Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Groningen

Beleidsregel Onderneming en arbeidsmarkt Groningen (OAG)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Groningen
Officiële naam regelingBeleidsregel Onderneming en arbeidsmarkt Groningen (OAG)
CiteertitelOnderneming en arbeidsmarkt Groningen (OAG)
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum inwerkingtreding is bij benadering ingevuld. 

De datum en bron bekendmaking zijn niet te achterhalen.

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 01-02-2015.

Deze regeling vervalt van rechtswege op 31 januari 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81, lid 1
  2. Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998
  3. Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 augustus 2013

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-02-201501-02-201519-02-2016nieuwe regeling

10-02-2015

Onbekend.

556136

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen:

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998;

 

gelet op de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 augustus 2013, 2013-0000110985, tot cofinanciering van sectorplannen (Regeling cofinanciering sectorplannen);

besluiten

 

vast te stellen de beleidsregel Onderneming en arbeidsmarkt Groningen (OAG) als volgt:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

     aantal arbeidsjaareenheden: het aantal bij de organisatie gedurende een jaar voltijds werkende werknemers op grond van een arbeidsovereenkomst of een aanstelling in openbare dienst, waarbij deeltijdarbeid in fracties van arbeidsjaareenheden wordt uitgedrukt, en dienstverbanden op grond van een BBL niet worden meegerekend

  • b.

      algemene opleiding: een interne of externe opleiding, niet zijnde bedrijfsspecifieke training, teneinde de leerling vakspecifieke beroepsvaardigheden aan te leren;

  • c.

     BBL: beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • d.

     EVC (Eerder Verworven Competenties): het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die zijn verworven door middel van werkervaringen.

  • e.

     groep: een economische eenheid waarin één of meer natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen of ondernemingen organisatorisch zijn verbonden met één of meer andere natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen of ondernemingen.

  • f.

     Jongere werknemer: een werknemer, jonger dan 24 jaar.

  • g.

     kwetsbare werknemer: een persoon die ouder is dan 55 jaar, of in de voorafgaande zes maanden geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden, of niet in het bezit is van een startkwalificatie;

  • h.

      loonkosten: het brutoloon van de werknemer vermeerderd met een percentage van 32% van dit brutoloon;

  • i.

     langdurig werkloze jongere: een persoon die op het moment waarop een aanvang wordt gemaakt met de inzet van een maatregel ten diens behoeven jonger is dan 27 jaar en die geen reguliere betaalde betrekking heeft gehad in de voorafgaande zes maanden;

  • j.

     marktconforme prijs: Een eerlijke en in de markt gebruikelijke prijs

  • k.

     onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die economische activiteiten uitoefent;

  • l.

      oudere werknemer: een werknemer, ouder dan 55 jaar, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

  • m.

     reguliere betaalde betrekking: een betaalde betrekking voor de duur van meer dan een maand op grond van een arbeidsovereenkomst of aanstelling in openbare dienst voor gemiddeld minstens 20 uur per week;

  • n.

      startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • o.

     Stuurgroep: het samenwerkingsverband van “Groningen op voorsprong” bestaande uit de Provincie Groningen, de gemeente Groningen, de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland Noord, de vakbonden FNV en CNV;

  • p.

     toekomstgericht scholen: scholing van de medewerker die is gericht op andere vaardigheden of werkzaamheden dan in de huidige baan of andere (kansrijke) banen;

  • q.

     verletkosten: loonkosten van degene die de opleiding volgt;

  • r.

     werkingsgebied arbeidsmarktregio Groningen: de gemeenten AA en Hunze, Appingedam, Assen, Bedum, Bellingwedde, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Noordenveld, Oldambt, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Tynaarlo, Veendam, Vlagwedde, Winsum, Zuidhorn.

  • s.

     werknemer: persoon die op het moment waarop een aanvang wordt gemaakt met de inzet van een maatregel ten diens behoeven jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, en die op grond van een arbeidsovereenkomst, dan wel een aanstelling in openbare dienst, arbeid verricht als werknemer, uitzendkracht of die arbeid verricht als zelfstandige zonder personeel;

  • t.

     wettelijk minimumloon: de aanspraak, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, of het percentage hiervan, bedoeld in artikel 2 van het Besluit minimumjeugdloonregeling.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel het oplossen van knelpunten, zoals beschreven in bijlage I, op de arbeidsmarkt in het werkingsgebied arbeidsmarktregio Groningen door het inzetbaar houden en maken van personeel en het benutten van de marktvraag onder andere door het scholen van werknemers en het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Artikel 3 Doelgroep en subsidiabele activiteiten

  • 1  Gedeputeerde staten kunnen aan een onderneming die volgens het handelsregister een of meer vestigingen heeft in het werkingsgebied arbeidsmarktregio Groningen en daar bedrijfsmatig activiteiten uitvoert ten behoeve van die vestiging(en) subsidie verstrekken.

  • 2  Ondernemingen kunnen subsidie krijgen voor:

    • a.

       Oudere werknemers ten behoeve van het begeleiden van in te stromen jongeren en kwetsbare werknemers op de werkvloer voor de overdracht van kennis en ervaring;

    • b.

       Het bij- en omscholen van werknemers

    • c.

       EVC trajecten ten behoeve werknemers die hun competenties willen valideren;

    • d.

       Het toekomstgericht scholen van werknemers;

    • e.

       Het in dienst nemen van kwetsbare werknemers, voor zover:

      • -

         het in dienst nemen leidt tot een netto toename van het aantal arbeidsjaareenheden bij de betrokken onderneming in vergelijking met het gemiddelde van het aantal arbeidsjaareenheden in de voorgaande twaalf maanden, of

      • -

         de vacatures niet zijn ontstaan door afvloeiingen maar door ontslag op initiatief van de werknemer, een handicap, ouderdomspensionering, vermindering van werktijd op initiatief van de werknemer of gewettigd ontslag om dringende redenen;

    • f.

       Het in dienst nemen van BBL’ers;

Artikel 4 Subsidieplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 3

Activiteit     Subsidieplafond    
Artikel  3 lid 2 sub a : Oudere werknemers die jongere en kwetsbare werknemers gaan begeleiden     €            1.723.960,00    
Sector Chemie     €                 552.720,00    
Overige sectoren     €              1.171.240,00    
Artikel  3 lid 2 sub b : Op- en bijscholing     €               921.200,00    
Sector Chemie     €                 235.000,00    
Overige sectoren     €                 686.200,00    
Artikel  3 lid 2 sub c: EVC     €               180.480,00    
Sector Chemie     €                   90.240,00    
Overige sectoren     €                   90.240,00    
Artikel  3 lid 2 sub d: Toekomst gericht scholen     €            3.904.760,00    
Sector Bouw en Energie     €              1.128.000,00    
Overige sectoren     €              2.739.160,00    
Artikel  3 lid 2 sub e: In dienst nemen kwetsbare werknemers     €               235.640,00    
Sector overheid     €                 212.889,00    
Overige sectoren     €                   22.751,00    
Artikel  3 lid 2 sub f: BBL     €            3.576.499,00    
Sector overheid     €                 262.564,00    
Sector Chemie     €                 183.795,00    
Overige sectoren     €              3.130.140,00    

Artikel 5 Verdeelsystematiek

  • 1  Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen wordt de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst gezien.

  • 2  Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 6 termijn

  • 1  Aanvragen kunnen worden ingediend:

    • a.

       voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, onder a tot en met e van 1 februari 2015 t/m 31 oktober 2016;

    • b.

       voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, onder f t/m 1 februari 2016.

  • 2  Een subsidieaanvraag kan worden ingediend bij het SNN via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.eu.

  • 3  Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een door SNN opgesteld volledig ingevuld (digitaal) aanvraagformulier, vergezeld van de in het aanvraagformulier genoemde documenten.

  • 4  Bij de aanvraag dienen de in bijlage II genoemde gegevens en bewijsstukken aangeleverd te worden.

Artikel 7 Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

     een activiteit binnen andere Sectorplannen kan worden gesubsidieerd;

  • b.

     ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat, volgend op een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • c.

     de subsidie betrekking heeft op aanvragen voor scholing van werknemers waarbij de scholing ziet op het voldoen aan bindende nationale opleidingsnormen;

  • d.

     de scholing waarvoor subsidie is aangevraagd dermate bedrijfsspecifiek is, dat de opleiding alleen bruikbaar is in de onderneming waarin men al werkzaam is.

Hoofdstuk 2 Begeleiding jongere of kwetsbare werknemer door oudere werknemer

Artikel 8 subsidiabele kosten oudere werknemer

  • 1  De begeleidingskosten van een oudere werknemer zijn subsidiabel indien de oudere als leermeester gaat fungeren of fungeert voor een nieuw in te stromen jongere of een kwetsbare werknemer. De te begeleiden persoon mag geen BBL-traject volgen.

  • 2  De subsidiabele kosten voor een oudere werknemer tot begeleider van nieuw in te stromen jongeren en kwetsbare werknemers:

    • a.

        voor het volgen van een opleiding tot coach/begeleider:

      • -

         de verletkosten;

      • -

         marktconforme kosten van scholing.

    • b.

       de begeleidingsuren van de oudere werknemer voor het begeleiden van de jongere en kwetsbare werknemers tot maximaal één dag per week.

  • 3  Voor de in het vorige lid onder a bedoelde marktconforme kosten dient gekozen te worden uit opleidingen die door de Stuurgroep “Groningen op voorsprong” zijn aangewezen voor deze regeling of dient de aanvrager drie offertes van opleidingen aan te leveren waaruit blijkt dat de gekozen opleiding een marktconforme prijs bevat.

  • 4  Verletkosten en begeleidingsuren zijn alleen subsidiabel indien het uren betreft waarin de begeleider wordt doorbetaald en geen productieve arbeid kan verrichten.

  • 5  De leerdoelen en de noodzakelijke begeleidingsuren moeten voordat het begeleidingstraject begint zijn bepaald en vastgelegd.

  • 6  Na afronding van de scholing moet in de arbeidsovereenkomst van de oudere werknemer worden opgenomen dat deze bevoegd is om jongere werknemers te begeleiden.

  • 7  De subsidiabele kosten moeten betrekking hebben op een periode die ligt binnen 1 februari 2015 en 1 februari 2017.

Artikel 9 De hoogte van de subsidie oudere werknemer

De subsidie bedraagt maximaal 47% van de subsidiabele kosten als opgenomen in artikel 8.

Hoofdstuk 3 Bij- en omscholing, EVC en toekomstgericht scholen

Artikel 10 scholing

  • 1  De subsidiabele kosten voor het bij- en omscholen van werknemers, EVC trajecten of toekomstgericht scholen zijn:

    • a.

       de verletkosten;

    • b.

       loonverlet van een eigenaar van een eenmanszaak en een vennootschap onder firma of maatschap;

    • c.

       marktconforme kosten van scholing;

  • 2  Voor de in het vorige lid onder c bedoelde marktconforme kosten dient gekozen te worden uit opleidingen die door de Stuurgroep “Groningen op voorsprong” zijn aangewezen voor deze regeling of dient de aanvrager drie offertes van opleidingen aan te leveren waaruit blijkt dat de gekozen opleiding een marktconforme prijs bevat.

  • 3  Verletkosten zijn alleen subsidiabel indien het uren betreft waarin de werknemer wordt doorbetaald en geen productieve arbeid kan verrichten.

  • 4  Kosten van loonverlet van een eigenaar van een eenmanszaak en een vennootschap onder firma of maatschap zijn kosten van een eigenaar die een opleiding volgt en gedurende deze uren geen productieve arbeid kan verrichten. Het loonverlet van eigenaren wordt berekend op grond van het wettelijk minimum loon maal het aantal uren dat een opleiding wordt gevolgd.

  • 5  Ten aanzien van het loonverlet van een eigenaar van een eenmanszaak en een vennootschap onder firma of maatschap moet aangetoond worden dat deze eigenaar gedurende het volgen van de opleiding geen productieve arbeid had kunnen verrichten op basis van een reguliere werkweek.

  • 6  Het moet gaan om algemene scholing. Dit betekent dat het moet gaan om scholing door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die in ruime mate ook bruikbaar zijn in andere ondernemingen, zodat de inzetbaarheid van de werknemer wordt verbeterd.

  • 7  De subsidiabele kosten moeten betrekking hebben op een periode die ligt binnen 1 februari 2015 en 1 februari 2017.

Artikel 11 De hoogte van de subsidie voor scholing

De subsidie bedraagt maximaal 47% van de subsidiabele kosten als opgenomen in artikel 10.

Hoofdstuk 4 BBL

Artikel 12 BBL

  • 1  De kosten van een BBL’er zijn alleen subsidiabel indien de opleiding is gestart vóór 1 februari 2016.

  • 2  De subsidiabele kosten voor BBL’ers zijn de loonkosten van degene die een BBL-opleiding volgt gedurende de eerste twee jaren van de opleiding.

  • 3  Indien de opleiding is aangevangen vóór 1 februari 2015 zijn de kosten subsidiabel vanaf 1 februari 2015.

  • 4  De subsidiabele kosten moeten betrekking hebben op een periode die ligt binnen 1 februari 2015 en 1 februari 2018.

  • 5  De loonkosten zijn gemaximeerd op het wettelijk minimum brutoloon, vermeerderd met een opslag van 32% voor de overhead, die voor deze persoon geldt.

Artikel 13 De hoogte van de subsidie BBL

De subsidie voor BBL bedraagt maximaal 20% van de subsidiabele kosten als opgenomen in artikel 12.

Hoofdstuk 5 Kwetsbare werknemers

Artikel 14 Subsidiabele kosten kwetsbare werknemers

  • 1  De subsidiabele kosten voor het in dienst nemen van een kwetsbare werknemer zijn de loonkosten van deze persoon gedurende de eerste twaalf maanden na indienstneming.

  • 2  De subsidiabele kosten moeten betrekking hebben op een periode die ligt binnen 1 februari 2015 en 1 februari 2017.

Artikel 15 De hoogte van de subsidie voor kwetsbare werknemers

De subsidie voor het in dienst nemen van een kwetsbare werknemer bedraagt maximaal 20% van de subsidiabele kosten als opgenomen in artikel 14.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 16 Algemene bepalingen omtrent de hoogte van de subsidie

  • 1  Indien voor de subsidiabele kosten van het project één of meer andere subsidies zijn of worden verleend, zullen deze subsidies bij de verlening of -indien deze na de verlening zijn toegekend- bij de vaststelling, op het bedrag van de verleende of vast te stellen subsidie in het kader van deze regeling in mindering worden gebracht.

  • 2  Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de Europese Regelgeving daartoe noopt.

  • 3  Het totale subsidiebedrag per onderneming voor de in deze regeling genoemde activiteiten bedraagt maximaal 2 miljoen euro.

Artikel 17 Algemene bepalingen omtrent subsidiabele kosten

Niet subsidiabel zijn omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten indien deze verrekenbaar zijn.

Artikel 18 Vaststelling

  • 1  De subsidieaanvrager dient uiterlijk 5 weken na de einddatum van het project een verzoek om definitieve vaststelling van de subsidie in bij het SNN.

  • 2  Met het verzoek tot vaststelling van de subsidie dienen de subsidiabele kosten onderbouwd te worden en dienen de in bijlage II genoemde gegevens en bewijsstukken aangeleverd te zijn.

  • 3  Het verzoek tot vaststelling kan worden ingediend bij het SNN via hetzelfde webportaal waar de aanvraag ingediend kan worden (www.snn.eu).

Artikel 19 Bewaarplicht

De subsidieontvanger dient de gegevens en bescheiden van de activiteiten waarvoor hij subsidie heeft ontvangen tot en met 31 december 2023 te bewaren na vaststelling van de subsidie.

Artikel 20 Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1  Deze regeling treedt in werking op de dag nadat zij bekend is gemaakt en heeft alsdan terugwerkende kracht tot 1 februari 2015.

  • 2  Deze regeling vervalt van rechtswege op 31 januari 2018.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als “Onderneming en arbeidsmarkt Groningen ” (OAG).

Ondertekening

 

Toelichting op de regeling

 

Artikel 6 termijn

lid 1 onder a

Deze termijn is gekozen omdat de scholingsactiviteiten op 1 februari 2017 moeten zijn gemaakt en betaald. De stuurgroep moet de subsidie echter nog kunnen verlenen vóór 1 februari 2017. De stuurgroep houdt hiervoor een periode van 3 maanden aan.

 

lid 2

De aanvragen in kader van deze subsidieregeling kunnen digitaal ingediend worden in een daarvoor ontwikkeld webportal. Dit webportal is te bereiken via de website van het SNN; www.snn.eu. In dit webportal is het aanvraagformulier te vinden en kunnen de vereiste bewijsstukken geüpload worden. De portal geeft hierbij per deelnemer aan welke documenten vereist zijn zodat de aanvrager door het subsidieproces wordt geleid.

 

Artikel 7 weigeringsgronden

Artikel 7a

Inzet van maatregelen in het regionale sectorplan zijn aanvullend op de maatregelen die landelijke sectorplannen bieden of voorzien in lacunes (waar landelijke plannen niet in voorzien of waar geen landelijke plannen voor zijn). Deze kunnen zowel kwantitatief als kwalitatief van aard zijn. Bij een aanvraag zal de ondernemer moeten verklaren dat de aanvraag niet bij andere sectorplannen ondergebracht kan worden.

 

Artikel 7 c

Een aanvraag van een ondernemer voor scholing die op grond van wettelijke voorschriften verplicht is wordt niet gesubsidieerd.

 

Artikel 7 d

Het is de bedoeling dat de scholing niet bedrijfsspecifiek is maar dat men met de opleiding inzetbaar is in andere ondernemingen van dezelfde sector alsook door kan stromen naar andere sectoren, bijvoorbeeld naar de sectoren waarin de groei wordt verwacht als bouw, energie, ICT en aanpalende sectoren.

 

Artikel 8 subsidiabele kosten oudere werknemer

Om te zorgen dat ouderen gezond inzetbaar blijven, worden acties uitgevoerd gericht op het anders organiseren van werkzaamheden. Ouderen worden ontlast en er wordt gebruik gemaakt van hun vakkennis, door ze te koppelen aan nieuwe instroom van jongeren en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Voor het goed begeleiden van de nieuwe instroom worden ouderen opgeleid tot coach/begeleider. Hierbij is specifiek aandacht voor het begeleiden van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De ouderen werken vervolgens maximaal 1 dag per week als leermeester voor jongeren of mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Het leren op de werkplek staat hier centraal, waarbij leerdoelen en een plan vooraf worden opgesteld tussen de begeleider en de nieuwe instromers. In de arbeidsovereenkomst van de oudere werknemer moet worden vastgelegd dat deze jongeren mag begeleiden. Bij de vaststelling van de subsidie dient dit te worden aangetoond.

 

Artikel 8 lid 2 en 3 en Artikel 10 lid 2 en 3. Marktconforme kosten

De kosten voor ingekochte scholing is subsidiabel mits er sprake is van een marktconform tarief. Om deze marktconformiteit aan te tonen heeft de aanvrager twee keuzes.

  • 1.

     De aanvrager maakt een keus uit het aanbod aan opleidingen die in de webportal vermeld staan. De tarieven van de deze opleidingen zijn door de Stuurgroep “Groningen op voorsprong” als marktconform beoordeeld.

  • 2.

     De opleiding- of opleiderskeus van de aanvrager staat niet vermeld in de webportal. In dat geval wordt de aanvrager verzocht om zelf drie offertes op te vragen en hieruit een keus te maken. Deze offertes dienen bij de subsidieaanvraag meegestuurd worden zodat beoordeeld kan worden of er sprake is van een marktconform tarief.

Artikel 10 scholing

Algemene scholing betekent dat het moet gaan om scholing door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die in ruime mate inzetbaar zijn, zodat de inzetbaarheid van de werknemer wordt verbeterd. Het mag dus niet gaan om scholing die uitsluitend gericht is op de huidige of toekomstige functie van de werknemer in uw eigen onderneming. Doordat de werknemer een diploma, certificaat of een bewijs van deelname verkrijgt die niet alleen relevant is bij de huidige werkgever, maar tevens voor andere werkgevers in dezelfde sector of in aanpalende sectoren, betekent dit in de arbeidsmarktregio Groningen een grotere kans op werk (ook in de toekomst).

Bij- en omscholing (duurzame inzetbaarheid)

Scholen van medewerkers naar een ander type functie op hetzelfde niveau of naar een hoger opleidingsniveau binnen een vergelijkbare functie. Het doel van bij- en omscholing is dat werknemers in de arbeidsmarktregio voldoende zijn toegerust op een duurzame continuering van hun loopbaan en kwalitatief goed inzetbaar zijn. Het komt voor dat ontwikkelingen in de onderneming en de arbeidsmarktregio om andere kwaliteiten vragen dan waarover het huidig personeel van een onderneming beschikt. Ook kan voor pas afgestudeerden die in dienst genomen worden gelden dat zij met een verkort scholingstraject een betere aansluiting hebben bij de huidige vraag op de arbeidsmarkt. Het moet gaan om algemene scholing. Er zijn verschillende soorten scholingstrajecten mogelijk. Het kan gaan om korte scholingstrajecten van maximaal enkele dagen tot middellange scholingstrajecten tot langdurige intensieve scholingstrajecten waarbij omscholing naar een functie in een kansrijke sector mogelijk is.

 

Valideren competenties (EVC)

Het valideren van competenties wordt in de praktijk EVC genoemd. EVC staat voor Eerder Verworven Competenties. Dit is het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes dat mensen hebben verworven door middel van werkervaringen. Voor mensen die al langere tijd binnen een bedrijf en sector werken, kan gelden dat hun loopbaanstappen niet zijn vastgelegd. Hierdoor sluit hun positie op de arbeidsmarkt niet aan bij hun huidige functie. EVC-traject maakt zichtbaar welke kennis, inzichten en ervaringen de werknemer heeft opgedaan. Daartoe wordt op tijdens het EVC-traject op een gestructureerde wijze, samen met de werknemer, informatie verzameld. Het resultaat wordt vastgelegd in een Ervaringscertificaat. Met het certificaat toont de werknemer zijn/haar kennis en kunde aan. Dit is heel zinvol als de werknemer zich verder wilt ontwikkelen in een vervolgopleiding of als bij een sollicitatie duidelijk wil aangeven waar hij/zij staat en over welke competenties hij/zij beschikt. Het laten vastleggen van de kwaliteiten in een EVC draagt bij aan een sterkere positie op de arbeidsmarkt.

 

Toekomstgericht scholen (benutten marktvraag)

Het gaat om scholing gericht op andere vaardigheden en werkzaamheden binnen de eigen en in andere functies. Scholen van medewerkers voor functies of werkzaamheden en die er nu niet zijn, maar waarvan de verwachting is dat deze als gevolg van ontwikkelingen in de markt, economische ontwikkelingen en innovaties wel ontstaan. Denk daarbij aan nieuwe technieken die op de markt worden toegepast of nieuwe werkzaamheden die zijn ontstaan. Het gaat onder andere om kansrijke sectoren zoals bouw, energie, en ICT.

 

Artikel 12 BBL

Nieuwe instroom wordt via een tegemoetkoming in loonkosten een kans geboden. Beoogd resultaat is dat de BBL’er na afloop van het traject bij de onderneming in dienst blijft of doorstroomt naar een duurzame plek met een arbeidscontract van minimaal 1 jaar .

Artikel 14 subsidiabele kosten kwetsbare werknemers

De arbeidsmarktregio heeft te maken met een oververtegenwoordiging van mensen in de sociale werkvoorziening, de Wajong en van lager opgeleiden. Aan de andere kant heeft de regio momenteel, als gevolg van de crisis, te maken met een groter wordende groep hoger opgeleiden (vooral jongeren). Om te voorkomen dat beide groepen langdurig buiten het arbeidsproces raken en niet (direct) inzetbaar zijn als er kansen zijn op de arbeidsmarkt, wordt ingezet om kansen te creëren voor nieuwe instroom. Bij hoger opgeleiden geldt ook nog een risico dat zij buiten de regio op zoek gaan naar een baan en hierdoor niet in de toekomst voor de regio behouden worden. Naast vervangingsvraag, die door de vergrijzing van de beroepsbevolking optreedt, bestaat er binnen sommige sectoren ook kans op uitbreiding. De vraag aan extra personeel komt vooral uit sectoren als energie, bouw en ICT en aanpalende sectoren.