Organisatie | Waterschap Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Legesverordening Waterschap Rivierenland 2011 |
Citeertitel | Legesverordening Waterschap Rivierenland 2011 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Externe bijlage | exb-2016-4346 |
1) Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 26-11-2011
2) Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 10-12-2010
Waterschapswet, artt. 110, 113 en 115
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 26-11-2011 Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 10-12-2010 | 201034291 |
Artikel 1 Wat zijn leges en waar betaalt u leges voor?
Leges zijn de kosten die in rekening worden gebracht voor bepaalde diensten van het waterschap. In de tabel bij deze verordening staat om welke diensten en kosten het gaat.
Artikel 4 Criteria en tarieven
De leges worden in rekening gebracht volgens de criteria en de tarieven die zijn opgenomen in de tabel.
Een deel van de leges voor de vergunning- en ontheffingverlening wordt niet in rekening gebracht:
Artikel 9 Nadere regels door het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven over het in rekening brengen en het invorderen van de leges.
Tarieventabel, behorend bij de Legesverordening Waterschap Rivierenland 2011
Het tarief bedraagt voor het verstrekken van:
Hoofdstuk V Vergunning- en ontheffingverlening
Hoofdstuk VI Externe advieskosten
Toelichting bij de Legesverordening Waterschap Rivierenland 2011
De bestaande opzet van de Legesverordening is gehandhaafd. In de verordening zijn de materiële en formele belasting-bepalingen opgenomen. In een afzonderlijke tabel bij de verordening wordt de omschrijving van de belastbare feiten en tarieven vermeld. Zo'n tweedeling ligt voor de hand als een groot aantal belastbare feiten moet worden omschreven en heeft als voordeel dat wijziging van de tarieven betrekkelijk gemakkelijk kan plaatsvinden.
Het waterschap mag leges heffen op grond van artikel 115 Waterschapswet. De leges zijn waterschapsbelastingen. De Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet zijn van toepassing.
Het legaliteitsbeginsel en het beginsel van de rechtszekerheid brengen met zich mee dat de belasting-verordening in ieder geval de volgende elementen moet bevatten:
Deze vereisten waaraan een belastingverordening moet voldoen zijn ook opgenomen in artikel 111 van de Waterschapswet. De Hoge Raad heeft over de kenbaarheid van bovengenoemde elementen (i.c. het tarief) geoordeeld dat de belastingverordening aan de belastingplichtige op voldoende duidelijke wijze inzicht moet geven in het beloop van het van hem te heffen bedrag (vgl. HR 1 maart 1989, nr. 25996, BNB 1989/127). Uit de algemene bewoordingen van de Hoge Raad mag worden afgeleid dat ook voor andere elementen dan het tarief de verordening uitsluitsel zal moeten bieden.
Oorspronkelijk werden onder de benaming 'leges' schrijfkosten in rekening gebracht als vergoeding voor door de gemeenten verstrekte diensten. Geleidelijk is hierin verandering gekomen.
In dit verband wordt ook gewezen op artikel 115 van de Waterschapswet. Dit artikel voorziet niet alleen in de bevoegdheid tot het heffen van rechten voor het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten. Maar ook biedt dit artikel de mogelijkheid rechten te heffen voor het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen.
Het legesbegrip is vooral tot ontwikkeling gekomen in de sfeer van de legesheffing door de gemeenten. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt een ruime uitleg van het begrip leges. In de visie van de Hoge Raad geeft de wettekst noch de wetsgeschiedenis aanleiding tot de opvatting dat legesheffing beperkt zou moeten blijven tot de kosten verbonden aan het op schrift stellen van bij bepaalde administratieve diensten behorende stukken. , Maar het gaat om heffingen welke op de vergoeding van die diensten zelf zijn gericht (HR 1 juli 1969, nr. 16165, BNB 1969/185). Voor de verschuldigdheid van leges voor het verlenen van een vergunning is niet vereist dat door of vanwege de gemeente meer of andere diensten worden verricht dan de administratieve dienst, bestaande uit de enkele verlening van de vergunning. Zo oordeelde de Hoge Raad. Zij baseert dit standpunt op de overweging dat de wetgever geen rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de van gemeentewege verrichte dienst heeft willen eisen (HR 4 maart 1981, nr. 20037, BNB 1981/142). In latere uitspraken, zoals in Hof 's-Gravenhage van 10 september 1997, nr. 95/2750-E-7, wordt herhaald dat een rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de verstrekte dienst niet is vereist.
Kort samengevat kan worden gesteld dat alle kosten die rechtstreeks samenhangen met de dienstverlening voor verhaal door middel van legesheffing in aanmerking komen. Er hoeft echter geen rechtstreeks verband te bestaan tussen de hoogte van de leges die in een individueel geval worden geheven en de kosten die de overheid in dit individuele geval heeft moeten maken.
Voor de goede orde wordt hier opgemerkt dat voor het downloaden van informatie door middel van internet geen leges in rekening worden gebracht.
Bij het voorgaande moet worden opgemerkt dat de heffing van leges op een tweetal punten beperkt wordt:
Een aantal kosten is nadrukkelijk van legesheffing uitgesloten. Dit betreft:
Aangenomen mag worden dat de mogelijkheid tot legesheffing een begrenzing vindt in het begrip dienst. Aan dit begrip wordt wel nader inhoud gegeven door te spreken van activiteiten die gericht zijn op de bevordering van het individuele belang van de aanvrager (HR 9 december 1987, nr. 24892, BNB 1988/117). De Waterschapswet spreekt uitdrukkelijk over het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen. Dat wil zeggen dat legesheffing niet mogelijk is voor het verlenen of wijzigen van een vergunning zonder dat daaraan een verzoek van de aanvrager van de vergunning ten grondslag ligt. Legesheffing onafhankelijk van het resultaat van de behandeling, dus bijvoorbeeld in het geval de vergunning wordt geweigerd, is echter wel toegestaan. Het heffen van leges in die gevallen waarin ambtshalve vergunningen worden verleend of gewijzigd valt dus niet binnen de reikwijdte van de verordening. Het is ook niet mogelijk voor straf een extra opslag op de leges in rekening te brengen. Een verschil in tarief kan alleen gerechtvaardigd worden door een andere vorm van dienstverlening en een daarmee samenhangend afwijkend kostenverloop.
De tariefberekening moet een relatie hebben met de kosten die het waterschap voor de dienstverlening maakt. Omdat deze kosten van diverse factoren afhankelijk zijn en sterk uiteen kunnen lopen, zullen deze per waterschap tot verschillende uitkomsten kunnen leiden. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft in 2010 een Handreiking kostentoerekening leges en tarieven opgesteld. Deze handreiking is als uitgangspunt gehanteerd.
Op 17 september 2010 heeft het Algemeen Bestuur van Waterschap Rivierenland besloten om de kostendekking van de totale vergunningverlening met ingang van 2011 jaarlijks met 5% te laten stijgen totdat een dekking van 75% is bereikt. Uitgangspunt hierbij is dat de kosten van vergunningverlening naar redelijkheid en billijkheid worden verdeeld over de verschillende categorieën vergunningen.
Dit heeft geresulteerd in een basistarief van € 250,-- voor een standaardvergunning, vermeerderd met een opslag daar waar het de volgende situaties betreft:
Voor werken of werkzaamheden van betrekkelijk eenvoudige aard (bijvoorbeeld een eenvoudig trapje op de dijk of een tuinhekje) kan op grond van artikel 5.1.2. een apart tarief (€ 50,--) worden gehanteerd, zodat de legeskosten de kosten van de voorziening niet overstijgen. Dit om te voorkomen dat de legeskosten buitenproportioneel hoog zijn in relatie tot de voorziening.
De te verwachten kosten van vergunningverlening voor 2011 worden conform onderstaand overzicht geraamd op € 2.500.000,--. Deze berekeningen zijn gebaseerd op de kosten en aantallen van begroting 2010. Om in 2011 tot het gewenste dekkingspercentage van 55% van de totale vergunningverlening te komen, is een legesopbrengst vereist van € 1.375.000,--. De tarieven zijn gedifferentieerd naar diverse categorieën, waarbij zoals hierboven al gemeld, het uitgangspunt is geweest om de kosten van vergunningverlening naar redelijkheid en billijkheid te verdelen over de verschillende categorieën vergunningen.
Dit artikel bevat de aanduiding van het belastbare feit: 'het verlenen van diensten'. De uitwerking hiervan vindt plaats in de bij de verordening behorende tabel. In het kader van de ontheffing- en vergunningverlening is in deze tabel gekozen voor de verschuldigdheid van de leges bij het in behandeling nemen van de aanvraag en niet voor de verschuldigdheid in het kader van de afgifte van de ontheffing of vergunning.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is het noodzakelijk om deze ambtenaar expliciet te noemen omdat de Waterschapswet nu bepaalt, dat een aantal bevoegdheden op grond van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen, rechtstreeks aan deze ambtenaar worden toegekend (attributie).
Deze bepaling bevat de aanwijzing van de belastingplichtige. De aanvrager van de dienst en degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde leges.
De dagtekening van de legesnota is onder meer van belang voor de termijn van zes weken (art. 6:7ev Awb en 22j Awr), waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt tegen de verschuldigdheid van de leges. In het tweede lid van dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om voor de legesheffing met voorlopig gevorderde bedragen te werken.
Uitgangspunt is dat de leges moeten worden betaald op het tijdstip, waarop de kennisgeving wordt gedaan. In de gevallen waarin een kennisgeving wordt toegezonden, is dit niet mogelijk. De betaling van de leges moet dan plaatsvinden binnen een bepaalde, in het eerste lid van artikel 7 te noemen termijn.
Omdat de belastingplicht ontstaat op het moment dat de aanvrager een dienst aanvraagt, is ook leges verschuldigd indien een aanvraag tot vergunning wordt geweigerd of indien de aanvraag wordt ingetrokken. Omdat het in zo'n situatie niet redelijk is om het hele legesbedrag in rekening te brengen, wordt slechts 50% van de leges in rekening gebracht. Deze bevoegdheid ontleent het waterschap aan artikel 134 van de Waterschapswet.
Toelichting bij de tarieventabel
In dit hoofdstuk is de legesheffing opgenomen voor het verstrekken van diensten, die niet in de andere hoofdstukken van de tabel zijn omschreven. Dit houdt in, dat hoofdstuk I van toepassing is, tenzij een van de volgende hoofdstukken anders bepaalt.
Ten aanzien van artikel 1.7 wordt opgemerkt dat volgens de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) een ieder houders van persoonsregistraties (waaronder waterschappen) kan verzoeken of hem betreffende persoonsgegevens in de registratie zijn opgenomen en of ter zake gegevens aan derden zijn verstrekt (artt. 39 en 40 van genoemde wet).
Conform artikel 39 Wbp bedragen de kosten van een bericht als bedoeld in artikel 35 van de Wbp ten hoogste € 10,--.
De hoofdstukken II, III en IV spreken voor zich.
Hoofdstuk V is voor een deel in de toelichting "algemeen deel" toegelicht.
Hoofdstuk V van de tarieventabel is niet van toepassing op watervergunningen voor directe lozingen van stoffen op oppervlaktewater of een zuiveringstechnisch werk ingevolge artikel 6.2 van de Waterwet (voormalige WVO-vergunningen). De wetgever heeft in het verleden in de WVO bewust vastgelegd dat hiervoor geen leges geheven kunnen worden. De WVO is ingetrokken met inwerkingtreding van de Waterwet. Voor directe lozingen van stoffen in oppervlaktewater of een zuiveringstechnisch werk worden nog alleen watervergunningen verleend. Voor zulke watervergunningen wordt geen leges geheven.
Voor wat betreft de tarieven die zijn genoemd in de artikelen 5.2.1. en 5.2.2. kan het volgende worden opgemerkt. De ondergrens van € 5000,-- heeft te maken met de achterliggende gedachte dat de meeste eenvoudige (vaak particuliere) voorzieningen vaak onder dit bedrag blijven. Bij grotere projecten waarbij de kosten hoger liggen, verlangt de complexiteit van de zaak een grotere tijdsinzet. Om te voorkomen dat de legeskosten onevenredig hoog worden, is een plafond van € 23.000,-- ingebouwd. Dit bedrag is vastgesteld op de vooronderstelling dat ook de grootste projecten met dit bedrag zullen worden gedekt.
In artikel 5.3.2. wordt het in artikel 5.1.1. genoemde tarief van € 250,-- vermeerderd met € 4,-- per 1000 m3. Hierbij wordt opgemerkt dat voor het bepalen van het aantal m3 wordt uitgegaan van de hoeveelheid die in de aanvraag is aangegeven. Bovendien wordt het bedrag van € 4,-- berekend per volle 1000 m3 en niet per deelhoeveelheden.
In sommige gevallen zal het nodig zijn om bij de beoordeling van de aanvraag een externe deskundige te betrekken omdat het dan gaat om deskundigheid waar het waterschap niet over beschikt. De kosten daarvan kunnen samen met het legesbedrag in rekening worden gebracht. Die kosten moeten op basis van een begroting aan de aanvrager worden meegedeeld, voordat de aanvraag in behandeling wordt genomen. In dat geval is er dus nog geen sprake van belastingplicht. Pas nadat de aanvrager de aanvraag daarna zal handhaven, kan deze in behandeling worden genomen. De leges, inclusief het bij begroting voorgelegde bedrag kunnen pas vanaf dat moment in rekening worden gebracht.