Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014 - 2018 gemeente Sittard-Geleen |
Citeertitel | Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014 - 2018 gemeente Sittard-Geleen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | 1A Tabel met wijzigingen_DEF.pdf 1B Handhavingsregime_DEF.pdf 1C APV-artikelen en toelichting_DEF.pdf 1D Modelvergunning_DEF.pdf 1E Model tijdelijke toestemming_DEF.pdf 1F01_Aanvraagformulier expl vergunning DEF.pdf 1F02_BIJLAGE A melding leidinggevende DEF.pdf PUBLICATIE gemeenteblad DEF.pdf |
besluit burgemeester voor zover het zijn bevoegdheid betreft dd 25 juni 2015
Art 174 Gemeentewet, alsmede de Algemene plaatselijke verordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-07-2015 | nieuwe regelgeving | 14-07-2015 Electronisch Gemeenteblad, jaargang 2015, Nr. 65998 dd 21 juli 2015 | 14072015 |
Met het “Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014-2018” wordt invulling gegeven aan de wettelijke bevoegdheid van de burgemeester (college: bij niet voor publiek openstaande gebouwen en erven) om risico’s voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid, zedelijkheid en het woon- en leefklimaat in de omgeving waarin horecabedrijven zijn of worden gevestigd te beheersen (preventief) en op te treden indien sprake is van verstoringen hieromtrent (repressief).
Deze bevoegdheid is ontleent aan de Gemeentewet (artikel 174) en de Algemene Plaatselijke Verordening.
Het betreft een geactualiseerd beleid uit 2004. Aanleiding voor actualisatie is de per 1 januari 2013 vernieuwde Drank- en Horecawet (gelijkschakeling van horecaprocedures), de door de raad vastgestelde Integrale Horecanota 2011-2015, het hieraan gekoppelde Uitvoeringsprogramma 2011-2015 en deregulering.
De actualisatie heeft geresulteerd in:
Zie voor totaaloverzicht van wijzigingen bijlage 1A.
Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014 – 2018 gemeente Sittard-Geleen
1 Aanleiding actualisatie Horeca exploitatievergunningenbeleid
Het Horeca exploitatie Vergunningenbeleid (voortaan: HEV) ziet toe op een vergunningstelsel voor horecabedrijven.
Dit vergunningstelsel is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (voortaan: APV).
De exploitatie van horecabedrijven kan gepaard gaan met risico’s voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid, zedelijkheid en het woon- en leefklimaat in de omgeving waarin horecabedrijven zijn gevestigd.
Het vergunningstelsel stelt de burgemeester (college: bij niet voor publiek openstaande gebouwen en erven, zie artikel 2:34 APV) in staat om deze risico’s te beheersen en op te treden indien sprake is van verstoringen hieromtrent. Daarbij is het niet alleen van belang om te bepalen in welke mate van het horecabedrijf zelf overlast te verwachten is, maar ook in welke mate het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt aantast. Ook kan vooraf worden getoetst in hoeverre de persoon van de ondernemer(s) en leidinggevende(n) hier een risico kunnen vormen.
Voorts is een vergunningstelsel een belangrijke voorwaarde voor het kunnen toepassen van het Bibob-intrumentarium1.
Dit stelsel heeft zowel een preventief (toetsing vooraf) als repressief (controle achteraf) karakter.
2 Vernieuwde Drank- en Horecawet
Op 1 januari 2013 is de Drank- en Horecawet (voortaan: DHW) gewijzigd. De burgemeester is voortaan ook bevoegd gezag voor de uitvoering van de DHW.
Belangrijke wijzigingen die relevant zijn voor het horeca exploitatievergunningenbeleid:
In het kader van vereenvoudiging, lastenverlichting, eenduidigheid en gelijktijdige afwikkeling van de aanvragen en meldingen van de drank- en horecavergunning (DHW) en de horeca exploitatievergunning (APV) dienen vergunningprocedures en sanctieregimes op elkaar afgestemd te worden.
3 Vastgestelde beleidskaders (gemeenteraad)
Op 15 december 2010 heeft de gemeenteraad de Integrale Horecanota 2011-2015 vastgesteld.
Dit is een ruimtelijk economische visie op de ontwikkeling van de horeca met een hierop gebaseerd duidelijk en consistent horecabeleid. In dit richtinggevend beleidskader zijn voorstellen opgenomen voor wet- en regelgeving, die dienen bij te dragen aan de realisatie van een bruisende stad en moeten zorgen voor een klantgerichte overheid en administratieve lastenvermindering.
In deze nota zijn uitgangspunten voor het vergunningenbeleid voor horecabedrijven vastgesteld:
Het college heeft deze uitgangspunten als projecten opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Integrale Horeca Nota 2011-2015. Deze projecten zijn in dit exploitatievergunningenbeleid uitgewerkt.
In artikel 174 gemeentewet (lid 3) is bepaald dat de burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op de voor publiek openstaande gebouwen (o.a. horeca-inrichtingen) en daarbij behorende erven (bv. terrassen). De reden hiervoor is gelegen in de exclusieve verantwoordelijkheid van de burgemeester op het terrein van het toezicht op openbare samenkomsten. Een samenkomst is openbaar als zij in beginsel voor een ieder toegankelijk is en dus geen besloten of persoonlijk karakter heeft.
De bevoegdheid van de burgemeester is nader uitgewerkt in de APV in afdeling 8 “Toezicht op horecabedrijven” (artikel 2:27 en verder). Hierin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren. De vergunningplicht is opgenomen in artikel 2:28 APV.
Indien een openbare inrichting géén voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 Gemeentewet, treedt ingevolge artikel 2:34 APV het college op als bevoegd gezag (bv. sociëteiten).
De doelstellingen die zijn beoogt met dit beleid:
Het HEV heeft niet ten doel ruimtelijke beleid gestalte te geven (bv. kwaliteit of diversiteit van de horeca te waarborgen of te bevorderen) of concurrentieverhoudingen in goede banen te leiden.
6.1 Reikwijdte (artikel 2:27 APV)
In artikel 2:27 APV is de begripsbepaling van het horecabedrijf‘ opgenomen:
“een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, theehuis, clubhuis, shishabars/lounges, automatieken, afhaalrestaurants, seksinrichtingen of daaraan verwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt”.
De omschrijving van het begrip horecabedrijf sluit zoveel mogelijk aan bij het begrip horecabedrijf in de DHW. Dit begrip is verduidelijkt met de -explicietere- opname van de bedrijven “shishabars en shishalounges”2. Dit zijn horecabedrijven waar met waterpijpen gerookt kan worden3.
Van deze inrichtingen kan een zelfde soort overlast uitgaan als bij coffeeshops (rondhangen op straat, parkeeroverlast etc.). In veel (met name grotere) gemeenten, waaronder Sittard-Geleen, is een toename van dergelijke vestigingen te constateren4.
Onder horecabedrijf wordt mede verstaan een bij het bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
De terrasexploitatie maakt onderdeel uit van de horeca exploitatievergunning5.
In artikel 2:27 APV zijn uitzonderingen opgenomen op de vergunningplicht. Deze “bedrijven” oefenen activiteiten uit met een dusdanig kleinschalig, ondergeschikt en/of “besloten” karakter, dat hierbij noch de openbare orde, noch het woon- en leefklimaat op enigerlei wijze in het geding is.
Mengfuncties (ondersteunende horeca) kunnen onder bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld6.
Indien horeca binnen een andere hoofdactiviteit wordt geëxploiteerd door een afzonderlijke horeca-ondernemer, is deze wel horeca exploitatievergunningplichtig7.
Voortvloeiende uit de uitvoeringspraktijk is deze categorie verduidelijkt:
onder horecabedrijf wordt niet verstaan:
Voor APV-bepalingen zie bijlage 1C.
6.2 Toetscriteria (artikel 2:28b Weigeringsgronden APV )
De criteria voor het verlenen dan wel weigeren van een exploitatievergunning zijn opgenomen in artikel 2:28b APV.
De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk (bv. met het oog op terrassen, sluitingstijden) weigeren indien naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of openbare orde of veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Bij de toetsing van de criteria kunnen de volgende aspecten een rol spelen:
parkeeroverlast, geluidsoverlast, vervuiling, sociale onveiligheid, criminele activiteiten, concentratie van horecabedrijven, de exploitatievorm naar verwachting zodanig is dat niet toegelaten bezoekers dan wel de onderneming verlatende bezoekers gelet op de aard en het karakter van de straat en/of buurt overlast zullen veroorzaken op straat en/of in de buurt, verkeersdrukte en verkeersonveilige situaties, afval (bedrijfsafval, glas op straat), vuurwapenbezit, vuurwapengebruik, aanwezigheid/handel in harddrugs en/of softdrugs (met uitzondering van de specifieke situatie voor de coffeeshops).
Voor coffeeshops gelden aanvullende toetsings(gedoog)criteria, de zg. AHOJGI-criteria8.
De burgemeester weigert de vergunning indien:
Hierbij houdt de burgemeester rekening met:
6.3 Intrekkingsgronden (artikel 2:28c APV)
Onverminderd (los van) het bepaalde in artikel 1:6 APV9, trekt de burgemeester de vergunning in indien:
De burgemeester kan de vergunning intrekken indien:
6.4 Vervalgronden (artikel 2:28d APV)
6.5 Duur van de vergunning (artikel 1:7 APV)
De duur van de exploitatievergunning wordt gesteld op onbepaalde tijd, tenzij anders is bepaald (bv. kortere looptijd in verband met bescherming van het woon- en leefklimaat, de openbare orde en veiligheid of tijdelijke invulling van leegstaande panden). Dit wordt afzonderlijk gemotiveerd.
Dit leidt tot een lastenverlichting voor horecaondernemers en een vestigingsvriendelijke gemeente.
De geldigheidstermijn van de horeca exploitatievergunning voor coffeeshops bedraagt drie jaar10.
Het inrichtingenbestand wordt actueel gehouden op basis van aanvragen en (her)controles.
Met de vaststelling van deze beleidsregel worden alle reeds verleende horeca exploitatievergunningen geacht te zijn verleend voor onbepaalde tijd, tenzij in de vergunning expliciet een kortere vergunningtermijn is opgenomen11 (ambtshalve gewijzigde vergunning).
6.6 Beslistermijn (artikel 1:2 APV)
Het bevoegde bestuursorgaan beslist binnen 8 weken na datum ontvangst van de aanvraag (artikel 1:2 APV)12. Het bestuursorgaan kan deze termijn voor ten hoogste 8 weken verdagen.
Sinds 1 januari 2013 is de nieuwe DHW van toepassing. De beslistermijn van 3 maanden zoals deze was vastgelegd in artikel 26 lid 3 DHW (oud) is komen te vervallen. Hierdoor is de standaard beslistermijn uit artikel 4:13 Algemene wet bestuursrecht (voortaan: Awb) van toepassing (8 weken).
Voorheen was in de APV (analoog aan de oude bepaling van de DHW) een beslistermijn van 13 weken opgenomen voor een exploitatievergunning horecabedrijf. Indien deze bepaling ongewijzigd zou blijven kan de ongewenste situatie ontstaan dat een ondernemer wel reeds kan beschikken over een drank- en horecavergunning, maar nog niet over een exploitatievergunning. Een synchronisatie van deze proceduretermijnen is dan ook essentieel: eenduidigheid naar de klant, vereenvoudiging/versnelling vergunningprocedure, gelijktijdige afwikkeling van de procedures van beide beschikkingen.
6.7 Persoonsgebonden vergunning (artikel 1:5 APV)
Horeca exploitatievergunningen zijn persoonsgebonden en niet overdraagbaar.
De exploitant is in belangrijke mate verantwoordelijk voor een goede exploitatie van het horecabedrijf. Deze persoon moet voorkomen dat door de wijze van exploitatie de openbare orde wordt verstoord, of het woon- en leefklimaat op onaanvaardbare wijze wordt aangetast. Derhalve dient bij wijziging in de persoon van de exploitant een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.
6.8 Aanwezigheid leidinggevende(n) en melding van leidinggevende(n) (artikel 2:28a.1 en 2:28a.2 APV)
Leidinggevende(n) moet(en) in een horecabedrijf aanwezig zijn.
Analoog aan de DHW is geregeld dat bij paracommerciële horeca-inrichtingen ten tijde van de openingstijden volstaan kan worden met een barvrijwilliger.
Uit oogpunt van deregulering en synchronisatie van de horecaprocedures van de DHW en de APV zijn bepalingen in de APV opgenomen met betrekking tot aanwezigheid, melding, bijschrijving en doorhaling van leidinggevende(n). Deze worden vermeld op een aanhangsel bij de vergunning. Hierdoor wordt het wijzigen van leidinggevenden vereenvoudigd en hoeft geen nieuwe vergunningprocedure te worden gestart.
Zie voor artikelen APV bijlage 1C.
6.9 Voorschriften (artikel 1:4 APV)
Aan de horeca exploitatievergunning kunnen voorschriften worden verbonden met als doel de aantasting van de het woon- en leefmilieu en/of de openbare orde te beperken of te voorkomen. Ook kunnen in voorkomende gevallen (aanvullende) voorschriften aan de beschikking worden verbonden in het kader van de Wet Bibob13 (bij “enige mate van gevaar” ingevolge artikel 3 lid 7 Wet Bibob). Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
De vergunningvoorschriften voor coffeeshops wijken enigszins af van de voorschriften voor de overige horecabedrijven. Naast de standaardvoorschriften, zijn aanvullende voorschriften opgenomen die ontleend zijn aan het lokaal coffeeshopbeleid.
Verder zijn o.a. de openingstijden en vervalgronden als vergunningvoorschrift opgenomen.
De bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften is geregeld in artikel 1:4 van de APV.
7 Tijdelijke (voorlopige) toestemming
Zoals eerder vermeld zijn horeca-exploitatievergunningen persoonsgebonden en niet overdraagbaar.
Het komt voor dat ondernemers van een horecabedrijf de exploitatie starten of overnemen voordat de vereiste vergunningen zijn verleend. Het is niet altijd mogelijk voor de ondernemer om tijdig de vergunningen aan te vragen en procedures afgerond te hebben. Door contracten en financieringsafspraken ontstaat vaak spanning met wettelijke vergunningprocedures.
Dergelijke situaties zijn illegaal, waarop gehandhaafd kan worden. Het bestuur kan keuzes maken over het inzetten van de in principe schaarse handhavingscapaciteit. Gedogen kan onder omstandigheden toelaatbaar worden geacht. Indien zicht is op legalisatie in een concreet geval, kan door het bevoegd bestuursorgaan een schriftelijke (voorlopige) toestemming c.q. gedoogbesluit afgegeven worden. Ook het belang van de ondernemer in het kader van zijn bedrijfsvoering kan hierbij een rol spelen.
Criteria voor verlening van een tijdelijke toestemming (gedoogbeschikking)14:
Aan de tijdelijke toestemming (gedoogbeschikking) zijn de volgende voorwaarden gekoppeld:
De tijdelijke toestemming (gedoogbeschikking) kan worden ingetrokken indien15:
ter verkrijging van de tijdelijke toestemming of de vergunningen onjuiste gegevens zijn overlegd | |
de voorwaarden verbonden aan de tijdelijke toestemming niet/niet voldoende worden nageleefd |
De tijdelijke toestemming (gedoogbeschikking) vervalt van rechtswege indien:
definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden n.a.v. de ingediende aanvraag ter verkrijging van een exploitatievergunning horecabedrijf |
bij niet naleving van de voorwaarden verbonden aan de tijdelijke toestemming kan handhavend worden opgetreden ingevolge het exploiteren zonder vergunning |
Zie voor model tijdelijke toestemming bijlage 1E.
8 Sluitingstijden (artikelen 2:29 en 2:30 APV)
In de APV zijn in de artikel 2:29 en 2:30 de sluitingstijden voor horeca-inrichtingen vastgelegd. Ingevolge deze bepaling moeten horecabedrijven gesloten zijn op maandag t/m donderdag van 02.00 tot 07.00 uur (geopend van 07.00 tot 02.00 uur) en op vrijdag t/m zondag van 03.00 tot 07.00 uur (geopend van 07.00 tot 03.00 uur).
Deze sluitingstijden zijn tevens als vergunningvoorschrift opgenomen.
Zomertijd-wintertijd16
Bij het verzetten van de klok naar zomer en/of wintertijd geldt:
Zomertijd: in de nacht van de laatste zaterdag op zondag in maart van enig jaar gaat de klok om 02.00 vóóruit naar 03.00 uur.
Inrichtingen sluiten om 03.00 uur nieuwe tijd (= 02.00 uur oude tijd).
Centra (afwijkende sluitingstijden): inrichting sluiten om 04.00 uur nieuwe tijd (= 03.00 uur oude tijd).
Wintertijd (oktober): in de nacht van de laatste zaterdag op zondag in oktober van enig jaar gaat de klok van 03.00 uur terug naar 02.00 uur.
Inrichting sluiten om 03.00 uur nieuwe tijd (= 04.00 uur oude tijd).
Centra (afwijkende sluitingstijd): inrichting sluiten om 04.00 uur nieuwe tijd ( = 05.00 oude tijd).
Artikel 2:30 lid 1 APV geeft de burgemeester de bevoegdheid om in het belang van de openbare orde, veiligheid zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, andere sluitingstijden vast te stellen voor bepaalde horecabedrijven.
In afwijking van artikel 2:29 APV heeft de burgemeester (krachtens artikel 2:30 lid 1 APV) andere sluitingstijden vastgesteld voor de centra van Sittard en Geleen17. Hieraan zijn de volgende voorschriften verbonden:
Het tijdstip vanaf wanneer coffeeshops geopend mogen zijn is vastgesteld op 10.00 uur. In verband met het scheiden van de markten tussen het gebruik van cannabis en alcohol en ter bescherming van de nachtrust voor omwonenden is de uniforme sluitingstijd voor coffeeshops vastgesteld op 24.00 uur18.
3. Winkelgebonden (dag) horeca
Een substantieel deel van het horeca-aanbod bestaat uit zogenaamde winkelgebonden horeca (niet zijnde de ondergeschikte horeca nevenfunctie van een winkel). Hierbij kan gedacht worden aan lunchrooms, broodjeszaken, koffiecorners etc. Deze daghoreca functioneert ondersteunend aan het winkelaanbod en hanteert dezelfde sluitingstijden als de winkels19.
4. Paracommerciële rechtspersonen
De op 1 januari 2013 in werking getreden gewijzigde DHW heeft gemeenteraden verplicht om een verordening vast te stellen voor paracommerciële rechtspersonen. Dit zijn o.a. verenigingen en stichtingen die een kantine exploiteren.
Doel van de regels is het voorkomen van oneerlijke mededinging met de reguliere horeca.
Deze regels zijn opgenomen in de APV (afdeling 8b Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de DHW) en het Paracommerciebeleid 201320.
Paracommerciële rechtspersonen hebben zich aan deze regels te houden bij de verstrekking van alcoholhoudende dranken. Zo zijn regels vastgesteld die betrekking op de schenktijden (vaste eindtijden).
Voor de sluitingstijden gelden de bepalingen ingevolge de artikelen 2:29 en 2:30 APV.
Een van de uitgangspunten die de raad in de Integrale Horecanota heeft opgenomen is de kostenbesparing van de leges voor horeca-inrichtingen.
Kostenbesparing wordt gerealiseerd door de omzetting van de vergunningduur van 5 jaar naar onbepaalde tijd en de wijziging van leidinggevenden via een meldingsprocedure.
Hierdoor treedt een lastenverlichting op voor de ondernemers (eenmalige aanvraag, goedkopere melding)21.
10 Handhavingsregime exploitatievergunningen
Het is belangrijk dwangmiddelen genuanceerd, consequent en proportioneel toe te passen. Dit kan worden vastgelegd in een stappenplan. Per geconstateerde overtreding wordt onderscheid gemaakt naar type (bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke) sanctie. De sanctie moet in overeenstemming zijn met het te bereiken doel (proportionaliteit). Het stappenplan geeft een waarborg in uniformiteit in de wijze van handhaving.
Voor de handhaving van de exploitatievergunningen wordt het instrument last onder bestuursdwang (i.p.v. dwangsom) gehanteerd. Dit heeft meer effect bij overtreding van de gestelde voorschriften. Boetes worden vaak afgezet tegen de “winst” die met de overtreding te behalen is.
Indien na waarschuwing (stap 1) binnen een redelijke termijn (bv. een jaar) geen tweede overtreding plaatsvindt (geen stap 2), wordt effectuering van de bestuurlijke maatregel door het nemen van de 2e stap in het traject niet redelijk geacht en zal derhalve bij het wederom toepassen van een bestuurlijke maatregel het sanctieregime opnieuw worden gestart door middel van een waarschuwing.
Van het opleggen van een waarschuwing voorafgaand aan de handhavingsbeschikking kan worden afgezien indien de overtreding te ernstig is (ABRvS, 24-05-2006, nr. 200509538/1).
Controles zijn opgenomen in het jaarlijkse Handhavingsprogramma.
Zie voor handhavingsregime bijlage 1B.
Dit beleid wordt 5 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd op basis van de doelstellingen.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als ”Horeca exploitatievergunningenbeleid (HEV) 2014 - 2018 gemeente Sittard-Geleen”.
13 Overige wet- en regelgeving
In deze paragraaf wordt kort verwezen naar de meest belangrijke gerelateerde wet- en regelgeving.
a. Wet op de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen)
Het bestemmingsplan geeft aan of vestiging van een horecabedrijf al dan niet toelaatbaar is. Bij elke aanvraag voor een nieuwe vestiging wordt nagegaan of het bestemmingsplan dit toelaat, of dat kan worden afgeweken via een omgevingsvergunning.
Voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken is een drank- en horecavergunning van de burgemeester vereist. De DHW stelt uit sociaal-hygiënisch oogpunt eisen aan het verstrekken hiervan. Leidinggevenden dienen te beschikken over een verklaring sociale hygiëne. Ook moeten zij voldoen aan de zedelijkheidseisen ingevolge het Besluit eisen zedelijk gedrag (o.a. in de 5 voorafgaande jaren niet veroordeeld zijn). De DHW stelt ook eisen aan de ruimte waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend (inrichtingseisen).
c. Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur)
Deze wet kan worden toegepast bij een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf (artikel 7). Door de horeca exploitatievergunningplicht in de APV te reguleren zijn ook coffeeshops en droge horeca-inrichtingen (wettelijk) onderhevig aan het Bibob instrumentarium. Hierdoor krijgen bestuursorganen een extra mogelijkheid om vergunningen te weigeren of in te trekken, indien een ‘ernstige mate van gevaar’ bestaat dat de vergunning (mede) gebruikt wordt om strafbare feiten te plegen, of om uit strafbare feiten verkregen voordelen te benutten (waaronder ‘witwassen’).
Gemeenten kunnen hiertoe het landelijke Bureau Bibob (onderdeel van het ministerie van justitie) om advies vragen. Dit bureau screent intensief de persoon van de aanvrager en zijn zakelijke relaties, waarbij diverse gesloten bronnen, zoals justitiële en financiële bronnen, worden geraadpleegd.
Alvorens dit te doen dient het bestuursorgaan eerst zelf de integriteit van de vergunninghouder of -aanvrager te onderzoeken en te bekijken of er geen bestaande weigerings- of intrekkingsgronden aanwezig zijn.
Ook moet de gemeente onderzoeken of zij niet zelfstandig de wet Bibob kan toepassen
De invulling van de wettelijke bevoegdheid is vastgelegd in de “Beleidslijn Wet Bibob Sittard-Geleen”.
d. Wet Milieubeheer / Activiteitenbesluit
In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften neergelegd waaraan horecabedrijven zich moeten houden ter bescherming van het milieu. Deze voorschriften beogen een uitputtende regeling te geven ten aanzien van milieuhygiënische regels waaraan horecabedrijven dienen te voldoen, bv. op het gebied van geluidhinder, terrassen, stankhinder, indirecte hinder en afvalstoffen.
Het bevoegde gezag kan nadere voorschriften geven om te zorgen dat aan de regels wordt voldaan.
In het besluit is ook de verplichting opgenomen tot het vooraf (ten minste vier weken) melden van het oprichten van een horecabedrijf, het uitbreiden of wijzigen, dan wel het veranderen van de werking daarvan.
Om geluidsoverlast vanuit horeca-inrichtingen zoveel mogelijk te beperken is in 2011 door het College van burgemeester en wethouders de “Beleidsregels Horeca en Geluid 2011-2016” vastgesteld.
e. Bouwbesluit (gebruiks- en brandveiligheidsvoorschriften)
Het Bouwbesluit bevat de minimum technische bouwvoorschriften waaraan bouwwerken en dus ook horeca-inrichtingen moeten voldoen. Het Bouwbesluit is een algemene maatregel van bestuur gebaseerd op de Woningwet en stelt eisen uit een oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid. Naast deze eisen worden aan natte horeca-inrichtingen nog nadere inrichtingseisen gesteld in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.
De burgemeester kan optreden tegen handel in drugs in ‘voor publiek toegankelijke lokalen’, alsmede coffeeshops die de voorwaarden overtreden krachtens artikel 13b Opiumwet.
Onder publiek toegankelijke lokalen worden niet alleen horeca-inrichtingen begrepen, maar ook winkels, zoals de zogenoemde smart, head-, en growshops, en (tijdelijke) beurzen en tentoonstellingsruimten.
Het gaat om inpandige gelegenheden en de daarbij behorende erven.
Ook panden waar uitsluitend of hoofdzakelijk harddrugs worden verkocht vallen onder de werking van artikel 13b Opiumwet, mits deze panden voor publiek toegankelijk zijn.
Op grond van artikel 13b Opiumwet kan de burgemeester overgaan tot sluiting van de lokaliteiten. Deze bestuursdwangbevoegdheid is een discretionaire bevoegdheid (vrije bevoegdheid). Het belang van optreden dient goed gemotiveerd te zijn.
Om te bepalen onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de bevoegdheid is een specifiek handhavingsbeleid vastgesteld “Handhavingsbeleid drugsgerelateerde overlast en coffeeshops Sittard-Geleen” en “Beleid Damocles”.
g. Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus
In deze wet zijn waarborgen opgenomen voor de betrouwbaarheid van het personeel van beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De beveiligingsorganisaties zijn verplicht om de werkzaamheden af te stemmen met de politie en te zorgen voor een duidelijke presentatie van de activiteiten en opdrachtgevers en burgers.
Ook de horecaportier valt onder deze wetgeving. Het naleven van genoemde wet moet de veiligheid bevorderen van ondernemers, medewerkers en gasten.
De wet stelt een aantal eisen aan horecaportiers zoals screening van antecedenten door politie, legitimatiebewijzen uitgereikt door de korpschef van de regio waar het bedrijf gevestigd is, diploma-eis, de werkgever van de portier moet in het bezit zijn van een vergunning van het Ministerie van Justitie.