Organisatie | Loon op Zand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011 |
Citeertitel | Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Toelichting op de verordening Individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand Besluit 2011 + index Toelichting besluit 2011 |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning
nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2015 | juridisch-technische aanpassing ivm inkomenstoets Regiotaxi | 28-04-2011 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Inkomen: het netto inkomen van de aanvrager omgerekend naar een bedrag per kalenderjaar zoals aangegeven in het Besluit; of het gezamenlijk netto inkomen zoals aangegeven in het Besluit van de ouders of pleegouders van de aanvrager omgerekend naar een bedrag per kalenderjaar indien de aanvrager jonger is dan 18 jaar en geen partner heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet of het gezamenlijk netto inkomen zoals aangegeven in het Besluit van de persoon met beperkingen en zijn partner omgerekend naar een bedrag per kalenderjaar indien de persoon met beperkingen een partner heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet.
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de persoon met beperkingen in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven;
Hoofdstuk 2: De aanvraagprocedure
Artikel 2.4 Relatie met de voorliggende voorzieningen
Een individuele voorziening is van toepassing als uit de hulpvraag blijkt dat algemene voorzieningen geen adequate oplossing bieden op het terrein van het zelfstandig voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoersmiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan,of
Een individuele voorziening is van toepassing als uit de hulpvraag blijkt dat de voorzieningen uit privaat rechtelijke dan wel wettelijke regelingen geen adequate oplossing bieden op het terrein van het zelfstandig voeren van een huishouden, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoersmiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
Artikel 2.5 Voorwaarden toekennen van individuele voorzieningen.
deze minimaal zes maanden noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten, is verstrekt nog steeds als zijnde adequaat wordt beschouwd en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;
Het college maakt geen gebruik van de bevoegdheid om de gevraagde voorziening op grond van het bepaalde in lid 2 onderdeel d te weigeren, indien zij uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven tot het maken van de kosten, dan wel indien het college de noodzaak voor een individuele voorziening nog kan vaststellen.
Hoofdstuk 3. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.
Artikel 3.2. Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager resp. de gemeente en de aanvrager van toepassing.
Artikel 3.3. Financiële tegemoetkoming.
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit in de beschikking opgenomen.
Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget.
volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit opgenomen.
Artikel 3.5 Eigen bijdragen en eigen aandeel.
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen als bedoeld in artikel 4.2 Besluit maatschappelijke ondersteuning. Het college legt in het Besluit de omvang van deze eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden
Artikel 4.1 Soorten individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden
Individuele voorzieningen voor het voeren van een huishouden:
Artikel 4.2 recht op hulp bij het huishouden
De persoon met beperkingen kan voor Hulp bij het huishouden als bedoeld in artikel 4.1 sub a. in aanmerking komen indien het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken onmogelijk is door:
Artikel 4.5 Het persoonsgebonden budget.
De hoogte van het persoonsgebonden budget is toereikend om tot een met zorg in natura vergelijkbaar resultaat te komen. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen formele zorg (geleverd door een professionele aanbieder) en informele zorg (geleverd door een niet-professionele zorgaanbieder zoals familie, vrienden, buren ed).
Artikel 4.8 Randvoorwaarden voor woonvoorzieningen
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
Artikel 4.9 Randvoorwaarden aan te passen woning
Een persoon met beperkingen komt niet in aanmerking voor een individuele voorziening als bedoeld in artikel 4.1 sub b en c als het gaat om de volgende situaties:
Het treffen van voorzieningen in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten dan wel voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zowel in gemeenschappelijke ruimten als in de wooneenheden zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden;
In uitzondering op het gestelde in sub c wordt voor gemeenschappelijke ruimten wel voorzieningen getroffen voor het verbreden van toegangsdeuren, het aanbrengen van automatische deuropeners, hellingbanen, het aanleggen van drempelhulpen of vlonders, extra trapleuningen (bij een portiekwoning), een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.
Artikel 4.10 Randvoorwaarden met betrekking tot hoofdverblijf.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling, mits de gemeente waar de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de persoon met beperkingen reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt.
Artikel 4.11 Primaat van de losse woonunit.
Indien een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van de aanvrager, en waarvan de verhuurder niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
Artikel 4.12 Terugbetaling bij verkoop.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. Het college stelt nadere regels rondom de terugbetaling bij verkoop en neemt dit op in het Besluit.
Artikel 4.13 Voorwaarden financiële tegemoetkomingen aanpassingskosten woning
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:
Artikel 4.14 Maximale aanpassingskosten woning
In afwijking van artikel 4.13 geldt, dat indien de woning ten tijde van indiening van de aanvraag binnen vijf jaar voor sloop of opheffing woonfunctie in aanmerking komt, de aanpassingskosten gemaximeerd zijn zoals opgenomen in het besluit.
Artikel 4.15 Verantwoordelijkheid aanvrager
De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor een toereikende verzekering nadat een financiële tegemoetkoming is verstrekt voor bijvoorbeeld een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening.
Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 5.1 Soorten individuele voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 5.2 Het primaat van een algemene voorziening
Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 5.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek
Artikel 5.3 Het recht op individuele voorzieningen
Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 5.1, onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a., onmogelijk maken.
Artikel 5.4a Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen: het bezit van een eigen auto
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen onder aftrek van de maximale eigen bijdrage, meer bedraagt dan de bijstandsnorm wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Artikel 5.4b Algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening: collectief vraagafhankelijk Vervoer
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt 1.5 keer de bijstandsnorm, wordt betrokkene geacht over een inkomen te beschikken dat toereikend is om zelf in de kosten van het collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi) te voorzien. Betrokkene ontvangt dan geen Wmo-regiotaxipas.
Hoofdstuk 6 Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning
Artikel 6.1 Soorten individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning
Individuele voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning zijn:
Artikel 6.2 Het recht op een rolstoelvoorziening
De persoon met beperkingen kan voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 6.1 sub a in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem, incidenteel dan wel dagelijks zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken.
Hoofdstuk 7 Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden
Artikel 7.1 Soorten individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden
Individuele voorzieningen voor het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden:
Artikel 7.2 Recht op een individuele sportvoorziening
De persoon met beperkingen kan voor de individuele sportvoorziening als bedoeld in artikel 7.1 sub a. in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem sportbeoefening zonder sporthulpmiddel onmogelijk maken.
Artikel 7.3 Randvoorwaarden individuele sportvoorziening
De in artikel 7.1 sub a genoemde sportvoorziening wordt alleen verstrekt:
Artikel 7.4 Recht op een individuele vervoersvoorziening voor boven regionaal gebruik
Persoon met beperkingen kan voor een vervoersvoorziening die verder reikt dan het lokaal vervoer als bedoeld in artikel 7.1 sub b. in aanmerking worden gebracht als:
Hoofdstuk 8 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 8.1 Motivering van de wijze van compenseren
In de beschikking staat vermeld op welke wijze dan wel hoe de aangedragen oplossing, ongeacht of er daadwerkelijk individuele voorzieningen worden ingezet, bijdraagt aan de oplossing van de hulpvraag van de persoon met beperkingen. Deze wijze van compenseren of de aangedragen oplossing draagt bij aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van de persoon met beperkingen.
Hoofdstuk 9 Inlichtingen, intrekking en terugvordering
Artikel 9.1 Wijzigingen in de situatie.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 9.2 Intrekking van een beschikking
In afwijking van het tweede lid onder a kan een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten worden ingetrokken, indien de persoon met beperkingen een aangeboden adequate woning weigert. Het college kan hieromtrent nadere regels stellen en opnemen in het Besluit.
Artikel 10.1 Hardheidsclausule.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
In gevallen de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 1 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.
Artikel 10.6 Gevolgen van wetswijzigingen
Ingeval van wijziging van de Wmo of een wijziging van een rijksregeling als gevolg waarvan deze verordening moet worden aangepast, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om, vooruitlopend op een door de gemeenteraad te nemen besluit, af te wijken van de desbetreffende bepalingen van deze verordening en aanvragen te beoordelen in overeenstemming met de door de minister gewijzigde bepalingen.