Geen
Algemene mandaatbesluit 2012 en de dienstmanten 2012
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 13-01-2012 Gemeenteblad, 2012, 02 | DI 12.2908716 |
Uitgangspunt is de hoofdregel dat de concerndirecteur Bedrijfsvoering bevoegd is tot het aangaan van transacties tot een bedrag van € 50.000,-- (omdat het mandaat van het College aan de diensten niet verder reikt).
Dus transacties boven dit bedrag moeten aan het College worden voorgelegd (hierop bestaan enkele uitzonderingen, zie hierna).
Voor de DIA betekent dit het volgende:
Aan de hoofden wordt door de concerndirecteur Bedrijfsvoering ondergemandateerd het aangaan van overeenkomsten tot en met € 24.999,--.
Voor overeenkomsten tussen € 25.000,-- en € 50.000,-- is de vakdirecteur ondergemandateerd (en bij diens afwezigheid is de concerndirecteur Bedrijfsvoering bevoegd).
Op de hoofdregel dat voor transacties boven € 50.000,-- uitsluitend het college bevoegd is bestaan twee uitzonderingen:
Als het een routine-investering of uitgave betreft (bijv. de aanschaf van een vuilnisauto door de MD).
N.B. de uitgave moeten wel gedekt zijn in de dienstbegroting.
Als de aanwending van de middelen al vooraf door de raad is bepaald (bijv. een investerings-krediet voor de inkoop/aanschaf van kantoormeubilair).
Voor alle transacties blijft de algemene “teruglegverplichting” gelden uit het concern mandaatbesluit: Indien er (aanmerkelijke) risico’s verbonden zijn aan de transactie moet deze vooraf worden teruggelegd (opgeschaald) naar de hogere functionaris (dit kunnen zowel financiële als publicitaire risico’s zijn). Dus het hoofd legt - voordat de transactie wordt aangegaan - terug bij de vakdirecteur en/of concerndirecteur Bedrijfsvoering en deze beslist of het moet worden teruggelegd bij portefeuillehouder of College.
Voor de vervanging van de concerndirecteur Bedrijfsvoeringvan de dienst DIA, geldt een vaste (hiërarchische) volgorde:
Eerste vervanger en plaatsvervangend concerndirecteur Bedrijfsvoering is de directeur Facilitaire Dienstverlening.
Tweede vervanger is (bij afwezigheid van de concerndirecteur Bedrijfsvoering en directeur Facilitaire dienstverlening) de directeur Publieke Dienstverlening.
Tijdens de periode, waarin één van de genoemde directeuren de concerndirecteur Bedrijfsvoering vervangt, is deze gemachtigd alle handelingen te verrichten, die aan de functie van concerndirecteur Bedrijfsvoering zijn verbonden.
Aan de vakdirecteur Publieke Dienstverlening wordt opgedragen de uitoefening van de volgende bevoegdheden:
3.2 Aan de vakdirecteur Publieke Dienstverlening wordt opgedragen de uitoefening van de volgende bevoegdheden:
Aan de vakdirecteur Facilitaire Dienstverlening wordt opgedragen de uitoefening van de volgende bevoegdheden:
3.3 Aan de vakdirecteur Facilitaire Dienstverlening wordt opgedragen de uitoefening van de volgende bevoegdheden:
Bestuursrechtelijke bevoegdheden over Burgerzaken en Belastingen van de Vakdirectie Publieke Dienstverlening die niet vallen onder bovengenoemde ondermandaat structuur maar volledigheidshalve worden vermeld.
Onderstaande bevoegdheden zijn - door attributie - wettelijk rechtstreeks toegekend aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand (BS).
4.2.1 Onderstaande bevoegdheden zijn - door attributie - wettelijk rechtstreeks toegekend aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand (BS).
De toedeling van bevoegdheden op het terrein van de gemeentelijke belastingen is geregeld in het 'aanwijzingsbesluit belastingambtenaren' (collegebesluit van 10 december 2002, nr. 8d). In dit besluit heeft het College de ambtenaren aangewezen die bevoegd zijn de gemeentelijke belastingen te heffen en te innen. Het gaat hierbij om attributie en niet om mandaat.
Voor de meeste gemeentelijke belastingen is de concerndirecteur Bedrijfsvoering bevoegd tot heffing en invordering. De desbetreffende bevoegdheden zijn door de concerndirecteur Bedrijfsvoering bij besluit van 26 april 2005 gemandateerd aan de betreffende afdelingshoofden van de Vakdirectie Publieke Dienstverlening.
4.2.2 Door de directeur aan de afdelingshoofden gemandateerde bevoegdheden: