AFDELING 1. ONDERSTEUNING BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 6.1 Ondersteuning bij het huishouden
- 1.
Het college verstaat onder ondersteuning bij het huishouden de organisatie van het huishouden in combinatie met de overname van huishoudelijk werk.
- 2.
Het college bepaalt de omvang van de te verstrekken ondersteuning bij het huishouden in uren en minuten.
- 3.
Het college bepaalt de omvang van het recht op ondersteuning bij het huishouden aan de hand van het afwegingskader ZRM en de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden zoals laatstelijk bekendgemaakt door de MO-zaak.
Artikel 6.2 Voortzetten hulp bij het huishouden na overlijden huisgenoot
Wanneer cliënt overlijdt en een huisgenoot die beperkingen heeft achterblijft, zal de ondersteuning bij het huishouden maximaal twee weken worden voortgezet.
AFDELING 2 ROLSTOEL EN VERVOER
Artikel 6.3. Rolstoel en vervoer
- 1.
Het college verstaat onder een rolstoel:
- a.
een handbewogen-, elektrische- of duwrolstoel;
- 2.
Het college kent een voorziening in de vorm van een rolstoel of vervoer toe om de cliënt in staat te stellen om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en zich zoveel mogelijk zelfstandig te bewegen in zijn woonomgeving.
Artikel 6.4 Termijn
Een indicatie voor een rolstoelvoorziening wordt voor onbepaalde tijd afgegeven. Tussentijdse wet- en beleidswijzigingen kunnen van invloed zijn op de lopende indicatie. Cliënt wordt daarvan tijdig op de hoogte gesteld.
Artikel 6.5 Verzekeringsplicht
Voorzieningen, zoals een elektrische rolstoel, die buiten de eigen woon- en leefomgeving worden gebruikt voor bijvoorbeeld vakantie in binnen of buitenland, dienen door cliënt zelf voldoende verzekerd te worden voor diefstal, schade, noodzakelijk onderhoud en pech.
Artikel 6.6 Accessoires
Het college vergoedt geen accessoires, zoals bijvoorbeeld een boodschappenmand en een extra spiegel.
Artikel 6.7 Vervoer
- 1.
Het college verstaat onder een lokale verplaatsing een verplaatsing binnen een straal van maximaal 25 kilometer rond de woning.
- 2.
Voor verplaatsingen boven het bereik als genoemd onder het tweede lid maakt cliënt gebruik van de mogelijkheden van het bovenregionaal vervoer.
- 3.
Het college verstrekt de volgende collectieve vervoersvoorziening:
Voorziening in collectief aanvullend vervoer.
- 4.
Het college verstrekt de volgende individuele vervoersvoorzieningen:
- a.
voorziening in een al dan niet aangepaste auto;
- b.
voorziening in een aanpassing van een eigen auto;
- c.
voorziening in het gebruik van een eigen auto;
- d.
voorziening in een al dan niet aangepast gesloten gehandicaptenvoertuig;
- e.
voorziening in een scootmobiel;
- f.
voorziening in een taxi voor verplaatsingen met een omvang tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar;
- g.
voorziening in een rolstoeltaxi voor verplaatsingen met een omvang tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar;
- h.
voorziening in een ander verplaatsingsmiddel;
- i.
rijvaardigheidstraining t.b.v. gehandicaptenvoertuig en scootmobiel;
- 5.
Het college verstrekt een voorziening in het gebruik van een eigen auto, in een taxi of rolstoeltaxi niet in natura.
- 6.
Het college kan in aanvulling op collectief vervoer een voorziening verstrekken in:
- a.
- b.
een ander verplaatsingsmiddel als bedoeld in dit artikel onder lid 4 sub h.
- 7.
Het college bepaalt de omvang van het recht aan de hand van het afwegingskader rolstoel en vervoer en de ZRM.
Artikel 6.8 Hoogte persoonsgebonden budgetten voor vervoer
- 1.
Als cliënten partners zijn zoals bedoeld in artikel 5a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en beide in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als hierboven bedoeld in artikel 6.7 lid 5 onder a, b, c, d, f en g bedraagt de hoogte van het PGB per persoon maximaal 75% van de bedragen zoals opgenomen in de financiële bijlage bij dit besluit.
- 2.
Als een cliënt over een vervoersvoorziening in natura beschikt, stelt het college de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een voorziening als bedoeld in artikel 6.7 lid 5 a, b, c, d, f en g van de verordening vast op 75% van de bedragen zoals opgenomen in de financiële bijlage bij dit besluit.
Artikel 6.9 Reizigersbijdrage
De cliënt met recht op een voorziening in collectief aanvullend vervoer betaalt als algemeen gebruikelijke kosten per rit een reizigersbijdrage die gelijk is aan het voltarief voor reizen met de
OV-chipkaart in de bus in Drenthe en Groningen.
Artikel 6.10 Bijzondere beperkingen en weigeringsgronden
- 1.
Een cliënt komt alleen voor de in artikel 6.7 lid 5 sub a, b, c, f en g van dit besluit genoemde maatwerkvoorzieningen in aanmerking als zijn beperkingen het gebruik van de voorziening genoemd in artikel 6.7 lid 4 onmogelijk maken.
- 2.
Een cliënt komt alleen voor de in artikel 6.7 lid 5 sub a en b van dit besluit genoemde maatwerkvoorzieningen in aanmerking als zijn beperkingen het gebruik van de overige in artikel 6.7 lid 5 van dit besluit genoemde voorzieningen onmogelijk maken.
- 3.
De cliënt die in aanmerking komt voor een voorziening in een scootmobiel en een andere uitvoering wenst dan de voor hem goedkoopst compenserende voorziening draagt zelf de meerkosten.
Artikel 6.11 Aanschaf auto
- 1.
Het college verstrekt een PGB voor de aanschaf van een eigen auto toe als het collectief vervoer, individueel (rolstoel)taxivervoer en/of andere vervoersvoorzieningen geen compenserende oplossing bieden voor het vervoersprobleem van cliënt en als een eigen auto niet als algemeen gebruikelijk gezien kan worden.
- 2.
De hoogte van het PGB voor de aanschaf van een eigen auto wordt vastgesteld aan de hand van een goedgekeurde offerte voor de aanschaf van een auto, waarbij rekening gehouden wordt met de volgende voorwaarden:
- a.
de auto is niet ouder dan 7 jaar;
- b.
de verwachte technische levensduur is nog minimaal 7 jaar.
- 3.
Cliënt is zelf verantwoordelijk voor aanschaf, onderhoud, reparatie, wegenbelasting en verzekering van de auto.
- 4.
Het PGB voor een autoaanpassing wordt éénmalig verstrekt voor een periode van minimaal 7 jaar.
- 5.
Cliënt kan na deze periode van 7 jaar opnieuw in aanmerking komen voor een PGB voor een autoaanpassing als:
- a.
de auto technisch is afgeschreven én:
- b.
cliënt voldoet aan de voorwaarden voor verstrekking.
Artikel 6.12 Eigen verantwoordelijkheid cliënt
Kosten voor vervanging van accu’s behorend bij een verstrekte voorziening vanwege het niet of niet voldoende opladen door cliënt, kunnen in rekening gebracht worden bij cliënt.
Artikel 6.13 Verzekering voorziening
Voorzieningen, zoals een scootmobiel, die buiten de eigen woon- en leefomgeving worden gebruikt voor bijvoorbeeld vakantie in binnen of buitenland, dienen door cliënt zelf voldoende verzekerd te worden voor diefstal, schade, noodzakelijk onderhoud en pech.
AFDELING 3 WOONVOORZIENINGEN
Artikel 6.14 Algemeen
Het college verstaat onder een woonvoorziening een verstrekking aan ingezetene ter stimulering van:
- a.
het zelfstandig gebruik kunnen maken van de woning waarin hij hoofdverblijf houdt;
- b.
het bezoekbaar maken van woningen als dit noodzakelijk is om sociale relaties te kunnen onderhouden.
Artikel 6.15 Afwegingskader
Het college bepaalt de omvang van het recht aan de hand van het afwegingskader woonvoorzieningen en de ZRM.
Artikel 6.16 Soorten woonvoorzieningen
- 1.
Het college kan de volgende soorten woonvoorzieningen verstrekken:
- a.
voorziening in verhuizing en/of herinrichting;
- b.
voorziening in huurderving;
- c.
voorziening in tijdelijke huisvesting;
- d.
een bouwkundige of woontechnische voorziening;
- e.
een niet-bouwkundige of niet-woontechnische voorziening;
- f.
voorziening in uitraasruimte;
- g.
voorziening in het op verzoek van het college ontruimen van woonruimte voor cliënt;
- h.
het verwijderen van woonvoorzieningen;
- i.
een voorziening in het bezoekbaar maken van woonruimte;
- j.
een voorziening in de vorm van woningsanering.
- 2.
Het college stelt het PGB voor woonvoorzieningen genoemd onder b, d, f en i betaalbaar aan de eigenaar van de woonruimte waarvoor de woonvoorziening bestemd is.
- 3.
Een minderjarige cliënt van wie de ouders zijn gescheiden en ieder afzonderlijk woonruimte bewonen, komt voor woonvoorzieningen aan deze beide woonruimten in aanmerking als:
- a.
de ouders hun co-ouderschap schriftelijk vastgelegd hebben;
- b.
het kind evenredig in tijd verdeeld in beide woonruimten bij de ouders inwoont;
- c.
de beide woonruimten op het grondgebied van de gemeente Assen liggen.
- 4.
Het bepaalde in het derde lid geldt niet voor woonvoorzieningen genoemd in artikel 6.16 lid 1 sub a tot en met c en e.
- 5.
Bij woningvoorzieningen wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen van bijv. keukens en badkamers.
Artikel 6.17 Verhuizing en/of herinrichting
- 1.
Als de kosten van een verbouwing aan de woning meer dan € 5.000,-- bedragen beoordeelt het college of het doel als bedoeld in 6.16 lid 1 sub a te bereiken is via een verhuizing.
- 2.
Het college verstrekt verhuis-en inrichtingskosten uitsluitend in de vorm van een PGB.
- 3.
Het college stelt de hoogte van het PGB vast in de Financiële Bijlage PGB.
- 4.
Het college verstrekt het PGB voor verhuiskosten vooraf en verantwoording vindt plaats op basis van declaraties.
Artikel 6.18 Huurderving
- 1.
Het college verstrekt uitsluitend in de volgende situaties een financiële bijdrage in de kosten van huurderving:
- a.
als de aanvrager om medisch objectiveerbare redenen de nieuw te betrekken woning niet kan betrekken totdat de aanpassingswerkzaamheden afgerond zijn, is een bijdrage in de dubbele huur mogelijk of
- b.
als het college er voor kiest om in samenspraak met een verhuurder een aangepaste woning te reserveren voor hergebruik kunnen de gederfde huurkosten aan de verhuurder vergoed worden.
- 2.
Het college verstrekt financiële bijdrage uitsluitend in de vorm van een PGB.
- 3.
Het college stelt de hoogte van het PGB vast in de Financiële Bijlage PGB.
Artikel 6.19 Terugbetaling bij verkoop woning
- 1.
Bij verkoop van de aangepaste woning kan het college verzoeken om terugbetaling van (een gedeelte van) de kosten van aanpassingen.
- 2.
Als bij woningaanpassingen sprake is van waardevermeerdering van de woning, kan de terugbetalingsregeling van toepassing zijn. Dit wordt besproken met cliënt en vastgelegd in de beschikking.
- 3.
Eventuele waardevermindering van de woning door woningaanpassingen kunnen niet verhaald worden het college.
Artikel 6.20 Voorziening bezoekbaar maken woonruimte
- 1.
Het bezoekbaar maken van woonruimte is het bereikbaar maken van de woonkamer en één toilet in de woonruimte.
- 2.
Een cliënt komt in aanmerking voor een voorziening in het bezoekbaar maken van woonruimte als:
- a.
hij zijn hoofdverblijf heeft in op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling;
- b.
deze voorziening betrekking heeft op woonruimte gelegen op grondgebied van de gemeente Assen.
Artikel 6.21 Uitraaskamer
- 1.
Het college verstaat onder een uitraaskamer een verblijfsruimte waarin een cliënt, die vanwege een gedragsstoornis, ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.
- 2.
Het college verstrekt een voorziening voor een uitraaskamer als:
- a.
cliënt vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont;
- b.
het gaat om een verstandelijke en/of lichamelijke handicap met een psychische component in de handicap;
- c.
het ontremde gedrag ernstig is, dat wil zeggen het gedrag is te rangschikken binnen de reikwijdte van indicatie voor een opname in een inrichting;
- d.
het risico van fysiek letsel kan niet worden beheerst door oppas- en/of andere maatregelen.
- 3.
De uitraaskamer is uitsluitend bedoeld voor de gehandicapte en dus niet om de hinder voor andere (inwonende) personen weg te nemen.
Artikel 6.22 Woningsanering
- 1.
Het college verstaat onder woningsanering het vervangen van de in de slaapkamer aanwezige vloerbedekking door glad, afneembaar materiaal.
- 2.
Het college verstrekt deze voorziening als:
- a.
de vloerbedekking in de slaapkamer niet van glad, afneembaar materiaal zijn;
- b.
de vloerbedekking in de slaapkamer niet afgeschreven zijn;
- c.
de cliënt een rapport heeft waarin een positief saneringsadvies is opgenomen van een Cara-verpleegkundige;
- d.
de aanvraag niet het gevolg is van verhuizing;
- e.
de cliënt bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs niet kon weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert én
- f.
de vloerbedekking niet ouder is dan 7 jaar.
- 3.
Bij een cliënt in de leeftijd van één tot vier jaar wordt ook vloerbedekking van de woonkamer vervangen.
Artikel 6.23 Bijzondere weigeringsgronden voor een woonvoorziening
Het college weigert een woonvoorziening als:
- a.
de cliënt geen hoofdverblijf houdt in de woonruimte waarop een woonvoorziening betrekking heeft tenzij deze voorziening het bezoekbaar maken van een woning betreft.
- b.
de cliënt voor het eerst zelfstandig gaat wonen en de aanvraag een voorziening in verhuizing en/of herinrichting betreft.
- c.
de cliënt verhuisd is uit óf naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden.
- d.
de cliënt verhuisd is naar een Wlz-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg.
Artikel 6.24 Onderhoud en reparatie
Het college verbindt de volgende voorwaarden aan de verstrekking van een woonvoorziening:
- a.
de cliënt zorgt als een goed huisvader voor de voorziening:
- b.
kosten van onderhoud en reparaties ten gevolge van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid komen voor rekening van de cliënt;
- c.
het college wijst aan door welk bedrijf of welke persoon reparaties en onderhoud verricht worden.
Artikel 6.25 Bijzondere voorwaarde bruikleen traplift
Het college verbindt de volgende voorwaarden aan het in bruikleen geven van een traplift:
- a.
verplaatsing of verwijdering van de traplift vindt plaats door of namens de gemeente met toestemming van het college;
- b.
de cliënt is verplicht om de traplift te verzekeren als onderdeel van zijn inboedel.
Artikel 6.26 Teruggave
- 1.
Cliënt of zijn rechtsopvolgers onder algemene titel zijn verplicht om de voorziening die in bruikleen is verstrekt terug te leveren aan de gemeente indien het recht op de voorziening is geëindigd
- 2.
Cliënt of zijn rechtsopvolgers dragen de kosten voor het terugbrengen van de woning in de oorspronkelijke staat na verwijdering van de voorzieningen.
AFDELING 4 BEGELEIDING
Artikel 6.27 Begeleiding
- 1.
Het college verstaat onder begeleiding:
- a.
toezicht of aansturing bij activiteiten (zowel thuis als buitenshuis) op het gebied van praktische vaardigheden;
- b.
ondersteuning bij het aanbrengen van structuur cq. het voeren van regie;
- c.
oefenen van in behandeling aangeleerde vaardigheden of gedrag;
- d.
ondersteuning bij het organiseren van het dagelijks leven (huishouden, agenda, administratie, geldzaken, regelzaken etc.); dan wordt het vaak “thuisbegeleiding “genoemd.
- 2.
Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren met een maximum van 20 uur per week.
- 3.
Het college bepaalt de omvang van het recht op begeleiding aan de hand van het afwegingskader ZRM en de CIZ indicatiewijzer versie 7.0 januari 2014.
Artikel 6.28 Dagbesteding
- 1.
Het college verstaat onder dagbesteding begeleiding in groepsvorm met de volgende kenmerken:
- a.
programmatisch (met een vast dag en/of weekprogramma);
- b.
methodisch (een methode voor werken met de doelgroep als basis) met een welomschreven doel;
- c.
is gericht op het structureren van de dag, oefenen met vaardigheden, die de zelfredzaamheid bevorderen;
- d.
waarbij het vervoer door de zorgaanbieder wordt verzorgd.
- 2.
Dagbesteding wordt vastgesteld in dagdelen tot een maximum van 10 dagdelen per week.
- 3.
De omvang van het recht in uren wordt bepaald aan de hand van het afwegingskader ZRM.
Artikel 6.29 Logeren
- 1.
Het college verstaat onder logeren:
- a.
een voorziening om de mantelzorger te ontlasten;
- b.
met een maximale duur van 3 etmalen per week en
- c.
voor personen die permanent zorg en /of toezicht nodig hebben.
- 2.
De onder b toegekende duur mag ook worden opgespaard, zolang die de totale duur per jaar niet overschrijdt.
- 3.
Naast logeren mogen maximaal twee dagdelen dagbesteding per etmaal worden toegekend.
- 4.
Een voorziening als bedoeld in het eerste lid is exclusief een kostencomponent voor dagbesteding. De maximale toekenning voor logeren is twee dagdelen.
- 5.
De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor logeren.
- 6.
De omvang van het recht in uren wordt bepaald aan de hand van het afwegingskader ZRM.
- 7.
Als de ondersteuning van de mantelzorger acuut wegvalt geldt de spoedprocedure als genoemd in artikel 2.7.
Artikel 6.30 Maatschappelijke opvang
- 1.
Het college verstaat onder kortdurende opvang een tijdelijk verblijf gedurende een volledig etmaal of langer, voor mensen die dak- of thuisloos zijn gedurende maximaal 6 maanden.
- 2.
De maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid kan ambtshalve worden verlengd op advies van de uitvoerende instanties voor kortdurende opvang.
- 3.
Het college verstrekt een maatwerkvoorziening kortdurende opvang in de vorm van:
- 4.
Het college bepaalt het recht op een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid aan de hand van de volgende criteria:
- a.
de aanwezigheid van een positief sociaal netwerk (familie en vrienden);
- b.
voorwaarden voor een succesvol traject zoals bijvoorbeeld: actieve schuldhulpverlening, bestaande relatie met GGZ, CJG, MO e.a. in de betreffende centrumgemeente;
- c.
gegronde redenen om tegemoet te komen aan de wens van de cliënt om in de centrumgemeente te worden opgevangen. Deze redenen moeten voor alle betrokken partijen aanvaardbaar zijn
- d.
bekendheid bij de politie in de centrumgemeente;
- e.
de cliënt heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding minimaaltwee jaar aantoonbaar zijn of haar hoofdverblijf in de regio van de centrumgemeente gehad. Ditmoet blijken uit inschrijving in de basisregistratie personen of het bekend en geregistreerd zijnbij zorginstellingen;
- f.
als contra-indicatie om een cliënt te plaatsen in een andere centrumgemeente gelden redenen om de cliënt uit zijn oude sociale netwerk te halen, of agressie tegen medewerkers van betrokken partijen in de betreffende centrumgemeente.
- 5.
Het college bepaalt het recht op een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid tevens aan de hand van de mate van zelfredzaamheid van cliënt en doet dit aan de hand van de Afwegingskader ZRM Wonen en Zorg.
- 6.
Het college beëindigt het recht op kortdurende opvang als:
- a.
cliënt zelfstandige woonruimte heeft betrokken of
- b.
een vorm van beschermd wonen heeft geaccepteerd.
Artikel 6.31 Beschermd wonen
- 1.
Het college verstaat onder beschermd wonen het bepaalde in artikel 1.1.1. van de wet.
- 2.
Onder beschermd wonen verstaat het college hulp binnen een 24-uurs setting. De 24 uurs-setting kent twee verschillende vormen:
- 3.
Het college biedt de volgende voorzieningen in natura voor beschermd wonen:
- 4.
Het college verstrekt geen PGB voor onderdak als genoemd in het derde lid onder a.
- 5.
Het recht op een voorziening voor beschermd wonen bepaalt het college aan de hand van Afwegingskader beschermd wonen en het afwegingskader ZRM.
Artikel 6.32 Beëindiging van het recht
Het college beëindigt het recht op een maatwerkvoorziening beschermd wonen als naar zijn oordeel cliënt:
- a.
onvoldoende meewerkt aan de doelen die zijn gesteld;
- b.
zich dusdanig misdraagt dat hij niet te handhaven is binnen de woonvorm.
Artikel 6.33 Vergoeding wooninitiatieven beschermd wonen
- 1.
Het college verstaat onder kleinschalig wooninitiatief een woonsituatie waarbij:
- a.
minimaal 3 en maximaal 26 bewoners een persoonsgebonden budget ontvangen voor ten minste de functies persoonlijke verzorging en begeleiding individueel en hiervoor door bundeling van persoonsgebonden budgetten gezamenlijk de zorg inkopen, en
- b.
de bewoners verblijven op één woonadres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, of op meerdere woonadressen binnen een straal van 100 meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten;
- 2.
Het college kent een voorziening toe onder de voorwaarde dat cliënt tevens een voorziening voor begeleiding is toegekend.
- 3.
De omvang van het recht wordt bepaald door de totale kosten van de gemeenschappelijke verblijfsruimte te delen door het aantal inwoners van het initiatief.