Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingDetailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2007
CiteertitelDetailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-12-200730-07-2015nieuwe regeling

18-06-2007

Huis aan Huis; 12 december 2007

176682

Tekst van de regeling

Detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2007

Inleiding

Vanwege een aantal ontwikkelingen vanaf 2003 verdient het aanbeveling het Leeuwarder detailhandelsbeleid te actualiseren. Het betreft hier o.a.:

  • ·

    het recent door Provinciale Staten vastgestelde Streekplan Fryslân 2006, waarin de decentralisatie van het detailhandelsbeleid vanuit het rijk zijn uitwerking heeft gevonden;

  • ·

    de impact van het project Nieuw Zaailand;

  • ·

    de versterking van de positie van de binnenstad door flankerend beleid;

  • ·

    de afronding van de “De Centrale” met nieuwe megawinkels;

  • ·

    de trend tot schaalvergroting bij supermarkten in wijkwinkelcentra in verband met aanpassingen aan de eisen van deze tijd en actuele planontwikkelingen bij een aantal winkellocaties. Het gaat hier om de Vrijheidswijk (herstructurering), Bilgaard (herontwikkeling als gevolg van brand), Cambuurplein (stadionontwikkeling), Zuiderburen (uitbreiding) en De Zuidlanden (planning omvang nieuwe wijk- en/of stadsdeelvoorziening);

  • ·

    uitwerking van het beleid voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV) in westelijk Leeuwarden;

  • ·

    afschaffing van de verplichting om een distributieplanologisch onderzoek (dpo) aan te leveren voor PDV-winkels en supermarkten;

  • ·

    ontwikkelingen op het terrein van de ambulante detailhandel.

Voorgeschiedenis

Na vaststelling van het rapport “De hoofdlijnen van detailhandelsbeleid 1998-2003” eind september 1998 werd het detailhandelsbeleid eind 2000 voor het laatst in algemene zin geëvalueerd. Nadien heeft de gemeenteraad begin 2004 het thematische detailhandelsrapport “Herijking PDV/GDV-beleid” vastgesteld. Ten behoeve van het project Nieuw Zaailand is onderzoek verricht naar de invullingsmogelijkheden en effecten op de detailhandel. (BRO-rapport mei 2005) Deze rapporten dienen als onderlegger voor de “De detailhandelsstructuurvisie Leeuwarden 2007”.

De in deze rapportage gebruikte afkorting “PDV” staat voor perifere

detailhandelsvestigingen met volumineuze goederen, zoals meubelzaken, bouwmarkten, tuincentra en ABC-goederen (auto’s, boten en caravans). Bij het begrip “GDV” gaat het om grootschalige detailhandelsvestigingen buiten de binnenstad in alle overige branches, die in Fryslân alleen buiten de kernwinkelgebieden zijn toegelaten op winkelplein “De Centrale”. Leeuwarden heeft echter op basis van onderzoek in 1997 gekozen om met de ontwikkelaar van “De Centrale” een convenant te sluiten en in het betreffende bestemmingsplan branchebeperkingen aan te brengen om zo aantasting van de winkelfunctie van de binnenstad en de wijkwinkelvoorzieningen te voorkomen.

Samengevat kende het oorspronkelijke vastgestelde en het daarna geëvalueerde detailhandelsbeleid drie pijlers:

  • 1.

    een fijnmazige verzorgingsstructuur voor de dagelijkse voorzieningen met als uitgangspunt, dat er op korte afstand van de woning minimaal een supermarkt aanwezig moet zijn;

  • 2.

    een goed bereikbaar attractief hoofdwinkelcentrum met voldoende parkeergelegenheid;

  • 3.

    een sterke regionale functie op het gebied van PDV/GDV.

De herijking van het PDV/GDV-beleid in 2004 kende samengevat de volgende conclusies en aanbevelingen:

  • ·

    de ruimte voor GDV op winkellocatie “De Centrale” werd tot einde van het jaar 2003 nog niet volledig benut;

  • ·

    de gereserveerde GDV marktruimte voor de binnenstad werd tot einde van het jaar 2003 niet gebruikt en kan daarom alsnog worden -toegevoegd aan de GDV marktruimte voor “De Centrale”;

  • ·

    er is geen markruimte voor tweede GDV-locatie in Leeuwarden; daarom voortzetting van het alleenrecht voor GDV-locatie “De Centrale” ter verkrijging van voldoende kritische massa binnen de marktruimte in Fryslân;

  • ·

    geen medewerking aan de vestiging van een megafoodketen;

  • ·

    een verlaging van de oppervlaktemaat van grote GDV-winkels van 1500 naar 1000 m2 is wenselijk en moet nader worden onderzocht;

  • ·

    Er is op termijn ook ruimte voor PDV in de Zuidlanden;

  • ·

    De omgeving van het evenemententerrein achter het WTC-Expo (FEC) is de meest logische vestigingslocatie voor grootschalige leisure;

  • ·

    Er is voldoende aandacht en ruimte voor de eigen potenties van de binnenstad door complementair PDV/GDV-beleid;

  • ·

    De monopoliepositie van “De Centrale” voor vestiging van nieuwe meubelzaken wordt opgeheven en er komen nieuwe vestigingsmogelijkheden voor perifere detailhandel in westelijk Leeuwarden (o.a. businesspark).

Beknopte terugblik/evaluatie

In algemene zin kan op dit moment worden vastgesteld, dat het (in 2003 bijgestelde) detailhandelsbeleid vanuit het sturingsperspectief van de gemeentelijke overheid afgelopen jaren redelijk houdbaar is gebleken.

De voorzieningenstructuur in onze gemeente blijft in relatie met de marktontwikkelingen goed op orde en er is geen sprake (geweest) van duurzame ontwrichting als gevolg van nieuwe winkelprojecten of uitbreidingen.

Naast het streven om de wijk- en buurtvoorzieningen op peil te houden, voert de gemeente al jaren succesvol een tweesporenbeleid op detailhandelsgebied. Buiten het primaat voor het hoofdwinkelcentrum van de binnenstad is op zorgvuldige en complementaire wijze met succes ingezet op de vestiging van grootschalige winkels aan het winkelplein “De Centrale”.

INHOUD

Inleiding

Inhoud

Samenvatting

1. Doelstellingen van het actuele detailhandelsbeleid

2. Binnenstad en winkelplein “De Centrale”

2.1. Versterking van de binnenstad met de winkelinvulling van Nieuw Zaailand

2.2. Uitvoering binnenstadsmonitor 2007

3. Invulling vervolgfase winkelplein “De Centrale”

3.1.Planologischeinpassingvandedetailhandelsvisiem.b.t. winkelcentrum“DeCentrale” in samenhang met nieuw convenant

3.2. Vernieuwing convenant

3. Instandhouding/verbetering wijkwinkelcentra (supermarktbeleid)

3.1 Normatieveomrekenfactor bvo/wvo

3.2 Herstructurering Vrijheidswijk en Bilgaard

3.2.1 Vrijheidswijk/Blitsaerd

3.2.2 Bilgaard

3.3Philipsterrein/WTCExpo

3.4 De Zuidlanden/Techum/Werpsterhoek/stadsas

3.5 Bijzondere winkelvoorzieningen voor levensmiddelen

4. Perifere Detailhandelsvestigingen (PDV)

4.1 Detailhandelopbedrijventerreinen

4.2 UitwerkingPDV-beleidwestelijkLeeuwarden

4.3 Afschaffingvandeverplichtingomeendistributieplanologischonderzoek (dpo) aan te leveren voor PDV-winkels en supermarkten

5. Ambulante detailhandel (markten + standplaatsenbeleid)

6. Flankerend beleid

6.1Koopzondagen

6.2Parkeerbeleid/bereikbaarheid

6.3BestuurlijkPlatformCentrummanagement

6.4 Convenantdetailhandel

6.5 Avondwinkelbeleid

SAMENVATTING

Doelstelling van het detailhandelsbeleid

De volgende doelstellingen gelden voor het Leeuwarder detailhandelsbeleid:

  • 1.

    Leeuwarden is en blijft de koopstad van Fryslân. Dit vertaalt zich voor wat betreft deze bovenregionale functie in de volgende uitgangspunten:

    • a.

      De binnenstad is speerpunt van beleid als het gaat om het in stand houden en verbeteren van een attractief hoofdwinkelcentrum;

    • b.

      Complementair aan en in balans met de binnenstad werkt de gemeente in samenspraak met de ontwikkelaar aan een kwalitatieve afronding van het concept voor megawinkels op locatie “De Centrale”;

    • c.

      Leeuwarden biedt voldoende ruimte aan de traditionele perifere detailhandel (woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra);

    • d.

      Leeuwarden-zuid (Werpsterhoek/stadsas) behoort binnen de Friese detailshandelverhoudingen ruimte te bieden aan een hypermarché;.

  • 2.

    Voor het lokale en subregionale niveau is de instandhouding van buurt- en wijkwinkels voor dagelijkse boodschappen uitgangspunt van beleid;

  • 3.

    Flankerend beleid met betrekking tot planologie, bereikbaar-heid, parkeren en promotie zijn mede bepalend voor de succesvolle realisatie van de doelstellingen vanuit het detailhandelsbeleid.

Onderbouwing van de detailhandels(structuur-)visie

De onderbouwing van de detailhandels(structuur-)visie heeft plaats gevonden door de volgende onderzoeken als onderlegger te gebruiken:

onderzoeksrapport BRO (mei 2005): Project Nieuw Zaailand, invullingsmogelijkheden en effecten detailhandel;

onderzoeksrapport Ecorys (april 2006): Verdere ontwikkeling PDV-GDV locatie “De Centrale”;

Onderzoeksrapport Goudappel Coffeng “Distributieve effectanalyse uitbreiding “De Centrale” maart 2007 + aanvullend onderzoek mei 2007;

het Streekplan Fryslan (2007) en het daarop gebaseerde onderzoek van december 2005 van Goudappel Coffeng.

Deze rapportages liggen ter inzage.

Uitwerkingen van de detailhandels(structuur-)visie

Het in de structuurvisie geformuleerde detailhandelsbeleid zal op de volgende wijze nader worden uitgewerkt:

  • ·

    versterking winkelareaal binnenstad door invulling nieuwe winkels in het kader van het project Nieuw Zaailand;

  • ·

    de beleidskeuze om de maximale omvang van supermarkten te gaan verankeren in de nog op te stellen bestemmingsplannen o.a. van belang voor Vrijheidswijk/Blitsaerd, Bilgaard en de Zuidlanden;

  • ·

    een wijzigingsplan voor “De Centrale” vast te stellen in samenhang met een vernieuwing van het convenant met de ontwikkelaar;

  • ·

    uitwerking vestigingsbeleid voor de traditionele perifere detailhandel (PDV) in westelijk Leeuwarden;

  • ·

    afschaffing van de verplichting om een distributieplanologische onderzoek aan te leveren voor traditionele PDV-winkels;

  • ·

    formulering helder beleid voor ambulante handel en keuze (tijdelijke) vestigingsplaatsen voor (waren)-markten;

  • ·

    monitoring kwaliteit flankerend beleid (uitvoering binnenstadmonitor in 2007);

  • ·

    regulier overleg met de detailhandelssector en andere overheden.

Koopstad nr. 1 in Fryslân

./bijschrift

[Klik hier om het document te downloaden] 1. Doelstellingen van het actuele detailhandelsbeleid

Aan de actualisatie van het Leeuwarder detailhandelsbeleid zoals verwoord in deze structuurvisie liggen een aantal doelstellingen ten grondslag. Voor het overgrote deel gaat het hierbij om reeds eerder geformuleerde doelstellingen. Op basis van actuele (markt)ontwikkelingen zijn deze doelstellingen tegen het licht gehouden en zonodig aangescherpt en geactualiseerd.

Een gezonde detailhandelsstructuur van Leeuwarden bevat de volgende thema’s:

  • -

    Een sterke binnenstad met grote regionale aantrekkingskracht die gebaseerd is op een volledig winkelaanbod, de historische kwaliteit en adequate bereikbaarheid.

  • -

    Een sterke GDV locatie De Centrale met regionale aantrekkingskracht die in de eerste plaats aanvullend is op de binnenstad ten behoeve van ruimtebehoevende formules in niet volumineuze artikelen die afhankelijk zijn van parkeren voor de deur.

  • -

    Een sterk PDV aanbod ten behoeve van volumineuze artikelen.

  • -

    Een passende dagelijkse verzorgingsstructuur.

Dit is vertaald in de volgende doelstellingen voor het Leeuwarder detailhandelsbeleid:

  • 1.

    Leeuwarden is en blijft koopstad nummer één van Fryslân. Daarbij gelden voor wat betreft deze bovenregionale functie de volgende uitgangspunten:

    • a.

      De binnenstad is speerpunt van beleid als het gaat om het instandhouden en verbeteren van een attractief hoofdwinkel-centrum;

    • b.

      Er komt een solide afronding van het concept voor megawinkels op locatie “De Centrale” complementair aan en in balans met de binnenstad;

    • c.

      Leeuwarden biedt voldoende ruimte aan de traditionele perifere detailhandel (auto’s, boten, caravans, woninginrichting, bouwmarkten en tuincentra);

    • d.

      Binnen de Friese detailhandelsverhoudingen behoort Leeuwarden-zuid (Werpsterhoek/stadsas) in de toekomst, naast de traditio-ele PDV, ook ruimte te bieden aan een hypermarché.

  • 2.

    Voor het lokale en subregionale niveau is de instandhouding van buurt- en wijkwinkels voor dagelijkse boodschappen uitgangspunt van beleid;

  • 3.

    Voor een succesvolle realisatie van het detailhandelsbeleid is flankerend beleid nodig met betrekking tot planologie, bereik-baarheid, parkeren, promotie, communicatie en monitoring.

In de volgende hoofdstukken worden ten behoeve van de realisatie van bovenstaande doelstellingen diverse beleidsuitgangspunten en –regels geformuleerd. Voor een deel zullen deze nog nader dienen te worden uitgewerkt.

Het betreft hier:

  • ·

    De uitvoering van het project Nieuw Zaailand en de instelling van een brancheadviescommissie voor de concrete winkelinvulling;

  • ·

    de uitvoering van een binnenstadsmonitor in het jaar 2007 om een beeld te krijgen van het functioneren van hoofdwinkelcentrum en de kwaliteit ervan;

  • ·

    de formulering van spelregels om de behoefte aan schaalvergroting bij supermarkten te beheersen;

  • ·

    voorstellen om te komen tot een solide afronding van het winkelplein “De Centrale”;

  • ·

    een beperkte aanpassing van de zone waarin vrijstellingen voor PDV worden toegepast in het westen van Leeuwarden;

  • ·

    de afschaffing van de verplichting om in alle gevallen een distributieplanologisch onderzoek aan te leveren voor de traditionele PDV-winkels en supermarkten;

  • ·

    de formulering van helder beleid voor de ambulante handel en de keuze van (tijdelijke) vestigingsplaatsen voor (waren)-markten;

  • ·

    de aandacht voor flankerend beleid en communicatie met belanghebbenden.

  • ·

    het voeren van regulier overleg met de detailhandelssector;

Binnenstad Speerpunt

Binnenstad

2. Binnenstad en winkelplein “De Centrale”

2.1. Versterking van de binnenstad met de winkelinvulling van Nieuw Zaailand.

De binnenstad is speerpunt van beleid. Er vindt versterking van het winkelareaal plaats door realisering van het multifunctionele project Nieuw Zaailand. Dit is gebaseerd op het rapport “Gemeente Leeuwarden project Nieuw Zaailand”; invullingsmogelijkheden en effecten op de detailhandel. (BRO-rapport mei 2005)

Omtrent de globale winkelontwikkeling binnen dit belangrijke binnenstadsproject heeft inmiddels besluitvorming op hoofdlijnen plaatsgevonden. Het is voor de nadere invulling van groot belang dat het nieuwe winkelaanbod bij voorkeur in het hoge segment, maar tenminste in het middensegment plaatsvindt en dat dit aanbod aanvullend is ten opzichte van het bestaande binnenstadsaanbod. Deze ambitie kan eventueel ook indirect door een verhuisketen van winkels worden gerealiseerd. De in te stellen brancheringsadviescommissie moet met voldoende kennis van de locale situatie op dit punt alert zijn. Uiteindelijk ligt hier het primaat bij de markt.

Nieuw Zaailand

./bijschrift

2.2. Uitvoering binnenstadsmonitor 2007.

In het kader van nieuw beleid heeft de gemeenteraad voor het jaar 2007 middelen beschikbaar gesteld om een binnenstadsmonitor uit te voeren om het actuele functioneren van de binnenstad als koopcentrum in beeld te brengen. Dit onderzoek zal een vergelijking opleveren met de situatie in 2002 en fungeert tevens als 0-meting voor de effecten van het nog uit te voeren winkelproject Nieuw Zaailand. Dit onderzoek zal ook het combinatie-effect binnenstad/winkelplein “De Centrale” verder in beeld brengen.

2.3. Invulling vervolgfase winkelplein “De Centrale”

Om te komen tot een concrete invulling van de laatste ontwikkelfase van het winkelcomplex “De Centrale” is er gericht vooronderzoek verricht door twee onderzoeksbureaus. Ecorys Vastgoed heeft advies uitgebracht over het te hanteren thematisch concept. Aanvullend hierop heeft Goudappel Coffeng een distributieve effectanalyse gemaakt, waaraan beleidsmatige conclusies verbonden kunnen worden.

Samengevat zijn, op basis van deze onderzoeken, voor het maken van een wijzigingsplan voor “De Centrale” de volgende uitgangspunten en aanbevelingen aan de orde:

Met uitsluiting van supermarkten (levensmiddelenbranche) en persoonlijke verzorging (drogisterijen) worden alleen winkels toegelaten, die vallen binnen de mogelijkheden van het Streekplan Fryslân 2006. Dit ter voorkoming van duurzame ontwrichting van de detailhandelstructuur.

Aan de Gemeenteraad wordt ter vaststelling een wijzigingsplan voorgelegd waardoor binnen de mogelijkheden van het thans geldende bestemmingsplan, vestiging van andere grote winkels mogelijk wordt met inachtneming van het Streekplan Fryslân 2007.

De minimale oppervlakte voor GDV-winkels wordt op aanvraag per winkel incidenteel verlaagd van 1500 brutovloeroppervlakte naar 1000 m2 winkelvloeroppervlakte (wvo);

Ter ondersteuning van het winkelklimaat wordt het toevoegen van daghoreca (fastfoodformules) en specifiek benoemde leisurevoorzieningen (bijvoorbeeld overdekte kinderspeeltuin) voorgesteld.

Het in oktober 1998 gesloten convenant met de ontwikkelaar is goeddeels vertaald in het vigerende bestemmingsplan. Het is wenselijk het convenant te vernieuwen in relatie met de voorgestane ontwikkelingen.

De parkeervoorziening bij het winkelplein “De Centrale” dient ook een beperkte functie te krijgen voor een P+R-pendelbus met de binnenstad om zo de synergie tussen beide belangrijke winkelvoorzieningen te versterken.

Het is het wenselijk om, naast de Mediamarkt, een tweede trekker in de laatste fase te laten vestigen. Daartoe zal in goed overleg tussen ontwikkelaar en de gemeente gerichte acquisitie plaatsvinden. Er wordt geen medewerking gegeven aan de vestiging van een hypermarché , omdat dit voor wat betreft het onderdeel “food” een te groot negatief effect heeft op de wijkvoorzieningenstructuur in met name oostelijk Leeuwarden. Bovendien heeft een dergelijke winkelformule een te grote verkeersaantrekkende werking voor deze winkellocatie, waardoor de bereikbaarheid een onoplosbaar probleem wordt.

2.3.1. Planologische inpassing van de detailhandelsvisie m.b.t. winkelcentrum “De Centrale ” in samenhang met nieuw convenant.

Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Herziening De Kanaalweg”. Dit plan biedt geen ruimte om, de in deze structuurvisie uitgeschreven detailhandelontwikkeling, voor “De Centrale” te realiseren.

Het is dan ook nodig gebleken na te gaan op welke wijze aan die ontwikkeling wél planologische ruimte kan worden geboden.

Beperkte ruimte en wijzigingsbevoegdheid

In het huidige bestemmingsplan is aan de gemeenteraad een wijzigingsbevoegdheid toegekend om andere branches (dan de in het plan opgesomde) toe te staan. Van deze bevoegdheid kan pas gebruik gemaakt worden nadat een detailhandelsstructuurvisie is vastgesteld.

Wijzigingsplan

Het verdient aanbeveling de gemeenteraad van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik te laten maken. Bij de verruiming van de toegestane branches zal afstemming plaatsvinden op de branches die de provincie in haar nieuwe streekplan op “De Centrale” aanvaardbaar acht.

Verkleinen oppervlakte

Met de vaststelling van een wijzigingsplan is nog geen oplossing gevonden voor de verkleining van de minimaal noodzakelijke geachte winkelvloeroppervlakte van 1500 m2 bvo naar 1000m2 wvo. Uit een globale vergelijking met andere GDV-locaties in het land komt naar voren dat 1000 m2 bvo gangbaar en acceptabel is. Ook de detailhandelsstructuurvisie van de Kamer van Koophandel uit 2003 gaat uit van deze minimale maatvoering om tegemoet te komen aan de vraag vanuit de markt. Wij volgen in principe dit standpunt, mede op basis van de rapportage van onderzoeksbureau Ecorys. Wij stellen voor om bij De Centrale een nieuwe minimumeis van 1000 m2 wvo te hanteren. Deze medewerking is mogelijk door toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 19, lid 3 WRO (Wet op de Ruimtelijk Ordening) en artikel 20 Bro (Besluit ruimtelijke ordening). Deze bevoegdheid komt aan burgemeester en wethouders toe. Voor toepassing van de meest juiste planologische vorm, dienen we hier nog rekening te houden met de mogelijke gevolgen van de opkomst van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Ondersteunende functies

Voor functies, die geen betrekking hebben op detailhandel, maar dienen ter ondersteuning of verlevendiging van het winkelgebied, kunnen burgemeester en wethouders toepassing geven aan artikel 19, lid 2 WRO. Te denken valt aan een overdekte kinderspeeltuin, sportschool of een winkelondersteunende horecagelegenheid.

2.3.2. Vernieuwing convenant.

Gelet op het belang tot het behoud van een goede detailhandelsstructuur, het primaat voor de binnenstad en complementair daaraan de bijzondere status van het winkelplein “De Centrale” is het uit een oogpunt van risicomanagement wenselijk aanvullend op de planologische regelingen sluitende afspraken vast te leggen in een convenant met de eigenaar/ ontwikkelaar van “De Centrale”.

Het gaat hier concreet om:

  • ·

    Het instellen van een goedkeuringsprocedure voor nieuwe winkels, die passen binnen de mogelijkheden van het Streekplan Fryslân 2007 en die geen duurzame ontwrichting van de detailhandelstructuur veroorzaken;

  • ·

    versterking van de relatie binnenstad/centrale;

  • ·

    het optimaliseren van de bereikbaarheid en het parkeren bij ”De Centrale”op basis van een door de ontwikkelaar aan te leveren actueel verkeersonderzoek, waarin ook de logistiek op het winkelplein zelf is meegenomen;

  • ·

    flankerend beleid.

Afronding De Centrale

Complementair aan binnenstad "De Centrale"./bijschrift

./bijschrift

3. Instandhouding/verbetering wijkwinkelcentra (supermarktbeleid).

Uitgangspunt voor het detailhandelsbeleid ten aanzien van supermarkten in Leeuwarden is tot nu toe dat er in elke wijk een supermarkt aanwezig zou moeten zijn. Dit is van belang voor de leefbaarheid van de woonwijken. Het is tot nu toe gelukt om, op basis van dit vigerend detailhandelsbeleid en het daarop afgestemde planologisch beleid (bestemmingsplanvoorschriften), een redelijke spreiding over de stad van supermarktvoorzieningen c.q. wijkcentra voor dagelijkse boodschappen in stand te houden.

De supermarktoorlog van de afgelopen jaren heeft echter de concurrentieverhoudingen aangescherpt en zet de winstgevendheid van sommige winkelformules onder druk. De trend tot schaalvergroting heeft zich verder doorgezet en leidt tot extra vraag vanuit de markt naar meer m2 winkelvloeroppervlak per vestiging.

In de supermarkthiërarchie valt globaal volgens landelijke indelingen op basis van het winkelvloeroppervlak (wvo) het volgende onderscheid te maken (zie bijlage):

  • ·

    Kleinschalige supers (tot 800 m2 wvo): met een buurtverzorgende functie voor de kleinschalige dagelijkse boodschappen;

  • ·

    Middelgrote supermarkten (van 800 tot 2500 m2 wvo) met een verzorgende functie voor wijk, stadsdeel of woonplaats;

  • ·

    Grote supermarkten (circa 2500 tot 4000 m2 wvo) met een functie voor de hele stad en directe regio;

  • ·

    Specifieke supermarkten zoals gemakswinkels (bijvoorbeeld in stations), discountsupers (veelal beperkt assortiment, gering comfort en laag prijsniveau) en verkoop van levensmiddelen bij benzineverkooppunten en in avondwinkels.

Het is wenselijk om, binnen het hoofduitgangspunt van het detail-handelsbeleid dat per woonwijk een levensvatbare supermarkt aanwezig moet blijven, in te spelen op de vraag van de markt en een evenwichtige groei mogelijk te maken. Daarbij geldt als gemeentelijk uitgangspunt dat de gemeente zich niet mengt in onderlinge concurrentieverhoudingen van supermarkten, maar dat de gemeentelijke zorg er enkel op gericht is om een supermarktvoorziening per woonwijk in stand te houden.

Wij hebben de vigerende bestemmingsplannen geanalyseerd (zie bijlage) en geconstateerd dat de huidige planologische regeling voor supermarkten niet eenduidig is. Sommige bestemmingsplannen begrenzen de omvang van een supermarkt door het maximaliseren van het verkoop vloer oppervlak (vvo), andere plannen geven slechts een bouwvlak aan waarbinnen supermarkten mogelijk zijn, waarbij de beperking niet door een vastgelegd vvo, maar door de omvang van het bouwvlak wordt bepaald. Wij hanteren in dit rapport het meer gangbare begrip winkelvloeroppervlak met de afkorting wvo. Inhoudelijk is er echter geen verschil tussen vvo en wvo. De winkelvloeroppervlakte (wvo) is de in een winkel voorkomende oppervlakte bedoeld voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen. Dit is in het algemeen de (inpandige) voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte inclusief die van de etalage , vitrine, toonbank- en kassaruimte.

Op basis van genoemde analyse concluderen wij , dat de huidige bestemmingsplannen maar in beperkte mate sturing kunnen geven aan de gewenste omvang van supermarkten.

Vanuit het detailhandelsbeleid is het wenselijk om voor nieuwe bestemmingsplannen en voor de beoordeling van vrijstellingsverzoeken afspraken te maken over de toelaatbare omvang van supermarkten.

Wij sluiten daartoe aan bij voornoemde landelijke indeling van supermarkten en laten voor alle woonwijken een middelgrote supermarkt toe waarbij de toegelaten omvang afhankelijk wordt gesteld van de huidige situatie.

Omwille van de duidelijkheid willen we deze medewerking verankeren in bijgesteld detailhandelsbeleid. In dit kader wordt voortaan als beleidsregel vastgelegd, dat een full servicesupermarkt met een wijkverzorgende functie onder voorwaarden tussen de 800 en 2500 m2 winkelvloeroppervlakte (wvo) mag omvatten. In geval van bestemmingsplanwijzigingen of vrijstellingsverzoeken wordt vanuit het detailhandelsbeleid bij de kleinere supermarkten op buurtniveau een uitbreiding tot maximaal 1000 m2 wvo toelaatbaar geacht. Voor wijkverzorgende supers geldt een maximumnorm van 1500 m2 wvo. Dit allemaal zonder de verplichting tot distributieplanologische onderbouwing. Bestaande supermarkten, die al groter zijn dan 1500 m2 wvo staan wij normatief een uitbreidingspercentage van hooguit 10% toe voor zover het maximum van 2500 m2 wvo niet wordt overschreden. In aanvulling hierop geldt voor wijkcentra met een stadsdeel- c.q. regiofunctie als randvoorwaarde een maximaal totaalvolume van 3500 m2 wvo voor de levensmiddelenbranche in betreffend wijkcentrum (Bilgaard en Cambuurplein). Gelet op de omvang van de wijk Camminghaburen geldt daar een maximum van 3000 m2 voor het totale volume in de levensmiddelenbranche in het wijkwinkelcentrum. Voor de solitaire supermarkten geldt eveneens een individuele toelaatbaar geacht maximumoppervlakte gelet op de bijzondere autonome bovenwijkse, stedelijke of regionale positie. Dit is maatwerk per locatie. De voornoemde hiërarchie in supermarkten is concreet naar locaties vertaald en weergegeven in een bijlage met kaartbeeld.

Samengevat wordt de volgende regeling voor supermarkten voorgesteld waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar hiërarchie verzorgingsfuncties in de volgende categorieën:

  • ·

    buurtniveau: tot 1000 m2 wvo

  • ·

    wijkniveau: tot 1500 m2 wvo;

  • ·

    wijkcentra met stadsdeelfunctie: maximaal 3500 m2 wvo voor het totale winkelcentrum;

  • ·

    stedelijk/regionaal: maatwerk, waarbij in principe maximaal 2500 m2 wvo per winkellocatie wordt toegelaten. Incidenteel kan gemotiveerd medewerking worden verleend aan een winkelgrootte boven de 2500 m2 wvo mits er sprake van een regionale functie.

Hierbij geldt overigens wel als beperking dat bovengenoemde spelregels, vanuit het detailhandelsbeleid voor uitbreidingen van supermarkten, in de praktijk uitsluitend toelaatbaar kunnen zijn indien deze ook ruimtelijk inpasbaar zijn en er voldoende parkeervoorzieningen aangelegd kunnen worden.

Supermarktbeleid o.a. Bilgaard, Vrijheidswijk en De Zuidlanden

./bijschrift

3.1 Normatieve omrekenfactor bvo/wvo.

Het verdient hierbij aanbeveling een normatieve omrekenverhouding te hanteren tussen de begrippen bvo en wvo. De omrekening van wvo naar bvo kan worden verkregen door het aantal m2 te verhogen met 1/3. Terugrekening van bvo naar wvo kan plaatsvinden door een percentage van 75% toe te passen.

3.2 Herstructurering Vrijheidswijk en Bilgaard

Dit betekent praktisch voor de nu in ontwikkeling zijnde supermarkten in Bilgaard en de Vrijheidswijk het volgende.

Vrijheidswijk/Blitsaerd

In de Vrijheidswijk zal in het kader van de herstructurering een nieuw winkelcentrum op een andere locatie worden gerealiseerd. Vanuit een oogpunt van haalbaarheid heeft de raad ingestemd met een uitbreidingsmogelijkheden van de huidige supermarkt van 1273 bvo naar 1500 m2 wvo/2000m2 bvo . Dit past in het beleidsvoornemen dat hiervoor is weergegeven. In deze groei is ook de toekomstige marktvraag vanuit de nieuwe woonwijk Blitsaerd meegerekend.

3.2.2 Bilgaard

Ook voor Bilgaard speelt de extra vraag naar m2 voor de herbouw van een aan de eisen van deze tijd aangepaste fullservicesupermarkt in het kader van de herontwikkeling van het winkelcentrum Bilgaard als gevolg van de brand. Conform voornoemde regeling stellen we voor Bilgaard daarom concreet voor om zonder een nadere distributieplanologische onderbouwing te verlangen een uitbreiding toe te staan ten opzichte van de oorspronkelijke (c.q. bestaande) situatie. Hier bevinden zich momenteel 3 vestigingen met een wvo van minder dan 1500 m2 . De maximale winkelgrootte voor de grootste super met een wijkverzorgende functie dient hier te worden bepaald op 1500 m2 wvo. Daarnaast fungeren er thans twee vestigingen met een buurtverzorgende functie. Deze worden gelimiteerd op elk 1000m2 wvo. Het totale volume in de levensmiddelenbranche wordt voor het winkelcentrum Bilgaard vastgelegd op een maximum van 3500 m2 wvo. Hiermee wordt ruimte geboden aan de gevraagde uitbreidingsmogelijkheden. Deze omvang doet ook recht aan de stadsdeelachtige positie die het gehele winkelcomplex in de Leeuwarder detailhandelsstructuur in de afgelopen jaren heeft verworven.

3.3 Philipsterrein/WTC Expo

Bij de planontwikkeling op het voormalige Philipsterrein werd tot voor kort de mogelijkheid overwogen om naast vormen van perifere detailhandel ook een grote supermarkt te vestigen. We willen bij de achterzijde van het WTC-Expo aan de Slauerhoffweg geen supermarkt(en) toestaan omdat dit een directe bedreiging vormt voor het voorbestaan van de supermarktvoorzieningen in Westeinde.

3.4 De Zuidlanden/Techum/Werpsterhoek/stadsas.

Verder wordt op dit moment de haalbaarheid van een beperkte (tijdelijke) supermarktvoorziening voor de Zuidlanden bij de woonvlek Techum onderzocht. We schatten in, dat een supermarkt pas bij grote aantallen woningen interessant kan zijn. Dit zou betekenen, dat deze nieuwe woonwijk het heel lang zonder een eigen voorziening voor dagelijkse boodschappen moet stellen. We willen daarom gaan kiezen voor een andere aanpak en inzetten op een voorziening met een sterke bovenwijkse regiofunctie in de vorm van hypermarchéformule, die voor de hele zuidelijke regio, het zuidelijk stadsdeel (inclusief Goutum en Zuiderburen) van belang is. Vanwege de verkeersaantrekkende werking geldt hierbij de voorwaarde, dat dan deze voorziening direct aan de stadsas is gelegen en goed wordt ontsloten, zodat er geen bovenwijks verkeer door de nieuwe wijk wordt geleid. Onderzocht moet worden of een combinatie met het geplande transferium zinvol is. Op de langere termijn is voor De Zuidlanden naast PDV ook nog een eigen wijkwinkelvoorziening gepland .

3.5 Bijzondere winkelvoorzieningen voor levensmiddelen.

Voor de volledigheid vermelden we hier nog, dat verkoopruimten bij benzinepompen volgens het huidige beleid maximaal 50 m2 en avondwinkels maximaal 200 m2 aan winkelvloeroppervlakte voor levensmiddelen mogen hebben.

./bijschrift

4. Perifere Detailhandelsvestigingen (PDV)

4.1 Detailhandel op bedrijventerreinen.

Op bedrijventerreinen geldt in principe een detailhandelsverbod. Door het verlenen van vrijstellingen van de verbodsbepaling in bestemmings-plannen verlenen wij medewerking aan detailhandel in volumineuze goederen, c.q. productiegebonden detailhandel. Voorbeelden hiervan zijn bouwmarkten en winkels in de woninginrichtingsbranche (m.u.v. De Hemrik waar, om een te grote spreiding over de stad tegen te gaan, geen meubelzaken worden toegelaten). Handhaving is een punt van aandacht om te voorkomen, dat zich winkels vestigen, die qua assortiment of branche in de binnenstad, op het winkelplein “De Centrale” of in wijkwinkelcentra thuis horen.

4.2 Uitwerking PDV-beleid westelijk Leeuwarden.

Met de vaststelling van een zone in westelijk Leeuwarden is het vrijstellingenbeleid van het College van B. en W. voor PDV-zaken transparant gemaakt (uitwerkingsnotitie PDV/GDV-beleid voor het westen van Leeuwarden 2005). Hierdoor hebben zich nieuwe zaken in het Businesspark kunnen vestigen in de woninginrichtingsfeer. Er is behoefte om de grondpercelen, die hieronder vallen expliciet te benoemen. Een eventuele uitbreiding van de PDV-zone langs de Slauerhoffweg aan de achterzijde van WTC-Expo wordt hiermee ook mogelijk indien dit gewenst wordt geacht in het kader van de planvorming rond het WTC/Expogebied. Vrijstellingen voor winkels worden ook in dit gebied beperkt tot de traditionele PDV-branches. Als onderdeel van dit beleid wordt daarom voorgesteld een aangepaste overzichtskaart vast te stellen waar PDV toelaatbaar is en deze vervolgens als correctieve herziening in het bestemmingsplan Businesspark-FEC vast te leggen.

4.3 Afschaffing van de verplichting om een distributieplanologisch onderzoek (dpo) aan te leveren voor PDV-winkels en supermarkten.

Vanuit het Rijk is de verplichting tot uitvoeren van een distributieplanologische onderzoek om de marktruimte te berekenen voor PDV-zaken afgeschaft. Bij de komst van een bouwmarkt bleek opnieuw, dat marktpartijen nog graag dit instrument als wapen hanteren in de onderlinge concurrentiestrijd. We achten dit instrument voor deze categorie winkels vanuit de eventuele behoefte aan overheidssturing achterhaald en wensen geen partij te zijn in dergelijke conflicten. Daarom stellen we voor als beleidsregel vast te stellen, dat we dit instrument expliciet niet meer voorschrijven bij eventuele toekomstige vestiging van PDV-zaken en supermarkten. Het toelatingsbeleid voor deze winkels regelt de gemeente alleen nog via bestemmingsplannen en voor zover nodig via binnenplanse vrijstellingen.

./bijschrift

5. Ambulante detailhandel (markten + standplaatsenbeleid)

De markten en de (vaste) standplaatsen nemen binnen het detailhandelsbeleid een bijzondere plaats in. Met name de vrijdagsmarkt vervult een belangrijke functie en heeft een hoog attractieniveau en een regiofunctie. We willen onderzoeken of er kwaliteitsverbeteringen nodig zijn.

Te nemen stappen:

We hebben opdracht gegegeven een onderzoek te doen naar het functioneren van de markten in Leeuwarden.

Vanwege de verbouw van de parkeergarage Zaailand onder het Wilhelminaplein komen we binnenkort in overleg met belanghebbenden en het platform Centrummanagement met een voorstel om de maandag- vrijdag- en de zaterdagmarkt en de zomervlooienmarkt in de binnenstad tijdelijk c.q. definitief te verplaatsen naar andere (tijdelijke) locaties.

Specifiek voor verspreide standplaatsen stellen we binnenkort een beleidsregel vast, waardoor het locatiebeleid transparanter zal worden.

./bijschrift

6. Flankerend beleid

6.1 Koopzondagen.

In overleg met de Leeuwarder Ondernemersvereniging LEON hebben wij met ingang van 2007 een vaste koopzondag op de laatste zondag van de maand geïntroduceerd. Hiermee wordt de communicatie richting ondernemers en consument een stuk duidelijker, maar ook eenvoudiger. Winkelplein “De Centrale” doet standaard aan de vaste koopzondag mee. Het profiel van Leeuwarden als winkelstad wordt hiermee versterkt. In overleg met de LEON wordt nog gekeken naar een verbetering van de communicatie over de deelname van winkeliers in de binnenstad.

6.2 Parkeerbeleid/bereikbaarheid.

Met de uitvoering van het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) en daarbinnen specifiek het parkeerbeleidsplan is het accommoderen van winkelbezoek inmiddels goed gefaciliteerd. Met de totstandkoming van extra parkeercapaciteit in de vorm van parkeergarage Oldehove (525 parkeerplaatsen) en de uitbreiding van de Klanderijgarage met 130 tot 630 parkeerplaatsen is een flinke kwaliteitslag gemaakt. Ook het voltooien van de parkeerring om de binnenstad, met het in twee richtingen berijdbaar maken ervan door de bouw van de Blokhuisbrug, werkt positief uit voor het winkelbezoek. Ook in de toekomst  heeft het parkeren en de bereikbaarheid van de binnenstad volop onze aandacht door onder andere jaarlijks verkeerstellingen uit te voeren. Ook vindt er ieder jaar een parkeeronderzoek plaats naar de bezettingsgraad (gebruik) van de betaalde parkeerplaatsen. Wij blijven niettemin scherp de focus houden op het parkeren en de bereikbaarheid van de binnenstad en laten hiervoor onderzoek doen. Bereikbaarheid en parkeren zijn immers essentieel zijn voor het economisch functioneren van de binnenstad. Bijzondere aandacht gaat uit naar de periode, waarin de vernieuwing van de parkeergarage Zaailand moet gaan plaatsvinden. Er dienen dan flankerende maatregelen te worden genomen om de parkeercapaciteit voor de binnenstad op orde te houden. Hiertoe vindt eveneens gericht onderzoek plaats.

6.3 Bestuurlijk Platform Centrummanagement.

In 2006 hebben wij het convenant Centrummanagement Leeuwarden met de partners LEON, Parkeergarages, Expeditie Leeuwarden (VVV) vernieuwd. Onder voorzitterschap van de wethouder binnenstad richt het Bestuurlijk Platform Centrummanagement zich op verbeteren van het economisch functioneren van de binnenstad en stemt alle activiteiten, die hierop gericht zijn met de betrokken partners af. Hieronder vallen ook de activiteiten van netwerk Coltrane, die er op gericht zijn om de binnenstad meer te laten bruisen.

6.4 Convenant detailhandel.

Het spreekt vanzelf dat wij met de detailhandelssector goed contact willen houden. Naast incidenteel contact met winkeliersverenigingen voeren we regelmatig overleg met het Verenigd Bedrijfsleven (VBL), de Leeuwarder Ondernemersverenging (LEON) en het Centrummanagement. Ook is er overleg gaande over de winkelprojecten Nieuw Zaailand, De Vrijheidswijk, Bilgaard, Cambuurplein en Zuiderburen. Vanuit de LEON komt het initiatief om daarnaast nog eens regulier overleg, zowel ambtelijk als bestuurlijk te hebben over het detailhandelsbeleid en dit vast te leggen in een convenant. Hierop hebben wij positief gereageerd.

6.5 Avondwinkelbeleid.

Op basis van de gemeentelijke Verordening winkeltijden Leeuwarden kan het College van B. en W. maximaal 5 avondwinkels toestaan. Vanwege negatieve ervaringen met slechts één avondwinkel zijn de vestigingsvoorwaarden aangescherpt ter voorkoming van overlast voor omwonenden. Nieuwe aanvragen worden voortaan beoordeeld aan de hand van een recent vastgestelde beleidsregel.

[Klik hier om het document te downloaden] [Klik hier om het document te downloaden]