Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Zwangerschapsbeleid Gemeente Velsen |
Citeertitel | Zwangerschapsbeleid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Zwangerschapsbeleid Gemeente Velsen Document 2 Document 3 |
Geen
Ambtenarenwet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2011 | nieuwe regeling | 22-11-2011 De Jutter / De Hofgeest, 8 december 2011 | B11.0485 |
1.2 Waarom zwangerschapsbeleid?
In de zwangerschap kunnen risico’s leiden tot schade aan de zwangerschap en het ongeboren kind. Bij zwangere medewerksters en vrouwen die borstvoeding geven treedt een verandering op in de belastbaarheid. Met een gedegen zwangerschapsbeleid kunnen schadelijke effecten, klachten, en daarmee eventuele uitval, worden voorkomen.
2 Doel en verantwoordelijkheden
Het doel van verantwoord zwangerschapsbeleid is ervoor te zorgen dat het werk geen schade toebrengt aan de zwangerschap, de zwangere of voedende medewerkster, het (ongeboren) kind en de borstvoeding. Onnodige vroegtijdige uitval van zwangere medewerksters kan hiermee ook worden voorkomen.
In dit beleid zijn daarom de rechten en plichten van werkgever en zwangere medewerksters in beeld gebracht, zodat alle betrokkenen weten hoe hiermee om te gaan.
2.2 Verantwoordelijkheden van de leidinggevende
De leidinggevende is, in samenspraak met de medewerkster, verantwoordelijk voor het uitvoeren van het zwangerschapsbeleid.
De HR adviseur speelt hierin een ondersteunende rol.
Om goed beleid te voeren is wederzijdse afstemming tussen leidinggevende en zwangere medewerkster noodzakelijk. Door de dialoog te voeren kan de leidinggevende nagaan in welke situatie de zwangere medewerkster zich bevindt en welke aanvullende maatregelen er eventueel genomen dienen te worden om het werk op een veilige en gezonde manier voort te kunnen zetten. De maatregelen kunnen bestaan uit:
2.3 Verantwoordelijkheden van de medewerkster
• Het tijdig melden van de zwangerschap aan de leidinggevende om aanspraak te kunnen maken op bepaalde voorzieningen en/of regelingen. De meldingsplicht betreft ten minste de zwangerschap, uitgerekende datum van bevalling, het gewenste moment van opname van zwangerschaps- en bevallingsverlof, het daadwerkelijke moment van de bevalling en de wens tot het kolven/het geven van borstvoeding tijdens werktijd;
3.1 Procedure zwangerschaps- en bevallingsverlof
Wanneer een medewerkster zwanger is, krijgt zij te maken met een aantal verlofregelingen.
De leidinggevende informeert de zwangere medewerkster over de aanvraagprocedure betreffende het zwangerschaps- en bevallingsverlof. De gewenste ingangsdatum van het zwangerschapsverlof dient de medewerkster uiterlijk 3 weken voor aanvang van het verlof aan haar leidinggevende mede te delen.
De zwangere medewerkster heeft recht op minimaal 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof. De datum waarop het zwangerschapsverlof ingaat, is afhankelijk van de uitgerekende datum van bevalling en van de wens van de medewerkster.
Er zijn drie mogelijkheden voor de ingang van het zwangerschaps- en bevallingsverlof:
Indien de bevalling later plaatsvindt dan de uitgerekende datum, heeft de medewerker recht op meer dan 16 weken verlof. De geplande weken ná de bevalling blijven namelijk geldig.
Indien de bevalling eerder plaatsvindt, verschuiven de resterende dagen van het geplande verlof van voor de bevalling naar het geplande verlof van na de bevalling. Er geldt dus altijd een minimum van 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof.
Nb. Als de medewerkster ziek wordt voordat het gewenste zwangerschapsverlof van 4 weken voor de bevalling aanvangt, is een verlof van maximaal 6 weken voor de bevalling verplicht.
3.3 Wanneer recht op zwangerschaps – en bevallingsverlof
Er is sprake van een bevalling bij het ter wereld brengen van een kind na een zwangerschap van tenminste 24 volledige weken, ongeacht of de vrucht wel of geen teken van leven heeft vertoond. Als de zwangerschap geen 24 volledige weken heeft geduurd, is er in medische termen geen sprake van een bevalling. Bij het ter wereld brengen van een vrucht van minder dan 24 volledige weken is er medisch sprake van een miskraam (spontane abortus). De reden dat deze 24 weken is aangehouden, is het feit dat er pas na 24 weken medisch sprake is van een levensvatbare vrucht. Indien de zwangerschap minder dan 24 weken heeft geduurd, bestaat er geen recht op zwangerschaps- of bevallingsverlof (of uitkering).
Het spreekt voor zich dat de leidinggevende zich in een dergelijke situatie een ‘goed werkgever’ toont. Dit laat zich vertalen in maatwerkafspraken tussen de leidinggevende en de medewerkster. Zo nodig kan de bedrijfsarts medewerkster en leidinggevende hierbij adviseren.
3.4 Loondoorbetaling bij zwangerschap door UWV
Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt het loon doorbetaald. De werkgever ontvangt van het UWV een zwangerschaps- en bevallingsuitkering. De hoogte bedraagt 100% van het dagloon en is gemaximeerd.
Het UWV neemt de loondoorbetaling over tijdens het zwangerschapsverlof, bevallingsverlof en bij ziekte ten gevolge van zwangerschap. Dit om voor de werkgever de mogelijkheid te creëren de zwangere medewerkster (gedeeltelijk) te kunnen vervangen.
3.5 Loondoorbetaling bij ‘ziek ten gevolg van zwangerschap’ door UWV
Indien de medewerkster voor aanvang van het zwangerschapsverlof ziek is ten gevolge van
zwangerschap, moet dit meteen worden vermeld bij de ziekmelding. Vervolgens dient het UWV hiervan binnen vier dagen op de hoogte gesteld te worden, anders nemen zij de doorbetalingsplicht niet over. Voorwaarde is dat de zwangerschapsverklaring wordt meegezonden, voor zover deze nog niet in het bezit van UWV is.
De medewerkster die ziek is ten gevolge van zwangerschap, wordt bij ingang van het verlof hersteld gemeld voor ‘ziek ten gevolge van zwangerschap’ en tegelijk ‘ziek ten gevolge van zwangerschapsverlof’ gemeld.
Is de medewerkster na afloop van het bevallingsverlof ‘ziek ten gevolge van zwangerschap’, dan wordt ook dit direct gemeld. Het UWV neemt de doorbetalingsplicht alleen over, wanneer zij op de dag waarop de medewerkster haar werk zou hervatten deze melding krijgt.
De meldingen aan het UWV verlopen via de HR afdeling.
De medewerkster die na haar bevallingsverlof ziek is ten gevolge van zwangerschap, wordt hersteld gemeld voor bevallingsverlof en tegelijkertijd ‘ziek ten gevolge van zwangerschap’.
Is de medewerkster zowel voor als na haar zwangerschapsverlof ‘ziek ten gevolge van zwangerschap’, dan worden deze twee ziekteperioden beschouwd als één doorlopende ziekmelding en bij elkaar opgeteld (met aftrek van het zwangerschapsverlof). Bij een ziekteoorzaak anders dan zwangerschap, start een nieuwe ziekteperiode.
Een Ziektewetuitkering heeft een maximale duur van 104 weken. Indien een medewerkster tijdens het tweede ziektejaar nog ziek is ten gevolgen van zwangerschap, krijgt zij 100% van het dagloon uitbetaald. Deze betaling wijkt daarmee af van de uitkering in geval van andere ziekmeldingen, waarbij de uitkering in het tweede ziektejaar naar 70% zakt.
3.6 Ziekte ten gevolge van zwangerschap en verlofopname
Wanneer een medewerkster verlof zou opnemen aansluitend op het bevallingsverlof, maar zij is op dat moment ziek, dan dient zij uiterlijk op de dag dat haar bevallingsverlof afloopt ziek gemeld te worden. Met andere woorden, de medewerkster wordt dus voorafgaand of op de dag van verlofopname ziek gemeld. Wordt dit nagelaten, dan neemt het UWV de loonbetalingverplichting niet over.
4 Risicofactoren en maatregelen
Iedere werknemer heeft recht op een veilige en gezonde werkplek. De reguliere maatregelen gelden ook voor zwangere werkneemsters en voor werkneemsters die borstvoeding geven.
In dit hoofdstuk komt aan de orde welke maatregelen aanvullend op de reguliere maatregelen getroffen kunnen worden in de zwangerschap en periode van borstvoeding.
De aanvullende maatregelen zijn nodig ter bescherming van de zwangerschap, het ongeboren kind, de borstvoeding, de zuigeling, en de gezondheid van de medewerkster zelf.
4.1 De werkgebonden risicofactoren
Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de eventuele risicofactoren waar een zwangere of borstvoeding gevende medewerkster mee in aanraking kan komen.
In onderstaande tabel zijn de werkgebonden risicofactoren met hun specifieke kenmerken weergegeven. In de 3e kolom is uitgewerkt welke risico’s op welke werkplekken zouden kunnen voorkomen.
5 Informatievoorziening medewerkers
Om het werk zo te organiseren dat er op een veilige en gezonde manier gewerkt kan worden, is het als leidinggevende belangrijk om de zwangere medewerkster goed te informeren.
Hierdoor kan worden voorkomen dat werk een negatieve invloed heeft op de zwangerschap of het geven van borstvoeding. Er zijn een aantal onderwerpen waarvan de leidinggevende de zwangere medewerkster in ieder geval op de hoogte stelt. Dat zijn:
Deze onderwerpen komen terug in de ‘Checklist bij zwangerschapsgesprek’ (zie Bijlage1).
5.2 Preventief consult bij de bedrijfsarts
Verzuim ten gevolge van zwangerschap kan worden voorkomen wanneer preventieve maatregelen worden genomen. Een preventief consult bij de bedrijfsarts kan hierin een belangrijke bijdrage leveren. De medewerkster kan zich zelf aanmelden voor het preventief consult via een afspraak voor het open spreekuur van de bedrijfsarts. Tijdens het preventief consult beoordeelt de bedrijfsarts de belasting die het werk met zich meebrengt en de belastbaarheid van de zwangere medewerkster. Samen met de medewerkster stelt de bedrijfsarts vast wat de werkgebonden risico’s zijn. Op basis daarvan adviseert de bedrijfsarts de medewerkster en in overleg met haar de leidinggevende over eventueel door te voeren werkaanpassingen en andere preventieve maatregelen.
5.3 Informatief gesprek HR desk
De HR desk biedt, aanvullend op het zwangerschapsgesprek met de leidinggevende, de mogelijkheid tot een persoonlijk gesprek met de medewerkster over verschillende onderwerpen welke samenhangen met de zwangerschap en de nieuwe levensfase.
Zo zal er informatie verstrekt worden over verschillende verlofvormen, de rechten en plichten rond zwangerschap, periode na de bevalling, borstvoeding en werk, etcetera.
5.4 Aanpassing werk- en rusttijden
De zwangere medewerkster heeft recht op één of meerdere extra pauzes die samen hoogstens een achtste deel van de arbeidstijd uitmaken. Daarnaast heeft zij tot 6 maanden na de bevalling recht op een vast en regelmatig arbeid- en rusttijdenpatroon en kan zij niet worden verplicht tot overwerk of nachtdiensten, wanneer dit redelijkerwijs van de werkgever kan worden gevraagd. (Zie Bijlage 2)
Het is belangrijk dat de medewerkster die borstvoeding geeft of kolft, gebruik kan maken van een daarvoor geschikte ruimte. In het gemeentehuis is een kolfruimte cq rustruimte ingericht. Het gebruik en reservering van deze ruimte verloopt via de Servicedesk.
Mocht er op een andere werklocatie geen geschikte, af te sluiten ruimte, aanwezig zijn, dan heeft de medewerkster de vrijheid om zelf een plek te regelen of naar het kind toe te gaan.
De medewerkster heeft het recht om de eerste 9 levensmaanden van het kind het werk te onderbreken, om te kolven of borstvoeding te geven, voor maximaal een kwart van de arbeidstijd. Gedurende deze onderbreking wordt het salaris van de medewerkster doorbetaald.
De leidinggevende maakt hierover, voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof, afspraken met de zwangere medewerkster over de wijze waarop zij hier invulling aan wil geven. Bij het werkhervattingsgesprek komen deze afspraken nogmaals aan de orde.
5.6 Regeling ouderschapsverlof
Op grond van de Wet arbeid en zorg heeft een medewerker recht op 26 weken onbetaald ouderschapsverlof voor kinderen onder de 8 jaar. De CAR/VAR kent echter een eigen betaalde ouderschapsverlofregeling. Uitgebreide informatie hierover is te vinden in op de HR infotool.
Bijlage 1 Checklist Zwangerschaps- & Hervattingsgesprek
Indien een medewerker ziek is ten gevolge van zwangerschap moet dit ALTIJD bij de ziekmelding worden vermeld. Alleen dan neemt het UWV de loondoorbetaling over. Het UWV heeft hiervoor de zwangerschapsverklaring van de medewerkster nodig.
Artikel 1.42 Organisatie van de arbeid
Onverminderd artikel 4:5 van de Arbeidstijdenwet, organiseert de werkgever de arbeid van een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie zodanig, richt de arbeidsplaats zodanig in, past een zodanige productie- en werkmethode toe en laat zodanige arbeidsmiddelen gebruiken, dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie.
Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door een tijdelijke aanpassing van de arbeid of door een tijdelijke aanpassing van de arbeid- en rusttijden voorkomen dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt, en wordt voorkomen dat een terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie.
Voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie is een geschikte, af te sluiten besloten ruimte beschikbaar, waarin gelegenheid is of onmiddellijk kan worden gemaakt voor het nemen van rust. In een zodanige ruimte is een deugdelijk, al of niet opvouwbaar bed of een deugdelijke rustbank beschikbaar.
Artikel 4.108. Arbeidsverboden lood en loodverbindingen
Het is een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie verboden arbeid te verrichten waarbij zij kunnen worden blootgesteld aan metallisch lood en zijn verbindingen.
Artikel 4.109. Arbeidsverboden enkele biologische agentia
Het is een zwangere werknemer verboden arbeid te verrichten waarbij zij kunnen worden blootgesteld aan de biologische agentia Toxoplasma en Rubellavirus, bedoeld in afdeling 9 van dit hoofdstuk, tenzij is gebleken dat zij hiervoor immuun is.
Beleidsregel 8. Voorlichting en onderricht aan zwangere werknemers en werknemers tijdens lactatie
werkgever geeft een zwangere werknemer voorlichting over de risico's van haar werk voor haarzelf en haar (ongeboren) kind en de genomen maatregelen om deze risico's te voorkomen Bij deze voorlichting wordt ook aandacht besteed aan de rustruimte binnen het bedrijf. Deze voorlichting vindt plaats binnen twee weken nadat de zwangere werknemer aan de werkgever gemeld heeft zwanger te zijn.
geeft de werkgever voorlichting aan de werknemer vóór het bevallingsverlof over de risico's van het werk voor de pas bevallen werknemer en de genomen maatregelen om deze risico’s te voorkomen. Deze voorlichting betreft ook informatie inzake risico's van het werk voor kwaliteit en kwantiteit van de borstvoeding en de genomen maatregelen om deze risico's te voorkomen.
Beleidsregel 1.42. Organisatie van de arbeid van zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie
De verplichting van de werkgever om de arbeid van een zwangere werknemer en werknemer tijdens lactatie zodanig te organiseren dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie, houdt ten minste in dat:
worden beschouwd als onbehaaglijk als bedoeld in het eerste lid, onder c wanneer het predicted percentage of dissatisfied (PPD) bepaald op basis van NEN-EN-ISO 7730: 1996 "Gematigde thermische binnenomstandigheden Bepalingen van de PMV- en de PPD-waarde en specificaties van de voorwaarden voor thermische behaaglijkheid", meer bedraagt dan 20%.
Artikel 4:5 Arbeid en zwangerschap
De arbeid van een zwangere werknemer wordt zodanig ingericht, dat rekening wordt gehouden met haar specifieke omstandigheden. De werkgever voldoet, met inachtneming van het tweede tot en met vijfde lid, aan de voor hem uit de eerste volzin voortvloeiende verplichting binnen een redelijke termijn nadat een verzoek daartoe door de zwangere werknemer is gedaan. Bij dit verzoek wordt desgevraagd een schriftelijke verklaring overgelegd van een geneeskundige of een verloskundige waaruit blijkt, dat de betrokken werknemer zwanger is.
De zwangere werknemer heeft het recht de arbeid af te wisselen met één of meer pauzes buiten die bedoeld in artikel 5:4 of de bij of krachtens artikel 5:12 voorgeschreven pauzes. Deze extra pauze onderscheidenlijk pauzes bedragen tezamen ten hoogste één achtste deel van de voor haar geldende arbeidstijd per dienst. De in de vorige volzin bedoelde pauzes gelden voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen als arbeidstijd.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat een vrouwelijke werknemer:
a. geen arbeid verricht binnen 28 dagen voor de vermoedelijke datum van de bevalling, zoals die is aangegeven in een door de vrouwelijke werknemer aan de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige waaruit de vermoedelijke datum van bevalling blijkt. Het in de eerste volzin bedoelde tijdvak wordt verlengd met het tijdvak, dat verloopt tussen de vermoedelijke datum van de bevalling en de werkelijke datum van de bevalling;
Artikel 4:7: Arbeid na de bevalling
Artikel 4:5, met uitzondering van het zesde lid. is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een vrouwelijke werknemer gedurende een periode van 6 maanden na de bevalling.
Een vrouwelijke werknemer, die een borstkind voedt, heeft, indien zij de werkgever hiervan in kennis heeft gesteld, gedurende de eerste 9 levensmaanden van dat kind het recht de arbeid te onderbreken ten einde in de nodige rust en afzondering haar kind te zogen dan wel de borstvoeding te kolven. De werkgever biedt haar daartoe de gelegenheid en stelt, waar nodig, een geschikte af te sluiten besloten ruimte ter beschikking.
De onderbrekingen, bedoeld in het eerste lid, vinden plaats zo vaak en zo lang als nodig is doch bedragen gezamenlijk ten hoogste een vierde van de arbeidstijd per dienst. De vaststelling van het tijdstip en de duur van de onderbrekingen vindt plaats door de betrokken vrouwelijke werknemer na overleg met de werkgever.
Het recht op zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling, zoals aangegeven in een aan de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling.
3. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen.
Voor de toepassing van het derde lid worden dagen waarover de vrouwelijke werknemer op grond van artikel 29a, tweede lid, van de Ziektewet ziekengeld heeft genoten in de periode dat zij recht heeft op zwangerschapsverlof, maar dat verlof nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij zwangerschapsverlof heeft genoten.
De werknemer meldt aan de werkgever het opnemen van het verlof in verband met adoptie zo mogelijk uiterlijk drie weken voor de dag van ingang van het verlof onder opgave van de omvang van het verlof. Bij de melding worden documenten gevoegd waaruit blijkt dat een kind ter adoptie is of zal worden opgenomen.