Organisatie | Sint Maarten |
---|---|
Organisatietype | Koninkrijksdeel |
Officiële naam regeling | Landsverordening Veiligheidsdienst |
Citeertitel | Landsverordening Veiligheidsdienst |
Vastgesteld door | regering en Staten gezamenlijk |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Memorie van toelichting Landsverordening Veiligheidsdienst exb-2020-11643 Translation of the National Ordinance security service exb-2020-11645 Translation of the Explanatory Memorandum of the National Ordinance security service |
Deze Landsverordening is in ontwerp vastgesteld door de Eilandsraad voorafgaand aan 10 oktober 2010, en na 10-10-10 als GT afgekondigd ingevolge Additioneel Artikel II van de Staatsregeling
Art. 5, 7 en 8 van de Staatsregeling
Landsbesluit aanwijzing vertrouwensfuncties en uitvoering van veiligheidsonderzoeken (AB 2012, no. 9)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2015 | Art. 65 | 17-04-2015 AB 2015, no. 9 | Onbekend | ||
10-10-2010 | 29-05-2015 | Nieuwe regeling | 20-12-2010 AB 2010, GT no. 4 | Onbekend | |
10-10-2010 | Nieuwe regeling | 20-12-2010 AB 2010, GT no. 4 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
gegevensverwerking : elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot gegevens, waaronder in ieder geval gegevens het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens;
Hoofdstuk 2 De dienst en zijn taak
De dienst heeft in het belang van de nationale veiligheid tot taak:
het verrichten van onderzoek, waaronder het verzamelen van gegevens omtrent organisaties en personen, die door de doelen die zij nastreven, of door hun activiteiten, aanleiding geven tot het ernstige vermoeden, dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, of de integriteit van het openbaar bestuur, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van Sint Maarten, of het Koninkrijk der Nederlanden;
het bevorderen van maatregelen ter bescherming van de in onderdeel a, genoemde belangen, waaronder begrepen maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door de nationale veiligheid van Sint Maarten, of het Koninkrijk der Nederlanden is geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven, die naar het oordeel van de Minister van vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk leven.
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen inzake de verwerking van gegevens
wier activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, of de integriteit van het openbaar bestuur, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van Sint Maarten of het Koninkrijk der Nederlanden;
Het hoofd draagt zorg dat door de dienst omtrent een persoon verwerkte gegevens die achteraf onjuist zijn gebleken of ten onrechte zijn verwerkt, onverwijld worden verbeterd of verwijderd. Van de verbetering wordt door het hoofd, dan wel indien artikel 28, tweede lid, van toepassing is, door de Minister, onverwijld mededeling gedaan aan hen aan wie hij de desbetreffende gegevens heeft verstrekt.
Indien met betrekking tot de voor vernietiging in aanmerking komende gegevens een aanvraag als bedoeld in de artikelen 34 of 36 is gedaan, wordt de vernietiging van de desbetreffende gegevens opgeschort tot ten minste het moment waarop op de aanvraag onherroepelijk is beslist. Voor zover de aanvraag om kennisneming is ingewilligd worden de desbetreffende gegevens niet eerder vernietigd dan nadat de betrokkene van de desbetreffende gegevens overeenkomstig artikel 34, tweede lid kennis heeft kunnen nemen.
Hoofdstuk 4 Algemene bevoegdheden tot het verzamelen van gegevens
De dienst verzamelt de benodigde gegevens voor een goede uitoefening van zijn taken genoemd in artikel 3, eerste lid, uit openbare bronnen.
Degene die belast is met de leiding van een overheidsdienst, verschaft het hoofd op diens verzoek de gevraagde informatie. Indien voor die dienst een bijzondere geheimhoudingsplicht geldt, wordt slechts gevolg gegeven aan het verzoek, voor zover vooraf schriftelijk door de Minister is vastgesteld dat het door de dienst behartigde belang zwaarder weegt dan de door de betreffende overheidsdienst behartigde belangen. Eventuele op voornoemde verstrekking betrekking hebbende bijzondere bij landsverordening vastgelegde voorschriften zijn in dat geval niet van toepassing.
Hoofdstuk 5 Bijzondere bevoegdheden tot het verzamelen van gegevens
Onverminderd de bevoegdheid tot gegevensvergaring als bedoeld in de artikelen 13 en 14, is de dienst bevoegd tot de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in dit hoofdstuk, voor zover dat noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de taak, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a.
De bijzondere bevoegdheden, omschreven in het eerste lid, onderdeel c, d en e, worden uitsluitend toegepast mits de Minister daartoe op schriftelijk voorstel van het hoofd voor elk concreet geval vooraf, schriftelijk toestemming heeft verleend. Deze toestemming wordt, voor zover in deze landsverordening niet anders is bepaald, verleend voor ten hoogste drie maanden en kan telkens op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van het hoofd worden verlengd voor eenzelfde periode. De in het eerste lid omschreven bijzondere bevoegdheden worden alleen toegepast, indien door het hoofd is vastgesteld dat de beoogde verzameling van gegevens niet kan plaatsvinden op de in artikel 13 en 14, beschreven wijze.
Indien bij toepassing van de bijzondere bevoegdheid genoemd in artikel 17, eerste lid, onderdeel c, het noodzakelijk is om zonder toestemming van de bewoner een woning te betreden, is voor het personeel machtiging vereist van de Minister. De in artikel 7, tweede lid, van de Staatsregeling opgenomen voorschriften zijn niet van toepassing.
De uitoefening van de bevoegdheid tot het openen van brieven als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel d, j° tweede lid, en daarvan afschrift te nemen zonder toestemming van de geadresseerde is uitsluitend toegestaan indien een rechter werkzaam bij het Gerecht in Eerste Aanleg zittingplaats Sint Maarten hiertoe, op verzoek van het hoofd, ten aanzien van iedere afzender of geadresseerde afzonderlijk, een last heeft afgegeven.
Indien bij het verzoek om toestemming het nummer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, nog niet bekend is, wordt de toestemming slechts verleend onder de voorwaarde dat de bevoegdheid alleen mag worden uitgeoefend zodra het desbetreffende nummer bekend is. De dienst is bevoegd tot het gebruik van een technisch hulpmiddel waarmee het nummer, bedoeld in de eerste volzin, kan worden verkregen.
Een ieder die kennis draagt ter zake van het ongedaan maken van de versleuteling van de gegevens opgeslagen of verwerkt in het geautomatiseerde werk als bedoeld in het eerste lid, is verplicht het hoofd op diens schriftelijk verzoek alle noodzakelijke medewerking te verlenen om deze versleuteling ongedaan te maken.
Bij toepassing van de bijzondere bevoegdheden genoemd in artikel 17, onderdeel e, is tevens voor elk concreet geval, voor zover het telecommunicatie betreft, vooraf tevens schriftelijke toestemming vereist van de Minister van Telecommunicatie. Een afschrift van elke toestemming wordt door het hoofd binnen 48 uur aan de Commissie van Toezicht gezonden.
Opdat de dienst de hem in verband met de waarborging van de democratische rechtsorde toegekende bevoegdheden, genoemd in artikel 17, eerste lid, onderdeel e, kan toepassen, treft iedere houder van een concessie als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen, in zijn bedrijf onverwijld de technische voorzieningen die het hoofd wenselijk acht.
De Minister kan daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen schriftelijk opdragen die medewerking te verlenen die noodzakelijk is om een natuurlijk persoon als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel g, van een aan te nemen identiteit te voorzien. De voor het bestuursorgaan geldende wettelijke voorschriften ter zake van de van deze verlangde werkzaamheden, blijven voor zover deze in de weg staan aan het verrichten van die werkzaamheden, buiten toepassing.
De inzet van natuurlijke personen als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel g, geschiedt slechts met een bijzondere schriftelijke machtiging van het hoofd. Indien een in te zetten persoon justitiële antecedenten heeft, is voor die inzet de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Minister benodigd en wordt van het inzetten mededeling gedaan aan de Commissie van Toezicht.
Bij instructie van de dienst kan de natuurlijke persoon bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel g, tevens worden belast met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd. Een instructie als bedoeld in de eerste volzin wordt slechts gegeven indien een goede taakuitoefening van de dienst dan wel de veiligheid van de betrokken natuurlijke persoon daartoe noodzaakt.
De natuurlijke persoon bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel g, mag bij de uitvoering van de instructie door zijn optreden een persoon niet brengen tot ander handelen betreffende het beramen of plegen van strafbare feiten, dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. Bij de instructie bedoeld in het derde lid, wordt aan de desbetreffende natuurlijke persoon aangegeven:
Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan de Minister nadere regels stellen met betrekking tot:
de voorwaarden waaronder en de gevallen waarin ter uitvoering van een instructie door een natuurlijke persoon als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel g, handelingen mogen worden verricht die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd;
De Minister onderzoekt vijf jaar na beëindiging van de uitoefening van de bijzondere bevoegdheid als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel c, voor zover is binnengetreden in een woning zonder toestemming van de bewoner, en daarna telkens eenmaal per jaar, of de persoon ten aanzien van wie de bevoegdheid is uitgeoefend, daarvan verslag kan worden uitgebracht. Indien dit mogelijk is, geschiedt dit zo spoedig mogelijk.
Het schriftelijke verslag aan de persoon wordt uitgesteld indien de bijzondere bevoegdheid is uitgeoefend in het kader van een onderzoek, waarover verstrekking van gegevens aan de betrokken persoon, indien deze op het moment van het onderzoek een aanvraag als bedoeld in artikel 34 zou hebben ingediend, op grond van artikel 39 zou moeten worden geweigerd.
Indien het hoofd de uitvoering overweegt van een handeling die niet te herleiden is tot een in artikel 17, eerste lid, omschreven bijzondere bevoegdheid en die bij uitvoering leidt of kan leiden tot een inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een burger, gaat hij daartoe pas over, nadat de Minister hem daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven. Van de toepassing wordt mededeling gedaan aan de Commissie van Toezicht.
De uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in dit hoofdstuk is slechts geoorloofd, indien de daarmee beoogde verzameling van gegevens niet of niet tijdig kan geschieden door raadpleging van voor een ieder toegankelijke informatiebronnen of van informatiebronnen waarvoor aan de dienst een recht op kennisneming van de daar berustende gegevens is verleend.
Indien is besloten tot de uitoefening van een of meer bevoegdheden als bedoeld in dit hoofdstuk, wordt slechts die bevoegdheid uitgeoefend die, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van de bedreiging van de door de dienst te beschermen belangen, mede in vergelijking met andere beschikbare bevoegdheden voor de betrokkene het minste nadeel oplevert.
Hoofdstuk 6 Interne en externe verstrekking van gegevens
De verstrekking van door of ten behoeve van de dienst verwerkte gegevens aan een binnen de dienst of, ingevolge enige bepaling bij of krachtens landsverordening ten behoeve van de dienst werkzame ambtenaar, vindt slechts plaats voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de aan de desbetreffende ambtenaar opgedragen taak.
Het hoofd is bevoegd, indien bij de verwerking van gegevens door of ten behoeve van de dienst blijkt van gegevens die van belang kunnen zijn voor de opsporing of vervolging van strafbare feiten, nadat de Minister hem daartoe voor elk concreet geval schriftelijke toestemming heeft verleend, hiervan schriftelijk mededeling te doen aan het daartoe aangewezen lid van het openbaar ministerie.
Op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van het daartoe aangewezen lid van het openbaar ministerie wordt inzage gegeven in alle aan de mededeling ten grondslag liggende gegevens die voor de beoordeling van de juistheid van de mededeling noodzakelijk zijn. De artikelen 65 en 66 zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien bij de verwerking van gegevens door of ten behoeve van de dienst is gebleken van een dringende en gewichtige reden kan de Minister of het hoofd, nadat de Minister hem daartoe voor elk concreet geval schriftelijk toestemming heeft verleend, schriftelijk mededeling doen van gegevens aan bij of krachtens landsbesluit aangewezen personen of instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van een publieke taak, voor zover deze gegevens tevens van belang kunnen zijn voor de behartiging van de aan hen in dat kader opgedragen belangen. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat inzage kan worden verleend.
Bij een mededeling als bedoeld in het tweede lid wordt de mate van betrouwbaarheid en de ouderdom van de daaraan ten grondslag liggende gegevens vermeld. Indien met betrekking tot de desbetreffende gegevens een verklaring als bedoeld in artikel 35, eerste lid, voorhanden is, wordt deze gelijktijdig verstrekt.
Hoofdstuk 7 Recht op kennisneming van persoonsgegevens en andere gegevens
In dit hoofdstuk wordt onder document, bestuurlijke aangelegenheid, intern beraad, persoonlijke beleidsopvatting, ambtelijk of gemengd samengestelde adviescommissie verstaan, hetgeen daaronder in de Landsverordening openbaarheid van bestuur wordt verstaan.
De Minister deelt iedereen op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie maanden mee of, en zo ja, welke hem betreffende persoonsgegevens door of ten behoeve van de dienst zijn verwerkt. De Minister kan zijn besluit voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.
Als blijkt dat de aanvraag, genoemd in het eerste lid, betrekking heeft op gegevens van een persoon die nog niet is overleden of van een overleden persoon die niet de hoedanigheid van echtgenoot, geregistreerd partner, kind of ouder van de aanvrager heeft, wordt de aanvraag niet ontvankelijk verklaard.
De Minister deelt een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie maanden mede of kennis kan worden genomen van andere dan persoonsgegevens betreffende de in de aanvraag vermelde bestuurlijke aangelegenheid. De Minister kan zijn besluit voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de aanvrager.
Over persoonlijke beleidsopvattingen kunnen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering gegevens worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kunnen de gegevens in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van gegevens over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt.
In afwijking van artikel 34 stelt het hoofd een persoon werkzaam, of werkzaam geweest, bij of ten behoeve van een dienst, op diens schriftelijk verzoek zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na het verzoek, in de gelegenheid kennis te nemen van zijn gegevens in de personeels- en salarisadministratie.
Degene die inzage heeft genomen van de hem betreffende gegevens kan het hoofd schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift zijn verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Hoofdstuk 8 Veiligheidsonderzoeken
De vertrouwensfuncties worden aangewezen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Het is verboden een persoon met een vertrouwensfunctie te belasten, tenzij de Minister tevoren op grond van een door de dienst ingesteld veiligheidsonderzoek heeft verklaard dat tegen vervulling van die functie door betrokkene uit het oogpunt van het voortbestaan van de democratische rechtsorde, de integriteit van het openbaar bestuur of de veiligheid of andere gewichtige belangen van Sint Maarten geen bezwaar bestaat.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop veiligheidsonderzoeken worden gehouden. Tevens kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gesteld over de wijze waarop de in het kader van een veiligheidsonderzoek vergaarde gegevens worden vastgelegd en door de betrokken persoon, in afwijking van artikel 34, kennis kan worden genomen van de over hem vastgelegde gegevens.
De Minister doet ten aanzien van personen die een vertrouwensfunctie vervullen, iedere vijf jaar en, indien gebleken feiten of omstandigheden hem daartoe aanleiding geven, incidenteel een hernieuwd veiligheidsonderzoek instellen. Voor het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek is de instemming van de betrokkene niet vereist.
De Minister trekt ten aanzien van een persoon met betrekking waartoe aan hem is gebleken, dat onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouw zal volbrengen, de verklaring, bedoeld in artikel 44, eerste lid, in.
Indien ten aanzien van een ambtenaar sprake is van een geval als bedoeld in het tweede lid, wordt de betrokkene door de Minister onder wie hij valt, terstond van zijn plicht tot het verrichten van de aan de vertrouwensfunctie verbonden werkzaamheden en zo spoedig mogelijk uit de desbetreffende functie ontheven. Betreft het een niet-ambtenaar, dan bevordert de Minister wie het aangaat, de spoedige ontheffing van de betrokkene uit de vertrouwensfunctie.
Hoofdstuk 9 Samenwerking tussen diensten
In het kader van het onderhouden van verbindingen als bedoeld in artikel 47, eerste lid, kan door het hoofd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek, aan deze instanties technische en andere vormen van ondersteuning worden verleend ten behoeve van door deze instanties te behartigen belangen, voor zover:
Een verzoek om ondersteuning als bedoeld in het eerste lid dient ondertekend te zijn door de daartoe bevoegde autoriteit van deze instantie en omvat een nauwkeurige omschrijving van de verlangde vorm van ondersteuning en de reden waarom de ondersteuning wenselijk wordt geacht. De verzochte ondersteuning wordt slechts verleend indien daartoe toestemming is verkregen van de Minister.
Hoofdstuk 10 Samenwerking met andere instanties
Het hoofd pleegt voorts regelmatig overleg met de korpschef van het Korps Politie Sint Maarten, de hoofdofficier van justitie, de inspecteur der invoerrechten en accijnzen en de directeur van de met de uitvoering van de Landsverordening Toelating en Uitzetting belaste dienst, over aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn.
De politie- en douaneambtenaren en de ambtenaren van de Immigratie en Naturalisatiedienst doen aan de korpschef van het Korps Politie Sint Maarten, respectievelijk de Inspecteur der invoerrechten en accijnzen onverwijld mededeling van te hunner kennis gekomen gegevens die voor de dienst van belang kunnen zijn. Deze gegevens worden door het betrokken diensthoofd onverwijld doorgezonden aan het hoofd of ingebracht in het overleg, bedoeld in het eerste en tweede lid.
Een verzoek om medewerking als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, wordt ondertekend door de Minister van Justitie, onderscheidenlijk de Minister en omvat een nauwkeurige omschrijving van de verlangde werkzaamheden. De Minister die de ondersteuning heeft verzocht is verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van de te verrichten werkzaamheden.
Hoofdstuk 11 Het toezicht op de Dienst
het gevraagd en ongevraagd inlichten en adviseren van de Minister aangaande de door de Commissie geconstateerde bevindingen. Desgewenst kan de Commissie de Minister vragen deze inlichtingen en adviezen ter kennis van de Staten te brengen waarbij de werkwijze zoals omschreven in artikel 56, derde tot en met zevende lid, van overeenkomstige toepassing is;
De Commissie bestaat uit drie leden:
een door de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Saba en Sint Eustatius voorgedragen lid van dit Hof als voorzitter. De president van het Hof draagt voorts een lid van dit Hof voor die bij ontstentenis van de voorzitter lid van de Commissie is en plaatsvervangend voorzitter;
Aan de voorzitter wordt, indien hij geen ambtenaar is, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, een honorering toegekend. Tevens worden zijn werkelijke reis- en verblijfskosten vergoed, voor zover hij niet is ingeschreven in de basisadministratie van persoonsgegevens in Sint Maarten. Bij ontstentenis van de voorzitter, komen deze vergoedingen, uitsluitend voor de periode van vervanging, toe aan de plaatsvervangend voorzitter.
Aan de leden van de Commissie wordt, op voordracht van de Minister en de Minister van Justitie gezamenlijk, ontslag verleend:
Door de Minister en de Minister van Justitie gezamenlijk kan een lid van de Commissie op non-actief worden gesteld, indien tegen dit lid een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is voor het bestaan van feiten of omstandigheden die tot ontslag, anders dan op de gronden vermeld in artikel 53, onderdeel b, zou kunnen leiden.
In het geval, bedoeld in het tweede lid, eindigt de non-activiteit na drie maanden. Door de Minister en de Minister van Justitie gezamenlijk kan de non-activiteit telkens met ten hoogste drie maanden worden verlengd. De non-activiteit wordt door de Minister en de Minister van Justitie gezamenlijk beëindigd zodra de grond voor non-activiteit is vervallen.
De Commissie beschikt over administratieve ondersteuning. De tot de administratieve ondersteuning behorende personen worden op voordracht van de voorzitter van de Commissie door de Minister benoemd, geschorst of ontslagen.
De Minister zendt het toezichtsrapport alsmede zijn reactie daarop binnen zes weken aan de Staten. Vermelding van gegevens bedoeld in artikel 64, derde lid, blijven daarbij achterwege. De Minister kan deze gegevens vertrouwelijk mededelen aan de fractievoorzitters van alle in de Staten gekozen politieke partijen.
Indien het hoofd een opdracht krijgt, die hij in strijd acht met de taakstelling van de dienst, zendt hij de Commissie van Toezicht een schriftelijk stuk waarin hij de gronden waarop zijn zienswijze ten aanzien van de opdracht berust uiteenzet. Bij het geschrift worden gevoegd eventuele andere op de opdracht betrekking hebbende stukken; een kopie van het schriftelijk stuk zendt hij aan de Minister.
De Minister, het hoofd, het personeel en een ieder die betrokken is bij de uitvoering van hetgeen bij of krachtens deze landsverordening is bepaald, zijn verplicht desgevraagd aan de Commissie alle inlichtingen te verstrekken die zij voor een goede uitoefening van haar taak noodzakelijk acht. De voorzitter van de Commissie wordt op diens schriftelijk verzoek rechtstreeks toegang verleend tot de bij of krachtens deze landsverordening verzamelde gegevens.
Indien het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen schade kan toebrengen aan de geheimhouding van bronnen waaruit de gevraagde gegevens afkomstig zijn, of aan de veiligheid van personen met wier medewerking de gevraagde gegevens werden verzameld, worden die inlichtingen alleen verstrekt door het hoofd.
De Commissie kan anderen dan de in artikel 59, eerste lid, bedoelde personen verzoeken inlichtingen te verstrekken met betrekking tot het vervullen van de taken van de dienst.
De Commissie stelt van haar werkzaamheden jaarlijks, in de maand maart, met in achtneming van artikel 64, derde lid, een openbaar schriftelijk verslag op over het voorafgaand kalenderjaar. Het concept van dit verslag wordt vervolgens voorgelegd aan de Minister. De Minister maakt binnen dertig dagen zijn visie op het concept aan de Commissie kenbaar.
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht. De verplichting tot geheimhouding duurt voort, nadat het betrokken zijn bij de uitvoering van deze landsverordening is geëindigd.
De ambtenaar bedoeld in het eerste lid die krachtens een wettelijke bepaling verplicht wordt als getuige of deskundige op te treden legt, uitgezonderd indien artikel 59 van toepassing is, slechts een verklaring af omtrent datgene waartoe zijn verplichting tot geheimhouding zich uitstrekt, voor zover de Minister hem daartoe schriftelijk van deze verplichting heeft ontheven.
De bevoegdheden op grond van de Landsverordening Algemene Rekenkamer worden met betrekking tot de dienst uitsluitend uitgeoefend door de secretaris of voorzitter van de Algemene Rekenkamer. Voor de controle van de administratie van de dienst kan de voorzitter of secretaris zich uitsluitend laten bijstaan door het hoofd van de centrale accountantsdienst van het Land.
Hoofdstuk 15 Overgangs- en slotbepalingen
Aan degene ten aanzien van wie door of namens de Minister is geconstateerd dat hij niet heeft voldaan aan een aan hem bij de artikelen 21, zesde lid, 22, tweede lid, 44, eerste lid en 45, vierde lid, opgelegde verplichting, kan een last onder dwangsom worden opgelegd. Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
Bij gebreke van voldoening aan de last binnen de termijn, bedoeld in artikel 68, tweede lid, kan de Minister het bedrag van de dwangsom, verhoogd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, doen invorderen bij dwangbevel, tenzij ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak bezwaar is gemaakt tegen oplegging van de last.
Indien er door enige omstandigheid door de dienst geen veiligheidsonderzoeken kunnen worden uitgevoerd, kan terzake door de Minister, een verzoek tot ondersteuning aan een inlichtingen- of veiligheidsdienst binnen het Koninkrijk worden gericht. Indien de gevraagde ondersteuning wordt verleend, wordt de in dat kader te verrichten werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van de Minister en met inachtneming van hetgeen bij of krachtens deze landsverordening is gesteld.
Het personeel in dienst van de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen op het moment van de transitie van Eilandgebied naar Land Sint Maarten, dat overgaat naar de Veiligheidsdienst Sint Maarten, wordt geacht in het bezit te zijn van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a.
Translation of the Explanatory Memorandum of the National Ordinance security service
[Klik hier om het document te downloaden]
Translation of the Explanatory Memorandum of the National Ordinance security service