Organisatie | Woudenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening 2012 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Algemene regels kennisgeving evenementen Beleidsregels behorende artikel 2.10 B APV Beleidsregels collecteren venten standplaats en kledinginzamelingen Beleidsregels samenscholing en ongeregeldheden Beleidsregels vergunningverlening sandwichborden en spandoeken Kennisgeving incidentele festiviteit Groenbeleidsplan |
Deze verordening vervangt de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Woudenberg 2010.
Artikel 6:5 bevat een overgangsbepaling.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2013 | 24-12-2013 | intrekking | 19-12-2013 De Woudenberger, 23-12-2013 | Onbekend. | |
04-01-2012 | 24-12-2013 | nieuwe regeling | 22-12-2011 De Woudenberger, 27-12-2011 | collegevoorstel van 14 oktober 2011 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
bebouwde kom: de grenzen van de bebouwde kom of kommen van de gemeente Woudenberg zijn vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad overeenkomstig artikel 20a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:l Samenscholing en ongeregeldheden II
Het is verboden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de openbare orde te verstoren.
Een ieder, die op de weg aanwezig is óf bij enig voorval, óf bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het is verboden zich op de weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaats, tijdens enig voorval, waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, op zodanige wijze op te houden, dat door het bedekken van het hoofd en/of gelaat (anders dan voor enig redelijk doel), de herkenning c.q. identificatie van personen wordt bemoeilijkt dan wel onmogelijk wordt gemaakt.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 A Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan II
Artikel 2.10 B Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Artikel 2:11 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg II
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:14 Winkelwagentjes I
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. I
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d. I
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs I
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale vaarwegenverordening.
Bij sneeuwval of gladheid is de hoofdbewoner of hoofdgebruiker of bij het ontbreken van deze, de eigenaar van een gebouw, tuin of erf verplicht:
te zorgen dat de sneeuw en het ijs bij het opruimen wordt gebracht naar de uiterste rand van het voetpad, zodanig dat voor het voetgangersverkeer en bij autobushalten voldoende ruimte open blijft, terwijl voldoende openingen aanwezig moeten zijn voor het afvloeien van dooiwater en de brand- en rioolputten vrij moeten worden gehouden.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
Artikel 2.26a. Verbod erotische evenementen
Onder een erotisch evenement wordt verstaan: - Een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarbij vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. - Een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarbij aan het publiek de gelegenheid wordt geboden op fysieke wijze deel te nemen aan het erotische vermaak.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichtingen wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Openbare inrichtingen zijn gesloten op zondag tot en met donderdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 02.00 uur en 06.00 uur (vrijdag- en zaterdagnacht dient het horecabedrijf om uiterlijk 02.00 uur te sluiten. De overige nachten dient het horecabedrijf om 01.00 uur te sluiten).
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting II
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen II
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan II
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie II
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister II
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Kansspelautomaten II
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
In dit artikel wordt verstaan onder:
Wet: de Wet op de kansspelen;
speelautomaat automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal II
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. I
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen I
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten II
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d. I
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. I
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Aanlijnen van honden; verboden verblijfsgebied voor honden;identificatie I
Het verbod als bedoeld in het eerste lid onderdeel a en b geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden I
De eigenaar of houder van een hond is verplicht bij het uitlaten van die hond binnen de bebouwde kom, behoudens op officiële honden losloopgebieden, een deugdelijk hulpmiddel dat gezien de vorm en constructie als zodanig is bestemd voor het verwijderen van de uitwerpselen, bij zich te dragen en dit op eerste vordering van de met zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening belaste ambtenaar te tonen.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren I
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren: a. aanwezig te hebben, of
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
A Handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
B Verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen. II
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling II
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat II
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding II
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73 of 5:35 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f , 300 tot en met 303, 416 , 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 8http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wegenverkeerswet 1994/article=8 en 162, derde lidhttp://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wegenverkeerswet 1994/article=162, alsmede artikel 6http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wegenverkeerswet 1994/article=6 juncto artikel 8http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wegenverkeerswet 1994/article=8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wegenverkeerswet 1994/article=163;
de artikelen 1, onder a, b en dhttp://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet op de kansspelen/article=1, 13http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet op de kansspelen/article=13, 14http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet op de kansspelen/article=14, 27http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet op de kansspelen/article=27 en 30b van de Wet op de kansspelenhttp://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet op de kansspelen/article=30b;
de artikelen 2http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet op de weerkorpsen/article=2 en 3 van de Wet op de weerkorpsenhttp://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet op de weerkorpsen/article=3;
de artikelen 54http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet wapens en munitie/article=54 en 55 van de Wet wapens en munitiehttp://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Wet wapens en munitie/article=55.
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:6 Sluitingstijden II
Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting II
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder II
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Het is de rechthebbende op en de beheerder of houder van een perceel verboden daarin
een sekswinkel of seksboetiek dan wel enig andere voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waar seksartikelen aan particulieren plegen te worden verkocht, in gebruik te nemen of te hebben. Onder perceel wordt mede verstaan een gedeelte daarvan.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke II
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn: weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:15 Wijziging beheer II
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten II
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet op ten hoogste zes door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder II
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen I
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen I
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden II
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, hetzij ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan 20.
houtopstand waarvoor een melding van een voorgenomen velling heeft plaatsgevonden, als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en innovatie en waarbij de provincie, namens de Minister, geen verbod tot het vellen of doen vellen van de houtopstand heeft opgelegd;
Artikel 4.11a Aanvraag vergunning
De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 4.11b Weigeringsgronden
De vergunning kan worden geweigerd op grond van de boomwaarde, zoals omschreven in artikel 4:10 onder h van de Algemene Plaatselijke Verordening.
Artikel 4.11d Herplant-/instandhoudingsplicht II
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.11e Schadevergoeding II
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.11, artikel 4.11c of artikel 4.11d, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.11f Bestrijding iepziekte II
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn: a. Indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. II
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale Verordening.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990).
Artikel 5:4 Defecte voertuigen I
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:5 Voertuigwrakken II
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen II
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets I
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen II
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de uitoefening van de handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. of het Provinciaal wegenreglement.
Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen I
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoel in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden I
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het verbod in het eerst lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken II
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen, die in de kantlijn zijn aangeduid met II, bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak:
met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
ten aanzien van het bepaalde in artikel 2.48 Hinderlijk drankgebruik: de Bijzondere Opsporingsambtenaren (BOA’s), die in dienst zijn bij het Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijngebied voor het gebied, waarvoor zij door het Recreatieschap bevoegd zijn verklaard op te treden tegen overtredingen en welke liggen op het Woudenbergse grondgebied.
ten aanzien van de Algemeen Plaatselijke Verordening: de Bijzondere Opsporingsambtenaren (BOA’s), die in dienst zijn bij Natuurmonumenten-Beheereenheid Oost Utrecht, Natuurmonumenten-Beheereenheid Noordwest Utrecht, Staatsbosbeheer district Heuvelrug/Het Gooi, Staatsbosbeheer district In ’t Groene Hart, Stichting Het Utrechts Landschap, Utrechtse Recreatieschappen, Landgoed den Treek – Henschoten B.V., Landgoed de Laan, Landgoed Remmerstein, Stichting “De Boom”, Landgoed Pijnenburg, De Dikkenberg, Heidemij beheer, Landgoed Noord-houdringe, Landgoed Leeuwenburgh, Landgoed Prattenburg, Landgoed Huis te Maarn, Landgoed Het Hek, Landgoed de Niënhof en landgoed Vollenhove, Landgoed Rijnwijck, Landgoed Maarsbergen, Jachtcombinatie Fam. Ruys, Jachtcombinatie Mijnsheerenland Houten, Jachtcombinatie Zuylenstein, Stichting Terra Nova en Provincie Utrecht voor het gebied, waarvoor zij bevoegd zijn verklaard op te treden tegen overtredingen en welke liggen op het Woudenbergse grondgebied.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.