Organisatie | Eijsden-Margraten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit jeugdhulp gemeente Eijsden-Margraten 2015 |
Citeertitel | Besluit Jeugdhulp gemeente Eijsden-Margraten 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Richtlijn gebruikelijke hulp Maastricht-Heuvelland Tarieven persoonsgebonden budgetten Wmo 2015 Vaststelling eigen bijdragen voor gebruikers van maatschappelijke opvang en vrouwenopvang |
Deze regeling is vervangen door het Besluit Jeugdhulp gemeente Eijsden-Margraten 2015, versie 3.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 09-12-2014 | Onbekend. |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten;
gelet op de bepalingen in de verordening Jeugdhulp 2015
Voor u ligt het besluit jeugdhulp 2015 van de gemeente Maastricht (hierna: besluit). In dit besluit zijn de nader regels en bedragen opgenomen, die een uitwerking zijn van de verordening Jeugdhulp 2015 gemeente Eijsden-Margraten (hierna: verordening). De bijlagen en toelichting maken integraal deel uit van dit besluit.
Dit besluit betreft de startsituatie bij de inwerkingtreding van de Jeugdwet. Met de inwerkingtreding wordt de gemeente verantwoordelijkheid voor goede en toegankelijke jeugdhulp. Aangezien de meeste taken op dit terrein voor de gemeente nieuwe taken zijn en de uitvoering nog in ontwikkeling is, kan het nodig zijn de beleidsregels op basis van opgedane ervaring in de loop van de tijd aan te passen. Soms is een kleine snelle aanpassing vereist om optimale ondersteuning te bieden aan de jeugdige en/of zijn ouders. Het besluit biedt deze flexibiliteit.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Verordening jeugdhulp 2015 gemeente Eijsden-Margraten of de Algemene Wet Bestuursrecht. Alle bedragen die in dit besluit worden genoemd, zijn inclusief BTW, tenzij anders is vermeld.
In dit besluit wordt verstaan onder:
cliëntondersteuning: ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
formele hulp: hulp die wordt geleverd door:
een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten volgens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k;
een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k, en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven;
Voor de afhandeling van klachten in het kader van de uitvoering van de verordening Jeugdhulp en het besluit is het gemeentelijk klachtenreglement in het kader van de ‘Verordening interne klachtbehandeling gemeente Eijsden-Margraten 2014’ van toepassing.
Hoofdstuk 3. Beoordeling van de hulpvraag
Bij de beoordeling van de hulpvraag hanteert het college het afwegingskader als beschreven in artikel 7 van de verordening. Een individuele voorziening (in natura) of persoonsgebonden budget is eerst aan de orde wanneer (de combinatie van) andere mogelijkheden niet leiden tot passende ondersteuning van de cliënt.
Hoofdstuk 5. Regels ten aanzien van het persoonsgebonden budget
Artikel 10: voorwaarden voor een persoonsgebonden budget
Uit het plan dient te kunnen worden afgeleid of en in hoeverre:
de jeugdige en/of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ten aanzien van de hulpvraag dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp in staat zijn om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren en
Artikel 15: controle van het persoonsgebonden budget
Indien, met de in dit artikel genoemde bescheiden niet of niet volledig adequate besteding van het persoonsgebonden budget aangetoond kan worden of bij gebleken misbruik dan wel aanwending van het persoongebonden budget ten behoeve van andere zaken dan waartoe dit is toegekend, kan het college het al verstrekte persoonsgebonden budget geheel of ten dele intrekken en terugvorderen.
Ingeval van een persoonsgebonden budget voor een eenmalige aanschaf vooraf wordt uitbetaald, controleert het college de besteding hiervan achteraf. Cliënt dient binnen 3 maanden na verstrekking van het persoonsgebonden budget desgevraagd een originele nota te kunnen overleggen. Het vastgestelde persoonsgebonden budget betreft een maximum vergoeding. Indien de ingediende nota lager is dan het toegekende PGB, zal het PGB worden gelijkgesteld met het bedrag vermeld in de nota.
Artikel 17: Inspraak en medezeggenschap
Het college zal de adviesraden van het college (Wmo-raad) vroegtijdig in de gelegenheid stellen voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief re kunnen vervullen.
Het besluit is vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten op 9 december 2014.
In dit besluit worden een aantal belangrijke begrippen uit de wetgeving en verordening herhaald. Daarnaast worden enkele begrippen, die terugkomen in de artikelen van het besluit gedefinieerd.
Artikel 2: wijze van verstrekking van een voorziening
De wetgeving noemt de individuele voorziening, dan wel het persoonsgebonden budget als verstrekkingsvormen. De term individuele voorziening wordt in de wetgeving vaak als synoniem gebruikt voor een verstrekking in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt. Het college is in deze gevallen de opdrachtgever. Het persoonsgebonden budget is een geldbedrag.
In artikel 8 lid 1 van de verordening wordt het college opgedragen een regeling vast te stellen voor een herbeoordeling van de melding. Artikel 3 van het besluit voorziet in deze regeling.
Een second opinion heeft betrekking op situaties waarbij de cliënt zich niet geholpen voelt of het oneens is met de adviezen, verwijzingen en afspraken die voortvloeien uit het onderzoek. Het biedt cliënt een vorm van rechtsbescherming waar hij dit in de meldingfase op grond van de Algemene wet bestuursrecht (nog) niet heeft.
Het initiatief voor de second opinion ligt in alle gevallen bij de cliënt. Hij bepaalt ook welke van de drie geboden opties de second opinion behandeld. In alle gevallen is het aan de gemeente om de behandelaar voor de second opinion aan te wijzen.
Cliënt kan in alle gevallen en op ieder moment besluiten tot het indienen van een bezwaar.
Als hoofdregel is vastgelegd dat een verzoek om een second opinion niet leidt tot schorsing van rechtswege. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk zoals deze in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 6:16 Awb) is vastgelegd.
In artikel 9 lid 2 van de verordening wordt het college opgedragen een regeling vast te stellen voor de behandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen.
De gemeente Eijsden-Margraten kent voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht de ‘Verordening interne klachtbehandeling gemeente Eijsden-Margraten 2014’ en een op basis daarvan opgesteld klachtenreglement.
Artikel 5: het periodiek onderzoek
Artikel 10 lid 3 van de verordening is bepaald dat het college nadere regels kan vaststellen ten aanzien van de periodiciteit van onderzoeken. Artikel 5 van het besluit voorziet hierin.
Gekozen is voor een termijn van in beginsel 3 jaar. Of een kortere termijn noodzakelijk is zal mede afhangen van de aard, de wijze en de omvang van de individuele ondersteuningsbehoefte van de cliënt en wat bij het onderzoek is vastgesteld. Afhankelijk hiervan kan ook een langere termijn overwogen worden.
De regels voor een periodiek onderzoek naar de individuele ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders wanneer de jeugdige de leeftijdsgrens van 18 jaar bereikt, kunnen op basis van de ervaringen in het komende jaar voor 2016 e.v. worden genormeerd.
De jeugdige en/of zijn ouders, de formele en/of informele hulp kunnen tussentijds op ieder moment om een nieuw onderzoek vragen. Professionele aanbieders hebben als opdracht aan de gemeente te signaleren wanneer de ondersteuningsbehoefte van de cliënt verandert.
Het periodiek onderzoek kan tot de conclusie leiden dat het geheel aan maatregelen nog altijd goed op de persoon is afgestemd, maar ook dat het college tot een heroverweging komt en beslist dat de cliënt meer of minder diensten en/of ondersteuning via andere voorzieningen nodig heeft.
Daar waar er geen sprake is van een individuele voorziening wordt vooralsnog geen richtinggevende termijn gesteld. Per individueel geval wordt beoordeeld in hoeverre en binnen welke termijn een periodiek onderzoek plaatsvindt. Door monitoring van de omvang en periodiciteit in het eerste jaar kan dit eveneens vanaf 2016 worden genormeerd.
Tijdens de toegangsprocedure wordt beoordeeld welke (combinatie van) ondersteuning passend is bij de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders. Hierbij wordt eerst beoordeeld welke mogelijkheden er liggen in:
Pas nadat uit het onderzoek van artikel 6 van de verordening is geconcludeerd dat de hulpvraag hiermee niet, of niet geheel kan worden beantwoord is een maatwerkvoorziening aan de orde.
Er is een breed aanbod aan algemene voorzieningen beschikbaar. Denk hierbij aan voorzieningen binnen het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg, welzijnsvoorzieningen, sport en cultuur. Belanghebbenden die een lichte, eenvoudige ondersteuningsvraag hebben, kunnen hier doorgaans zonder indicatie van de gemeente terecht.
Artikel 7: algemeen gebruikelijke voorzieningen
In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komen.
Lid 2 bevat een niet limitatieve opsomming gebaseerd op het huidige beleid.
Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat
niet is, zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is
wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Artikel 8: algemeen gebruikelijke hulp
In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat hulp die als gebruikelijk kan worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komt.
Uitgangspunt is dat ouders verantwoordelijk zijn voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Daarnaast is het uitgangspunt dat mensen die samen een leefeenheid vormen, elkaar horen te helpen, waar dat kan. Ze zijn dus ook gezamenlijk verantwoordelijk voor het creëren van een veilig klimaat waarin de jeugdigen kunnen opgroeien. Ze zijn ook gezamenlijk verantwoordelijk voor een huishouden. Het aandeel dat ieder lid van de leefeenheid geacht wordt bij te kunnen dragen aan het opvoeden en opgroeien wordt gebruikelijke hulp genoemd.
Lid 2 bevat een verwijzing naar de richtlijn gebruikelijke hulp die bij de beoordeling wordt gehanteerd. Deze richtlijn is voor wat betreft de gemeentelijke taken op het terrein van Jeugdhulp gebaseerd op hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer 2014, zoals deze werd gehanteerd in de Algemene wet bijzondere ziektekosten.
Artikel 9: vormen van jeugdhulp
De Jeugdwet maakt een onderscheid tussen voorzieningen die rechtstreeks toegankelijk zijn zonder – of op basis van een beperkte – toegangsbeoordeling, en voorzieningen waarvoor een besluit van het college nodig is. Deze laatste worden in de Jeugdwet ‘’individuele voorzieningen” genoemd. De afbakening van algemene en individuele voorzieningen is een belangrijk beleidsinstrument van de gemeente. In de verordening worden deze voorzieningen op hoofdlijnen beschreven. In dit artikel van het besluit is opgenomen om welke voorzieningen het meer concreet gaat. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden.
In tegenstelling tot de vrij toegankelijke jeugdhulp zijn de onder dit artikel genoemde vormen van jeugdhulp toegankelijk nadat een voorziening is toegekend door de gemeente als individuele voorziening of nadat een daartoe bevoegd orgaan de jeugdige en zijn ouders heeft verwezen.
Artikel 10: voorwaarden voor een persoonsgebonden budget
Het college handhaaft de verplichting uit de Awbz voor budgethouders Wmo en Jeugd om een budgetplan op te stellen. Dit plan ziet zowel op de inhoud van de voorgenomen hulp, als de daarvoor benodigde financiën. In de praktijk kan een persoonlijk budgetplan voortborduren of zelfs samenvallen met een familiegroepsplan of ondersteuningsplan. Er wordt niettemin gekozen voor een onderscheidende term budgetplan omdat hieraan voorwaarden worden gesteld.
Het college kan op basis van het persoonlijk budgetplan toetsen of aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget is voldaan. Daarnaast vormt dit plan de basis om (periodiek) vast te stellen wat de zorg heeft opgeleverd. Daarmee wordt ook de kwaliteit en doelmatigheid van de jeugdhulp inzichtelijk.
Gemeenten hebben bij individuele voorzieningen, de verplichting tot het aanbieden van een PGB zodra er aan de drie wettelijke voorwaarden is voldaan. Dit geldt voor zover de wetgever de vorm van jeugdhulp niet nadrukkelijk heeft uitgesloten van verstrekking in PGB. Het gaat dan om de bekwaamheid van de aanvrager, zijn motivatie en de kwaliteit en effectiviteit van de hulp. Ten aanzien van de eerste en derde voorwaarde is sprake van gemeentelijke beoordelingsruimte. Zeker bij zwaardere ondersteuningsvormen, zoals maatschappelijke opvang, beschermd wonen en specialistische jeugdhulp zal goed gekeken worden naar of een cliënt regiemogelijkheden heeft en of de beoogde ondersteuning aansluit op de benodigde kwaliteit en de te behalen resultaten. Het oordeel van het college is hierin leidend. Cliënt kan hiertegen in bezwaar gaan.
Artikel 11: Weigering persoonsgebonden budget
Het college verstrekt een persoonsgebonden budget alleen ten aanzien van individuele voorzieningen. Dat betekent dat bij algemene voorzieningen geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft dit in diverse uitspraken.
Het tweede lid bepaalt dat het niet in alle situaties mogelijk is een persoonsgebonden budget te ontvangen. Het gaat hierbij om situaties waarbij er door de omstandigheden onvoldoende zekerheid bestaat over de rechtmatige en/of doelmatige besteding van het persoonsgebonden budget. Aantoonbare efficiencyoverwegingen mogen een rol spelen. Het collectief systeem van aanvullend, al dan niet openbaar, vervoer, is een voorbeeld van een maatwerkvoorziening die in principe in natura wordt verstrekt. Hierbij zal wel altijd beoordeeld worden of er aanleiding is om hiervan af te wijken.
Artikel 12: tariefbepaling persoonsgebonden budget
Dit artikel bepaalt op welke wijze de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld. Daarbij gaat het bij jeugdhulp i.p. om tarieven voor dienstverlening.
Artikel 13: uitbetalen van het persoonsgebonden budget
Vanaf 1 januari ontvangen cliënten met een persoonsgebonden budget het budget niet meer op de eigen rekening. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is door het Rijk aangewezen om het geld voor de cliënt te beheren. De SVB betaalt de hulpverlener in opdracht van de cliënt op basis van een geaccordeerde (arbeids)overeenkomst. De invoering van dit zogenaamde trekkingsrecht is een reactie op de fraude met zorggelden en maakt dat er een integrale verantwoording vooraf plaatsvindt.
Indien sprake is van een persoonsgebonden budget voor een zaak, kan het college deze soort budgetten , vanwege het eenmalige karakter, ook betaalbaar stellen op rekening van de budgethouder.
Artikel 14: bestedingsmogelijkheden persoonsgebonden budget
Waar een persoonsgebonden budget aan mag worden besteed kan per individuele situatie verschillen. Naast een algemene vergoedingenlijst kan het college afwijkende bestedingsmogelijkheden toestaan en vastleggen in de beschikking.
Artikel 15: verantwoording en controle
Vanaf 1 januari ontvangen cliënten met een persoonsgebonden budget het budget niet meer op de eigen rekening. De SVB (Sociale Verzekeringsbank) is door het Rijk aangewezen om het geld voor de cliënt te beheren. De SVB betaalt de hulpverlener in opdracht van de cliënt op basis van een geaccordeerde (arbeids)overeenkomst. De invoering van dit zogenaamde trekkingsrecht is een reactie op de fraude met zorggelden en maakt dat er een integrale verantwoording vooraf plaatsvindt.
Het college heeft de mogelijkheid tot een controle achteraf middels het uitvoeren van een steekproef. Deze mogelijkheid is onder andere opengelaten omdat de controle vooraf door de SVB nog verder dient te worden ontwikkeld.
Het 6e lid beschrijft de situaties wanneer aanleiding kan ontstaan een persoonsgebonden budget in te trekken en het reeds betaalbaar gestelde persoonsgebonden budget terug te vorderen, conform hetgeen hierover bepaald is in artikel 20 van de verordening.
De hoogte van de ouderbijdrage volgt het Besluit nadere regels van het Rijk.
Artikel 17: Inspraak en medezeggenschap
In dit artikel is geborgd dat eventuele adviesorganen in de gemeente niet alleen een formeel adviesrecht hebben, maar ook dat zij vroegtijdig betrokken worden en actief voorstellen voor beleid kunnen doen. Daarnaast is zo geregeld dat zij zijn toegerust voor hun taak. In Eijsden-Margraten is hiertoe een aparte regeling Wmo-raad van kracht.
Artikel 18: citeertitel en inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.