Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Heerde

Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Heerde
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2010
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-04-201031-12-2014nieuwe regeling

19-04-2010

Schaapskooi, 26-04-2010

Onbekend.
01-09-2007nieuwe regeling

12-03-2007

Schaapskooi, 03-04-2007

Onbekend.

Tekst van de regeling

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Heerde;

gelezen het voorstel van het college d.d. 2 maart 2010;

gelet op artikel 147 van de gemeentewet, alsmede artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

besluit:

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde als volgt te wijzigen:

Artikel 2.4 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen of op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen.

Artikel 2.5 Omvang eigen bijdrage of eigen aandeel

Het bedrag dat per vier weken betaald dient te worden is gelijk aan het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning zoals dat op 2 oktober 2006, Stb. 2006, 450 is vastgesteld of zoals dat nadien is gewijzigd of zal worden gewijzigd.

Artikel 2.6 Maximaal negenendertig perioden van vier weken

  • 1.

    Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, kan gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 2.5 vastgesteld eigen aandeel in mindering worden gebracht.

    Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 19 april 2010.

    griffier, voorzitter,

    Concept Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Heerde 2010

    Inhoudsopgave

    Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

    Artikel 1.0 Begripsbepalingen

    Artikel 1.1 Beperkingen

    Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

    Artikel 2.0 Keuzevrijheid

    Artikel 2.1 Voorziening in natura

    Artikel 2.2 Financiële tegemoetkoming

    Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget.

    Artikel 2.4 Eigen bijdragen, eigen aandeel, inkomensgrens en besparingsbijdrage

    Hoofdstuk 3. Huishoudelijke verzorging.

    Artikel 3.0 Vormen van huishoudelijke verzorging.

    Artikel 3.1 Primaat van de algemene hulp bij huishoudelijke verzorging.

    Artikel 3.2. Gebruikelijke zorg.

    Artikel 3.3 Omvang van de huishoudelijke verzorging.

    Artikel 3.4 Omvang van het persoonsgebonden budget.

    Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

    Artikel 4.0 Vormen van woonvoorzieningen.

    Artikel 4.1 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

    Artikel 4.2 Soorten individuele woonvoorzieningen.

    Artikel 4.3 Primaat van de verhuizing.

    Artikel 4.4 Vergoeding verhuis- en (her-)inrichtingskosten

    Artikel 4.5 Primaat van de losse woonunit

    Artikel 4.6 Uitraasruimte

    Artikel 4.7 Onderhoud, keuring en reparatie

    Artikel 4.8 Tijdelijke huisvesting

    Artikel 4.9 Huurderving

    Artikel 4.10 Uitsluitingen.

    Artikel 4.11 Hoofdverblijf.

    Artikel 4.12 Beperkingen.

    Artikel 4.13 Terugbetaling bij verkoop.

    Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

    Artikel 5.0 Vormen van vervoersvoorzieningen

    Artikel 5.1 Het recht op een algemene vervoersvoorziening

    Artikel 5.2 Het recht op een collectieve vervoersvoorziening

    Artikel 5.3. Het recht op een individuele vervoersvoorziening

    Artikel 5. 4. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

    Artikel 5.5. Omvang in gebied en in kilometers

    Artikel 5.6. Besluit maatschappelijke ondersteuning

    Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

    Artikel 6.0 Vormen van rolstoelvoorzieningen

    Artikel 6.1 Rolstoelvoorzieningen en sportrolstoel

    Artikel 6.2 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

    Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

    Artikel 7.0. Gebruik aanvraagformulier.

    Artikel 7.1 Relatie met de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

    Artikel 7.2 Inlichtingen, onderzoek, advies.

    Artikel 7.3 Samenhangende afstemming.

    Artikel 7.4 Wijzigingen in de situatie.

    Artikel 7.5 Intrekking van een voorziening

    Artikel 7.7 Eindigen recht op voorziening

    Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.

    Artikel 8.0 Hardheidsclausule

    Artikel 8.1 Aanpassing vergoedingen

    Artikel 8.2 Evaluatie

    Artikel 8.3 Inwerkingtreding

    Artikel 8.4 Citeertitel

    Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.0 Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: een persoon als bedoeld in dit artikel onder u, die een aanvraag doet in het kader van deze verordening;

  • b.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van iemand als de aanvrager behorend;

  • c.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling heeft en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • d.

    Beperking: lichamelijk, psychiatrisch,verstandelijk of psychosociaal probleem op grond waarvan het functioneren van iemand wordt beperkt;

  • e.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • f.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording verschuldigd is over de besteding van het persoonsgebonden budget;

  • g.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde;

  • h.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en zo goed mogelijk in staat zijn tot maatschappelijke participatie;

  • i.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB) van toepassing zijn;

  • j.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • k.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de aanvrager vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

  • l.

    Gebruikelijke Zorg: zorg binnen een leefeenheid waarvan het gebruikelijk is dat het aan elkaar wordt verleend;

  • m.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • n.

    Hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of ingeschreven zal gaan worden, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager een in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerd briefadres heeft.;

  • o.

    Huishoudelijke verzorging: de verzorging als bedoeld in artikel 1 onder h van de wet;

  • p.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • q.

    Leefeenheid: alle bewoners op één adres die samen duurzaam een huishouden voeren, niet

  • r.

    zijnde kamerbewoners of personen die vanwege een zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen;

  • s.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • t.

    Mantelzorger: iemand die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

  • u.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • v.

    Persoon: diegene die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • w.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde te stellen regels van toepassing zijn;

  • x.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • y.

    in de Woningwet en een woonschip op een ligplaats als bedoeld in de Huisvestingswet, voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimten, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen wordt gedeeld;

  • z.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Artikel 1.1 Beperkingen.

  • 1

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan te verminderen en/of op te heffen;

    • b

      deze, naar objectieve doelgerichte maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c

      deze in overwegende mate op de persoon is gericht.

  • 2

    De langdurigheid zoals genoemd in artikel 1.1 eerste lid onder a is niet van toepassing op de verstrekking van huishoudelijke verzorging.

  • 3

    Geen voorziening wordt toegekend indien:

    • a

      de voorziening voor iemand als aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b

      aanvrager niet zijn hoofdverblijf in de gemeente Heerde heeft;

    • c

      aanvrager de belemmeringen die hij ondervindt in voldoende mate kan compenseren door gebruik te maken van een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling of regeling;

    • d

      aanvrager, eventueel met behulp van mensen die tot zijn leefeenheid behoren, de belemmeringen die hij ondervindt kan beperken of kan opheffen door het anders organiseren van het dagelijkse leven of huishouden;

    • e

      aanvrager zich bewust in een situatie heeft gebracht waarin hij, al dan niet opnieuw, aanspraak moet maken op een voorziening;

    • f

      op grond van enige privaatrechtelijke verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat;

    • g

      de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • h

      er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • i

      aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt en de medische noodzaak achteraf niet meer is vast te stellen;

    • j

      een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Heerde is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • k

      de voorziening op therapeutische basis wordt aangevraagd.

    • l

      Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 2.0 Keuzevrijheid.

  • 1.

    Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde neergelegde criteria.

Artikel 2.1 Voorziening in natura.

  • 1.

    Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, welke in eigendom blijft van de gemeente Heerde, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Heerde van toepassing.

  • 2.

    Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, welke eigendom blijft van een leverancier, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 2.2 Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde in de beschikking opgenomen.

Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget.

  • 1

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde;

    • c

      de wijze waarop en de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde;

  • 2

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3

    Bij de beschikking wordt, voor zover dit onderdeel is van het advies, een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn.

  • 4

    Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde regels voor controle naar de besteding van het persoonsgebonden budget en voor eventuele terugvordering.

  • 5

    Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening voor afloop van de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

Artikel 2.4 Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen of op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen.

Artikel 2.5 Omvang eigen bijdrage of eigen aandeel.

Het bedrag dat per vier weken betaald dient te worden is overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning zoals dat op 2 oktober 2006 Stb. 2006, 450 is vastgesteld of zoals dat nadien is gewijzigd of zal worden gewijzigd.

Artikel 2.6 Maximaal negenendertig perioden van vier weken.

  • 1.

    Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, kan gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 2.5 vastgesteld eigen aandeel in mindering worden gebracht.

    Hoofdstuk 3. Huishoudelijke verzorging.

Artikel 3.0 Vormen van huishoudelijke verzorging.

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij huishoudelijke verzorging;

  • b.

    huishoudelijke verzorging in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan huishoudelijke verzorging.

Artikel 3.1 Primaat van de algemene hulp bij huishoudelijke verzorging.

  • 1

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.0 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien

    • a

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, of

    • b

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en algemene hulp bij huishoudelijke verzorging dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.0 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als

    • a

      de in artikel 3.0 onder a. genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b

      niet beschikbaar is.

Artikel 3.2. Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 3.1 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor huishoudelijke verzorging als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.

Artikel 3.3 Omvang van de huishoudelijke verzorging.

De omvang van de voorziening voor huishoudelijke verzorging wordt nader uitgewerkt door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde.

Artikel 3.4 Omvang van het persoonsgebonden budget.

De bedragen welke voor huishoudelijke verzorging worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.0 Vormen van woonvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 4.1 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.0, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.0, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 4.2 Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 4.0 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her-)inrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    onderhoud, keuring en reparatie;

  • f.

    tijdelijke huisvesting;

  • g.

    huurderving.

Artikel 4.3 Primaat van de verhuizing.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woonruimte belemmeren.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet of niet binnen redelijke termijn mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde nadere regels voor de in lid 1 en 2 genoemde woonvoorzieningen.

Artikel 4.4 Vergoeding verhuis- en (her-)inrichtingskosten.

  • 1

    Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her-)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 4.2 onder a verlenen, indien de aanvrager als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, verhuist van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien:

    • a

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat het college op de aanvraag heeft beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor heeft verleend;

    • b

      aanvrager niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c

      aanvrager verhuist vanuit en naar een woonruimte, die geschikt en bedoeld is om het hele jaar door bewoond te worden en daarvoor toestemming is verleend;

    • d

      aanvrager niet verhuist naar een AWBZ instelling of een verzorgingshuis;

    • e

      aanvrager in de te verlaten woonruimte (ergonomische) belemmeringen ondervond, tenzij het een verhuizing naar een ADL-cluster (Algemene Dagelijkse Levensverrichting) woning betreft.

  • 2

    Het college kan verder een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her-) inrichtingskosten als bedoeld in artikel 4.2 onder a verlenen aan een persoon, die op verzoek van het college, ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, de woonruimte heeft ontruimd.

Artikel 4.5 Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 4.6 Uitraasruimte.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 4.7 Onderhoud, keuring en reparatie.

  • 1

    Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 4.2 onder e, indien

    • a

      de woonvoorziening in het kader van de wet, de aan de wet voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten, danwel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend;

    • b

      aanvrager de woonruimte als hoofdverblijf heeft.

  • 2

    Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde nadere regels voor de in lid 1 genoemde financiële tegemoetkoming.

Artikel 4.8 Tijdelijke huisvesting.

  • 1.

    Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting die door een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of van een nog te betrekken woonruimte ter compensatie van zijn beperkingen.

  • 2.

    Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde nadere regels voor de hoogte en de duur van de in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming.

Artikel 4.9 Huurderving.

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurkomsten.

  • 2.

    Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde nadere regels voor de hoogte en de duur van de in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming.

Artikel 4.10 Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden.

Artikel 4.11 Hoofdverblijf.

  • 1

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien:

    • a

      de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • b

      in geval van een binnenschip zoals bedoeld in de Binnenschepenwet, de rederij in de gemeente Heerde is gevestigd en ingeschreven in de Kamer van Koophandel en het bewonen van het vaartuig noodzakelijk is voor het verwerven van een inkomen;

    • c

      in geval van een woonschip zoals bedoeld in de Huisvestingswet, aan wie een ligplaats in de gemeente Heerde is aangewezen;

    • d

      in geval van een woonwagen zoals bedoeld in de Huisvestingswet, aan wie een staanplaats in de gemeente Heerde is aangewezen.

  • 2

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een bijdrage worden geleverd aan het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling en regelmatig (dat wil zeggen: minimaal 1 keer per maand) gebruik zal maken van de bezoekbaar te maken woning. Onder bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonkamer en (zonodig) een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken.

  • 3

    De gemeente Heerde voorziet alleen in een woonvoorziening als bedoeld in het tweede lid voor zover het een woning betreft in deze gemeente.

  • 4

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde vast te leggen maximumbedrag.

Artikel 4.12 Beperkingen.

  • 1

    De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

    • a

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b

      aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

    • d

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

    • e

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt en bedoeld is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

    • f

      de belemmering voortkomt uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de slechte staat van de woning als gevolg van toerekenbaar achterstallig onderhoud;

    • g

      de aan te passen woonruimte binnen vijf jaar niet meer bewoond mag worden of gesloopt gaat worden.

  • 2

    Het college stelt nadere regels in het Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Heerde voor de maximale vergoeding voor een woonvoorziening in natura, als persoonsgebonden budget of als een financiële tegemoetkoming.

Artikel 4.13 Terugbetaling bij verkoop.

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een onroerende woonvoorziening heeft ontvangen dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

  • 2.

    De eigenaar, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen, dient bij verkoop van de woning binnen 10 jaar de kosten van de woonvoorziening terug te betalen aan de gemeente.

  • 3.

    Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde nadere regels voor een drempelbedrag, afschrijvingstermijn en terugbetaling.

    Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 5.0 Vormen van vervoersvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene vervoersvoorziening;

  • b.

    een collectieve vervoersvoorziening;

  • c.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 5.1 Het recht op een algemene vervoersvoorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.0 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een vervoersvoorziening noodzakelijk maken en een algemene vervoersvoorziening dit snel en adequaat op kan lossen.

Artikel 5.2 Het recht op een collectieve vervoersvoorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.0 onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien

  • a.

    een algemene vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 5.0 onder a. niet aanwezig is of niet adequaat is, of

  • b.

    door aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer geen adequate oplossing is, of

  • c.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk is.

Artikel 5.3.Het recht op een individuele vervoersvoorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.0, onder c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een algemene of collectieve vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 5.0, onder a. en b. , onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een algemene of collectieve vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 5.0, onder a. en b. niet adequaat of niet aanwezig is.

Artikel 5. 4.Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen.

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de in artikel 5.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 5.5.Omvang in gebied en in kilometers.

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1.500 kilometer met een bandbreedte tot 2.000 kilometer mogelijk maken.

Artikel 5.6. Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Het college kan in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde nadere regels stellen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, met in achtneming van deze verordening.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 6.0 Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening, te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming, te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 6.1 Rolstoelvoorzieningen en sportrolstoel.

  • 1

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.0, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken.

  • 2

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.0, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden. Ook een aanvrager die voor incidenteel gebruik een rolstoel behoeft en deze niet op grond van de algemene voorziening kan worden verstrekt, kan voor deze vorm van voorziening in aanmerking komen.

  • 3

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.0, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken.

  • 4

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.0, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a

      een algemene rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 6.0 onder a niet aanwezig is;

    • b

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken.

  • 5

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.0, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 6.2 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 6.1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 7.0. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 7.1 Relatie met de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Wmo-loket van de gemeente Heerde waar zowel aanvragen voor voorzieningen voor de wet alsook aanvragen voor de Algemene wet bijzondere ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 7.2 Inlichtingen, onderzoek, advies.

  • 1

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2

    Het college vraagt het Centrum Indicatiestelling Zorg, waaraan door het college het alleenrecht is verleend te adviseren bij aanvragen inzake de wet, advies indien:

    • a

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • b

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie al die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4

    De aanvrager kan zelf gevraagd worden te zorgen voor aanlevering van noodzakelijke gegevens van de door de aanvrager geconsulteerde specialist(en).

  • 5

    Bij de advisering zoals genoemd in het tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 6

    Indien het in lid 1 bedoelde onderzoek niet kan plaatsvinden vanwege het niet verschijnen van de aanvrager door toerekenbare nalatigheid van de aanvrager, kan de gemeente de door de adviseur of deskundige in rekening gebrachte kosten verhalen op de aanvrager.

Artikel 7.3 Samenhangende afstemming.

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 7.4 Wijzigingen in de situatie.

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2.

    Het college kan heronderzoek verrichten naar het voortduren van het recht op en/of de noodzaak van de verleende voorziening danwel de besteding en inzet hiervan.

  • 3.

    Degene aan wie een voorziening is verleend op grond van deze verordening, is verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek zoals vermeld in artikel 7.4 lid 2.

  • 4.

    Het college kan van degene die een voorziening ontvangt op grond van deze verordening, die niet meewerkt aan een heronderzoek als vermeld in artikel 7.4 lid 2, de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen, danwel het recht op de voorziening beëindigen.

Artikel 7.5 Intrekking van een voorziening.

  • 1

    Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen twaalf maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 7.6 Terugvordering.

  • 1.

    Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijke, onjuiste of onvolledig verstrekte gegevens.

Artikel 7.7 Eindigen recht op voorziening.

  • 1

    Het recht op een voorziening eindigt in de navolgende gevallen:

    • a

      door overlijden van de persoon aan wie de voorziening is verleend;

    • b

      door een beslissing van het college, inhoudende de beëindiging van het recht op de voorziening.

  • 2

    Bij overlijden van de persoon aan wie de voorziening is verleend eindigt het recht op een toegekende periodieke financiële vergoeding uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de persoon is overleden.

  • 3

    Het college kan het recht op een verleende voorziening beëindigen, wanneer de voorziening niet meer nodig of geschikt is, of wanneer niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is toegekend. Zij bepaalt daarbij de datum waarop het recht op de voorziening eindigt.

    Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.

Artikel 8.0 Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.1 Aanpassing vergoedingen.

Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde nadere regels over de hoogte van vergoedingen.

Artikel 8.2 Evaluatie.

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van deze verordening in de praktijk.

Artikel 8.3 Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2007.

Artikel 8.4 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Heerde, op 19 april 2010.

De voorzitter, De griffier,