Organisatie | Oostzaan |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening onderwijshuisvesting Oostzaan 2013 |
Citeertitel | Verordening onderwijshuisvesting Oostzaan 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 1 beoordelingscriteria Bijlage 2 regels voor prognoses Bijlage 3 criteria voor oppervlakte en indeling Bijlage 4 Financiële normering Bijlage 5 urgentiecriteria |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-04-2013 | nieuwe regeling | 25-03-2013 Kompas | - |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2 omschrijving van voorzieningen in de huisvesting
Deze verordening onderscheidt de volgende voorzieningen in de huisvesting:
1° nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in
aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke
vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
3° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw voor de
4° verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen voor de huisvesting van
5° terrein voor zover nodig voor het realiseren van een onder 1° tot en met 4°
6° inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder voor
bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;
7° inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging door
rijk of gemeente in aanmerking is gebracht;
8° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een
andere school in gebruik is en medegebruik van een gymnastiekruimte;
Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a1° (nieuwbouw), a2°(uitbreiding), voor zover betrekking hebbend op een uitbreiding van minimaal 2 groepen enhet daartoe benodigde terrein als bedoeld onder a 5°, kan een aanvraag worden ingediendvoor bekostiging van bouwvoorbereiding. Hierbij is het bepaalde in hoofdstuk 4 van
Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen
Bij toekenning van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning vanbekostiging van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, maakt deze verordening bijde wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding een onderscheid tussen
a)vooraf genormeerde bedragen en
b) bedragen die zijn gebaseerd op de feitelijkevoorziene kosten per geval.
Bijlage IV, deel A (normbedragen) is van toepassing op de voorzieningen als bedoeldin artikel 2, onder a sub 1° ( nieuwbouw), 2° ( uitbreiding), 6° ( onderwijsleerpakket),7°( meubilair) en 8°( medegebruik) en in artikel 3 (bouwvoorbereiding).Bijlage IV, deel B (feitelijke kosten) is van toepassing op de voorzieningen alsbedoeld in artikel 2 onder a, sub 3° ( ingebruikneming bestaand gebouw),4°( verplaatsing noodlokalen) en 5°( terrein), en onder b (aanpassingen),c (onderhoud),d (constructiefouten) en e (schades).
Hoofdstuk 2 Programma en overzicht
Paragraaf 2.1 Aanvragen voor het programma
Artikel 7 Inhoud aanvraag; aanvullen aanvraag; niet behandelen van onvolledige aanvraag
een voor aanbesteding gereed bouwplan en bouwbegroting, als de aanvraag volgt op een toekenning van een vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 27.
De aanvrager gebruikt bij het rapport als bedoeld onder c. zo nodig een door het college vastgesteld formulier “Bouwkundige Opname”.
Als een of meer gegevens als bedoeld in het eerste en tweede lid ontbreken, deelt hetcollege dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij krijgt deaanvrager de gelegenheid (hersteltermijn) om voor 15 maart de ontbrekende gegevensaan te vullen. Als de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet voor 15 maartheeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het college maaktdit besluit aan de aanvrager bekend binnen vier weken na het verstrijken van dehersteltermijn.
Als een door het college in behandeling genomen aanvraag betrekking heeft op eenvoorziening waarvan de beoordeling van de noodzaak mede is gebaseerd op hetaantal leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van hetvoorbereidingsjaar, dan zendt de aanvrager binnen een week na de wettelijke teldatumaan het college een afschrift van de opgave van het aantal leerlingen op die teldatum.Als dat afschrift niet tijdig is ontvangen, maakt het college de aanvrager daarvanschriftelijk melding en stelt het college de aanvrager in de gelegenheid dat afschriftalsnog binnen een week na de datum van die melding in te zenden (hersteltermijn). Als het afschrift niet binnen de termijn van de vorige volzin is ontvangen, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het college maakt dit besluit aan de aanvrager bekend binnen vier weken na het verstrijken van de hersteltermijn.
Artikel 8 Opgave aan schoolbesturen van ingediende aanvragen
Het college verstrekt ter informatie aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van deaanvragen die zijn ingediend op grond van artikel 6 (huisvestingsvoorzieningen) en artikel 25(bouwvoorbereiding) en geeft daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling
Paragraaf 2.2. Overleg voorafgaand aan vaststelling van programma en overzicht
Artikel 9 Toelichting op aanvraag; overleg over ingediende begroting
Als de aanvraag een voorziening betreft waarvan de vergoeding wordt gebaseerd opde feitelijke kosten, treedt het college voor 1 mei in overleg met de aanvrager indienhet college meent dat de door de aanvrager overgelegde begroting van de kosten moetworden aangepast. Wanneer in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt overde hoogte van het geraamde bedrag dan geeft het college dat -- onder vermelding vande redenen -- aan in het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3Het college geeft in het programma tevens de hoogte van het geraamde bedrag aanwaarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van hetgestelde in paragraaf 2.3.
Artikel 10 Overleg over programma en overzicht; advies Onderwijsraad
Als een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over devoorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en devrijheid van inrichting, dan maakt het bevoegd gezag of het college dat kenbaar in het overleg. Dat gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt ook het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.
De bevoegde gezagsorganen en het college worden in het overleg in de gelegenheidgesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van deOnderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar vorengebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld inhet vierde lid.
Het college stuurt zo spoedig mogelijk een afschrift van het door de Onderwijsraaduitgebrachte advies aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijkopvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijkebijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden debevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van hetadvies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt hetcollege of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijkis. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van deOnderwijsraad.
Paragraaf 2.3. Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
Artikel 11 Tijdstip vaststelling
Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is
(bekostigingsplafond) voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Hetcollege kan voor onderdelen een apart plafond vaststellen. Het college stelttegelijkertijd de inhoud van het programma en het overzicht vast.
Het college stelt het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht vast nadatde gemeentebegroting is vastgesteld dan wel in voorkomende gevallen isgoedgekeurd.
De aangevraagde voorzieningen waarmee in het programmajaar kan wordenbegonnen, komen in aanmerking voor plaatsing op het programma voor zover hetcollege heeft vastgesteld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijsopgenomen weigeringgronden van toepassing is.
Daarbij past het college de regels toe met betrekking tot:de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III. Van voorzieningen die in aanmerking komen voor plaatsing op het programma neemt het college, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag of deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, toereikend zijn.
Het overzicht bevat de aangevraagde voorzieningen die, gelet op het bepaalde inartikel 12, eerste lid, niet in het programma zijn opgenomen. Het overzicht geeft pervoorziening aan waarom die niet in het programma is opgenomen.
Artikel 14 Bekendmaking vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht.
Het college maakt de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, hetprogramma en het overzicht binnen twee weken na de datum van vaststelling bekenddoor toezending van de besluiten aan de aanvragers en aan de overige bevoegdegezagsorganen.
Paragraaf 2.4. Uitvoering programma
Artikel 15 Overleg over wijze van uitvoering
Het college treedt binnen vier weken na de vaststelling van het programma in overleg metde aanvrager over de wijze van uitvoering van de voorziening die op het programma isgeplaatst. In dat overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van devoorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over hetvolgende:
Indien het overleg betrekking heeft op de uitvoering van een voorziening als bedoeld inartikel 4, derde lid, laatste volzin (feitelijke kosten), dan geeft de aanvrager aan hoe deaanbesteding van de uitvoering zal plaatsvinden. Daarbij gelden, voor zover vantoepassing gezien de aard van de voorziening, de gestelde richtlijnen als bedoeld inbijlage IV, deel B (financiële normering, feitelijke kosten).
Het college legt de inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet totovereenstemming heeft geleid, schriftelijk vast in een verslag van het overleg en brengtdat verslag binnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis van de aanvrager.Als de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken naontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt -- afhankelijk van de inhoud van het vastgelegde verslag -- geacht dat er overeenstemming of geen overeenstemming is bereikt.
Als het college toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 16, vierde lid, neemt hetcollege binnen vier weken nadat de overeenstemming als bedoeld in het derde lid isbereikt, een beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kannemen. Het bepaalde in artikel 17 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip ingaan bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes.
Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 15, derde lid is bereikt envoorafgaand aan het verlenen van de bouwopdracht, dient de aanvrager -- metinachtneming van de hierover gemaakte afspraken -- de bouwplannen, dedesbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging moet beginnen, terinstemming in bij het college.
Binnen zes weken na ontvangst beslist het college over de instemming met debouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging kanbeginnen. Het college kan deze termijn -- onder mededeling daarvan aan de aanvrager-- verlengen met drie weken. Als niet binnen deze termijn is besloten, wordt geachtinstemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en begint debekostiging op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.Binnen twee weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de begroting enhet tijdstip van ingaan van de bekostiging, deelt het college de beslissing schriftelijkmee aan de aanvrager.
Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college eveneens vast of defeiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma al dan nietgewijzigd. Als het college van oordeel is dat er sprake is van ingrijpendgewijzigde feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostigingin aanmerking.
De instemming met de bouwplannen, de instemming met de begroting, de toetsing ofvoldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en de toetsing ofer sprake is van ingrijpend gewijzigde feiten en omstandigheden kunnen achterwegeblijven, als dat naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is gezien de inhoudvan de in het programma opgenomen voorziening. Het college doet hiervanmededeling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 15.
Nadat het college heeft ingestemd met het bouwplan van een voorziening als bedoeldin artikel 4, derde lid, laatste volzin (feitelijke kosten), overlegt de aanvrager metinachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 15, tweede lid,aan het college de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van devoorziening. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes overhet bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van devoorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging kan ingaan. Het college stelt de aanvrager binnen twee welken na de datum van de beslissing hiervan in kennis. Voor de vaststelling van het bedrag is de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.
Artikel 17 Ingaan bekostiging en uitbetaling bedragen
Het college kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 16, tweede lid of zesde lid over hettijdstip waarop de bekostiging kan ingaan, bepalen dat de beschikbaarstelling van de geldenin termijnen plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een
zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen dievoortkomen uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.
Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging
De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien de aanvrager nietvoor 1 oktober van het jaar volgend op de vaststelling van het programma eenbouwopdracht heeft verleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst isgesloten en een afschrift hiervan niet voor 15 oktober daaropvolgend aan het collegeheeft gezonden. De in de eerste volzin bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk envermeldt de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantalwerkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd.De in de eerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk. In geval van eenhuur- of erfpachtovereenkomst wordt daarin de datum van inwerkingtreding vermeld,alsmede de duur van de overeenkomst. In geval van een koopovereenkomst vermeldtdie de datum van aankoop.
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn alsbedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt door bijzondere omstandigheden die nietaan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager voor 1 september een schriftelijkgemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van de termijn alsbedoeld in het eerste lid.
Een aanvraag om bekostiging van een voorziening die gelet op de voortgang van hetonderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college. De aanvragergebruikt hierbij zo nodig een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Als naar het oordeel van het college een of meer gegevens als bedoeld in het eerste lidontbreken, deelt het college dit binnen twee weken na datum van indienen van deaanvraag schriftelijk mee aan de aanvrager en stelt deze daarbij in de gelegenheid omde ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in tedienen bij het college. Als de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnendie twee weken heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.
Het college wijst de aangevraagde voorziening toe als het college heeft vastgesteld dathet treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstelkan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs opgenomenweigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het college de regelstoe met betrekking tot:
Het college vermeldt welk genormeerd bedrag ingevolge bijlage IV, deel A voor detoegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld, dan wel het geraamde bedrag alshet een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin (feitelijkekosten). Bij de beschikking stelt het college vast voor welke datum een bouwopdrachtmoet zijn verleend, dan wel een huur-, koop- of erfpachtovereenkomst moet zijngesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college moet zijntoegezonden. De datum waarop een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel eenhuur-, koop- of erfpachtovereenkomst moet zijn gesloten, ligt niet eerder dan zes maanden na de datum van de beschikking van het college.
Artikel 23 Uitvoering beslissing
Na de bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij eenvergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met deaanvrager over de wijze van uitvoering.Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij overeenkomstig van toepassing,met uitzondering van de in artikel 16, lid 2 genoemde termijn van zes weken, waarvoormoet worden gelezen: drie weken.
Artikel 24 Vervallen aanspraak bekostiging
Als niet voor de in artikel 22, derde lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht isverleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is afgesloten en eenafschrift daarvan is gezonden aan het college, vervalt de aanspraak op bekostiging.Ten aanzien van de inhoud van een bouwopdracht, dan wel een koop-, huur- oferfpachtovereenkomst is het daarover gestelde in artikel 18, eerste lid van overeenkomstige toepassing.
De aanspraak op bekostiging vervalt niet, als de overschrijding van de datum isveroorzaakt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe terekenen en de aanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum eenschriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van determijn.
Hoofdstuk 4 Bekostiging van bouwvoorbereiding
Het bevoegd gezag dat van plan is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op hetprogramma van een voor blijvend gebruik bestemde voorziening als bedoeld in artikel3, kan daaraan voorafgaand een aanvraag indienen bij het college voor bekostigingvan de kosten van de bouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment van aanbesteding van die voorziening.
Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, deelt het college dat voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager en stelt hem in de gelegenheid om voor 15 maart de gegevens aan te vullen. Als de aanvrager devereiste ontbrekende gegevens niet voor 15 maart heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het college maakt dit besluit aan de aanvrager bekend binnen vier weken na het verstrijken van de hersteltermijn.
Artikel 26 Toelichting en overleg aanvraag
Voordat het college besluit over de aanvraag voor bekostiging van bouwvoorbereiding,treedt het college in overleg met de aanvrager. Dit overleg over de aanvraag vindtplaats tezamen met het overleg over programma en overzicht als bedoeld in artikel 10,eerste lid. De leden twee, drie en vier van artikel 10 zijn daarbij van overeenkomstigetoepassing.
Artikel 27 Beschikking op de aanvraag
Als het college de aanvraag toewijst, vermeldt ze in de beschikking tot welk bedrag dekosten van bouwvoorbereiding worden vergoed. Het bedrag kan in termijnen aan deaanvrager beschikbaar worden gesteld, echter op een zodanig tijdstip dat de aanvragerkan voldoen aan de financiële verplichtingen jegens derden die hij heeft ingeschakeldbij de bouwvoorbereiding.
Artikel 28 Vervallen aanspraak bekostiging
De aanspraak bekostiging van bouwvoorbereiding vervalt, indien de aanvrager niet voor 15september van het jaar dat volgt op het jaar waarin de beschikking is genomen,daadwerkelijk is gestart met de bouwvoorbereiding en niet voor 1 oktober daaropvolgendinformatie heeft verstrekt aan het college waaruit dit blijkt.
Hoofdstuk 5 Vordering voor medegebruik en verhuur
Paragraaf 5.1. Vordering voor medegebruik voor onderwijs of educatie
Artikel 29 Aanduiding omstandigheden
Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein,bestemd voor een school, indien:
Artikel 30 Omschrijving leegstand
Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:
a.wanneer het betreft een gebouw voor een school voor basisonderwijs, indien uitde vergelijking van het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte zoalsberekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw invierkante meters bruto vloeroppervlakte zoals vastgesteld op basis van bijlage III,deel A blijkt dat er ten minste een aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakteter grootte van de in bijlage III deel C onder § 1.1. genoemde drempelwaarde nietnodig is voor de daar gevestigde school of scholen.
Artikel 32 Overleg en mededeling
Als het college van plan is om over te gaan tot vordering van leegstand in eenlesgebouw of gymnastiekruimte, voert het college daarover overleg met het bevoegdgezag waarvan de leegstand wordt gevorderd en met het bevoegd gezag waarvoor dehuisvesting is bestemd. Dit overleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel10.
Binnen vier weken na de vaststelling van het programma als bedoeld in artikel 11, doethet college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvanhet college vordert. Het college kan van deze mededeling afzien als dat bevoegdgezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering tehebben.
Als het college van plan is om over te gaan tot vordering in het kader van eenaanvraag als bedoeld in artikel 19 (spoedprocedure), voert het college daarover zospoedig mogelijk overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand wordtgevorderd en met het bevoegd gezag waarvoor de huisvesting is bestemd.
Binnen een week na het overleg als bedoeld in het vorige lid, doet het collegeschriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderdwordt. Het college kan van deze mededeling afzien als dat bevoegd gezag in hetoverleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de vordering te hebben.
Paragraaf 5.2 Vordering voor medegebruik voor maatschappelijke doeleinden (ex artikel 107 WPO)
Artikel 34 Aanduiding omstandigheden
Het college kan overgaan tot vordering van leegstand voor gebruik voor culturele,recreatieve of andere maatschappelijke doeleinden indien er sprake is van leegstand vaneen lesgebouw zoals bedoeld in artikel 30.
Artikel 35 Overleg en mededeling
Binnen vier weken na afloop van het overleg doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voor zover het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming bestond. Als het bevoegd gezag in het overleg te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan het college afzien van de schriftelijke mededeling als hier bedoeld.
Hoofdstuk 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 37 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud
Nadat een gebouw of terrein niet meer voor het bevoegd gezag nodig is voor dehuisvesting van een school wordt het gebruik van het gebouw of het terrein zo spoedigmogelijk beëindigd, doch uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en hetbevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of op de datum zoals vastgestelddoor gedeputeerde staten bij de beslissing als bedoeld in de Wet op het primaironderwijs inzake een geschil over de totstandkoming van een gezamenlijke akte.
Het college en het bevoegd gezag overleggen over de staat van onderhoud. In hetoverleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnogdoor het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag het bevoegd gezag in deplaats daarvan aan het college betaalt. Indien het overleg niet tot overeenstemmingleidt, stellen partijen vast welke handelwijze wordt gevolgd.
Hoofdstuk 7 Gebruik en vergoeding gymnastiekruimte
Artikel 38 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik
Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voor het daaropvolgende schooljaar op basis vaningediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik doorbasisscholen van de in Oostzaan gelegen gymnastiekruimten. Hiertoe wordt hetgewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van degymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren pergymnastiekruimte.
Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende inacht:
_ 1 kilometer hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van tenminste 20 klokuren;
_ 3,5 kilometer hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van tenminste 15 klokuren;
_ 7,5 kilometer hemelsbreed bij noodzakelijk gebruik van tenminste 5 klokuren.
Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs de volgendegegevens:
Voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge artikel 38, eerste lid voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school. Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.
Het college stuurt het voorstel tot inroostering binnen twee weken na vaststelling toeaan de bevoegde gezagsorganen van de basisscholen. De bevoegde gezagsorganenworden daarbij uitgenodigd voor een overleg over het voorstel. Dit overleg vindt plaatsbinnen twee weken na toezending van het voorstel. In het overleg worden devertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen in de gelegenheid gesteld tereageren op het voorstel tot inroostering.
Het college stelt voor 15 juni en met inachtneming van de reacties van de bevoegdegezagsorganen de definitieve inroostering vast van het gebruik van degymnastiekruimten voor het volgende schooljaar. Als het college daarbij afwijkt van dereacties van de bevoegde gezagsorganen, dan motiveert het college dat.
Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de bevoegdegezagsorganen een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering in debeschikbare gymnastiekruimten van de basisscholen die onder hun gezag staan. Dezemededeling is te beschouwen als een beslissing in de zin van artikel 22 en, indien vantoepassing, een beslissing in de zin van artikel 32, vierde lid.
Het college stelt jaarlijks de normbedragen vast die in het kader van deze verordeningworden gehanteerd voor de vergoeding van de voorzieningen, en wel op basis van de inbijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.