Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerenveen

Regeling Opleiding en Ontwikkeling

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerenveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling Opleiding en Ontwikkeling
CiteertitelRegeling Opleiding en Ontwikkeling
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBrondocument regeling opleiding en ontwikkeling.pdf Bijlage 3 Regeling Reis- en verblijfskosten.pdf Bijlage 1 Persoonlijk Ontwikkelings Plan.pdf Bijlage 2 Stroomschema totstandkoming opleidingsplan.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

CAR/UWO

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200401-01-2009nieuwe regeling

13-07-2004

Onbekend.

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling Opleiding en Ontwikkeling

Inleiding

Binnen de gemeente Heerenveen is de afgelopen jaren gewerkt aan de ontwikkeling van een visie voor de komende jaren. Samen met burgers is de Toekomstvisie gemeente Heerenveen opgesteld. Daaruit volgde het Besturings- en Managementconcept (BMC), waarin de vertaalslag gemaakt werd van de Toekomstvisie naar de wijze waarop de organisatie aangestuurd zou moeten worden. De hoofdstructuur van de organisatie is in overeenstemming gebracht met de kaders van het BMC door invoering van het directiemodel en door de organisatie in te richten naar rollen in plaats van naar taken. Door invoering van competentiemanagement wil de organisatie invulling geven aan haar visie op ontwikkeling van medewerkers. Een ontwikkeling die gericht is op leren, zodat een organisatie ontstaat die adequaat anticipeert op haar steeds sneller veranderende omgeving door haar medewerkers in staat te stellen zich steeds te blijven scholen en professionaliseren. En door te zorgen dat kennis en vaardigheden steeds efficiënt en effectief binnen de organisatie worden overgedragen. Om dit te bereiken is de Kadernota Leren en laten leren opgesteld, waarin het strategisch opleidingsbeleid van de gemeente is verwoord. Dit beleid is door het college vastgesteld op 10 februari 2004 (collegebesluit 04.2000120).

 

Het strategisch opleidingsbeleid vindt niet alleen zijn grondslag in de Toekomstvisie en het BMC. Ook de CAR/UWO geeft richting aan het opleidingsbeleid dat gericht moet zijn op de inzetbaarheid van de medewerkers. Inzetbaarheid is daarbij te definiëren als de mate waarin de medewerker in staat is en blijft nieuwe of veranderde taken of functies te vervullen binnen de organisatie of daarbuiten. In de CAR/UWO is dit verwoord in de artikelen 15:1:26 en 17. Vanuit de visie op opleiding en ontwikkeling vindt jaarlijks een Resultaat- en ontwikkelingsgesprek (ROG) plaats. Het ROG is een ijkmoment, waarvoor medewerker en leidinggevende ieder hun eigen voorbereiding treffen. De medewerker vult alvast hoofdstuk 2 en 3 van het POP in en krijgt zo inzicht in zijn/haar persoonlijke ontwikkeling en opleidingsbehoefte. De leidinggevende blikt terug op de resultaten die behaald zijn, koppelt daaraan de beoordeling van de medewerker in relatie tot diens competenties en bepaalt wat de opleidingsnoodzaak voor de medewerkers is. Tijdens het ROG bespreken leidinggevende en medewerker de informatie die beiden inbrengen en vindt afstemming plaats van de opleidingsbehoefte (vanuit de medewerker) en de opleidingsnoodzaak (vanuit de organisatie). Vervolgens worden de (voorgenomen) afspraken vastgelegd in het POP. In het POP staan dus zowel de afspraken met betrekking tot oplei-dingsnoodzaak als opleidingsbehoefte. De afspraken met betrekking tot opleidingsnoodzaak worden vervolgens nog opgenomen in het opleidingsplan van de gemeente, waarna de directie bekijkt in hoeverre alle (voorgenomen) afspraken gehonoreerd kunnen worden.

 

Artikel 15:1:26 van de CAR/UWO luidt als volgt:

De ambtenaar is, indien burgemeester en wethouders dit bepalen, verplicht zich voor het volgen van een bijzondere vakopleiding beschikbaar te stellen of enig ander door burgemeester en wethouders nader aan te duiden onderwijs te volgen. De aan het volgen van het in dit artikel bedoelde onderwijs verbonden kosten komen ten laste van de gemeente.

 

Artikel 17 van de CAR/UWO luidt als volgt:

Lid 1

Burgemeester en wethouders en de ambtenaar leggen in een persoonlijk ontwikkelingsplan de afspraken vast over de loopbaanontwikkeling en de vereiste kennis en vaardigheden van de ambtenaar, alsmede een in dat kader door hem te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten.

Lid 2

Het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt ten minste een keer per drie jaar opgesteld en door burgemeester en wethouders vastgesteld.

Lid 3

Een te volgen opleiding en de te ondernemen activiteiten passen in de doelstellingen, criteria en budgettaire voorwaarden van het gemeentelijk opleidingsbeleid, zoals neergelegd in het door burgemeester en wethouders vastgestelde opleidingsplan.

Lid 4

De kosten die gemaakt zullen worden in het kader van de in het persoonlijk ontwikkelingsplan opgenomen opleiding en activiteiten worden door burgemeester en wethouders vergoed.

Lid 5

In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot benodigd verlof en eventuele verdere medewerking van de zijde van de werkgever die de ambtenaar in staat moeten stellen de gemaakte afspraken uit te voeren.

Lid 6

In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden afspraken vastgelegd met betrekking tot een of meer van de volgende onderwerpen:

  • a.

    de keuze van opleidingsvorm of instituut, alsmede de redelijkerwijs te maken kosten;

  • b.

    de periode gedurende welke een studie gevolgd zal worden;

  • c.

    de minimaal te behalen resultaten en te maken voortgang;

  • d.

    de omstandigheden onder welke een te volgen studie kan worden onderbroken of gestopt;

  • e.

    de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het voortijdig afbreken van een studie door de ambtenaar;

  • f.

    de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het verlaten van de gemeentelijke dienst binnen een te bepalen periode na afronding van de studie;

  • g.

    eventuele andere onderwerpen die van belang zijn voor een goede uitvoering van de gemaakte afspraken.

     

    Zowel de Kadernota Leren en laten leren, als de artikelen van de CAR/UWO vormen de basis voor de Regeling opleiding en ontwikkeling zoals hieronder verwoord.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

    medewerker

    De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR, met uitzondering van ambtenaren in de zin van artikel 1:2:1 leden 2 t/m 4 van de UWO.

     

  • b.

    leidinggevende

    Met de leidinggevende wordt de hiërarchisch leidinggevende bedoeld.

     

  • c.

    volledige betrekking

    Een betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR.

     

  • d.

    resultaat- en ontwikkelingsgesprek (ROG)

    Het jaarlijkse gesprek waarin medewerker en leidinggevende de resultaten en ontwikkeling van de medewerker bespreken en beoordelen en waarin de afspraken gemaakt worden die vastgelegd worden in het POP.

     

  • e.

    persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

    Een door de direct leidinggevende en de medewerker vastgelegd en ondertekend geheel aan afspraken over de te ondernemen activiteiten van beide partijen in het kader van de ontwikkeling van de medewerker. (zie bijlage I)

     

  • f.

    opleidingsplan

    Een plan dat door de directie wordt vastgesteld, waarin de prioriteiten ten aanzien van door het personeel te volgen opleidingen in het kader van opleidingsnoodzaak zijn vastgelegd.

     

  • g.

    opleidingsbudget

    Het bedrag dat jaarlijks door Burgemeester en Wethouders (B&W) beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van opleiding en ontwikkeling.

     

  • h.

    opleidingsbehoefte

    Opleidingen die voortkomen uit de behoefte die medewerkers hebben om hun kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen, dan wel een nieuw loopbaanpad in te slaan.

     

  • i.

    opleidingsnoodzaak

    Opleidingen die nodig zijn om medewerkers aan de (veranderende) eisen vanuit de omgeving, en daarmee aan de (veranderde) behoeften van de organisatie, te laten voldoen.

     

  • j.

    studiemateriaal

    Verplicht en niet verplicht voorgeschreven boeken en syllabi, schrijfbenodigdheden en duurzame gebruiksartikelen.

     

  • k.

    studiekosten

    Cursus- en lesgelden, evenals examen- en diplomagelden.

     

  • l.

    opleidingsfaciliteiten

    Het geheel van de door de Gemeente Heerenveen vergoede kosten, alsmede extra toegekende (studie)verlofuren ten behoeve van een opleiding.

Artikel 2. Randvoorwaarden

  • 1.

    Met de medewerker wordt eenmaal per jaar een resultaat- en ontwikkelingsgesprek (ROG) gevoerd. De resultaten van het gesprek worden vastgelegd in het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Een format hiervan is als bijlage I toegevoegd.

  • 2.

    Scholing die opgenomen is in het POP en past binnen het huidige opleidingsplan wordt door de Gemeente Heerenveen volledig vergoed, tenzij anders overeengekomen.

  • 3.

    Ten behoeve van een op te stellen POP kan een leidinggevende, al dan niet op verzoek, maar altijd in overleg met de medewerker, een gericht studieadvies inwinnen.

  • 4.

    De kosten voor het verkrijgen van inzicht in de kennis, vaardigheden en gedrag van de medewerker, mits op verzoek of na toestemming van de leidinggevende of directie, komen volledig voor rekening van de gemeente Heerenveen. Dit inzicht kan onder andere verkregen worden door:

    • a.

      gerichte (competentie) vragenlijsten;

    • b.

      360 graden feedback;

    • c.

      psychologisch onderzoek en assessment.

  • 5.

    De leidinggevende is er verantwoordelijk voor, dat de opleiding een bijdrage levert aan betere prestaties van de betreffende medewerkers. Hierbij is het van belang, dat nieuw aangeleerde kennis, vaardigheden en/of gedrag toegepast wordt in de (nieuwe) werksituatie.

Artikel 3. Vorm en inhoud van het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

  • 1.

    In het persoonlijk ontwikkelingsplan worden afspraken gemaakt over een opleidings- en/of ontwikkelingstraject. Hierbij kan ook gedacht worden aan het doorstromen naar een andere functie. In het persoonlijk ontwikkelingsplan kunnen dan afspraken opgenomen worden die deze doorstroming mogelijk maken.

  • 2.

    De volgende opleidingen worden opgenomen in het POP:

    • a.

      opleidingen die tijdens het ROG worden afgesproken vanuit de door de leidinggevende aangegeven opleidingsnoodzaak;

    • b.

      opleidingen die tijdens het ROG worden afgesproken vanuit de door de medewerker aangegeven opleidingsbehoefte.

  • 3.

    Het persoonlijk ontwikkelingsplan bestaat uit een concreet activiteitenplan, met de door beide partijen te ondernemen stappen, waarin de volgende elementen zijn opgenomen:

    • a.

      een terugblik op de persoonlijke ontwikkeling van de medewerker in de afgelopen jaren (of het afgelopen jaar).

    • b.

      een beschouwing van de medewerker op de eigen ontwikkeling in de komende jaren, met andere woorden ‘hoe ziet de medewerker zijn eigen toekomst binnen de organisatie’.

    • c.

      plannen om de hiervoor aangegeven ontwikkeling tot stand te brengen. Voor het eerste jaar dienen deze plannen zeer concreet te zijn. De periode daarna kan minder concreet zijn.

    • d.

      de concrete (voorgenomen) afspraken ten aanzien van opleidingen en activiteiten.

    • e.

      afspraken over de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de genoten vergoeding bij het voortijdig afbreken van een studie of bij het verlaten van de gemeentelijke dienst door de ambtenaar.

Artikel 4. Opleidingsplan

  • 1.

    De gemeente Heerenveen stelt jaarlijks, op basis van de opleidingsnoodzaak, een opleidingsplan vast. Dit opleidingsplan wordt op grond van de Wet op de Ondernemingsraden ter instemming voorgelegd aan de Ondernemingsraad.

  • 2.

    Het opleidingsplan wordt opgesteld conform het stroomschema in bijlage II bij deze regeling.

  • 3.

    De ondernemingsraad toetst op een evenwichtige afspiegeling van de belangen van de gemeente Heerenveen en de belangen van de medewerkers in het opleidingsplan.

  • 4.

    In het opleidingsplan wordt opgenomen:

    • a.

      welke prioriteiten er liggen ten aanzien van diverse groepen medewerkers inzake de te volgen opleidingen (opleidingsnoodzaak);

    • b.

      een inventarisatie van de opleidingsbehoefte en de daaraan verbonden kosten die in de POP’s zijn vastgelegd;

    • c.

      een afweging ten aanzien van de toekenning of afwijzing van de opleidingsbehoeften van medewerkers.

Artikel 5. Rechten en plichten

Vaststelling van het POP

  • 1.

    Het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt vastgesteld door het college door middel van het vaststellen van de inventarisatie en toekenningen bij het vaststellen van het opleidingsplan (zie artikel 4, lid 4 sub b).

  • 2.

    Bij het ontbreken van overeenstemming tussen de medewerker en de leidinggevende over de inhoud van het persoonlijk ontwikkelingsplan heeft de medewerker de mogelijkheid bezwaar en beroep aan te tekenen tegen de beslissing van het college.

  • 3.

    Uitzondering hierop vormt de beslissing van de leidinggevende om opleidingen, die op basis van artikel 15:1:26 (UWO) voor een goede functievervulling noodzakelijk worden geacht, op te nemen in het persoonlijk ontwikkelingsplan.

     

    Opleidingsverlof

  • 1.

    Medewerkers die een opleiding volgen hebben recht op verlof met behoud van bezoldiging, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen opleidingen vanuit opleidingsnoodzaak en opleidingen vanuit opleidingsbehoefte:

  • a.

    Verlof bij opleidingsnoodzaak

    Een medewerker die een opleiding volgt die als opleidingsnoodzaak opgenomen is in het opleidingsplan wordt verlof met behoud van bezoldiging verleend benodigd voor deelname aan de opleiding. Indien het niet mogelijk is de lessen geheel in de werktijd te volgen, kan compensatie worden verleend.

  • b.

    Verlof bij opleidingen vanuit de opleidingsbehoefte

    Op basis van afweging tussen het organisatorisch en het persoonlijk belang bij het ontwikke-lingstraject zullen afspraken gemaakt worden over het toe te kennen verlof. Deze afspraken worden in het POP vastgelegd.

  • 2.

    Ter voorbereiding van een tentamen of examen kan verlof worden verleend, waarbij wederom onderscheid gemaakt kan worden tussen verlof bij opleidingsnoodzaak en opleidingsbehoefte. Afspraken hieromtrent worden vastgelegd in het POP.

  • 3.

    Voor het deelnemen aan examens of tentamens wordt in alle gevallen verlof met behoud van bezoldigingsverlof verleend.

  • 4.

    Een medewerker die een parttime dienstverband heeft wordt het verlof naar rato toegekend.

     

    Termijn opleidingsfaciliteiten en sancties

  • 1.

    In beginsel worden de in deze regeling genoemde opleidingsfaciliteiten verleend voor een termijn die afgeleid wordt van de in de POP gemaakte afspraken.

  • 2.

    In het POP wordt een paragraaf “voorwaarden terugbetaling” opgenomen. Hierin wordt vermeld welke afspraken gemaakt worden ten aanzien van een terugbetalingsverplichting in geval van een opleiding op grond van opleidingsbehoefte.

  • 3.

    Indien aan een medewerker verlof is toegekend voor een opleiding op grond van opleidingsbehoefte worden ook ten aanzien van dit verlof in het POP vermeld welke afspraken gemaakt worden ten aanzien van een terugbetalingsverplichting. Reeds opgenomen verlof kan verrekend worden via de verlofkaart van het volgende jaar.

  • 4.

    Wanneer de medewerker niet binnen de vooraf gestelde termijn de opleiding afrondt, wordt dit in het eerstvolgende ROG gesprek geëvalueerd en worden nadere afspraken gemaakt over het vervolg.

  • 5.

    De directie kan de medewerker op zijn verzoek, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, ontheffen van de op hem rustende verplichtingen tot terugbetaling.

Artikel 6. Opleidings- en ontwikkelingskosten

  • 1.

    Bij het opstellen van het POP worden alle kosten voor opleidingen inzichtelijk gemaakt en worden afspraken gemaakt over de vergoeding van deze kosten. Als opleidingskosten worden in ieder geval aangemerkt:

  • a.

    reis- en verblijfkosten

    Deze worden vergoed conform de Regeling reis- en verblijfkosten (bijlage III).

  • b.

    studiekosten

    Deze kosten worden volledig vergoed indien sprake is van een opleidingsnoodzaak. Wanneer sprake is van opleidingsbehoefte kunnen de kosten (geheel of gedeeltelijk) vergoed worden op basis van afweging tussen het organisatorisch en het persoonlijk belang bij het ontwikkelingstraject.

  • c.

    studiemateriaal

    Uitsluitend de kosten voor verplicht voorgeschreven studiemateriaal worden volledig vergoed indien sprake is van een opleidingsnoodzaak. Wanneer sprake is van opleidingsbehoefte kunnen de kosten (geheel of gedeeltelijk) vergoed worden op basis van afweging tussen het organisatorisch en het persoonlijk belang bij het ontwikkelingstraject.

Artikel 7. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 8. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling opleiding en ontwikkeling gemeente Heerenveen 2004".

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004, onder gelijktijdige intrekking van alle eerder vastgestelde regelingen op het gebied van opleiding en ontwikkeling.

     

    Aldus vastgesteld in de B&W vergadering van 13 juli 2004.

     

    De secretaris, De burgemeester,

     

     

     

    Voetnoten

     

  • 1.

    Artikel 1:1, lid 1 sub a van de CAR luidt als volgt: Voor de toepassing van deze regeling en de uitwerkingsovereenkomst wordt verstaan onder:

    a ambtenaar: hij die door of vanwege de gemeente is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan Artikel 1:2:1, leden 2 t/m 4 van de UWO luiden als volgt:

    2 Op de ambtenaar met wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor het bij oproep verrichten van werkzaamheden van een naar aard en omvang wisselend karakter zijn artikel 3:3. en 3:3:1 en de hoofdstukken 17 en 18 niet van toepassing.

    3  Op de ambtenaar die is aangesteld hoofdzakelijk ten behoeve van een wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming zijn de hoofdstukken 3, 7, 10a, 11a en 17 niet van toepassing

    4  Op de ambtenaar die is aangesteld als vakantiekracht zijn de hoofdstukken 3, 10a en 17 niet van toepassing.

  • 2.

    Artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR luidt als volgt: volledige betrekking: een betrekking waarbij de arbeidsduur per jaar ten hoogste 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt