Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beuningen

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beuningen 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeuningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beuningen 2015
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beuningen 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 1. Protocol gebruikelijk zorg Bijlage 2. Richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden 2015 Werkdocument hulpmiddelenoverzicht 2015/2016 Bijlage 4. Richtlijn begeleidingstrajecten en dagbesteding volwassenen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bijlagen 1 tot en met 4 open u met een koppeling aan het eind van deze regeling.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beuningen 2015
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-03-201525-02-201522-04-2019Toevoeging Bijlage 2 "Richtlijn indicatieadvisering bij hulp bij het huishouden".

24-02-2015

Overheid.nl > Gemeenteblad, 3 maart 2015;

BW14.00998, BW15.00094
31-01-201501-01-201525-02-2015Nieuwe regeling

23-12-2014

Overheid.nl > Gemeenteblad, 23 januari 2015;

BW14.00998

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beuningen 2015

 

 

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beuningen 2015

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beuningen 2015

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding…………………………………………………………….……………………….1

    • 1.1

      Algemeen……………………………………………………………………………….2

    • 1.2

      Begeleiding………………………………………………………………………….…2

    • 1.3

      Mantelzorgondersteuning…………….…………………………………….…3

    • 1.4

      Sociale Wijkteams……………………………………………………………….…3

    • 1.5

      Het gesprek……………………………………………………………………….…..3

  • 2.

    Afwegingsproces per leefgebied…………………………………….…...4

    • 2.1

      Inleiding………………………………….………………………………………………4

    • 2.2

      Onderzoek per leefgebied……………………………….……………………..6

      • 2.2.1

        Financiën………………………………………………………………………6

      • 2.2.2

        Dagbesteding………………………………………………………………..7

      • 2.2.3

        Huisvesting………………………………………....………………………..8

      • 2.2.4

        Huiselijke relaties………………………….……………………………….9

      • 2.2.5

        Geestelijke gezondheid………………………….…..………………..10

      • 2.2.6

        Lichamelijke gezondheid………………………..…………………….11

      • 2.2.7

        Verslaving…………………………………………………..………….…….12

      • 2.2.8

        Activiteiten dagelijks leven……………………………………………12

      • 2.2.9

        Sociaal netwerk………………………………………………..…………..13

      • 2.2.10

        Maatschappelijke participatie…………………..……….…………14

      • 2.2.11

        Justitie………………………………………………………………………….15

      • 2.2.12

        Verplaatsen en vervoer………………………………………………..15

      • 2.2.13

        Communicatie………………………………………………………………16

  • 3.

    Overige regels………………………………………………………………….…………17

    • 3.1

      Persoonsgebonden budget……… ……………………………….……………17

    • 3.2

      Calamiteitenprotocol…………………………………………………….…………18

    • 3.3

      Mantelzorgcompliment………………………………….………….……..……..18

 

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Beuningen 2015

 

1.Inleiding

 

1.1 Algemeen

De Wmo 2015 legt de nadruk op de eigen kracht en samenredzaamheid. Mensen komen zelf tot oplossingen op basis waarvan wordt bepaald op welke punten aanvullend een maatwerkvoorziening nodig is (zie par. 1.4).

Hierbij hoort verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven, wat betekent dat iedere burger ervoor moet zorgen dat hij voldoende is verzekerd. Tevens zal een burger zich rekenschap moeten geven van en anticiperen op wat vaak inherent is aan nieuwe levensfases. Bij iedere levensfase horen bijvoorbeeld andere wensen ten aanzien van de toegankelijkheid van de woning, de grootte van de woning, de bereikbaarheid van winkels en voorzieningen. Een burger moet hierop anticiperen door tijdig maatregelen te nemen om voorbereid te zijn op een nieuwe levensfase. Ook zal hij bereid moeten zijn zelf te investeren in bepaalde hulpmiddelen die hij kan kopen in een gewone winkel of bijvoorbeeld een thuiszorgwinkel, zoals een sta-op stoel, een wandelstok of een rollator. Dit zijn hulpmiddelen die de Rijksoverheid in het verleden bewust uit het hulpmiddelenpakket van de Zorgverzekeringswet heeft gehaald, omdat zij betaalbaar zijn, veel gebruikt worden of passen binnen een bepaalde levensfase, net als eenkinderwagen bij jonge mensen. Feitelijk hebben deze hulpmiddelen hiermee een algemeengebruikelijk karakter gekregen.

Waar een burger niet meer in staat is om zelf te voorzien in zijn zelfredzaamheid enparticipatie, kan hij een beroep doen op een Wmo-maatwerkvoorziening. Hierbij wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden van gebruikelijke hulp,van het netwerk rond de cliënt of om een vrijwilliger in te zetten, de beschikbaarheid vanvoorliggende voorzieningen, de mogelijkheid om gebruik te maken van voorzieningen in zijn

buurt, zoals een maaltijdservice, een boodschappendienst of klussendienst of van algemenevoorzieningen die het college ter beschikking stelt.

 

1.2 Begeleiding

Nieuw in de Wmo is dat de gemeenten ook verantwoordelijk zijn voor de functie Begeleiding. Tot 2015 was Begeleiding een functie in de AWBZ. Volgens het Besluit zorgaanspraken AWBZ kon een verzekerde met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige, of zware beperkingen hebben op het terrein van: sociale zelfredzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie of matig of zwaar probleemgedrag vertonen, aanspraak doen op de functie Begeleiding. Wanneer er een zogenaamde AWBZ-grondslag was vastgesteld kon de functie Begeleiding (en het aantal uren of dagdelen dat nodig werd geacht) worden geïndiceerd. Hoewel bij het CIZ ruime ervaring is opgedaan bij het indiceren van Begeleiding is het niet mogelijk om de door hen ontwikkelde indicatieprotocollen over te nemen (zoals dat wel gebeurd is bij de hulp bij het huishouden) . De reden hiervoor is tweeledig:

  • 1.

    De AWBZ-indicatie is gebaseerd op een grondslag . De Wmo kent geen grondslagen. In de Wmo is de diagnose niet leidend. Er wordt vastgesteld wat de beperkingen zijn, en vervolgens wordt via het zogenaamde trechtermodel beoordeeld wat de aanvrager zelf of met hulp van de eigen omgeving kan oplossen, wat met voorliggende voorzieningen kan worden opgelost en tenslotte waarvoor maatwerkvoorzieningen (bijvoorbeeld Begeleiding) noodzakelijk zijn.

  • 2.

    De taken worden niet alleen overgeheveld vanuit de AWBZ naar de Wmo; er moet ook daadwerkelijk een transformatie plaats vinden. De opdracht aan gemeenten is om te onderzoeken hoe de bestaande vormen van Begeleiding, anders, dichterbij de cliënt kunnen worden georganiseerd en nieuwe vormen van hulp en ondersteuning voor de diverse doelgroepen te ontwikkelen.

 

1.3 Mantelzorgondersteuning

Mantelzorgers dragen vaak in belangrijke mate bij aan de zelfredzaamheid en participatie vanburgers en aan de mate waarin hun naasten nog in hun vertrouwde omgeving kunnen blijvenwonen. De mantelzorger is vertrouwd voor de cliënt die ondersteuning behoeft en daardoorwordt deze vaak beter geaccepteerd dan professionele ondersteuning.

Een groot risico is dat mantelzorgers worden overbelast. Om dat te voorkomen kanondersteuning aan de mantelzorger worden geboden. Bijvoorbeeld door de cliënt voor één ofmeer dagdelen per week naar de dagbesteding te laten gaan, zodat de mantelzorger even ietsvoor zichzelf kan doen. Ook respijtzorg is mogelijk, bijvoorbeeld als de mantelzorger opvakantie gaat. In dat geval wordt de mantelzorg tijdelijk overgenomen door een professionele

hulpverlener.

 

Onder voorwaarden kan een cliënt ook één of meer etmalen per week worden opgenomen ineen instelling. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat de cliënt permanent toezicht nodigheeft.

In de verordening is ook opgenomen dat het college zal zorgdragen voor een passendejaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorger. In deze beleidsregels zal worden uiteengezet hoe deze waardering wordt vormgegeven.

 

1.4 Sociale Wijkteams

In Beuningen wordt vanaf 1 januari 2015 gewerkt met het Sociaal Team Beuningen (hierna: het sociaal team). Dit team, waarin diverse partijen vertegenwoordigd zijn, werkt integraal en functioneert zowel op het terrein van de Jeudgwet als op de Wmo 2015. Het sociaal team is onderdeel van de gemeentelijke netwerkorganisatie. Dit betekent dat de deelnemende partijen een netwerk vormen dat functioneert als toegangspoort voor ondersteuning in het kader van zowel de Jeugdwet als de Wmo 2015.

 

Leden van het sociaal team blijven in dienst van de ‘moederorganisatie’. Als een burger zich bij een van de leden van het sociaal team meldt, zal die medewerker beoordelen of hierin een rol voor het sociaal team is weggelegd of dat de vraag onder de vlag van moederorganisatie afgehandeld kan worden. Het is aan de professional om per individueel geval een afweging te maken.

Het sociaal team voert het onderzoek uit. Een belangrijk onderdeel van het onderzoek is het gesprek. Ook de het lokaal zorgnetwerk en het Veiligheidshuis worden gemandateerd om het onderzoek in het kader van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening uit te voeren. Het gespreks- of onderzoeksverslag vormt de basis voor de aanvraag van een maatwerkvoorziening.

 

1.5 Het gesprek

Bij het gesprek ligt het accent op zorgvuldigheid en transparantie en het heeft als doel:

-Het helder maken welke keuzes zijn gemaakt aan de hand van de onderwerpen die in het gesprek en onderzoeksverslag aan bod moeten komen: uit het onderzoeksverslag moet duidelijk worden in hoeverre de behoeften en gewenst resultaten beantwoord kunnen worden met ‘eigen kracht’, gebruikelijke hulp, algemeen gebruikelijke voorzieningen, mantelzorgers, algemene voorzieningen, behoefte aan mantelzorgondersteuning of voorzieningen uit de Zvw of andere voorliggende voorzieningen. Vervolgens blijft over op welke punten een maatwerk voorziening nodig is.

Bij het gesprek volgt het sociaal team de volgende werkwijze:

  • -

    Het door de cliënt eventueel ingediende persoonlijk plan (voorafgaand aan het onderzoek) maakt onderdeel van uit van het gesprek.

  • -

    Voor het in kaart brengen van behoeften wordt een integrale lijst met alle leefgebieden gebruikt als hulpmiddel en checklist (de Zelfredzaamheidsmatrix oftewel ZRM) waaraan acties gekoppeld kunnen worden en ook de mate van zelfredzaamheid per leefgebied.

  • -

    Voor het bepalen van de eigen kracht en de bijdrage van het netwerk (gebruikelijke zorg, mantelzorg en verdere inzet van het sociale netwerk) passen wijkteamleden sociale netwerkstrategieën (Sonestra) toe, waarin sociale wijkteamleden worden getraind. Bij Sonestra worden mensen met hun netwerk ondersteund om zelf hun oplossingen te bepalen en op te nemen in een plan, waarin aangegeven wordt wie wat doet. De cliënt maakt zijn eigen keuzes, samen met zijn naasten/mensen die hij/zij vertrouwt. De professional ondersteunt in dit proces. De Sonestra-methodiek noemt hier de term Actieteam. Samen komt men tot een plan. De professional vraagt naar de feitelijke situatie, wat wensen en ideeën zijn (gewenste situatie), wat goed gaat en werkt, wat niet of onvoldoende werkt en hoe om te gaan met zorgen/vragen: de aanpak en de rol van het gezin/netwerk en professionals.

  • -

    Sonestra sluit naadloos aan bij de voorwaarden die zijn opgenomen in de Jeugdwet omtrent het opstellen van een familiegroepsplan: Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zijn wettelijk verplicht bij het starten van de hulpverlening de mogelijkheid te bieden een familiegroepsplan op te stellen.

  • -

    Bij dwang en drang (Lokaal Zorgnetwerk) geldt een aanvullend traject: begeleidingsplan o.b.v. casusoverleg.

  • -

    Het sociaal team, Lokaal Zorgnetwerk en Veiligheidshuis kunnen consultatie & advies inschakelen via door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders of huisartsen.

     

  • 2.

    Afwegingsproces per leefgebied

     

    2.1.Inleiding

 

Het plan (‘mijn plan’) van de cliënt en het netwerk leidt mogelijk tot een rol voor een welzijn- of zorgorganisatie in de vorm van een algemene of maatwerkvoorziening. Deze beleidsregels zijn bedoeld ter ondersteuning van de bepaling of en welke voorziening nodig is. Hiertoe beschrijven we het afwegingsproces per leefgebied.

In dit afwegingsproces komen steeds de elementen terug die conform artikel 1 sub g van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Beuningen 2015 in het gesprek onderzocht moeten worden:

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

b) Gewenst resultaat;

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen;

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk;

d) Mantelzorgondersteuning;

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen (o.a. Zorgverzekeringswet en Wlz);

h) Maatwerkvoorziening.

 

Ad c) Wat gebruikelijke hulp is te lezen in bijlage 1.

 

Er is geen complete lijst van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, maar voorbeelden zijn:

  • -

    tandem (met uitzondering van een ouder-kind tandem);

  • -

    fiets met lage instap, ligfiets;

  • -

    spartamet/ tandemmet;

  • -

    rollator;

  • -

    elektrische fiets/tandem (al dan niet met lage instap) voor een persoon van 16 jaar en

ouder;

  • -

    bakfiets, fietskar, aanhangfiets;

  • -

    personenauto en de gebruikskosten die daaraan verbonden zijn;

  • -

    autoaccessoires: airconditioning, stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten,

trekhaak;

  • -

    eenhendelmengkranen;

  • -

    thermostatische kranen;

  • -

    keramische- of inductiekookplaat;

  • -

    verhoogd toilet of toiletverhoger;

  • -

    tweede toilet/sanibroyeur;

  • -

    renovatie van badkamer en keuken*;

  • -

    antislipvloer/coating;

  • -

    wandbeugels;

  • -

    zonwering (inclusief elektrische bediening);

  • -

    ophogen tuin/bestrating bij verzakking

Ad f) en g) Voorbeelden van algemene voorzieningen in de markt zijn:

Kinderopvang

Boodschappendiensten supermarkten

Glazenwasser

Tuinonderhoud

Commercieel sportaanbod

Gemaksdiensten van de zorgverzekeraar

 

Voorliggende voorzieningen

De ondersteuning via de Wmo 2015 wordt begrensd door de ondersteuning en zorg die kanworden geboden op grond van de Jeugdwet, de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige

zorg. Een persoon die qua leeftijd tot de doelgroep van de Jeugdwet behoort, kan geenberoep doen op de Wmo 2015, tenzij het gaat om voorzieningen die de wetgever explicietonder de Wmo 2015 laat vallen, zoals woningaanpassingen.

Zorg die valt onder de Zorgverzekeringswet wordt niet geleverd via de Wmo 2015. Eencombinatie van zorg via de Zorgverzekeringswet en ondersteuning via de Wmo 2015 is welmogelijk.

Cliënten met een Wlz-indicatie hoeven niet per definitie intramurale zorg te krijgen. Ze kunnenook een volledig pakket thuis (VPT) of een pgb krijgen. In 2015vallen hulpmiddelenen woningaanpassingen voor mensen met een Wlz indicatie die nog thuis wonen nog onder de Wmo.

 

In onderstaand schema wordt de afbakening tussen deze wetten weergegeven:

Bovenstaand schema is ook van toepassing op ouderen met een zorgvraag en mensen met andere beperkingen. In bijlage 3 staat een overzicht van de verdeling over de wetten wat betreft hulpmiddelen en fysieke voorzieningen.

 

2.2Onderzoek per leefgebied

 

Per onderdeel worden vragen en voorbeelden genoemd waar in ‘het gesprek’ aan gedacht kan worden. In alle gevallen is met name de invulling van b t/m e afhankelijk van de situatie en de uitkomst van ‘mijn plan’.

Onderstaande elf leefgebieden komen overeen met de leefgebieden van de Zelfredzaamheid-Matrix 2013. Voor de volgorde van de leefgebieden volgen we de volgorde van de landelijke Zelfredzaamheid-Matrix. In de vragenlijst van de Sociale Wijkteams zijn hieraan nog twee leefgebieden toegevoegd.

 

2.2.1 Financiën

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Samenstelling inkomen, beheer financiën (hoe?), schulden, gebruik inkomensondersteuning (toeslagen, bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke lasten)?

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: op orde brengen financiële administratie, inkomsten en uitgaven met elkaar in overeenstemming brengen, borging vaste lasten bij niet-regelbare schulden en schuldsanering/stabiliseren schulden.

c)Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: deelname van cliënt aan een cursus budgetbeheer.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: overname administratie door familielid, eventueel bewindvoering of onder curatelestelling door familielid of vriend.

e) Mantelzorgondersteuning

Bijvoorbeeld: ontlasting mantelzorger door overname administratie door ander familielid of vrijwilligersorganisatie.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Vrijwilligersorganisatie voor thuisadministratie (vrijwillige ouderenadviseurs), dienstverlening rondom het beheer van financiën door het NIM (inkomsten en uitgaven op orde, beroep op inkomensondersteunende maatregelen etc.), ondersteuning via De Kentering aan mensen met psychiatrische problematiek.

h) Maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening kan nodig zijn als algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen (nog) onvoldoende zijn toegesneden op mensen met een verstandelijke en/of psychiatrische, psychogeriatrische of zintuiglijke beperking. Dan kan er (tijdelijk) professionele begeleiding (individueel of in groepsverband) nodig zijn om te zorgen dat mensen met deze beperking(en) samen met hun netwerk zelfstandig de financiën kunnen beheren, bij voorkeur in combinatie met algemene/voorliggende voorzieningen middels expertiseoverdracht van gespecialiseerde zorgaanbieders naar algemene voorzieningen. Na afloop van dit ‘leertraject’ eventueel waakvlambegeleiding inzetten om vinger aan de pols te houden.

 

2.2.2 Dagbesteding

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Hoe verloopt doorsnee dag? Vorm van dagbesteding (vrijwilligerswerk, hobby’s, opleiding, dagbesteding, begeleid/beschut werk, re-integratietraject, tijdelijk werk, betaald werk) of geen dagbesteding? Tevreden met dagprogramma, welke opleiding voorheen?

b) Gewenst resultaat

Bijv. wensen voor deelname aan georganiseerde activiteiten, als vrijwilliger en/of toeleiding naar dagbesteding/begeleid werk door het regionale Werkbedrijf.

c)Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: de cliënt meldt zich aan als vrijwilliger

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: familie/vrienden nemen cliënt mee naar een vereniging of buurtactiviteit.

e) Mantelzorgondersteuning

Om mantelzorger(s) te ontlasten kan de cliënt worden aangemeld voor ontwikkelingsgerichte of arbeidsmatige dagbesteding (maatwerkvoorziening) of basis dagbesteding voor ouderen (algemene voorziening).

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Betaald werk, re-integratietraject, vrijwilligerswerk, deelname aan algemene voorzieningen zoals cursusaanbod of hobbycentra. Ook zijn er apps beschikbaar om mensen te ondersteunen bij het structureren van de dagindeling.

h) Maatwerkvoorziening

Als er voor een cliënt in aanvulling op de deelname aan diverse activiteiten (vrijwilligerswerk, deelname aan buurtactiviteiten of verenigingen, etc.) gestructureerde dagbesteding nodig is, al dan niet ter ontlasting van mantelzorger(s), dan kan een maatwerkvoorziening voor ontwikkelingsgerichte of arbeidsmatige dagbesteding worden ingezet. Dit zal met name nodig zijn voor mensen met een psychiatrische, verstandelijke, psychogeriatrische of ernstige fysieke beperking voor wie programmatische (vast dag- of weekprogramma volgens bepaalde methodiek met een welomschreven doel) dagbesteding noodzakelijk is voor het behoud of de verbetering van vaardigheden.

 

Het regionale Werkbedrijf bepaalt in samenspraak met het sociaal team of arbeidsmatige dagbesteding (deels) een geschikte vorm van dagbesteding is voor de cliënt. Zie bijlage 4 met de richtlijnen voor de inzet van ontwikkelingsgerichte dagbesteding (regulier, extra, specialistisch).

 

2.2.3Huisvesting

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Type huis, tevreden met huis, aanpassingen gewenst, veilig in de woning en de buurt, onderhoud, hulp (nodig) bij zelfstandig wonen, contact met de buren, betaalbaarheid woning?

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: cliënt kan zelfstandig en naar tevredenheid blijven wonen in de woning; cliënt voelt zich veilig in en om de woning.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Zie lijst algemeen gebruikelijke voorzieningen in par. 2.1.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: eenvoudige goedkope woonaanpassingen zoals muurbeugels, kunnen met hulp van familieleden, vrienden of buren worden aangebracht.

e) Mantelzorgondersteuning

Bijvoorbeeld: geven van informatie over de diverse mogelijkheden om prettig zelfstandig te wonen.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Er zijn diverse algemene voorzieningen gericht op zelfstandig en veilig wonen, zoals personenalarmering, Bewust wonen, Buur(t)hulp, Buurtbemiddeling.

h) Maatwerkvoorziening

Bij de toekenning van een maatwerkvoorziening voor woonaanpassingen of woonvoorzieningen dienen de volgende punten meegenomen te worden in de afweging:

1)De mogelijkheid te verhuizen

Voor dure woonaanpassingen kan een maatwerkvoorziening worden verstrekt als er geen mogelijkheid is te verhuizen.

Bij de mogelijkheid van verhuizing moet in ieder geval beoordeeld worden:

a) de aanwezigheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen binnen deregio Arnhem - Nijmegen;

b) kostenvergelijking;

c) de snelheid waarmee het woonprobleem opgelost kan worden;

d) sociale omstandigheden;

e) integrale afweging verschillende Wmo-voorzieningen: wonen, vervoer, rolstoelen;

f) de woonlastenconsequenties.

2)Elementaire woonfuncties

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. Dit geldt ten aanzien van de woonruimtes die de cliënt daadwerkelijk in gebruik heeft of gaat nemen.

3) Logeerbaar maken woonruimte

Met behulp van een eenmalige tegemoetkoming voor meerkosten kan alleen in 2015 een woonvoorziening getroffen worden voor het logeerbaar maken van één woonruimte in de gemeente Beuningen indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-instelling.

5) Verhuiskostenvergoeding

Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding in de vorm van een eenmalige tegemoetkoming voor de meerkosten rekening houden met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Er wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt als de verhuizing heeft plaatsgevonden voor de melding.

6) Mantelzorgwoning

Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college ook daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor hebben van een woning.

Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde(n) had(den) voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. De gemeente kan adviseren en ondersteunen als het gaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

 

2.2.4 Huiselijke relaties

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Samenstelling gezin, verdeling van taken, onderlinge relatie, eventuele kinderwens, opvoeding en ontwikkeling kinderen, naar welke school gaan de kinderen en gaat dit goed, seksualiteit, eerder hulp betrokken geweest bij huishouden of gezin, is er sprake van huiselijk geweld of ouderenmishandeling.?

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: verbetering van bijvoorbeeld de huiselijke sfeer, onderlinge huiselijke relaties en het opvoedingsklimaat.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: de cliënt en andere leden van het huishouden vaardigheden aanleren om beter om te kunnen gaan met huiselijke problemen.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: mantelzorger(s) en netwerkleden kunnen een rol hebben bij het aanleren van nieuwe vaardigheden (bijvoorbeeld meekijken en meedenken).

e) Mantelzorgondersteuning

Bijvoorbeeld: mantelzorger(s) kunnen ontlast worden door meer mensen uit het netwerk te betrekken bij de situatie (zie d). Stichting Perspectief biedt via het Steunpunt Mantelzorg actieve ondersteuning aan mantelzorgers: hierbij kan gedacht worden aan het project BOS (Bezoek- en Opvangservice chronisch zieke ouderen)_

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Er zijn diverse algemene voorzieningen die ondersteuning kunnen bieden bij relationele problemen, zoals kortdurende ondersteuning van het Sociale Wijkteam, inschakeling maatschappelijk werk en opvoedondersteuning.

h) Maatwerkvoorziening

Begeleiding bij de verbetering van onderlinge relaties of van het opvoedklimaat kan onderdeel zijn van een individueel begeleidingstraject als specifieke expertise van een beperking noodzakelijk is. Zie bijlage 4 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief) of dagbesteding (regulier, extra, specialistisch).

 

2.2.5.Geestelijke gezondheid

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Is er sprake van stressvolle gebeurtenissen (onlangs), hoe gaat het slapen, is er sprake van psychisch welbevinden (bijv. gelukkig, angstig, somber of ongeïnteresseerd), omgaan met stress, wat zijn positieve of negatieve punten in het karakter, zelfvertrouwen, problemen met denken, geheugen, de weg vinden, bediening van apparaten?

b) Gewenst resultaat

Vermindering van de ervaren stress, verbetering van het slaapritme, etc.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

De cliënt past vaardigheden en tips toe om de psychische gesteldheid te verbeteren met behulp van familie en vrienden.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Familie en vrienden stimuleren de cliënt om de vaardigheden en tips toe te passen.

e) Mantelzorgondersteuning

Mantelzorger(s) kunnen ontlast worden door meer mensen uit het netwerk te betrekken bij de situatie.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Algemene voorzieningen in dit verband betreffen vrijwilligersorganisaties (luisterend oor, o.a. telefonische hulpdienst Sensoor), kortdurende ondersteuning van het sociaal team, maatschappelijk werk (maatjesprojecten van het NIM), de Molensoos, KOPP-groep, de Kentering, de Stek, Indigo.

h) Maatwerkvoorziening

Begeleiding bij de verbetering van onderlinge relaties of van het opvoedklimaat kan onderdeel zijn van een individueel begeleidingstraject als specifieke expertise van een beperking noodzakelijk is. Het kan zinvol zijn om begeleiding te combineren tijdens een behandeltraject om de vaardigheden in de praktijk te oefenen middels nauwe samenwerking tussen behandelaar en begeleider. Zie bijlage 4 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief) of dagbesteding (regulier, extra, specialistisch).

 

2.2.6. Lichamelijke gezondheid

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Lichamelijke aandoening (lichamelijke beperking, chronische ziekte, hoe redt men zich), behandeling voor de lichamelijke aandoening, medicijngebruik, leefstijl (hoeveel beweging, roken, alcoholgebruik), conditie, gewicht (schommelingen?), pijn, incontinentie?

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: cliënt voelt zich beter (minder pijn), de gezondheid verbetert of cliënt heeft een gezondere leefstijl.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: cliënt neemt zelf initiatief om lid te worden van een sportvereniging.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: cliënt gaat samen met vrienden 1x in de week wandelen of de partner houdt in de gaten of de medicijnen worden in genomen.

e) Mantelzorgondersteuning

Zie leefgebied 8 Activiteiten dagelijks leven.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Afstemming eventuele acties met behandeling door huisarts of betrokken specialisten.

Vrijwilligersorganisatie of wijkactiviteiten: via de Hulpdienst een beweegmaatje koppelen aan de cliënt (wandelen met een vrijwilliger), lid worden van een sportvereniging, aansluiten bij een wandelgroep in de wijk opstarten wandelgroep in de wijk; aanmelding cursus ‘stoppen met roken’ (doorverwijzing via huisarts: Zorgverzekeringswet).

h) Maatwerkvoorziening

Indien sprake is van een maatwerkvoorziening voor een begeleidingstraject of voor dagbesteding, dan dient in deze trajecten rekening gehouden te worden met de lichamelijke aandoening en aandacht te zijn voor bevordering van een gezonde leefstijl.

 

2.2.7. Verslaving

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Rookt de cliënt, alcoholgebruik, druggebruik (hard- of softdrugs), gebruik verslavende medicijnen (zoals slaapmiddelen), veel bezig met gokken of gamen?

b) Gewenst resultaat

Beëindiging of beheersing verslaving.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bij matige verslaving is het afhankelijk van de situatie mogelijk om op eigen kracht de verslaving te beëindigen, al dan niet met behulp van lichte professionele ondersteuning (eventueel digitale ondersteuning) en het netwerk.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Zie c)

e) Mantelzorgondersteuning

Bij ernstige verslaving is expliciet aandacht nodig voor ondersteuning van het netwerk.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

  • -

    Behandeling van de verslaving via de Zorgverzekeringswet.

  • -

    Afhankelijk van de problemen die voortvloeien uit de verslaving kunnen de algemene voorzieningen van toepassing zijn die zijn genoemd bij de andere leefgebieden, met name de leefgebieden financiën en dagbesteding.

h) Maatwerkvoorziening

Afhankelijk van de ernst van de verslaving en de daaruit voortkomende problematiek kan individuele begeleiding en/of ontwikkelingsgerichte dagbesteding onderdeel uitmaken van het afgesproken plan, zie bijlage 4 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief) of dagbesteding (regulier, extra, specialistisch).

 

2.2.8Activiteiten dagelijks leven

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

In staat tot zelfstandig aankleden, wassen/douchen, naar het toilet gaan, verzorging tanden/huid/nagels, eten, drinken, hulpmiddelen (prothese, steunkousen, etc.) aanbrengen; zelfstandig eten bereiden, boodschappen doen, de was doen klussen in/rond huis, licht of zwaar huishoudelijk werk (schoonmaken o.a.), het huishouden organiseren, de tuin onderhouden?

b) Gewenst resultaat

(Langer) zelfstandig functioneren en blijven wonen.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bepalen wat mensen zelf kunnen (bijvoorbeeld hulpmiddel om steunkousen aan te trekken). Indien mensen voorheen op eigen kosten iemand inhuurden voor het verrichten van huishoudelijke taken en er geen inkomenswijziging of aantoonbare meerkosten ontstaan in relatie tot de beperking, is geen compensatie nodig; voor gebruikelijke hulp (wat mag verwacht worden van huisgenoten in het huishouden), zie bijlage 1 protocol gebruikelijke zorg.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Mantelzorger(s) en mensen uit het netwerk geven zelf aan wat ze naast de gebruikelijke zorg kunnen en willen betekenen in het huishouden (bijvoorbeeld boodschappen doen), rondom huis of wat betreft de zorg voor de cliënt.

e) Mantelzorgondersteuning

Bespreken met mantelzorger(s), aan welke ondersteuning ze behoefte hebben en of ontlasting nodig is door de inzet van respijtzorg (bijvoorbeeld dagbesteding) of gedeeltelijke vervanging van de mantelzorg door professionele hulp (zoals HH of verzorging), eventueel een maatwerkvoorziening.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Bij algemene voorzieningen kan gedacht worden aan: technische hulpmiddelen (o.a. wasdroger of afwasmachine), boodschappenbezorgdienst (supermarkt, vrijwilligersorganisaties), kant-en-klaarmaaltijden, maaltijdservice.

Persoonlijke verzorging en verpleging is vanaf 2015 onderdeel van de Zorgverzekeringswet die wordt geïndiceerd door de wijkverpleegkundige, waarmee afgestemd dient te worden.

h) Maatwerkvoorziening

  • 1.

    Voor de resterende taken kan via de Wmo Hulp bij het Huishouden 1 (lichte en zware huishoudelijke taken, wasverzorging, bereiden broodmaaltijden, boodschappen doen en signalering) of Hulp bij het Huishouden 2 (HH1 plus dagelijkse organisatie van het huishouden, verzorging van inwonende kinderen en het aanleren van huishoudelijke taken) met als maximum het aantal uren zoals opgenomen in de Richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden (zie bijlage 2) worden aangevraagd. Individuele gevallen kunnen altijd aanleiding geven om af te wijken van het genoemde aantal uren.

  • 2.

    Voor zover op dit leefgebied maatwerkvoorzieningen in de vorm van woningaanpassingen worden verstrekt geldt het volgende. Aanpassingen worden slechts verricht in de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. Dit geldt ten aanzien van de woonruimtes die de cliënt daadwerkelijk in gebruik heeft of gaat nemen voor de elementaire woonfuncties. Daarbij kan worden gedacht aan de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten. Een verder strekkende behoefte dient door de cliënt te worden aangetoond.

  • 3.

    Voor woonvoorzieningen zie leefgebied 3.

     

    2.2.9Sociaal netwerk

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Hoe ziet het sociale netwerk er uit, tevreden over het sociale netwerk, wat is de betekenis van het netwerk voor de cliënt (praktische hulp, emotionele steun, etc.) en op welke manier is de cliënt van betekenis voor het netwerk, eenzaamheidsgevoelens (nooit, soms, vaak), behoefte aan meer contact met mensen van uw eigen cultuur of levensbeschouwing/godsdienst?

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: voldoende steun van familie en vrienden, geen/weinig contact met 'foute' vrienden.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Onderzoeken in hoeverre het gewenst is dat de cliënt ondersteund wordt bij het versterken of uitbreiden van het sociale netwerk.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bij alle andere leefgebieden komt aan de orde hoe het sociale netwerk is samengesteld en hoe de relaties zijn, wat men van elkaar verwacht en zou wensen, wat mantelzorger(s) en andere mensen uit het sociale netwerk willen en kunnen betekenen voor de cliënt. Daarnaast ook bespreken wat de cliënt voor het sociale netwerk betekent of kan betekenen.

e) Mantelzorgondersteuning

Bij alle leefgebieden is het van belang om oog te hebben voor eventuele overbelasting van mantelzorger(s) en te bezien in hoeverre het mogelijk is om de ondersteuning met meer mensen uit het sociale netwerk te delen.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Er zijn diverse manieren om het sociale netwerk te vergroten. Dit kan bijvoorbeeld via het project Informele netwerkondersteuning van MEE, via seniorenbonden en diverse (maatjes)projecten van Stichting Perspectief.

h) Maatwerkvoorziening

Onderdeel van een begeleidingstraject kan zijn het versterken of uitbreiden van het sociale netwerk als er specifieke expertise nodig is van een beperking. Zie bijlage 4 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief).

 

2.2.10 Maatschappelijke participatie

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Deelnemer van een maatschappelijke groep (bijvoorbeeld kerk of adviesraad), doen van vrijwilligers werk, deelname aan georganiseerde activiteiten (sport, hobby's, cursus, etc.), op de hoogte van voorzieningen/activiteiten in de buurt, betrokken bij activiteiten in de buurt?

b) Gewenst resultaat

Vergroting van maatschappelijke participatie in de directe woon- en leefomgeving indien de cliënt dat wenst.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: de cliënt kan zelf met beperkte aansporing initiatief nemen om activiteiten te ondernemen, lid te worden van een vereniging, etc.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: (tijdelijke) begeleiding door mantelzorger(s) of anderen uit het netwerk bij de (eerste stappen richting) deelname aan activiteiten.

e) Mantelzorgondersteuning

Uitbreiding van de maatschappelijke participatie kan mantelzorger(s) ontlasten.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Er is een breed aanbod van vrijetijdsbesteding: van sportverenigingen, fitnesscentra, hobbycentra, cursussen, activiteiten ouderenbonden, amateurkunst (theater- en muziekverenigingen, koren) tot buurtactiviteiten. Ook seniorenbonden, activiteiten van Stichting Perspectief, de Stek, het Eetpunt en sportmaatjesprojecten dragen bij aan maatschappelijke participatie. Ook de Regeling Méédoen draagt bij aan de maatschappelijke participatie.

h) Maatwerkvoorziening

  • -

    In principe kan het sociaal team toeleiden naar de algemene voorzieningen, maar soms kan (tijdelijk) een begeleidingstraject nodig zijn om de deelname aan algemene voorzieningen te begeleiden en expertise over te dragen aan de organisatie van de algemene voorziening. Zie bijlage 4 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief).

  • -

    Een maatwerkvoorziening voor professionele sport valt niet onder de mogelijke maatwerkvoorzieningen voor maatschappelijke participatie, omdat men geacht wordt door middel van sponsoring in middelen te voorzien.

  • -

    Ondersteuning vindt slechts plaats waar het betreft een aanvaardbare mate van participatie in de directe woon- en leefomgeving. Hiervoor wordt de grens van 25 kilometer die ook onder de Wmo (uit 2007) gebruikelijk was, gehandhaafd.

     

    2.2.11Justitie

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Is de cliënt wel eens in aanraking geweest met politie of justitie (regelmatig/maandelijks, incidenteel/eens per jaar of zelfden tot nooit)?

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: voorkomen recidive.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Afhankelijk van de cliëntsituatie en de mogelijkheden en wensen van het sociaal netwerk.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Is afhankelijk van de samenstelling van het netwerk en eventuele toepassing van Sonestra.

e) Mantelzorgondersteuning

Afhankelijk van de situatie.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Afhankelijk van de cliëntsituatie.

h) Maatwerkvoorziening

In het kader van het nazorgtraject van gedetineerden kan een begeleidingstraject nodig zijn met het oog op de re-integratie in de samenleving. Zie bijlage 4 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief).

 

2.2.12Verplaatsen en vervoer

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Zelfstandig verplaatsen binnenshuis: in/uit bed komen, opstaan uit stoel, lopen, traplopen, in/uit huis gaan, frequentie vallen, gebruik loophulpmiddel? Buitenshuis lokaal verplaatsen: buiten wandelen, fietsen, reizen met openbaar vervoer, naar instanties of familie gaan, parkeren bij huis of winkels, frequentie vallen, gebruik loophulpmiddel, zelfstandig autorijden, gebruik vervoersregelingen?

b) Gewenst resultaat

Afhankelijk van de vervoersbehoefte in relatie tot de activiteiten die de cliënt wil ondernemen, zo zelfstandig mogelijk verplaatsen binnens- en buitenshuis.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Afhankelijk van de cliëntsituatie en de mogelijkheden en wensen van het sociale netwerk.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: bespreken in hoeverre mantelzorger(s) of mensen uit het sociale netwerk de cliënt wil wegbrengen.

e) Mantelzorgondersteuning

Bijvoorbeeld: mantelzorger(s) ontlasten door meer mensen uit het netwerk te vragen om te helpen bij het vervoer en/of een vervoerskostenvergoeding (eenmalig pgb in 2015)

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

  • -

    Vrijwilligersorganisaties, zoals de Hulpdienst, die mensen kunnen begeleiden bij gebruik van het openbaar vervoer.

  • -

    Het openbaar vervoer is in de regio Nijmegen in principe rolstoel- en rollatortoegankelijk voor mensen met een fysieke beperking.

  • -

    Daarnaast is er de mogelijkheid van de Stadsregiotaxi. Als het college besluit dat een Wmo-pas voor de Stadsregiotaxi te verstrekken, kan iemand tegen gereduceerd tarief gebruik maken van de Stadsregiotaxi. Zonder een Wmo-pas betaalt iemand het reguliere tarief.

-

h) Maatwerkvoorziening

-Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient

tenminste een afstand van 1500 - 2000 km per jaar te kunnen worden afgelegd.

-Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter zal het college beoordelen of

een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand. Ook bij personen met

een loopafstand van meer dan 100 meter, maar minder dan 800 meter, zal het college

beoordelen of een voorziening voor de zeer korte afstand noodzakelijk is.

  • -

    Als mensen niet kunnen lopen, wordt een rolstoel verstrekt.

  • -

    Als mensen beperkt kunnen lopen of andere mobiliteitsproblemen hebben, is een scootmobiel of aangepaste vervoersvoorziening (aangepaste fiets bijvoorbeeld) mogelijk. Dit is afhankelijk van de vervoersbehoefte.

  • -

    Indien de opties c) t/m g) geen of onvoldoende oplossing bieden, is voor volwassenen een maatwerkvoorziening mogelijk in de vorm van een vervoerskostenvergoeding in de vorm van een eenmalig pgb.

  • -

    Aanvragers kunnen alleen in aanmerking komen voor het aanpassen van de eigen auto als zij geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer en verstrekking van een vervoerskostenvergoeding niet adequaat is of niet de goedkoopst adequate oplossing vormt.

Aanpassingen die voor vergoeding in aanmerking komen dienen medisch en ergonomisch noodzakelijk te zijn bijvoorbeeld:

  • -

    Aanpassingen aan de besturing van de auto (ter beoordeling van het CBR).

  • -

    Aanpassingen aan de stoel van de chauffeur / bijrijder .

  • -

    Aanpassingen voor het meenemen van een rolstoel in de auto (maar niet voor het meenemen van andere vervoersvoorzieningen zoals een scootermobiel).

  • -

    Aanpassingen voor het vervoer van een rolstoelgebruiker .

 

2.2.13 Communicatie

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Hoe gaat het lezen, spreken en schrijven, gebruik computer en telefoon, Nederlands of andere taal, problemen met zien of horen, iets duidelijk maken, problemen om andere mensen te begrijpen?

b) Gewenst resultaat

Afhankelijk van de wensen van de cliënt verbetering van de communicatie op bepaalde gebieden.

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Afhankelijk van de cliëntsituatie.

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Afhankelijk van de cliëntsituatie en de mogelijkheden en wensen van het sociale netwerk.

e) Mantelzorgondersteuning

Afhankelijk van de situatie.

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Hulpmiddelen (bril, gehoorapparaat, etc. ) via Zorgverzekeringswet, hulpmiddelen ten behoeve van opleiding of werk (via UWV, straks deels Participatiewet).

  • -

    Tolk

  • -

    Doventolk: landelijke voorziening

h) Maatwerkvoorziening

-Het oefenen van vaardigheden om de communicatie te verbeteren kan onderdeel zijn van een begeleidingstraject. Zie bijlage 4 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief).

 

3. Overige regels

 

3.1 Persoonsgebonden budget

 

Bij de aanvraag van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget moet de cliënt bij de aanvraag een zorgplan voegen waarin is opgenomen:

  • -

    Beschrijven op welke wijze de kwaliteit is geborgd (kwalificatie zorgverlener m.n.);

  • -

    Hoe de veiligheid is geborgd;

  • -

    Hoe de gestelde doelen worden bereikt;

  • -

    Hoe en wanneer wordt geëvalueerd;

  • -

    Hoe de ondersteuning is afgestemd op de cliënt;

  • -

    Bij ondersteuning van kinderen is een VOG (Verklaring omtrent gedrag) van de zorgverlener vereist; deze verplichting geldt niet voor zorgverleners uit het sociale netwerk.

 

Inzet pgb door sociaal netwerk

Alleen in uitzonderingssituaties bij zwaarwegende redenen is inzet van een pgb door mensen uit het sociale netwerk van de cliënt mogelijk met dien verstande dat uit het onderzoek en de gesprek(ken) blijkt wat het sociale netwerk kan en wil doen (inclusief toepassing van het protocol gebruikelijke zorg) en voor welk onderdeel een maatwerkvoorziening nodig is. Bij de beoordeling of sprake is van hulp die het sociale netwerk zonder betaling kan bieden en of bij wijze van uitzondering de inzet van het sociale netwerk met een pgb betaald kan worden, spelen in elk geval de volgende aspecten een rol:

•            het type hulp dat wordt geleverd;

•            de frequentie van de hulp;

•            is er sprake van een tijdelijke hulpvraag of van hulp over een lange periode;

•            de mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan als hij/zij ziek is of op vakantie wil, of is dit niet mogelijk?).

Verstrekking in de vorm van persoonsgebonden budget vindt niet of niet langer plaats als:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een persoonsgebonden budget in het verleden;

  • c.

    er naar het oordeel van het college andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking;

  • d.

    er sprake is van opvang. Bij opvang kan er geen sprake zijn van een stabiele situatie, zodat het persoonsgebonden budget niet wenselijk is.

 

3.2. Calamiteitenprotocol

Voor de melding en het (laten) doen van onderzoek naar aanleiding van calamiteiten stelt het college van B en W een Sociaal Calamiteitenprotocol Wmo en Jeugdwet vast met als doel herhaling van calamiteiten te voorkomen.

 

3.3. Jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorg

Mantelzorgers die bekend zijn bij het Steunpunt Mantelzorg van Perspectief komen in aanmerking voor een jaarlijkse blijk van waardering. Hierbij gaat het niet alleen om mantelzorgers die mantelzorg verlenen aan mensen die vanuit de Jeugdwet of de Wmo ondersteund worden. Ook de mantelzorgers die aan Wlz-cliënten mantelzorg verlenen, komen in aanmerking voor de jaarlijkse blijk van waardering. De jaarlijkse blijk van waardering wordt eenmaal per jaar verstrekt.

Voor overige mantelzorgondersteuning wordt verwezen naar het Steunpunt Mantelzorg van Perspectief en de activiteiten die in het kader van dit steunpunt ontplooid worden.

 

4. Bijlagen normering/richtlijnen. Klik op de Bijlagen 1 tot en met 4