Organisatie | Bronckhorst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnota 'Permanente Reclame" |
Citeertitel | Beleidsnota 'Permanente Reclame" |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | BIJLAGE A Tekst artikelen Apv BIJLAGE B Kaarten bebouwde kom Gemeente Bronckhorst |
Geen
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 07-07-2017 | Nieuwe regeling | 15-11-2011 Contact, 22 november 2011 | Z30472 BW11-6016 |
De uitstraling van een dorp 1 wordt in grote mate bepaald door de beeldkwaliteit van het vastgoed en de openbare ruimten. Een goed verzorgde omgeving kan inspireren. Dit geldt voor de winkelstraten, bedrijven en kantoorterreinen. Het geldt nog eens te meer voor historische centra, fraaie gevels en monumenten. De consument die een stads- of dorpskern bezoekt, wil creatief shoppen en zoekt naar winkeltjes met een gevarieerd aanbod. Daarbij is een goede oriëntatie in het dorp van belang. Het bieden van de mogelijkheden tot reclame in de openbare ruimte behoort onlosmakelijk bij een aantrekkelijk economisch vestigingsklimaat, maar de aanwezigheid van ontsierende reclameobjecten en uitstralingen kan de omgevingskwaliteit nadelig beïnvloeden.
Het reclamebeleid in deze nota is erop gericht aantasting van de architectuur te voorkomen en de beeldkwaliteit te verhogen. Een rustig en overzichtelijk straatbeeld verhoogt de beeldkwaliteit en een toegankelijke en veilige openbare ruimte voor bezoekers, bewoners en hulpdiensten. Daarnaast biedt deze beleidsregel – als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht – rechtszekerheid voor ondernemers, die hun bedrijf op kaart willen zetten, door duidelijke richtlijnen te stellen. Het reclamebeleid staat in verband met de Welstandsnota2 en is afgestemd op de functie van de delen van de Gemeente Bronckhorst, door een gebiedsgerichte benadering. Zo verdienen historische centra een extra bescherming, en vragen bedrijven – en kantoorterreinen om meer mogelijkheden voor reclame.
De juridische basis voor reclamebeleid wordt gevonden in de Woningwet, de Bouwverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening (verder: APV) en de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb).
De APV is een aanvullende regeling. De richtlijnen in deze nota gaan nooit voor hogere wet- en regelgeving3. Wanneer de Woningwet van toepassing is, zijn de bepalingen van de APV niet van toepassing. Ditzelfde geldt voor op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Monumentenvergunning en de gemeentelijke monumentenverordening.
Een nadere toelichting van deze juridische aspecten is te lezen in hoofdstuk 10 van deze beleidsnota.
In hoofdstuk 9 zijn de omschrijvingen van de in deze nota gebruikte begrippen nader beschreven, zodat geen discussie kan ontstaan over de uitleg van een begrip.
Reclamevormen zijn slechts toegestaan voor zover dat in deze nota uitdrukkelijk is bepaald. Voor reclamevormen, waarin deze nota niet voorziet, wordt per situatie bekeken of een vergunning kan worden verleend. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de Algemene Richtlijnen uit deze nota.
In de richtlijnen is onderscheid gemaakt in Algemene Richtlijnen en Gebiedsgerichte Richtlijnen. De Algemene Richtlijnen vormen de basis waaraan alle reclameobjecten dienen te voldoen: functioneel/technische eisen, verkeersveiligheidseisen en welstandsaspecten (eisen ten aanzien van uiterlijk). De Gebiedsgerichte Richtlijnen komen voort uit het beginsel dat reclame moet passen binnen de functie en het karakter van het gebied.
Veel bedrijven hebben een huisstijl en/of huiskleuren. In een aantal gevallen wenst men dit in vergaande mate door te voeren. De aanwezigheid van een huisstijl speelt geen overwegende rol in de beoordeling van de aanvragen om een vergunning voor handelsreclame. Bij nieuwbouwplannen kan tegemoet gekomen worden aan de gewenste huisstijl en huiskleuren wanneer de architectuur en de reclame-uitingen op elkaar zijn afgestemd, mits het hele gebouw geen reclameobject wordt4. De reclame-uitingen worden geïntegreerd in het architectonische ontwerp.
Wanneer de reclame past binnen de richtlijnen in deze nota is er geen omgevingsvergunning nodig voor het voeren van handelsreclame. Op grond van artikel 4.4.2 vierde lid van de APV wijst het college in deze nota categorieën handelsreclame op of aan een onroerende zaak aan, die geplaatst mogen worden. Het kan zijn dat voor de betreffende handelsreclame wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is.
Deze Algemene Richtlijnen gelden ongeacht het gebied of de reclamevorm. Ze vormen de basis bij de beoordeling van de vergunningaanvraag en handhaving van buitensporigheden.
bij bestaande bebouwing is de bestaande samenhang en ritmiek van de gevel en straatwand essentieel voor een passende reclame. Indien de (historische) architectuur van bestaande bebouwing voorziet in specifieke reclamemogelijkheden, zoals velden tussen raamkozijnen en raambogen, zijn dat de aangewezen plaatsen waar reclame-uitingen aangebracht dienen te worden;
voor panden met een luifel geldt dat reclameobjecten zowel onder de aanwezige luifel 6 Als tegen een luifel7 mag worden geplaatst. Reclame op een luifel is in verband metmogelijke overlast voor de bovengelegen woningen niet toegestaan. Indien plaatsing van reclameborden op de luifel niet hinderlijk is, is dit bij uitzondering toegestaan. Reclame tegen de luifel dient altijd plat tegen de luifel8 en binnen de contouren van de luifel te worden aangebracht. Een en ander geldt voor zover aan de hiervoor genoemde voorwaarden ten aanzien van de bevestigingshoogte kan worden voldaan;
het aanbrengen van reclameobjecten tegen zij- of achtergevels is in beginsel niet toegestaan. Deze beperking geldt niet voor bedrijventerreinen en sportterreinen. Indien sprake is van een hoekpand kan een uitzondering gemaakt worden voor het benutten van de zijgevel. Bij tussenpanden met een achterzijde gelegen aan de weg, en met entree voor publiek, kan een uitzondering worden gemaakt voor het benutten van de achterzijde, dit geldt ook voor tussenpanden met aan de achterzijde een openbare parkeerplaats; Voor ondernemingen die voornamelijk in de avonduren geopend zijn, kan worden afgeweken van punt 3 van de Algemene Richtlijnen. Deze afwijking kan worden gekoppeld aan de openingstijden van de onderneming, mits de belangen van derden zich hiertegen niet in ernstige mate verzetten.
De volgende gebiedsindeling is van toepassing.
De grenzen van de bebouwde kom zijn vastgelegd op de kaarten, die als bijlage B bij deze nota zijn gevoegd.
Binnen de bebouwde kom wordt een onderverdeling gemaakt van een aantal gebieden;
I.Woongebieden: een gebied waar hoofdzakelijk wordt gewoond; II.Gemengd gebied: een gebied met gemengde functie (zoals winkels, woonhuizen, kantoren en bedrijven), die als zodanig in het bestemmingsplan past;
III.Winkelgebieden: een gebied met een uitgesproken winkel en/of promenade karakter. Omdat de gebieden van elkaar verschillen zijn per gebied verschillende criteria opgesteld.
Gezien het feit dat er geen directe functionele relatie bestaat met woningen, worden reclame-uitingen in de woongebieden in principe niet toegestaan. Hierop zijn enkele uitzonderingen mogelijk.
Naambordjes met- of zonder- logo, en overige onverlichte opschriften en aankondigingen met een afmeting tot 0.5 m2, zijn zonder vergunning toegestaan. Deze naambordjes worden niet beschouwd als reclame-uiting. Per woning met praktijkruimten is maximaal één reclameobject toegestaan. Op grond van artikel 4.4.2 van de APV wijst het college de volgende reclame-uitingen aan, die mogen worden aangebracht:
Geplaatst in de voortuin op minimaal één meter van de erfafscheiding | |
Bestaande uit naam- en/of beroepsaanduiding van de aanwezige praktijken/of een beeldmerk of logo van de aanwezige zaak11 |
5.1.2 Gemengd gebied en winkelgebieden
Per bedrijf, winkel of horecagelegenheid zijn maximaal twee reclameobjecten aan de voorgevel toegestaan. Daarnaast kan met maximaal drie vlaggenmasten en één raamplakkaat plaatsen. Aan de zijgevel is geen reclame toegestaan, tenzij er sprake is van een hoekpand met twee winkelpuien14. Een hoekpand heeft twee gevels gericht naar de weg. Om de ondernemer in een hoekpand gelijke rechten te geven, mogen aan elk van de twee gevels twee reclameobjecten worden geplaatst. Bij een hoekpand dus in totaal maximaal vier reclameobjecten toegestaan. Op grond van artikel 4.4.2 van de APV wijst het college de volgende reclame-uitingen aan, die mogen worden aangebracht:
Reclamebord (plat of haaks) op de gevel
Op bedrijventerreinen komen aanduidingen voor waarop de bedrijfsnaam staat vermeld of wat de onderneming produceert. Bij bedrijfsverzamelgebouwen wordt de gezamenlijke presentatie getoond, zo nodig met een verwijzing per onderneming16. In deze nota worden richtlijnen gegeven voor de overige reclame-uitingen op de bedrijventerreinen. Op grond van artikel 4.4.2 van de APV wijst het college de volgende reclame-uitingen aan, die mogen worden aangebracht:
5.2.2 Reclamevoertuigen en vlaggenmasten
Naast de (in paragraaf 5.2.1 genoemde) toegestane reclameborden is het op bedrijventerreinen toegestaan om één reclamevoertuig te hebben of drie vlaggenmasten met vlag. Op grond van artikel 4.4.2 van de APV wijst het college de volgende reclame-uitingen aan, die mogen worden aangebracht:
Het aanbrengen van handelsreclame waarvan de teksten niet zijn gericht naar het complex, zijn in beginsel niet aanvaardbaar. Het is toegestaan gevelreclame aan te brengen, zodat de naam van de sportvereniging zichtbaar is. Op grond van artikel 4.4.2 van de APV wijst het college de volgende reclame-uitingen aan, die mogen worden aangebracht:
Reclamebord (plat of haaks) op de gevel
In het ‘Buitengebied’ worden in beginsel alle reclameobjecten als ontoelaatbaar aangemerkt. Om ondernemers in het buitengebied niet te benadelen, zijn onder bepaalde voorwaarden toch de hieronder genoemde reclame-uitingen toegestaan. Op grond van artikel 4.4.2 van de APV wijst het college de volgende reclame-uitingen aan, die mogen worden aangebracht:
5.5. Beschermde stads- en dorpsgezichten
In de ‘Beschermende stads- en dorpsgezichten’ worden in beginsel alle reclameobjecten als ontoelaatbaar aangemerkt. Om ondernemers in de beschermde stads- en dorpsgezichten niet te benadelen, zijn onder bepaalde voorwaarden de hieronder genoemde reclame-uitingen toegestaan. Deze voorwaarden zijn:
Plaatsing van een reclameobject in een beschermd stads- of dorpsgezicht vereist een (lichte) bouwvergunning. In het kader van de vergunningaanvraag zal primair de gemeentelijke monumentencommissie een advies geven over de reclame-uitingen. Indien de gemeentelijke monumentencommissie akkoord is met het bouwplan, dan zal de Welstandscommissie nog een oordeel geven op basis van de Algemene Richtlijnen uit deze beleidsnota.
In de praktijk zal dit betekenen dat de aanvragen individueel worden bekeken, om zo de kwaliteit van de openbare ruimte en het gevelbeeld te kunnen waarborgen. Dit type gebied leent zich niet voor een gestandaardiseerde norm (met maximaal toegestane maten, maximale hoeveelheden reclame-uitingen, et cetera).
Bij de monumenten binnen de Gemeente Bronckhorst worden in beginsel alle reclameobjecten als ontoelaatbaar aangemerkt. Om ondernemers gevestigd in een monumentaal pand niet te benadelen, zijn onder bepaalde voorwaarden de hieronder genoemde reclame-uitingen toegestaan. Deze voorwaarden zijn:
Plaatsing van een reclameobject aan/bij een monument vereist een bouwvergunning en een monumentenvergunning18. In het kader van de monumentenvergunning zal de gemeentelijke monumentencommissie een advies geven over de reclame-uitingen. In het kader van de bouwvergunning zal de welstandscommissie een oordeel geven op basis van de Algemene Richtlijnen uit deze beleidsnota. Indien het rijksmonumenten betreft waaraan een reclame-uiting wordt bevestigd, zal ook de RACM19 hierover moeten adviseren. En als een rijksmonument gelegen is buiten te bebouwde kom, moet ook de Provincie Gelderland een advies uitbrengen.
In de praktijk zal dit betekenen dat de aanvragen individueel worden bekeken, om zo de kwaliteit van de openbare ruimte en het gevelbeeld te kunnen waarborgen. Dit type gebied leent zich niet voor een gestandaardiseerde norm (met maximaal toegestane maten, maximale hoeveelheden reclame-uitingen, et cetera).
Het gaat hierbij om terreinen voor dag- en/of verblijfsrecreatief gebruik, zoals campings, complexen met recreatiewoningen, zwembaden, crossterreinen. Daarnaast kunnen ook begraafplaatsen, militaire complexen, rioolzuiveringsinstallaties, et cetera onder deze categorie worden geschaard. Eén van de doelen van deze beleidsregel is het creëren van een rustig en overzichtelijk straatbeeld, maar niet ten koste van het economische vestigingsklimaat. Op terreinen voor dag- en/of verblijfsrecreatie worden maximaal vijf reclame-uitingen toegestaan. Intern gerichte reclame-uitingen (niet zichtbaar vanaf de openbare weg) zijn ruimer toegestaan. Op grond van artikel 4.4.2 van de APV wijst het college de volgende reclame-uitingen aan, die mogen worden aangebracht:
Reclamebord (plat of haaks) op de gevel
6. Uitstallingen en stoepborden
Het uitstallen van winkelgoederen en het plaatsen van reclameborden is een manier om de aandacht te vestigen op de producten en diensten die in een winkel-/bedrijfspand worden aangeboden. Uitstallingen in de vorm van winkelgoederen kunnen sfeer geven aan het straatbeeld, maar ze kunnen de omgeving ook ontsieren en een belemmering vormen voor het voetgangersverkeer en hulpdiensten. Het is van belang invulling te geven aan artikel 2.1.5.1 APV voor dergelijke reclame-uitingen.
Welke ruimte mag worden gebruikt voor uitstallingen en stoepborden is afhankelijk van de inrichting van de straat. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met een van de rijbaan gescheiden trottoirs en voetgangersgebieden.
in de gebieden met een afzonderlijke rijbaan en een trottoir komt alleen het trottoir in aanmerking voor het plaatsen van uitstallingen en borden. Op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens. De ruimte die mag worden benut voor uitstallingen en borden, mag nooit meer dan 1,50 meter uit de gevel bedragen. UITSTALLINGSDIEPTE = BREEDTE TROTTOIR minus 1,20 METER
in voetgangersgebieden, waar meestal geen duidelijk onderscheid is tussen rijbaan en trottoir dient er een doorgang voor onder andere hulpdiensten en voetgangers van minimaal 3,50 meter aanwezig te zijn in het hart van de straat. De ruimte die mag worden benut voor uitstallingen en borden, mag nooit meer dan 1,50 meter uit de gevel bedragen. UITSTALLNGSDIEPTE = BREEDTE WEG minus 3,50 METER
Indien de gevels van de vergunninghouders/-aanvragers geheel of gedeeltelijk (recht)tegenover elkaar zijn gelegen, bedraagt de maximale breedte voor het plaatsen van uitstallingen en/of stoepborden, de helft van de voor uitstallingen en stoepborden beschikbare breedte van de weg.
De uitstallingdiepte is voor voetgangersgebieden, anders dan voor gebieden met een afzonderlijke rijbaan en trottoir. Voor de maximale uitstallingbreedte wordt een dergelijk onderscheid niet gemaakt. De breedte van de uitstallingstrook is in beginsel vastgesteld op 2.00 meter. Daarbij moeten in aanmerking worden genomen, dat aan weerszijden van het pand ten minste 0,50 meter moet worden vrijgehouden.
6.3 Richtlijnen uitstallingen en stoepborden
Van al de reclamerichtlijnen kan het college van burgemeester en wethouders, gehoord de welstandscommissie, afwijken wanneer strikte toepassing van de richtlijnen in het belang van het stads- of dorpsbeeld of de kwaliteit van de openbare ruimte niet kan worden gerechtvaardigd.
Vrijstelling van de toegestane maten kan worden verleend tot een maximum van 20% van elk van de toegestane maten, mits wordt aangetoond dat door constructiewijze en het materiaalgebruik het voldoen aan de toegestane maten redelijkerwijs niet mogelijk is.
Het is moeilijk te bepalen waar bewegwijzering eindigt en reclame begint. De Gemeente Bronckhorst ontwikkelt beleid om de vraag naar verwijsborden te kunnen reguleren. Deze beleidsregels zijn bij het in werking treden van deze nota nog niet gereed. Om niet alle vormen van verwijzing naar een onderneming te verbieden is in deze nota gekozen voor een tussenoplossing.
De Gemeente Bronckhorst werkt aan een uniform bewegwijzeringsysteem voor de gehele gemeente. Op het moment dat de beleidsnota met regels voor dit systeem in werking treedt, komt deze paragraaf te vervallen. Tot die tijd, zal aan de onderstaande criteria moeten worden voldaan om een verwijsbord te kunnen laten plaatsen.
Bij het indienen van een aanvraag, krijgt de aanvrager een opdrachtformulier om één of meerdere verwijsborden aan te vragen. De verwijsborden worden twee maanden na de datum van inwerkingtreden van de beleidsregels voor bewegwijzering/verwijsborden21 verwijderd. Voordat tot verwijdering wordt overgegaan, zal de ondernemer hierop worden gewezen. Op deze manier heeft men een redelijke termijn om een nieuw verwijsbord aan te vragen.
Door de vaststelling van dit beleid kan de vergunningverlening op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Bronckhorst 2005 (verder:APV) beter worden uitgevoerd. Ook wordt nadere invulling gegeven aan de verbodsbepaling van o.a. artikel 2.4.2 APV. Naast meer structuur en duidelijkheid over de vergunningverlening, is handhaving van de vergunningvoorschriften en de bestrijding van illegaal geplaatste reclameobjecten van groot belang. In dit hoofdstuk van de nota is te lezen op welke manier wordt omgegaan met de handhavingsituaties.
Voor de inwerkingtreding van de beleidsnota “Permanente Reclame” wordt een inventarisatie van alle (permanente) reclameobjecten29 uitgevoerd. Voor deze inventarisatie is de gehele gemeente in beeld gebracht door het bedrijf Cyclomedia. Cyclomedia heeft in het jaar 2007 de gehele gemeente in beeld gebracht op basis van 360° panoramafoto’s (zogenaamde: cyclorama’s). Op deze foto’s zijn alle aanwezige reclame-uitingen vanaf de verharde rijweg zichtbaar, voor zover openbaar en redelijkerwijs toegankelijk. De foto’s in het bestand dat Cyclomedia heeft aangeleverd, dienen als nulsituatie. Van de reclame-uitingen die op de panoramafoto’s zichtbaar zijn, worden uitgezocht of ze met een vergunning zijn geplaatst. Niet vergunde objecten worden getoetst aan het geformuleerde beleid, de Algemene en Gebiedsgerichte Richtlijnen. Indien een object voldoet aan het beleid moet worden nagegaan of de reclameconstructie een bouwvergunningsplichtige of een APV-vergunningsplichtige constructie is. Dit laatste is van belang voor de juridische basis van een eventuele handhavingactie.
Tegen de niet-vergunde reclameobjecten wordt (in beginsel) een handhavingprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht gestart. Dit betekent, dat de overtreder wordt aangeschreven om de borden binnen een redelijke termijn te verwijderen. Indien legalisatie mogelijk is, wordt deze mogelijkheid in de aanschrijving genoemd.
De verleende vergunningen blijven op grond van het overgangsrecht van kracht. Wordt een vergund reclameobject verwijderd. Dan vervalt de beschermende werking van het overgangsrecht.
In de situatie dat een reclame-uiting niet zichtbaar is op de cyclorama’s, dan wordt deze geacht te zijn geplaatst nadat de foto’s zijn gemaakt30. Het overgangsrecht is op deze reclame-uitingen niet van toepassing. In beginsel zal voor deze reclameobjecten direct na constatering een handhavingprocedure worden opgestart. Bij deze procedure wordt uiteraard ook bekeken of de situatie gelegaliseerd kan worden.
8.2 Bestuursdwang of last onder dwangsom
De handhaving van bestuursrechtelijke regelgeving kan worden uitgevoerd door toepassing van bestuursdwang, of het opleggen van een last onder dwangsom. In het hieronder beschreven handhavingtraject wordt een voorkeur uitgesproken voor de last onder dwangsom, maar dat sluit niet uit dat in sommige situaties bestuursdwang meer geschikt is. De hieronder genoemde termijnen en werkwijze kunnen analoog worden toegepast op bestuursdwang. Het college geeft de voorkeur aan de last onder dwangsom, maar sluit de mogelijkheid van toepassen van bestuursdwang niet uit.
Hieronder volgt een uiteenzetting van het handhavingtraject, zoals in beginsel zal worden gevolgd bij handhaving op het gebied van de “Permanente reclame” als bedoeld in deze nota:
I.Na constatering van de overtreding wordt aan de overtreder een vooraankondiging last onder dwangsom verzonden. In de vooraankondiging wordt de overtreder op de hoogte gesteld van de overtreding. De overtreder wordt een redelijke begunstigingstermijn gegeven. De begunstigingstermijn varieert tussen de twee en zes weken, dit is afhankelijk van de overtreding. Ook de werkzaamheden om de overtreding ongedaan te maken spelen een rol bij de bepaling van de begunstigingstermijn. In de vooraankondiging wordt een termijn van twee weken na verzending van de vooraankondiging gegeven voor het indienen van een mondelinge of schriftelijke zienswijze. In de vooraankondiging staat ook vermeld of sprake is van een te legaliseren situatie.
II.Na de behandeling van de zienswijze en verstrijken van de begunstigingstermijn volgt een aanschrijving last onder dwangsom. Bij deze aanschrijving wordt een begunstigingstermijn van één tot vier weken gegeven (afgestemd op de overtreding), waarbinnen belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld de overtreding zelf te beëindigen. Als de situatie kan worden gelegaliseerd, zal dat in de aanschrijving worden aangegeven.
III.Na de begunstigingstermijn wordt gecontroleerd of de overtreding is beëindigd. Beëindiging kan door het verwijderen van het zonder voorgeschreven vergunning geplaatste reclameobject. Bij een te legaliseren situatie (staat in de vooraankondiging en de aanschrijving) kan een ontvankelijke vergunningaanvraag worden ingediend. Deze vergunningaanvraag beëindigt de geconstateerde overtreding niet. Bij een ingediende ontvankelijke (APV/bouw)vergunningaanvraag wordt ingediend, worden de handhavingacties tijdelijk gestopt. Indien de aanvraag wordt afgewezen, zal het handhavingtraject worden voortgezet.
IV.Verbeuren en innen van de dwangsom. Wanneer de overtreding na afloop van de begunstigingstermijn niet is beëindigd, is de dwangsom verbeurd. De situatie wordt dan vastgelegd door nemen van foto’s. Vervolgens wordt overgegaan tot het innen van een dwangsom.
De hoogte van de dwangsommen is gekoppeld aan de eerder gekozen gebiedsbepaling en de mate van overlast/verstoring van de beeldkwaliteit van de openbare ruimten. Hieronder is een lijst van dwangsommen, zoals deze worden gebruikt:
8.3.1 Uitzonderingen op de hoogte van de dwangsom
Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, kan er een dwangsom worden opgelegd die %50 hoger is dan de hierboven genoemde bedragen. In de onderstaande situaties kan sprake zijn van een dergelijke bijzondere omstandigheid:
De Gemeente Bronckhorst heeft – net als alle gemeenten in Nederland – een beginselplicht tot handhaving. Wij zullen de handhavingverzoeken volgens de in paragraaf 8.2.1 genoemde procedure afhandelen.
Wij gaan ook de geplaatste reclame-uitingen controleren. Deze controle zal plaatsvinden volgens de onderstaande prioriteringslijst:
In deze reclamenota wordt verstaan onder:
meetwijze: voor het bepalen van de hoogte wordt aansluiting gezocht bij de wijze van meten in het bestemmingsplan (bij bouwvergunningsplichtige objecten). Bij niet-bouwvergunningsplichtige objecten wordt gemeten vanaf het straatpeil of trottoirpeil tot en met de bovenzijde van het hoogste punt van het object;
onderneming: eenmanszaak, maatschap, Commanditaire Vennootschap, Vennootschap onder firma, vereniging (inclusief coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij), Naamloze Vennootschap, Besloten Vennootschap, Stichting, Europees Economisch Samenwerkingsverband, Europese naamloze vennootschap, Europese coöperatieve vennootschap, buitenlandse rechtsvormen;
De juridische basis voor het reclamebeleid wordt gevonden in de Woningwet, de Bouwverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening (verder: APV) en de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb).
10.1 Woningwet en Bouwverordening
Hoofdstuk IV van de Woningwet gaat over vergunningen. Het hoofdstuk begint met de bouwvergunningplicht in artikel 40 Woningwet:
“het is verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders” Het is natuurlijk de vraag wanneer sprake is van “bouwen” in de zin van de Woningwet, omdat anders onduidelijk is of een bouwvergunning nodig is. Daarom geeft artikel 1lid 1 sub a Woningwet de definitie van bouwen:
“het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk…”.
Nu moet nog worden vastgesteld of het te plaatsen object een bouwwerk is. Voor het antwoord op deze vraag wordt aansluiting gezocht bij artikel 1.1 van de Bouwverordening: “bouwwerk: "elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”.
Voor wat betreft het plaatsgebonden karakter wordt een termijn van negen weken aangehouden. Staat een reclamebord langer dan negen weken op een plek, dan wordt het als bouwwerk aangemerkt en is een bouwvergunning vereist. Ook een verrijdbaar of gemakkelijk te verplaatsen object moet als een bouwwerk worden aangemerkt, wanneer het naar omvang, constructie en gebruik een plaatsgebonden karakter heeft.
Voor de toepassing van het bestemmingsplan is het van belang of het betreffende object een bouwwerk is in de zin van de Woningwet. Als een reclamebord een bouwwerk in de zin van de Woningwet is, en in strijd is met het bestemmingsplan, kan in beginsel geen bouwvergunning worden verleend. Bij de handhaving van dit reclamebeleid kan in enkele situaties ook aansluiting worden gezocht bij het bestemmingsplan. Bij de toepassing van de criteria uit deze beleidsnota, hebben bepalingen uit het bestemmingsplan voorrang.
Indien het betreffende reclameobject geen bouwwerk betreft, moet de Algemene Plaatselijke Verordening worden toegepast. Uit de APV zijn meerdere artikelen van belang voor dit reclamebeleid, namelijk: 2.1.5.1, 2.4.2., 4.4.2 en 5.1.642:
2.1.5.1 APV:Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
2.4.2 APV: Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
4.4.2 APV: Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
5.1.6 APV: Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken. De volledige tekst van bovenstaande artikelen uit de APV zijn als bijlage bij deze nota opgenomen.
10.4 Artikel 10 EVRM, artikel 19 IVBP en artikel 7 Grondweg
De bescherming van het recht op vrije meningsuiting strekt zich in de artikelen 10 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden) en 19 IVBP (Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten) mede uit tot reclame.
Het is nog de vraag of artikel 10 EVRM ook toeziet op zuivere handelsreclame. De Hoge Raad heeft dit in algemene zin uitgesproken, maar het Europese Hof heeft nog geen eenduidige uitspraak gedaan. Op basis van de arresten van het Europese Hof mogen we uitgaan van een bescherming van commerciële /handelsreclame, maar deze gaat minder ver dan bij zogenaamde ideële reclame. De beperkingen moeten noodzakelijk zijn om wanordelijkheden te voorkomen en de rechten van derden te beschermen.
Het voorgaande betekent dat zolang niet in een absoluut verbod, te absolute beperkingen of een restrictief beleid is voorzien en er een duidelijke noodzaak voor de beperkingen bestaat, zodanig dat er feitelijk een mogelijkheid van enige betekenis van het middel van bekendmaking overblijft, het vergunningenstelsel op grond van artikel 4.4.2 APV houdbaar lijkt.
Door hantering van het begrip handelsreclame is een duidelijke afbakening gegeven ten opzichte van ideële reclame valt dus niet onder de vergunningsplicht. Dit zou in strijd zijn met de vrijheid van meningsuiting van artikel 7 van de Grondwet. Ideële reclame is overigens wel onderworpen aan repressief toezicht op grond van het bepaalde in artikel 2.1.5.1 derde lid APV.
Volgens artikel 44 Woningwet moet een bouwvergunning in beginsel worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De criteria voor reclame uitingen zijn niet vastgelegd in de Welstandsnota Bronckhorst, maar zijn verwerkt in het reclamebeleid gemeente Bronckhorst. De richtlijnen in deze beleidsnota vormen een aanvulling op de welstandsnota bij bouwvergunningsplichtige reclameobjecten. De Welstandscommissie zal bij bouwvergunningsplichtige bouwwerken de reclame-uitingen toetsen aan de richtlijnen.
10.6. Bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 125 Gemeentewet geeft het gemeentebestuur de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang. Deze bevoegdheid kan het gemeentebestuur gebruiken bij de handhaving van bestuursrechtelijke regelgeving. De Awb geeft in afdeling 5.3 (artikel 5:21 tot en met 5:36) een nadere invulling van deze bestuursrechtelijke handhaving, dit kan door toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.
Het gemeentebestuur heeft de bevoegdheid tot toepassen van bestuursdwang. Dit kan in de praktijk inhouden, dat bijvoorbeeld een reclamebord wordt verwijderd. Mocht de gemeente dit bord in beslag nemen en “bezwaren” voor de eigenaar, dan zij gehouden te voldoen aan artikel 6:198 Burgerlijk Wetboek:
“Zaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen”. In dit artikel zijn de rechten en plichten van de zaakwaarnemer geregeld. De Gemeente Bronckhorst wordt zaakwaarnemer op het moment dat zij overgaat tot het verwijderen en meevoeren van de reclameborden/spandoeken.
Deze beleidsnota wordt iedere twee jaren, vanaf de datum van inwerkingtreding, geëvalueerd.