wat verwacht mag worden aan activiteiten in de komende jaren. De maatregelen zijn gebaseerd op de voorgaande hoofdstukken. Om de beoogde situatie te bereiken en of te behouden is het noodzakelijk maatregelen te treffen. De maatregelen zijn in te delen in vier groepen:
De maatregelen uit de vier genoemde groepen worden hierna kort beschreven.
5.1 – Maatregelen voor onderzoek en planvorming
Onderzoek en planvorming zijn nodig om goed zicht te houden op de ontwikkeling van het rioolstelsel. Het helpt om de goede koers te houden op alle aspecten van de rioleringszorg.
Bijgaand overzicht toont de geplande maatregelen. Het is goed denkbaar dat tijdens de looptijd van dit GRP nog enkele maatregelen worden toegevoegd vanuit actuele ontwikkelingen. Over de planperiode is gemiddeld € 70.000 per jaar nodig voor onderzoek en planvorming. Dit wordt veelal uitbesteed. Binnen de exploitatie is hier dan ook structureel budget voor opgenomen.
5.2 – Maatregelen voor beheer en onderhoud
Het beheer en onderhoud van de verschillende rioleringsobjecten staat globaal omschreven in hoofdstuk 3 van dit GRP.
5.3 – Maatregelen voor renovatie en vervanging
Riolering heeft geen oneindige levensduur. Om kwalitatieve redenen moeten onderdelen van riolering (putten, buizen, gemalen, persleidingen, e.d.) na verloop van tijd vervangen of gerenoveerd worden. Vervanging of renovatie vindt plaats op basis van onderzoek en toetsing aan richtlijnen, zoals globaal omschreven in de hoofdstukken 3 en 4 van dit GRP. Voor de planperiode leidt het tot de projecten zoals aangegeven in bijgaand overzicht.
Vervangingen in de wijk Groenendael, Losse Landen, Zeegraven en Oosterholt-noord |
|||||
Vervangingen in de wijk Haatlandhaven en buitenkernen (Onderdijks, Zalk, Wilsum, De Zande, 's-Heernbroek) |
|||||
Voor het beter functioneren en beheren van het (afval)watersysteem is een aantal verbeteringsmaatregelen opgenomen. De maatregelen vinden hun basis in het BRP of andere uitgevoerde studies. Het gaat om de volgende maatregelen:
Hoofdstuk 6 – Uitgaven voor het rioleringsbeheer.
Rioleringsbeheer kost geld. In dit hoofdstuk wordt toegelicht om welke uitgaven het gaat. Eerst wordt stilgestaan bij de jaarlijkse exploitatiekosten. Daarna wordt ingegaan op de investeringsprojecten.
Het dagelijks beheer en onderhoud van de riolering is van essentieel belang om het systeem goed te laten functioneren. In deze paragraaf worden deze uitgaven toegelicht. Eerst wordt het principe besproken van activiteiten die je mag toerekenen. Daarna wordt stilgestaan bij de zogenaamde gemengde activiteiten. Tot slot volgt het overzicht van de uitgaven.
6.1.1 – Kostentoerekening aan de rioleringszorg.
Activiteiten die worden uitgevoerd ten behoeve van het rioleringsbeheer mogen worden toegerekend aan het rioleringsbeheer. Zij worden bekostigd vanuit de middelen die worden binnengehaald met de rioolheffing.
In het “model kostenonderbouwing rioolheffing van de VNG” wordt als toets de checkvraag geformuleerd: ”Worden de activiteiten verricht ter nakoming van de zorgplichten voor afval- hemel- en grondwater?”. Dit is de wezenlijke vraag op grond waarvan iets kan worden toegerekend aan de rioolheffing of niet. Vervolgens wordt een standaardoverzicht gepresenteerd. De bedoeling is dat deze spoort met de begroting, zie bijgaand kader.
Het vervangen of relinen van verouderde riolering is één van de grootste uitgavenposten van het rioleringsbeheer. Het vooraf ramen van de kosten is daarom een belangrijke opgave voor het GRP. Deze raming is van invloed op de noodzakelijke hoogte van de rioolheffing.
Ten behoeve van het kostendekkingsplan zijn veel uitgangspunten gehanteerd om tot een langjarige doorrekening te kunnen komen. Om de uitgangspunten transparant, reproduceerbaar en traceerbaar te houden worden ze hieronder vastgelegd.
1. Demografische ontwikkeling: Aantal woningen en niet woningen
• De groei van het aantal woningen is aangenomen op 150 woningen per jaar.
• De prognose wordt gehanteerd tot 2018. Na 2018 wordt het opnieuw bekeken.
• De kwijtschelding riolering is € 131.000 (38% van de totale kwijtschelding).
• De rekenrente op investeringen bedraagt 3,75%.
• Rentetoerekening jaarlijks aan het eind van het jaar
• Financiële afschrijvingstermijnen
o Civieltechnische constructies gemalen 40 jaar
• Technische afschrijvingstermijnen zoals hieronder omschreven
• Investeringen op basis van lineaire afschrijving
• Vervangen van gemalen (E en W) 15 jaar
• Er wordt 0% rente toegerekend aan de voorzieningen
• De BTW component wordt gecompenseerd en gaat naar de algemene dienst
• De inflatie wordt gerekend op 1%
3. Vrijverval deel van de riolering:
• De vrijverval leidingen van 160/200 mm welke op een drukriool aansluiten zijn meegenomen.
• De drainage (7 km) in de openbare ruimte is meegenomen. De drainage in sportvelden en groen is voor groenbeheer en sportparken en valt onder beheer van het product groen en sport.
• Wadi’s zijn niet opgenomen in het kostendekkingsplan voor riolering. Op dit moment worden de wadi’s alleen regulier gemaaid door groenbeheer.
• De restlevensduur van de rioolstrengen wordt bepaald op basis van inspectie of op basis van leeftijd als er geen inspectie beschikbaar is. De inspectie vindt 1 x per 10 jaar plaats. De restlevensduur is geschat op basis van aantasting (stabiliteit) van het geïnspecteerde riool.
o 0-20 jaar bij een ingrijpmaatstaf (klasse 4 en 5);
o 35 jaar bij een waarschuwingmaatstaf (klasse 3);
o 60 jaar bij geen bijzonderheden (klasse 0, 1 en 2).
De restlevensduur wordt berekend vanaf het jaar van inspectie.
• Prijspeil 1-1-2015 wordt aangehouden.
• De prijzen zijn exclusief BTW en inclusief uitvoeringskosten, Algemene kosten, Winst en Risico;
• Opslagkosten voorbereiding/administratie/toezicht (VAT) zitten in de uren BOR Algemene zaken;
• Bij vervanging van riolering wordt:
• Prijzen relining zijn gebaseerd op ervaringen gemeente Kampen van de afgelopen 5 jaar.
• Bij een diameter groter dan 1000mm wordt uitgegaan van 100% vervanging.
• De eenheidsprijzen voor persleidingen zijn gebaseerd op prijzen uit de leidraad riolering.
• Voor de gehanteerde eenheidsprijzen voor vrijverval riool wordt verwezen naar de matrix rioolvervanging in het beheerprogramma.
4. Mechanisch deel van de riolering: Gemalen (inclusief drukrioolgemalen) Levensduur
• Levensduur van een pomp: 15 jaar.
• Levensduur van een Elektrische - installatie: 15 jaar
• Levensduur van de pompput: 45 jaar
• Levensduur van bergbezinkbassins en riool: Vervangingskosten zijn de huidige aanleg.
• Schakelkast/besturing: 15 jaar
• Het Telemetrie systeem (hardware) wordt eens per 20 jaar vervangen.
• Het Telemetrie systeem (software) wordt eens per 10 jaar opnieuw geprogrammeerd
• Overstort meetapparatuur worden eens per 10 jaar vervangen
• Voor de vervanging van de pompen wordt uitgegaan dat deze worden vervangen aan het einde van de levensduur.
• Bij vervanging van pomp wordt de voetbocht, leidingwerk, geleidbuis, hijsketting en vlotter vervangen
• De pomp wordt vervangen op basis van leeftijd in combinatie met levensduur.
• Pompputten worden jaarlijks geïnspecteerd en na 45 jaar gerepareerd en behandeld met coating.
• De kostprijs per pomp is bepaald op basis van kentallen.
• Voor de kasten is uitgegaan van het totaal aantal, dat allemaal vervangen worden gedurende een levenscyclus. Dit geeft een gemiddelde kostprijs per jaar (o.b.v. kentallen per kast).
• De kosten voor de E- en W-installaties zijn bepaald aan de hand van de werkelijke kosten van recent gerenoveerde soortgelijke gemalen.
• Het moment van vervangen van E- en W - installaties wordt per jaar bepaald. Voor de kosten zijn de kostprijzen van alle gemalen bepaald en bij elkaar opgeteld. Door dit te delen door de levenscyclus ontstaat een gemiddelde kostprijs per jaar.
• Voor de gehanteerde eenheidsprijzen voor gemalen wordt verwezen naar leidraad riolering.
Kostendekkingsmogelijkheden rioolheffing
Kosten voor innen rioolheffing ja 100%
Overhead gemeentelijke organisatie via uurtarief ja 0-100%
Bijdrage waterambassadeur (aandeel gemeente) ja 100%
Nuts en telecommunicatie ja 100%
Verbruik elektriciteit ja 100%
Aansluittarief elektriciteit ja 100%
Belasting elektriciteit ja 100%
Telecommunicatiekosten (gemalen en bbb’s) ja 100%
Vergunningen e.d. / leges/heffingen ja 100%
Lidmaatschap St. Rioned ja 100%
Deelname symposia en cursussen ja 100%
Abonnementen vakbladen ja 100%
Beheer en advisering (ambtelijke inzet en kosten derden) ja 100%
Rol rioolbeheerder invullen ja 100%
Operationele plannen opstellen ja 100%
Afstemming/samenwerking met overige instanties ja 100%
Anticiperen op nieuwe ontwikkelingen ja 100%
Bijhouden/muteren gegevens (ambtelijk en derden) ja 100%
Grondwatermeetnet (evt. deels verhalen bij nieuwbouw) nee 0%
Overige metingen aan rioolstelsel en gemalen ja 100%
Opsporen foutaansluitingen ja 0-100%
Inspectieplannen opstellen ja 100%
Inspectie vrijvervalriolering ja 100%
Inspectie persleidingen ja 100%
Inspectie gemalen c.a. ja 100%
Inspectie drukrioolgemalen ja 100%
Inspectie drukriolering ja 100%
Inspectie Wadi’s en andere infiltratiesystemen ja 100%
Inspectie drainagesystemen ja 100%
Inspectie IBA’s ( betalen geen heffing) nee 0%
Reinigen stadsgemalen, bergbezinkbassins ja 100%
Reiniging drukrioolgemalen ja 100%
Doorspuiten drainage bebouwd terrein (openbaar) ja 100%
Doorspuiten drainage sportterrein nee 0%
Maaien watergangen (bermsloot) nee 0%
Maaien Wadi’s en overige infiltratievoorzieningen nee 0%
Reinigen Wadi’s en overige infiltratievoorzieningen nee 0%
Reparatie vrijvervalriolering ja 100%
Storingsonderhoud drukrioolgemalen ja 100%
Storingsonderhoud gemalen ja 100%
Reparaties wadi’s en overige infiltratievoorzieningen ja 100%
Exploitatie en/of investeringen:
Groot onderhoud en vervangingen
Groot onderhoud riolering (deelreparatie) ja 100%
opnieuw aanbrengen rijbaan ja 0-100%
herstraten aanpalende verharding ja 0-100%
toepassen nieuwe verhardingsmaterialen nee 0%
Vervangen bomen in invloedssfeer rioolsleuf nee 0%
Groot onderhoud rioolgemalen ja 100%
Vervanging (onderdelen) rioolgemalen ja 100%
Groot onderhoud drukrioolgemalen ja 100%
Vervangen (onderdelen) drukrioolgemalen ja 100%
Groot onderhoud Wadi’s en overige infiltratievoorzieningen ja 100%
Vervangen van Wadi’s en overige infiltratievoorzieningen nee 0%
Baggeren/uitdiepen watergangen nee 0%
Baggeren/uitdiepen watergangen (bermsloot) nee 0%
Vervanging persleidingen ja 100%
Vervanging drainage sportvelden nee 0%
Vervanging drainage in bebouwd gebied (openbaar) ja 100%
Vervangen drukriolering ja 100%
Vervanging (onderdelen) randvoorzieningen (bbb) ja 100%
(Stelsel)verbeteringen (sterke relatie met taken waterschap)
Verbeteringsmaatregelen riolering ja 100%
Verbeteringsmaatregelen waterhuishouding ja 0-100%
Verbetering waterkwaliteit (aandeel gemeente) ja 0-100%
Afkoppelprogramma openbaar terrein ja 0-100%
Groene daken, nieuwe sanitatie ja 0-100%
Subsidie voor maatregelen op privaat terrein nee 0%
Buiten de exploitatie en investeringen riolering:
Aanleg (binnen nieuwbouwontwikkeling )
Advisering over watersysteem en stelselkeuze nee 0%
6.1.2. – Gemengde activiteiten.
Sommige activiteiten worden enkel uitgevoerd ten behoeve van het rioleringsbeheer en worden daaraan geheel toegerekend, bijvoorbeeld het inspecteren en reinigen van de riolering. Daarnaast zijn er gemengde activiteiten, zie bijgaand kader. Voor deze activiteiten wordt in de begroting aangegeven welk gedeelte van de kosten ten laste van de rioolheffing wordt gebracht, op basis van het beleid uit het GRP.
Hoofdstuk 7 – Vermogensbeheer.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vermogensbeheer dat de gemeente voert om de rioolheffing niet te sterk te laten schommelen.
7.1 – Noodzaak en vormgeving van een demper voor de heffing.
Het berekenen van de benodigde rioolheffing is in essentie het in balans brengen van de inkomsten en uitgaven. Tussen beide staat een demper ofwel tariefsegalisatie in de vorm van de voorziening riolering.
De bedoeling van de egalisatie is dat de heffing niet van jaar tot jaar varieert afhankelijk van de projecten van dat jaar en van eventuele mee- of tegenvallers.
BBV Notitie Riolering november 2014
De Commissie BBV heeft eind 2014 een aanvullende Notitie Riolering opgesteld. In deze Notitie zijn voor wat betreft de verwerking van de investeringen, de ontvangen bijdragen en de verschillen tussen begroting en werkelijkheid diverse richtlijnen voorgeschreven. E.e.a. met name gebaseerd op de gewijzigde regelgeving in het BBV.
In de balans van de gemeente Kampen heeft er reeds een overboeking plaatsgevonden van de investeringen in riolering en afval (economisch nut) naar “investeringen in economisch nut waarvoor een heffing geheven kan worden”.
De gemeente Kampen kent in de rioolheffing geen spaarcomponent voor toekomstige vervangingsinvesteringen. Het saldo van de voorziening riolering per 31-12-2014 is niet meer te onderscheiden in verschillen ontstaan tussen begrote en werkelijke onderhoudskosten, meer of minder ontvangen rioolopbrengsten of efficiency-/aanbestedingsverschillen.
Dit nieuwe GRP zal gebruikt worden als basis voor de toekomstige verfijning van de stand van de voorziening en/of het instellen van een reserve. E.e.a. conform de bepaling in de wet en in het BBV.
7.2 – Demper in gemeente Kampen.
In gemeente Kampen gelden de volgende uitgangspunten voor het vermogensbeleid van financiële middelen voor de rioleringszorg:
Toekomstige generaties betalen voor de vervangingsinvesteringen die nu worden uitgevoerd. Het beleid is om investeringen in rioolleidingen in 40 jaar en elektrische besturingen in 15 jaar af te schrijven. Bij rioolvervanging gaat het om een economische levensduur van 40 jaar. De rekenrente op investeringen is 3,75% en op de voorziening is 0% en de inflatie wordt gerekend op 1%. Het beleid is vastgelegd in de nota afschrijvingen.
Stand van de voorzieningriolering van 2016 t/m 2035
Vanaf 2016 tot 2033 vindt er een onttrekking plaats uit de voorzieningriolering.
Vanaf 2016 tot 2020 loopt de voorzieningriolering van € 3.429.277 terug naar € 2.350.267.
Vanaf 2021 tot 2025 loopt de voorzieningriolering terug van € 2.350.267 naar € 1.650.142.
Vanaf 2026 tot 2030 loopt de voorzieningriolering terug van € 1.650.142 naar € 962.036
Vanaf 2031 tot 2035 loopt de voorzieningriolering terug en de laatste 2 jaar groeit de voorzieningriolering en sluit eind 2035 op € 898.931.
Hoofdstuk 8 – Vormgeving van de rioolheffing.
Dit hoofdstuk beschrijft de vormgeving van de rioolheffing. Bij wie wordt de nota van de rioolheffing neergelegd en op welke wijze wordt het tarief verdeeld over de verschillende belanghebbenden.
Gemeenten hebben de mogelijkheid tot een heffing om de kosten voor de gemeentelijke watertaken te bestrijden. Zie bijgaand kader met de wetstekst.
8.2 – Vormgeving van de rioolheffing in gemeente Kampen.
Samenvatting vanuit de verordening voor de rioolheffing van de gemeente Kampen
Hoofdstuk 9 – Berekening van de rioolheffing.
Dit hoofdstuk geeft de doorrekening naar de benodigde rioolheffing om voldoende geld te hebben voor het beheer en de geplande projecten. De gegevens en de keuzes van de voorgaande hoofdstukken komen hier bij elkaar en leiden tot de benodigde rioolheffing.
Rioolheffing in de afgelopen jaren:
De benodigde rioolheffing voor de planperiode van dit GRP 2016-2020.
In de looptijd van dit GRP zullen ongetwijfeld afwijkingen optreden ten opzichte van de in dit hoofdstuk geraamde inkomsten en uitgaven. Alleen bij dramatische afwijkingen moet de rioolheffing opnieuw worden berekend. Bij kleinere afwijkingen is het beter de vastgestelde rioolheffing vast te houden en de mee- en tegenvallers op te vangen met de voorziening riolering. Deze voorziening is daarvoor bedoeld en voldoende solide. Bij de voorbereiding van het volgende GRP 2021-2026 kan de rioolheffing worden herzien.
De kern van de uitkomst van de berekening van de rioolheffing, is dat deze onmiddellijk dient te dalen van € 168 in 2014 naar € 159 in 2015 naar een waarde van € 133,20 in 2016. Daarna kan de hoogte van de rioolheffing jaarlijks worden verhoogd met de inflatie.
Vergeleken met het oude GRP (2010 – 2015) waarbij de rioolheffing € 168 bedroeg treedt er een forse daling op naar € 133,20.
We zijn overgegaan naar het uitvoeren van risico gestuurd beheer en onderhoud en afgestapt van cyclische vervangingen van riolering omdat gebleken is dat riolering langer meegaat en schade ook plaatselijk gerepareerd kan worden in plaats van te kiezen voor direct vervangen. Hierdoor wordt aanzienlijk bespaard op de uitgaven voor het product riolering wat direct merkbaar is voor de burger in de rioolheffing.
Tevens wordt rekening gehouden met renovatie technieken zoals relining van rioolbuizen en putten waarmee de levensduur van riolering verlengd wordt met 20 jaar tot 80 jaar.
De Rivus methodiek is voor elke gemeente bruikbaar. De ondergrond (fundatie) is per gemeente verschillend en daarom moet elke gemeente een keuze maken welke uitgangspunten worden toegepast. In de gemeente Kampen is gekozen voor levensduurverlenging van riolering en gemalen en risico gestuurd beheer en onderhoud. Met levensduurverlenging zijn we aan de veilige kant gebleven. Als geen schade aan het riool wordt geconstateerd bij de inspectie dan gaan we ervan uit dat het riool nog maximaal 60 of 80 jaar meegaat. In de looptijd van het GRP 2016-2020 gaan we onderzoeken of de methodiek mogelijk scherper gesteld kan worden en we dat toe kunnen passen in een volgend GRP.