Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | AANVULLING WELSTANDSNOTA 2008 WELSTANDSKADER VOOR DE BINNENSTAD VAN GRONINGEN |
Citeertitel | Aanvulling welstandsnota 2008 welstandskader voor de binnenstad van Groningen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Welstandsnota 2008 welstandskader voor de binnenstad van Groningen |
Externe bijlagen | Inhoud 2.2. Beschermd stadsgezicht 4.2. Ontwikkelingsgeschiedenis Toelichting op deelgebieden en ruimtelijke karakteristieken |
Geen.
Woningwet, art. 12, 12a
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-04-2015 | 13-04-2018 | aanvulling | 25-03-2015 Gemeenteblad, 2015, 42 | 4854015 |
De gemeenteraad van Groningen heeft het nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad vastgesteld. Het plangebied bestaat uit de binnenstad gelegen binnen de diepen en het deel tussen de A en de Westerhaven/Westersingel. De algemene wens is om de ruimtelijke kwaliteiten van de historische binnenstad beter te beschermen. Dit is onder meer vastgelegd in het Collegeprogramma 2010-2014, de uitgangspuntennotitie voor het bestemmingsplan Binnenstad en de Nota voor Ruimtelijke Kwaliteit. De gemeente borgt het op drie manieren. Door beschermde monumenten aan te wijzen. Door bepaalde zaken strikter te regelen in het bestemmingsplan. En door het welstandskader voor de binnenstad concreter te formuleren. Het laatste document ligt nu voor u.
Vergunningplichtige bouwplannen moeten worden getoetst aan de eisen van het gemeentelijke welstandsbeleid. Als aanvulling hierop geeft het welstandskader voor de binnenstad nadere richtlijnen. Deze richten zich specifiek op het bovengenoemde plangebied. Ter ondersteuning van het toepassen van de richtlijnen beschrijft het welstandskader de ontwikkelingsgeschiedenis en de huidige ruimtelijke karakteristieken van het plangebied.
Het welstandskader is een overheidsinstrument voor het beoordelen van bouwplannen. Het is tevens een handreiking naar de initiatiefnemer van een bouwplan en zijn adviseurs. Het schept duidelijkheid in de verwachtingen, die de lokale overheid (de gemeente) heeft. Verwachtingen betreffende de kennis van de initiatiefnemer van de bouwlocatie en haar directe omgeving. En verwachtingen betreffende het welstandsniveau van het bouwplan. Bovendien hoopt de gemeente, dat het welstandskader de initiatiefnemer inspireert bij het ontwikkelen van zijn bouwplan.
Hoofdstuk 1 beschrijft de relatie tussen het nu voorliggende welstandskader voor de binnenstad en de Welstandsnota 2008. De Welstandsnota 2008 beschrijft het gemeentelijke welstandsbeleid.
In hoofdstuk 2 vindt u de uitgangspunten voor de gebiedsspecifieke richtlijnen.
Hoofdstuk 3 beschrijft de gebiedsspecifieke richtlijnen. Als een bouwplan aan deze richtlijnen voldoet, voldoet het direct aan redelijke eisen van welstand.
Hoofdstuk 4 licht de beschrijving van de ontwikkelingsgeschiedenis en de ruimtelijke karakteristieken toe. De beschrijving zelf is in de bijlage opgenomen.
In hoofdstuk 5 staat een uitleg van enkele gebruikte begrippen.
De bijlage beschrijft de ontwikkelingsgeschiedenis en ruimtelijke karakteristieken van de binnenstad. De beschrijving is beknopt. Voor een vollediger verhaal wordt verwezen naar de Cultuurhistorische Verkenning. Deze is als bijlage bij het bestemmingsplan Binnenstad gevoegd.
De algemene wens is om de ruimtelijke kwaliteiten van de historische binnenstad beter te beschermen. Dit is onder meer vastgelegd in 1) het Collegeprogramma 2010-2014, 2) de uitgangspuntennotitie voor het bestemmingsplan Binnenstad en 3) de Nota voor Ruimtelijke Kwaliteit. De gemeente heeft dit bij de actualisatie van het bestemmingsplan voor de binnenstad opgepakt. Het plangebied bestaat uit de binnenstad gelegen binnen de diepen en het deel tussen de A en de Westerhaven/Westersingel.
Vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan scherpte de gemeente in 2013 de richtlijnen voor de binnenstad aan. Richtlijnen waarbinnen een bouwplan in de binnenstad zich voegt naar de ruimtelijke karakteristieken van de bestaande ruimtelijke context. Deze aangescherpte richtlijnen uit 2013 staan in ‘Gebied 8 Historische Binnenstad’ uit de Welstandsatlas behorende bij de Welstandsnota 2008.
Het nieuwe welstandskader voor de binnenstad vervangt voor dit plangebied de beschrijving uit ‘Gebied 8 Historische Binnenstad’ uit de Welstandsatlas. Daarmee vervallen ook de aangescherpte richtlijnen uit 2013.
Het welstandskader voor de binnenstad geeft richtlijnen. De gemeente heeft deze richtlijnen specifiek voor het plangebied ontwikkeld. De bijlage bij het welstandskader voor de binnenstad beschrijft de ontwikkelingsgeschiedenis en de ruimtelijke karakteristieken van de binnenstad. De beschrijving ondersteunt bij het toepassen van de richtlijnen. Onderlegger voor de beschrijving is de Cultuurhistorische Verkenning. De gemeente heeft deze verkenning in het voortraject van het bestemmingsplan voor de binnenstad opgesteld. Ze diende als onderlegger voor 1) het vastleggen van de regels in het bestemmingsplan en 2) het opstellen van het welstandskader. De Cultuurhistorische Verkenning is als bijlage bij het bestemmingsplanBinnenstad gevoegd.
Het welstandskader voor de binnenstad is ook een handreiking naar de initiatiefnemer van een bouwplan en zijn adviseurs. De gemeente verwacht, dat de initiatiefnemer toelicht hoe zijn bouwplan reageert op de context van de bouwlocatie.
De Welstandsnota 2008 is een overheidsinstrument voor het beoordelen van bouwplannen. De nota beschrijft het gemeentelijke welstandsbeleid. Onderdeel van de Welstandsnota 2008 is de Welstandsatlas. De Welstandsatlas beschrijft de verschillende gebieden in de stad en hun ruimtelijke karakteristieken. Daarnaast geeft de Welstandsatlas richtlijnen. Als een bouwplan aan deze richtlijnen voldoet, voegt het zich naar de ruimtelijke karakteristieken van de bestaande ruimtelijke context. Het bouwplan voldoet dan aan redelijke eisen van welstand (zie voorwaarde 3 op de volgende pagina). De gemeente actualiseert de Welstandsnota in 2014.
Alle bouwplannen moeten voldoen aan de volgende drie Algemene Groninger Criteria:
De Algemene Groninger Criteria zijn kort en bondig. Het zijn subjectieve doch vakmatige beoordelingsaspecten. Een bouwplan dat hieraan voldoet, voegt zich architectonisch in de omgeving maar kan daaraan ook contrasterend zijn. In het laatste geval vraagt dit extra architectonische kwaliteit.
De ruimtelijke context is belangrijk bij de toetsing aan de Algemene Groninger Criteria om te bepalen wat passend is. Bij een bouwwerk in een bestaande omgeving gaat het om de bestaande ruimtelijke context. Bij een bouwwerk, dat onderdeel is van een grootschaliger nieuwe ontwikkeling zoals de nieuwe oostwand van de Grote Markt, gaat het om de toekomstige ruimtelijke context. Een bouwplan voldoet in de volgende gevallen direct aan redelijke eisen van welstand:
Het bouwplan voldoet aan een door de gemeente vastgesteld beeldkwaliteitskader; de gemeente kan voor een nieuwe ontwikkeling in een bepaald gebied een beeldkwaliteitskader vaststellen. In dat beeldkwaliteitskader staan op dat gebied gerichte, specifieke richtlijnen. Zo is er een beeldkwaliteitskader voor de oostwand van de Grote Markt. Op het overige deel van het plangebied van het bestemmingsplan Binnenstad is tot nu toe geen gebiedsspecifiek beeldkwaliteitskader van toepassing.
Het bouwplan voegt zich naar de ruimtelijke karakteristieken van de bestaande ruimtelijke context; dit geldt, als er voor een bouwlocatie geen vastgesteld beeldkwaliteitskader is. Om de bestaande ruimtelijke context goed te begrijpen, staan in de Welstandsatlas gebiedsspecifieke kenmerken en aanbevelingen. Het nu voorliggende nieuwe welstandskader voor de binnenstad vervangt, voor de delen van de binnenstad gelegen binnen de diepen en tussen de A en de Westerhaven/Westersingel, de kenmerken en aanbevelingen uit ‘Gebied 8 Historische Binnenstad’ uit de Welstandsatlas.
Het welstandskader voor de binnenstad geeft richtlijnen. De gemeente heeft deze richtlijnen specifiek voor het plangebied ontwikkeld. Als een bouwplan aan deze richtlijnen voldoet, voegt het zich naar de ruimtelijke karakteristieken van de bestaande ruimtelijke context. Het bouwplan voldoet dan aan redelijke eisen van welstand (zie voorwaarde 3 in het kader onderaan hoofdstuk 1).
Basis voor de richtlijnen zijn 1) de waarden van het beschermd stadsgezicht binnenstad en 2) de gegroeide, grote architectonische diversiteit van de binnenstad. Hieronder volgen de uitgangspunten voor de richtlijnen. Hoofdstuk 3 beschrijft de richtlijnen.
De bestaande binnenstad is het resultaat van een voortdurend proces van ontwikkeling. Van een verzameling boerderijen, naar een vestingstadje, naar binnenstad in een stad. Van het bouwen met hout en leem tot het bouwen met keramische materialen, steen, beton, staal en glas. Iedere tijd heeft direct of indirect zijn sporen nagelaten. Zo bouwen we nog steeds in een stedenbouwkundige structuur, die grotendeels overeenkomt met de middeleeuwse stratenpatronen, en is de verkaveling terug te leiden tot de boerenerven en een verkaveling ten behoeve van een diephuistypologie. Maar ook processen als schaalvergroting voor kerkelijke instituties, wederopbouw na oorlogsschade en de opkomst van het modernisme zijn in de Groningse binnenstad terug te zien.
Architectonische ontwikkelingen hangen vaak samen met technische ontwikkelingen. Ontwikkelingen in bijvoorbeeld materialen, constructies, glasproductie en bouwtechniek, die leiden tot nieuwe mogelijkheden in vormgeving, schaal en typologie. Maar ook economische en maatschappelijke veranderingen vertalen zich in de architectuur; van bisdommen en heren als geldschieters tot banken, beleggers en ontwikkelaars. Steeds weer leiden deze ontwikkelingen tot een nieuwe eigentijdse expressie van macht en architectuur. Verschillende bouwstijlen volgden elkaar op en borduurden op elkaar voort. Gotiek, Hollandse renaissance, neoclassicisme, art nouveau, art deco, modernisme, structuralisme, post-, retro-, eclecticisme enzovoort.
De stad is altijd trots geweest op de diversiteit in de architectuur. De gemeente geeft met haar beleid de eigentijdse, architectonische en programmatische opgaves een plek in de binnenstad, in relatie tot het sterke en aantrekkelijke historische karakter. De sterke structuren van de historische binnenstad zorgen voor een samenhangend geheel. Typerend zijn de pandsgewijze ontwikkeling in relatief smalle diepe kavels ten behoeve van het middeleeuwse diephuis. De vele monumenten, uit vele verschillende tijden, ondersteunen het karakter in architectuur. In nieuwe ontwikkelingen is ruimte voor eigentijdse architectuur, binnen het gegeven van de korrel van het perceel en de karakteristieken van de omgeving.
De gemeente hanteert de volgende gebied specifieke richtlijnen:
In de 11e eeuw legde men een rechthoekig stratenplan aan. De straten omsloten grote, voornamelijk noord-zuid gerichte blokken. Deze blokken kennen een complexe ontwikkeling van grootschalige boerenkavels naar steeds compactere stedelijke kavels. Eerst deelde men een groot deel van de stad op in brede en diepe kavels. Het gebeurde volgens een strak patroon evenwijdig aan en haaks op het stratenplan. Op de kavels bouwde men aanvankelijk boerderijen. Vanaf de 13e eeuw verrezen er stenen huizen, meest diephuizen en enkele dwarshuizen. Eigenaren splitsten de kavels en voegden meer bebouwing toe. Dit was een geleidelijk proces. Achter de huizen bouwde men achterhuizen met binnenplaatsen. De bebouwing langs de straten raakte uiteindelijk aaneengesloten. Er ontstond een patroon van gesloten bouwblokken en straatwanden. Hier en daar zette op binnenterreinen de splitsing in kleinere kavels niet door. Dit hangt samen met de vestiging van kloosters, kerken en (in latere tijd) bestuursgebouwen op deze binnenterreinen. De overwegend fijnmazige verkavelingsstructuren[2] liggen er nog altijd. De pandsgewijze ontwikkeling leverde het kenmerkende, gevarieerde beeld van de binnenstad op.
[2] Verkavelingsstructuur: zie 5. Begrippen
De huizen in de stad zijn meestal over de gehele breedte van de kavel gebouwd. De breedte van de kavels bepaalt de breedte van de gevels aan de straat. Deze pandsgewijze breedtemaat noemen we de korrel[3]. De korrels aan het Hoge der A zijn groter dan gemiddeld, die aan de Folkingestraat zijn kleiner dan gemiddeld. Soms zijn de korrels veel groter, bijvoorbeeld bij historische kavels van kloosters en kerken.
Kleine verschillen in de korrels binnen één straat zijn er altijd geweest. Daarnaast verschillen de panden onderling in hoogte. Dit zien we terug in de gevels van de panden; onderling en per gevel verschillen de hoogtes van gebouwen, verdiepingen, ramen en plinten[4]. De korrels en de (vaak kleine) differentiatie hierin en de differentiatie in de hoogte van de panden zijn essentieel voor het karakter van de straatwand. Iedere straat heeft zijn eigen karakteristiek. De historisch gegroeide verkavelingsstructuur is een belangrijke basis, waarop de stad zich transformeert. Op veel plaatsen is deze nog aanwezig in de vorm van vaak honderden jaren oude bouwmuren tussen de panden.
De ambitie van de gemeente is de historisch gegroeide verkavelingsstructuren en korrelgroottes zo veel mogelijk te behouden. De gemeente wil een zorgvuldige omgang met de positie hiervan in de stedenbouwkundige structuur. Soms is er vraag naar het samenvoegen van kavels ten behoeve van grotere functies. Het bestemmingsplan laat dit niet zomaar toe. Historisch belangrijke structuren en bouwdelen moeten in principe blijven bestaan. Als kavels worden samengevoegd, moet de oorspronkelijke verkavelingsstructuur zichtbaar zijn in de stedenbouwkundige structuur en de gevel van het bouwplan. De oorspronkelijke korrels moeten zichtbaar blijven. De voor een bouwplan gemaakte keuzes moeten worden gemotiveerd in de bouwaanvraag.
Tot de industriële revolutie waren de toegepaste bouwmaterialen relatief klein van formaat. Denk aan baksteen, hout, kleine ramen, keramische pannen. Soms introduceerde men een iets grotere schaal door de gevel te pleisteren in een blokpatroon. De gegoede burger kon het zich financieel veroorloven naar wens ornamenten of versierde constructieve delen toe te voegen. Tot dan toe was de architectuur overwegend kleinschalig.
Vanaf het einde van de 19e eeuw kwam door de industrialisatie de seriematige productie van bouwmaterialen op gang. Daardoor werden ze goedkoper; meer mensen konden versieringen aan hun woning betalen. Daarnaast ontstonden er technisch nieuwe mogelijkheden op het gebied van materialen, constructie en vormgeving. Dit zien we bijvoorbeeld in de slankheid van de toren van de Sint Jozefkerk aan de Radesingel en in de Jugendstil panden aan de Brugstraat.
De modernistische beweging kwam op met haar abstractere vormentaal. Er trad een beginnende verschuiving op in de schaal en typologieën van gebouwen. Er verschenen grotere pakhuizen en fabrieken.
De komst van nieuwe typologieën van gebouwen zette zich in de 20e eeuw voort. De samenstelling van huishoudens veranderde. Ontwikkelende en beherende instituten als woningbouwcoöperaties kwamen op. Nieuwe financieringsmogelijkheden ontstonden. De dienstensector groeide. Nieuwe functies vestigden zich in de binnenstad. Denk aan grootwinkelbedrijven, bankgebouwen, theaters, bioscopen en gebouwen met gestapelde eenheden als appartementen en kantoren.
Dit proces van veranderingen is zo oud als de stad zelf en zal zich in de toekomst voortzetten. Mede omdat de binnenstad is aangewezen als beschermd stadsgezicht, vragen de veranderende schaal en typologieën om duidelijke stedenbouwkundige en architectonische regels. Zij moeten de kwaliteiten van de omgeving en de openbare ruimte waarborgen en recht doen aan het karakter van het beschermde stadsgezicht. Stedenbouwkundig moet worden gekeken naar volume en schaal. Voor welstand gaat het vooral om de aansluiting bij het karakter van de bouwlocatie en zijn omgeving.
Speciale aandacht verdienen de ophogingen en bouwdelen achter de rooilijn, die zichtbaar zijn vanaf de straat. Ophogingen moeten zich behalve tot hun context ook goed verhouden tot het pand, waarop ze worden geplaatst. Afhankelijk van het pand is een opbouw
[5] Wachtgevel: zie 5. Begrippen
De ambitie van de gemeente is in het beschermde stadsgezicht van de binnenstad zorgvuldig om te gaan met (in relatie tot de belendende panden en het karakter van de omgeving):
N.B.: Bij verbouwing geldt dit ook ten aanzien van het te verbouwen pand.
Dit kan op vele manieren afhankelijk van de stijlkeuzes. Nieuwe ontwikkelingen voegen nieuwe kwaliteiten toe. Nieuwe ontwikkelingen mogen echter niet ten koste gaan van de waarden van het beschermd stadsgezicht. De voor een bouwplan gemaakte keuzes moeten worden gemotiveerd in de bouwaanvraag.
De binnenstad van Groningen is een bijzonder gebied. Ze toont een lange geschiedenis en een grote dynamiek. Voortdurend wordt er aan de stad gesleuteld. Ze is het maatschappelijke, bestuurlijke en economische centrum van stad en ommeland. De ruimtelijke kwaliteit van de Groningse binnenstad ligt voor een belangrijk deel in de aanwezigheid van een historisch gegroeide structuur en veel oude gebouwen. Dit geeft sfeer, verhalen en een rijke architectuur. Anderzijds heeft Groningen de vernieuwing altijd omarmd. Door het vasthouden van grote functies zoals de universiteit, het provinciehuis, de rechtbank en het museum, bleef de binnenstad de functionele motor van de stad. Mede daardoor vormt de binnenstad nog altijd het bruisende hart van de stad.
Ruimtelijke kwaliteit is van groot belang om de binnenstad haar aantrekkingskracht te laten behouden. In de binnenstad is de ambitie van de gemeente op het gebied van architectuur dan ook hoog. De gemeente verwacht van nieuwe gebouwen een hoge kwaliteit, die past bij de ruimtelijke kwaliteit van haar omgeving en die ook op de lange duur goed blijft. Dit heeft gevolgen voor de te kiezen constructies, materialen en details. Daarbij moet een en ander goed te onderhouden zijn.
De gemeente respecteert de stijlkeuzes van de initiatiefnemer. Een bouwplan kan in stijl aansluiten bij het historische karakter van zijn omgeving. Daarvoor is het van belang de historische context te kennen. Let daarbij op zaken als kaveltype, gevelopbouw, kaptype, materialisering en architectonische ordes. De ambitie moet dan zijn het minstens zo goed te doen als wat er eerder stond, het liefst nog beter.
Een bouwplan kan ook een eigentijdse stijl hebben als uitdrukking van zijn tijd. Het moet echter wel passen bij de historische waarden van zijn directe omgeving. Dit kan op een conformerende en op een contrasterende manier.
De relatie met de directe omgeving op het schaalniveau van gebouw- en geveldelen moet echter altijd zichtbaar zijn.
Verder dienen materialen en details van hoge kwaliteit zijn.
En het bouwplan moet een passende relatie hebben met het maaiveld.
Het welstandskader voor de binnenstad beschrijft in de bijlage de ontwikkelingsgeschiedenis en de ruimtelijke karakteristieken van de binnenstad. Deze beschrijving ondersteunt bij het toepassen van de richtlijnen. Als een bouwplan aan deze richtlijnen voldoet, voegt het zich naar de ruimtelijke karakteristieken van de bestaande ruimtelijke context. Het bouwplan voldoet dan aan redelijke eisen van welstand (zie voorwaarde 3 in het kader onderaan hoofdstuk 1). Onderlegger voor de beschrijving is de Cultuurhistorische Verkenning. De gemeente heeft deze verkenning in het voortraject van het bestemmingsplan voor de binnenstad opgesteld. De Cultuurhistorische Verkenning is als bijlage bij het bestemmingsplan Binnenstad gevoegd.
De bijlage geeft naast een beschrijving van de ontwikkelingsgeschiedenis van de binnenstad een beeld van de ruimtelijke karakteristieken. Deze karakteristieken betreffen algemene (stedenbouwkundige) thema’s:
[6] Verkavelingsstructuur: zie 5. Begrippen
Daarnaast beschrijven de karakteristieken voor zover van toepassing de volgende stedenbouwkundige en/of architectonische aandachtspunten:
Tenslotte zeggen de ruimtelijke karakteristieken iets over eventuele transformatierichtingen van het gebied. Transformatierichtingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, maar die ook voor de advisering op welstand van belang kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan een verschuiving van een centrum naar gemengd-gebied, waarbij een winkel met etalages veranderd in een woningfunctie op de begane grond. Dit heeft ook invloed op het perspectief van context.
De korrel is de breedte van het perceel. In de binnenstad komt de korrel voort uit de historisch gegroeide verkavelingsstructuur. De korrel is de ritmerende eenheid van gebouwen in een straatwand.
De manier waarop de grond in de loop der eeuwen is opgedeeld in bouwpercelen. De oorspronkelijke fundamenten en bouwmuren zijn vaak nog aanwezig. Dit zie je terug in de oude maar ook vaak in de nieuwe bebouwing. Men bouwt voort op wat er al is.
In geval van etalages; volgens de nieuwste mode.
De onderste bouwla(a)g(en) van een gebouw, als deze visueel anders zijn uitgevoerd dan de hogere bouwlagen, zoals bij etalages, beletages en souterrains. Meestal is hier sprake van een bijzondere relatie tussen het gebouw en de straat.
Installatie, waarmee oppervlaktewater uit de A werd geput ten behoeve van het bierbrouwen.
Een gevel van een gebouw, die ‘wacht’ op de bouw van een toekomstig, belendend pand. Meestal is de wachtgevel een blinde muur.