Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012
CiteertitelBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 2 Tijdnormering hulp bij het huishouden Bijlage 3 Bedragen voorzieningen Wmo

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-01-201401-01-201401-01-2015wijziging bijlage 3

14-01-2014

Gemeenteblad, 30-01-2014

Onbekend
01-01-201301-01-2014wijziging bijlage 3

18-12-2012

Hoog en Laag, 27-12-2012

Onbekend
12-09-201201-01-201201-01-2013nieuwe regeling

14-08-2012

Hoog en Laag, 12-09-2012

Onbekend
01-01-201201-01-2012nieuwe regeling

08-11-2011

Hoog en Laag, 28 november 2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum,

gelet op Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012,

Besluit

vast te stellen het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.1

    Begripsbepalingen

    De begripsbepalingen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening

    Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2012

    (hierna de “Verordening”) zijn van toepassing op dit Besluit.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 2.1.

    Verzoek belanghebbende

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.

  • 2.2

    Weigering van een persoonsgebonden budget

     

    • 1.

      Van overwegende bezwaren als bedoeld in artikel 36 Verordening is sprake, indien voorzienbaar is dat belanghebbende niet op een verantwoorde wijze kan omgaan met een persoonsgebonden budget.

    • 2.

      Indien een persoonsgebonden budget wordt geweigerd, maar overigens aan de criteria wordt voldaan voor de individuele voorziening, kan een voorziening in natura worden verstrekt.

  • 2.3

    Verantwoording persoonsgebonden budget bij koop of huur

     

    • 1.

      Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor de koop of huur van een voorziening legt de budgethouder verantwoording af aan het college.

    • 2.

      Verantwoording vindt plaats op de volgende wijze:

      • a.

        Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor de koop van een voorziening, verstrekt de budgethouder binnen maximaal zes maanden na de datum van verzending van het besluit tot verlening van het persoonsgebonden budget, een betalingsbewijs aan het college over de besteding van het persoonsgebonden budget.

      • b.

        Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor de huur van een voorziening, verstrekt de budgethouder binnen maximaal drie maanden na de datum van verzending van het besluit tot verlening van het persoonsgebonden budget, een betalingsbewijs aan het college over de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 2.4

    Verantwoording persoonsgebonden budget bij de voorziening hulp bij het huishouden

    Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder verantwoording af aan Menzis Zorg en Inkomen.

Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over de financiële tegemoetkoming

Artikel 3 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 3.1

    Vorm van verstrekking

    Een financiële tegemoetkoming bestaat uit een:

    a.forfaitair bedrag; of

    b.een maximale bijdrage.

  • 3.2

    Verantwoording

    Het college kan de belanghebbende schriftelijk verzoeken verantwoording af te leggen, waarbij belanghebbende de door het college aan te geven relevante stukken en gegevens moet overleggen binnen een door het college bepaalde termijn.

Hoofdstuk 4 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 4 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 4.

    Omvang eigen bijdrage en eigen aandeel

     

    • 1.

      De omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt vastgesteld conform de systematiek en bedragen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, waarbij de eigen bijdrage/ eigen aandeel bij hulp bij het huishouden wordt begrensd tot maximaal de kosten van de feitelijk ingezette uren en bij de woon- en vervoersvoorzieningen tot de kosten van de voorziening.

    • 2.

      Bij woon- en vervoersvoorzieningen tot € 1.000,-- is geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd.

Hoofdstuk 5 De te bereiken resultaten - een schoon en leefbaar huis

Artikel 5  

  • 5.1

    Omvang hulp bij het huishouden

     

    • 1.

      De omvang van de huishoudelijke hulp wordt bepaald aan de hand van de noodzakelijk te verrichten activiteiten, limitatief opgesomd in bijlage 2.

    • 2.

      De tijdnormering van de noodzakelijk te verrichten activiteiten is opgenomen in bijlage 1.

  • 5.2

    Hoogte persoonsgebonden budget

     

    • 1.

      De hoogte van het persoonsgebonden budget is afhankelijk van de omvang van de toegekende hulp bij het huishouden, zoals genoemd in artikel 5.1.

    • 2.

      Het persoonsgebonden budget dat wordt verstrekt voor hulp bij het huishouden is vastgesteld op het in bijlage 3 genoemde bedrag voor 1 uur per week huishoudelijke hulp.

  • 5.3

    (vervallen)

Hoofdstuk 6 De te bereiken resultaten – wonen in een geschikt huis en het zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 6  

  • 6.1

    Hoogte vergoeding verhuis- en inrichtingskosten

    De hoogte van de verhuiskostenvergoeding is opgenomen in bijlage 3, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een verhuizing naar een aangepaste woning en een verhuizing naar een rolstoel toe- en doorgankelijke woning.

  • 6.2

    Primaat van de verhuizing

    Het bedrag als bedoeld in artikel 10 lid 3 Verordening, waarboven het primaat van verhuizing wordt toegepast, is opgenomen in bijlage 3.

  • 6.3

    Hoogte vergoeding bezoekbaar maken

    Het bedrag als bedoeld in artikel 12 lid 3 Verordening is opgenomen in bijlage 3.

  • 6.4

    Kosten bouwkundige- of woontechnische voorziening

    Alleen de kosten van de navolgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:

    • 1.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed;

    • 2.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking. Het betreft dan veelal de ingrijpende woningaanpassingen;

    • 3.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien noodzakelijk tot € 900 volledig of indien deze meer bedragen dan € 900,-, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • 4.

      de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • 5.

      de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting;

    • 6.

      renteverlies, dat ontstaat indien de belanghebbende noodzakelijke betaling aan derden moet doen voordat tot vergoeding is overgegaan, maar uitsluitend indien deze betalingen verband houden met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • 7.

      de prijs van bouwrijpe grond indien de aanschaf van de grond noodzakelijk is omdat niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden;

    • 8.

      na de oorspronkelijke raming ontstane kosten, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden, mits het college schriftelijk toestemming geeft voor de uitgave van deze extra bedragen;

    • 9.

      de kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te treffen aanpassing;

    • 10.

      de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • 11.

      de administratiekosten die de verhuurder maakt voor het treffen van een voorziening voor zover de gezamenlijke kosten onder 1 tot en met 10 meer dan € 900,- bedragen, De vergoeding bedraagt in dat geval 8% van die kosten, met een maximum van € 340,-

  • 6.5

    Maximale aanpassingskosten

    De kosten voor het treffen van een voorziening als bedoeld in artikel 39, lid 6 Verordening bedragen maximaal € 900,-.

  • 6.6

    Hoogte persoonsgebonden budget voor een voorziening in de woning

     

    • 1.

      Het persoonsgebonden budget voor een voorziening in de woning wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

    • 2.

      Het persoonsgebonden budget wordt verhoogd met een vaste vergoeding voor onderhoud, verzekering en reparatie. Voor onderhoud en reparatie wordt die vergoeding vastgesteld door 5,5 % van de bruto nieuwprijs (exclusief BTW) te nemen gedurende de afschrijfperiode van de voorziening en nooit meer dan het bedrag aan onderhoud en reparatie, dat het college afspreekt te betalen aan een gecontracteerde leverancier (s) bij de aanschaf van dezelfde voorziening in natura. Voor verzekering geldt een vaste vergoeding per jaar gedurende de afschrijfperiode van de voorziening, zoals opgenomen in bijlage 3. Het pgb wordt verhoogd met een vergoeding voor aanvullende kosten, bestaande uit kosten van onderhoud, verzekering en reparatie.

  • 6.7

    Hoogte persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften

     

    1.Het college verleent alleen een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften, indien de lift op grond van de Verordening en het Besluit is verleend.

    2.De omvang van het persoonsgebonden budget is gebaseerd op de werkelijke kosten, maar bedraagt voor onderhoud en keuring ten hoogste de kosten als vermeld in bijlage 3. De kosten voor onderhoud, keuring en reparatie kunnen bij het college worden gedeclareerd onder overlegging van de nota.

  • 6.8

    Hoogte financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering

    De werkelijke kosten van woningsanering worden vergoed tot een maximum bedrag dat bestaat uit het door het NIBUD vastgestelde bedrag en daarbij wordt uitgegaan van een lineaire afschrijving gedurende 7 jaar.

  • 6.9

    Hoogte persoonsgebonden budget voor een rolstoel

     

    • 1.

      Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

    • 2.

      Het persoonsgebonden budget wordt verhoogd met een vaste vergoeding voor onderhoud, verzekering en reparatie. Voor onderhoud en reparatie wordt die vergoeding vastgesteld door 5,5 % van de bruto nieuwprijs (exclusief BTW) te nemen gedurende de afschrijfperiode van de voorziening en nooit meer dan het bedrag aan onderhoud en reparatie, dat het college afspreekt te betalen aan een gecontracteerde leverancier (s) bij de aanschaf van dezelfde voorziening in natura. Voor verzekering geldt een vaste vergoeding per jaar gedurende de afschrijfperiode van de elektrische voorziening voor buitenshuis, zoals opgenomen in bijlage 3. Het pgb wordt verhoogd met een vergoeding voor aanvullende kosten, bestaande uit kosten van onderhoud, verzekering en reparatie.

    3. Indien noodzakelijk wordt het persoonsgebonden budget verhoogd met een budget voor de inhuur van een ergotherapeut voor maximaal twee instructies;

Hoofdstuk 7 De te bereiken resultaten – beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 7 Inkomensgrens

  • 7.1

    (vervallen)

Hoofdstuk 8 De te bereiken resultaten – beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding, bed- en linnengoed

Artikel 8  

  • 8.1

    (vervallen)

  • 8.2

    Hoogte persoonsgebonden budget

    Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening. Indien sprake is van de inzet van de huishoudelijke hulp geldt het bepaalde in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 9 De te bereiken resultaten – Het (thuis) kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 9  

  • 9.1

    (vervallen)

  • 9.2

    Hoogte persoonsgebonden budget

    Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening. Indien sprake is van de inzet van de huishoudelijke hulp geldt het bepaalde in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 10 De te bereiken resultaten – zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 10  

  • 10.1

    Hoogte persoonsgebonden budget voor een voorziening ten behoeve van het verplaatsen

     

    • 1.

      Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening.

    • 2.

      Het persoonsgebonden budget wordt verhoogd met een vaste vergoeding voor onderhoud, verzekering en reparatie. Voor onderhoud en reparatie wordt die vergoeding vastgesteld door 5,5 % van de bruto nieuwprijs (exclusief BTW) te nemen gedurende de afschrijfperiode van de voorziening en nooit meer dan het bedrag aan onderhoud en reparatie, dat het college afspreekt te betalen aan een gecontracteerde leverancier (s) bij de aanschaf van dezelfde voorziening in natura. Voor verzekering geldt een vaste vergoeding per jaar gedurende de afschrijfperiode van de elektrische voorziening voor buitenshuis, zoals opgenomen in bijlage 3. Het pgb wordt verhoogd met een vergoeding voor aanvullende kosten, bestaande uit kosten van onderhoud, verzekering en reparatie.

  • 10.2

    Specifiek beleid bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor de huur van een gesloten buitenwagen of een bruikleenauto, wordt afgestemd op de kosten, die het college zou moeten maken bij de huur van dezelfde voorziening in verband met een verstrekking in natura.

  • 10.3

    I(vervallen)

  • 10.4

    Hoogte financiële tegemoetkoming

    Indien geen gebruik kan worden gemaakt van het collectief vervoer is de financiële tegemoetkoming voor de vervoerskosten voor belanghebbende gelijk aan de in bijlage 3 voor het desbetreffende vervoermiddel genoemde bedragen.

  • 10.5

    Hoogte financiële tegemoetkoming bij verblijf in een AWBZ instelling

     

    • a.

      Een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten van een belanghebbende, die verblijft in een AWBZ instelling, bedraagt 50% van de hoogte van de tegemoetkoming die een persoon ontvangt die zelfstandig woont.

    • b.

      indien een financiële tegemoetkoming van 50% naar het oordeel van het college onvoldoende is, wordt de tegemoetkoming vastgesteld conform artikel 10.4.

  • 10.6

    Eigen bijdrage scootmobiel

    Belanghebbende die gebruik maakt van een scootmobiel in natura is een eigen bijdrage van maximaal het in bijlage 3 genoemde bedrag verschuldigd.

Hoofdstuk 11 De te bereiken resultaten - Contacten met medemensen en deelname aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Artikel 11  

  • 11.1

    (vervallen)

  • 11.2

    Hoogte bedrag sportvoorziening

    De financiële tegemoetkoming voor een voorziening die louter is bedoeld om te sporten bedraagt maximaal het in bijlage 3 genoemde bedrag. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf van de voorziening, alsmede het onderhoud en reparatie voor een periode van drie jaar.

  • 11.3

    Hoogte persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

    1.Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening.

    2.Het persoonsgebonden budget wordt verhoogd met een vaste vergoeding voor onderhoud, verzekering en reparatie. Voor onderhoud en reparatie wordt die vergoeding vastgesteld door 5,5 % van de bruto nieuwprijs (exclusief BTW) te nemen gedurende de afschrijfperiode van de voorziening en nooit meer dan het bedrag aan onderhoud en reparatie, dat het college afspreekt te betalen aan een gecontracteerde leverancier (s) bij de aanschaf van dezelfde voorziening in natura. Voor verzekering geldt een vaste vergoeding per jaar gedurende de afschrijfperiode van de voorziening, zoals opgenomen in bijlage 3. Het pgb wordt verhoogd met een vergoeding voor aanvullende kosten, bestaande uit kosten van onderhoud, verzekering en reparatie.

    3.In aanvulling op hoofdstuk 10 (artikel 10.2 t/m 10.6) geldt, indien sprake is van verstrekking van een voorziening ten behoeve van het zich verplaatsen per vervoermiddel, het bepaalde in hoofdstuk 10.

Hoofdstuk 12 Terugvordering en verrekening

Artikel 12  

  • 12.1

    Terugvordering van een voorziening

    Indien een belanghebbende met een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming een voorziening in eigendom heeft verworven, en hij de voorziening op de door het college bedoelde wijze niet meer gebruikt, dient de belanghebbende of de nabestaande(n) de waarde van de desbetreffende voorziening volgens de in artikel 12.2 beschreven afschrijvingssystematiek terug te betalen aan het college dan wel de voorziening binnen vier weken aan het college te schenken.

  • 12.2

    Afschrijvingssystematiek

     

    • 1.

      De afschrijvingssystematiek voor een voorziening, zoals genoemd in artikel 12.1, is gebaseerd op de terugkoopregeling met de gecontracteerde leveranciers van voorzieningen.

    • 2.

      Bij de terugvordering van de in artikel 12.1 bedoelde waarde, wordt uitgegaan van een gemiddelde afschrijvingstermijn van vijf of zeven jaar, afhankelijk van de voorziening.

    • 3.

      De afschrijvingssystematiek is als volgt:

    Voorziening

    Jr 0-1

    Jr 1-2

    Jr 2-3

    Jr 3-4

    Jr 4-5

    Jr 5-6

    Jr 6-7

    > 7 Jr

    Categorie 1

    2,5 % p/m

    70

    40

    10

    5

    0

    0

    0

    Categorie 2

    2,5 % p/m

    70

    50

    30

    15

    10

    5

    0

    Categorie 1: Kinderrolstoelen, incidenteel en permanent

    Kinderrolstoelen elektrisch voor binnen en buiten

    Kinderdriewielfietsen

    Kinderwandelwagens/buggy’s

    Badlift

    Handbike

    Categorie 2: rolstoelen voor incidenteel, passief en actief gebruik

    Elektrische rolstoelen voor binnen/buiten gebruik

    Scootmobielen

    Driewielfietsen

    Transferlift (actief en passief)

    Douche- en toiletstoel

    Bad en douchehulpmiddelen

    Douchebrancard

    Fiets met lage instap

    4.Indien rolstoelen zeer intensief worden gebruikt, kan worden afgeweken van de gemiddelde afschrijvingstermijn, als de budgethouder aannemelijk maakt, dat in verband met bijzondere omstandigheden door intensief gebruik een eerdere afschrijving noodzakelijk is.

  • 12.3

    Verrekening

     

    • 1.

      Indien een belanghebbende met een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming een voorziening in eigendom heeft verworven, en hij de voorziening binnen de in artikel 12.2 genoemde afschrijvingstermijn niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, wordt de waarde van de desbetreffende voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming. De waarde van de voorziening is gebaseerd op de afschrijvingssystematiek, zoals bedoeld in artikel 12.2, derde lid.

    • 2.

      Verrekening zoals bedoeld in het eerste lid vindt niet plaats, indien de belanghebbende de desbetreffende voorziening binnen een termijn van vier weken aan het college schenkt.

  • 12.4

    Terugvordering bij de aanschaf van een nieuwe voorziening

    Indien de belanghebbende een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming ontvangt en deze met de geldsom een nieuwe voorziening aanschaft, en het verschil tussen het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming en de feitelijke kosten van de voorziening bedraagt € 250,- of minder, vindt geen terugvordering plaats.

  • 12.5

    Terugvordering bij de aanschaf van een tweedehands voorziening

    De omvang van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld aan de hand van de afschrijvingssystematiek, zoals bedoeld in artikel 12.2, derde lid. Het college gaat tot terugvordering over van het verschil tussen het aldus vastgestelde persoonsgebonden budget/ de financiële tegemoetkoming en de feitelijke kosten van de tweedehands voorziening.

  • 12.6

    Terugvordering van een persoonsgebonden budget bij hulp bij het huishouden

    Indien de belanghebbende een persoonsgebonden budget ontvangt en met de geldsom hulp bij het huishouden inkoopt, en het verschil tussen het persoonsgebonden budget en de feitelijke kosten van de voorziening bedraagt € 250,- of minder, vindt geen terugvordering plaats.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

Artikel 13  

  • 13.1

    Inwerkingtreding

    Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2012 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum 2010, vastgesteld in de vergadering van het college d.d. 2 februari 2010.

  • 13.2

    Citeerartikel

    Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum 2012.

Bijlage 1 Inkomensgrenzen

(vervallen)

Bijlage 2 Tijdnormering hulp bij het huishouden

Bijlage 3 BEDRAGEN VOORZIENINGEN WMO  

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum van 18 december 2012.

De secretaris, de burgemeester,