Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Regge en Dinkel

Keur waterschap Regge en Dinkel 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Regge en Dinkel
Officiële naam regelingKeur waterschap Regge en Dinkel 2009
CiteertitelKeur waterschap Regge en Dinkel 2009
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit:

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 78

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-201401-01-201401-01-2014intrekking

02-01-2014

Waterschapsblad, 2014, 1013

WVS - 20
22-12-200901-01-2014nieuwe regeling

16-12-2009

TCTubantia, 19 december 2009 De Stentor, editie Zwolle, 19 december 2009 De Gelderlander, editie Doetinchem, 19 december 2009

09.12932

Tekst van de regeling

Keur waterschap Regge en Dinkel 2009

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze Keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan

onder:

a. bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen;

b. beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk

voorschriften krachtens deze Keur van toepassing zijn;

c. bestuur: het dagelijks bestuur van waterschap Regge en Dinkel;

d. buitenbeschermingszone: buiten de beschermingszones gelegen gronden aan weerszijden van de beschermingszones, die als zodanig in de legger zijn

aangegeven, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze Keur van toepassing zijn;

e. coupure: een doorsnijding van een waterkering, die bij hoog water afgedicht kan worden;

f. grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen, voor zover het waterschap door of krachtens de Wet met het beheer over dat grondwater is belast;

g. grondsanering: activiteit van het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreinigingen en direct gevolgen daarvan, of van dreigende verontreiniging van de grond;

h. grondwatersanering: activiteit voor het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreinigingen en directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreinigingen van het grondwater;

i. infiltreren van water: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

j. kernzone: de centrale gedeelten van de waterstaatswerken, die als zodanig in de legger zijn aangegeven;

k. legger: als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet of in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

l. meanderzone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig op de legger is opgenomen, waarbinnen oppervlaktewaterlichamen, die op de legger staan, door natuurlijke verplaatsing en/of beekherstel hun bedding kunnen verleggen;

m. noodvoorziening; al dan niet reeds bestaande inrichting die onverwijld moet worden ingezet ter bestrijding van calamiteiten;

n. onttrekken: onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of van grondwater door middel van een ontrekkingsinrichting;

o. oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;

p. pompcapaciteit: het door de fabrikant opgegeven maximum wateropbrengend vermogen van de pomp in m3 per uur;

q. profiel van vrije ruimte: de ruimte ter weerszijden van en boven een primaire of regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor toekomstige verbeteringen aan de waterkering;

r. waterkering: kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;

s. watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;

t. waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk, dat als zodanig in de legger is aangegeven, tenzij dat werk is vrijgesteld van de opneming in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de

Wet, dan wel dat als zodanig op de in artikel 5.2 bedoelde kaart is aangegeven;

u. watervergunning: vergunning als bedoeld in de Wet;

v. werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren;

w. Wet: Waterwet.

1

Artikel 1.2 Hoofdelijke aansprakelijkheid

1. De verplichtingen ingevolge deze Keur rusten op de eigenaar van gronden.

2. Wanneer die gronden met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens

persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, berusten de verplichtingen ingevolge deze

Keur ook op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk

gebruiksrecht op de gebruikers.

3. Voor de nakoming van de in deze Keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is

ieder van de in het tweede lid genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk

aansprakelijk.

2

Hoofdstuk 2. Beheer van Waterstaatswerken

Gebodsbepalingen

Artikel 2.1 Afrasteringen

1. De eigenaren van gronden, die gebruikt worden voor het houden van dieren, welke

gronden zijn gelegen aan waterstaatswerken, moeten langs hun gronden een

voldoende kerende afrastering aanbrengen.

2. Het bestuur kan algemene regels stellen omtrent afrastering en wijze van plaatsing.

3

Artikel 2.2 Coupures

De eigenaren van in waterkeringen voorkomende coupures kunnen door het bestuur

verplicht worden deze terstond te sluiten.

4

Onderhoud aan waterstaatswerken

Artikel 2.3 Onderhoudsplicht

Onderhoudsplichtig zijn diegenen, die in de legger tot het verrichten van gewoon en of

buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen.

5

Onderhoud aan waterkeringen

Artikel 2.4 Gewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen zorg voor een goede toestand van de

waterkeringen door het bestrijden van schadelijk wild, het herstellen van geringe

beschadigingen en het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de

waterkering.

6

Artikel 2.5 Buitengewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding daarvan,

overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en

constructie.

7

Artikel 2.6 Ondersteunende kunstwerken en werken

De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken en/of  werken die in, op, aan

of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en (mede) een

waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.

8

Onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen

Artikel 2.7 Gewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot:

a. het in stand houden van die oppervlaktewaterlichamen;

b. het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies

die aan die oppervlaktewaterlichamen zijn toegekend; en

c. het daaruit verwijderen van begroeiingen en afval.

9

Artikel 2.8 Buitengewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot instandhouding

daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en

constructie.

10

Hoofdstuk 3. Handelingen in het watersysteem

Watervergunning en algemene regels

Artikel 3.1 Watervergunning kernzone

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de

kernzone:

a. werkzaamheden te verrichten;

b. werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige

beplantingen te beschadigen of te verwijderen;

c. vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben op andere dan

daarvoor bestemde plaatsen;

d. activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen;

e. zich anders dan als rechthebbende te bevinden;

f. te bemesten, tenzij anders door het bestuur is bepaald.

11

Artikel 3.2 Watervergunning beschermingszone

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de

beschermingszone:

a. werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige

beplantingen te beschadigen of te verwijderen;

b. vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben op andere dan

daarvoor bestemde plaatsen;

c. zich anders dan als rechthebbende te bevinden;

d. buiten openbare wegen met rij- of voertuigen, dan wel met een lastdier te rijden

of vee te drijven;

e. graafwerkzaamheden te verrichten, anders dan normaal spit- en ploegwerk.

12

Artikel 3.3 Watervergunning buitenbeschermingszone

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de

buitenbeschermingszone:

a. afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten;

b. werken met een overdruk van 10 bar te plaatsen en te hebben;

c. explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben.

13

Artikel 3.4 Watervergunning meanderzone

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de

meanderzone:

a. werken te plaatsen of te wijzigen;

b. graafwerkzaamheden te verrichten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;

14

Artikel 3.5 Watervergunning profiel van vrije ruimte

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder het

profiel van vrije ruimte werken te plaatsen of te behouden.

15

Artikel 3.6 Watervergunning bergingsgebieden

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder

bergingsgebieden:

a. gronden op te hogen;

b. werken of objecten aan te brengen of werkzaamheden uit te voeren die tot doel of

als uitwerking hebben deze bergingsgebieden geheel of gedeeltelijk van de

overstroming te vrijwaren, dan wel het bergend vermogen te doen afnemen, met

uitzondering van die gedeelten die in het bestemmingsplan zijn aangeduid als

bebouwingsvlak.

16

Artikel 3.7 Algeheel verbod bij calamiteiten

1. In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van

de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel

indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur zonodig in afwijking

van verleende vergunningen, verbieden:

a. water te lozen op en/of te ontrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

b. grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

2. Zodra het bestuur handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer

noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

17

Artikel 3.8 Algeheel onttrekkingsverbod

Het is verboden, ook ondanks verleende vergunningen, water te ontrekken aan

oppervlaktewaterlichamen, indien de eerste benedenstrooms gelegen stuw of onderleider

niet meer overstort, tenzij het betreft het onttrekken van water, uitsluitend bestemd voor

het drenken van huisdieren door middel van een weidepomp.

18

Artikel 3.9 Watervergunning lozen en onttrekken

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur water te lozen in dan wel te

onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam, indien de hoeveelheid te lozen dan wel te

onttrekken water meer kan bedragen dan 60 m³ per uur.

19

Artikel 3.10 Watervergunning onttrekken van grondwater en infiltreren in de bodem

1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur:

a. grondwater te onttrekken;

b. water in de bodem te infiltreren.

2. Geen vergunning krachtens het eerste lid, onderdeel a is vereist:

a. onttrekkingen uitsluitend voor het droog houden van een bouwput ten behoeve van

bouwkundige of civieltechnische werken en inrichtingen die bij wijze van proef of ten

behoeve van een grondsanering, waarbij:

- de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per

aaneengesloten periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per

aaneengesloten periode van zes maanden en

- de onttrekking niet langer duurt dan een aaneengesloten periode van zes maanden;

b. onttrekkingen uitsluitend voor grondwatersanering, waarbij de te onttrekken

hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per aaneengesloten

periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per aaneengesloten periode

van 12 maanden;

c. onttrekkingen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor beregenings- of

bevloeiingsdoeleinden, waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer

bedraagt dan 60 m3 per uur met een maximum van 25.000 m3 per aaneengesloten

periode van 3 maanden;

d. onttrekkingen ten behoeve van noodvoorzieningen;

e. onttrekkingen voor overige doeleinden, indien de bruto pompcapaciteit niet meer

bedraagt dan 10 m3 per uur.

20

Artikel 3.11 Meldplicht onttrekken van oppervlaktewater

Degene die water onttrekt aan een oppervlaktewaterlichaam, doet daarvan melding aan

het bestuur, indien de hoeveelheid te verplaatsen water meer kan bedragen dan 5 m³

per etmaal.

21

Artikel 3.12 Vrijstelling melden en meten van onttrekkingen

1. De verplichtingen ingevolge artikel 6.11, eerste, tweede en vierde lid van het

Waterbesluit gelden niet voor:

a. onttrekkingen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor beregenings- of

bevloeiiingsdoeleinden, waarbij de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m3 per

uur;

b. onttrekkingen als bedoeld in artikel 3.10 tweede lid, onderdeel e.

2.  De verplichtingen ingevolge artikel 6.11, tweede en vierde lid van het Waterbesluit

gelden niet voor:

a. onttrekkingen van maximaal 10 m3 grondwater per uur (oud artikel 3.14, tweede

lid, aanhef);

b. onttrekkingen van maximaal 50.000 m3 grondwater per jaar ten behoeve van

beregening of bevloeiing dan wel ten behoeve van een noodvoorziening (oud artikel

3.14, derde lid).

22

Artikel 3.13 Nadere regels melding

1. De melding bedoeld in artikelen 3.11gaat vergezeld van:

a. een situatietekening, waarop de plaats van het handelen is aangegeven;

b. een beschrijving van de wijze van lozen of onttrekken;

c. een opgave van de aard en herkomst van het water;

d. het maximum debiet in m3 per uur;

e. het gemiddeld debiet in m3 per uur;

f. de aanvang en duur van handelen;

g. dagtekening;

h. naam, adres en woonplaats meldplichtige.

2. De melding, bedoeld in artikel 6.11, eerste lid Waterbesluit vindt plaats door

toezending aan het bestuur van een volledig ingevuld meldingsformulier, zoals dat is

vastgesteld door het bestuur.

3. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van melden en met

betrekking tot het verstrekken van gegevens over het onttrekken van water uit

oppervlaktewater.

4. Indien wijziging optreedt in de in de vorige leden bedoelde gegevens, doet de

meldplichtige daarvan onverwijld melding aan het bestuur.

23

Artikel 3.14 Meet- en registratieplicht oppervlaktewater

1. Het bestuur kan met oog op het te voeren beheer de meldplichtige krachtens artikel

3.11, tweede lid de verplichting opleggen de waterhoeveelheden te meten, gegevens

daarover te registreren en daarvan opgave te doen.

2. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van meten,

registreren en het doen van opgave.

24

Artikel 3.15 Drainage en detailontwatering

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur detailontwatering of drainage aan te

leggen in gebieden aangegeven op de kaart als bijgevoegd in bijlage I bij deze Keur.

25

Artikel 3.16 Algemene regels

1. Het bestuur kan voor het verrichten van handelingen als bedoeld in de artikelen 3.1 tot

en met 3.6 en 3.9 en 3.10 algemene regels geven, welke mede kunnen inhouden een

vrijstelling van de vergunningplicht, dan wel een algeheel verbod voor het verrichten

van die handelingen.

2. Bij regeling krachtens het eerste lid, kan de verplichting worden opgelegd handelingen

te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen

aan het bestuur.

26

Artikel 3.17 Vrijstelling watervergunningplicht voor beheerhandelingen

Geen vergunning krachtens artikel 3.1 tot en met 3.6 en 3.9 en 3.10 is vereist voor

handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuur ten behoeve van de

aan het waterschap op grond van artikel 2 Waterschapswet opgedragen taken.

27

Artikel 3.18 Zorgplicht

1. Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen

vermoeden dat door die handelingen of het nalaten daarvan inbreuk kan worden

gemaakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen

in het watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem

verwacht mogen worden, ten einde die inbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan

reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk

ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval,

worden de maatregelen onverwijld genomen.

2. Degene die handelingen verricht als bedoeld in het eerste lid en daarbij kennis neemt

van een inbreuk die door die handelingen wordt veroorzaakt, meldt die inbreuk en de

maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig

mogelijk aan het bestuur.

3. Het bestuur kan aanwijzingen geven over die maatregelen.

28

Hoofdstuk 4. Toezicht en handhaving

Artikel 4.1 Schouw

1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de waterstaatswerken volgens

een door dat bestuur vastgesteld schema.

2. Het bestuur kan indien het zulks nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.

3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste twee weken

tevoren bekend door kennisgeving ervan in een dag-, nieuws- of huis aan huisblad, dan

wel op andere geschikte wijze.

4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor

de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke

mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden

volstaan.

29

Artikel 4.2 Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze Keur zijn belast de

daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren of andere personen.

30

Artikel 4.3 Strafbepalingen

1. Overtreding van de bepalingen van deze Keur en de daarop gebaseerde regelgeving of

overtreding van beperkingen of voorschriften, verbonden aan vergunningen, wordt

gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste

het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht,

al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen

jaar is verlopen sinds een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke

overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde

maximum worden opgelegd.

31

Hoofdstuk 5. Overgangs– en slotbepalingen

Artikel 5.1 Vergunningen

1. Een vergunning of ontheffing verleend vóór inwerkingtreding van deze Keur voor een

ingevolge deze Keur vergunningplichtig werk of handelen, wordt geacht ingevolge

deze Keur te zijn verleend.

2. Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze Keur rechtmatig tot stand is

gebracht, wordt geacht vergunning ingevolge deze Keur te zijn verleend.

32

Artikel 5.2  Keurkaart

1. Voor waterstaatswerken waarvoor krachtens artikel 5.1 van de Wet vaststelling van

een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad,

wordt als legger aangemerkt de bij deze Keur behorende kaart, waarop de ligging en

indien mogelijk vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken

zijn aangegeven.

2. Op de waterstaatswerken als bedoeld in het eerste lid zijn de verbodsbepalingen van

deze Keur van toepassing en geldt standaard een beschermingszone van 5 meter

vanaf de insteek bij waterlopen en 5 meter vanuit de teen bij waterkeringen.

33

Artikel 5.3 Onderhoud aan waterstaatswerken

1. Voor waterstaatswerken, waarvoor bij of krachtens artikel 78, tweede lid,

Waterschapswet, bij provinciale verordening of bij waterschapsreglement het

vaststellen van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet

heeft plaatsgehad, is de onderhoudsplicht als volgt geregeld:

Voor waterkeringen en waterkerende kunstwerken berust het gewoon onderhoud bij

de eigenaren van de (gedeelten van) waterkeringen en het buitengewoon onderhoud

bij het waterschap; voor oppervlaktewaterlichamen berust het gewoon en

buitengewoon onderhoud bij de aangrenzende eigenaren.

2. De onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken zijn, in het geval bedoeld in het

eerste lid, verplicht tot instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig hun

functie.

34

Artikel 5.4 Inwerkingtreding

Deze Keur treedt in werking tegelijkertijd met de Wet. Op die datum vervalt de tot dan toe

geldende Keur waterschap Regge en Dinkel 1997.

35

Artikel 5.5 Citeertitel

Deze Keur wordt aangehaald als: Keur waterschap Regge en Dinkel 2009.

Almelo, 16 december 2009

Het algemeen bestuur

van het waterschap Regge en Dinkel,

de secretaris,                                          de voorzitter,

ing. W.A. Joosten                                     dr. S.M.M. Kuks

Algemene regel op grond van artikel 2.1, tweede lid van de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009

Artikel 1
  • Afrasteringen mogen niet hoger zijn dan 1 meter en moeten worden geplaatst op:

  • a. tenminste 0.50 meter uit de teen van de waterkering;

  • b. de grens van het onderhoudspad, aan de landzijde, indien dit pad uitsluitend bij het waterschap voor onderhoud in gebruik is;

  • c. tenminste 0.50 meter uit de insteek van de waterloop indien er geen sprake is van een onderhoudspad;

  • d. de grens met de natuurvriendelijke oever en/of oeverbeplanting.

Artikel 2
  • a. De draden van een afrastering op of langs waterkeringen, langs oppervlaktewaterlichamen en onderhoudspaden en de draden van een afrastering dwars op onderhoudspaden of onderhoudsstroken, moeten makkelijk met de hand verwijderd kunnen worden op het moment dat dit nodig is voor het beheer en onderhoud van het waterstaatswerk door het waterschap.

  • b. De draden, genoemd in het eerste lid, moeten zijn voorzien van geïsoleerde handgrepen.

Artikel 3
  • a. De verplichting om een afrastering te plaatsen zoals opgenomen in het eerste lid van artikel 2.1 van de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 vervalt als onderhoud plaatsvindt door middel van begrazing om natuurontwikkeling mogelijk te maken.

  • b. Voor het niet plaatsen van een afrastering moet toestemming worden verleend door het bestuur.

  • Doel van de algemene regel

  • Het doel van de algemene regel is:

  • a. het beschermen van waterstaatswerken en onderhoudspaden door de aanwezigheid van afrasteringen voor te schrijven langs de hieraan grenzende percelen indien op deze percelen dieren worden gehouden.

  • b. dat de afrasteringen om dieren te weren niet zodanig worden gesitueerd en geconstrueerd dat ze een obstakel zijn voor een effectief en efficiënt onderhoud van deze werken.

    Motivering van de algemene regel

    Het plaatsen en hebben van een afrastering is een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk, dat door de Keur verplicht is gesteld. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.

    Begripsbepalingen en toelichting

    In de Keur worden onder werken verstaan: alle door menselijk toedoen ontstane of nog te maken constructies met toebehoren. Hieronder dient onder andere te worden begrepen het plaatsen, hebben en onderhouden van afrasteringen. Met afrasteringen worden hekwerken, paal-draad constructies en dergelijke bedoeld.

    Artikel gewijze toelichting

    Artikel 1

    De in artikel 1 genoemde grens met het onderhoudspad, natuurvriendelijke oevers en/of oeverbeplanting betreft de eigendoms- of gebruiksgrens. In geval de grens nader bepaald moet worden, moet het waterschap hierover worden geraadpleegd.

    Artikel 3

    Artikel 3 geeft aan dat niet altijd een afrastering verplicht is. Wanneer onderhoud wordt uitgevoerd door middel van begrazing om natuurontwikkeling te bevorderen, hoeft geen afrastering worden geplaatst. Hiervoor is echter wel toestemming van het bestuur van het waterschap nodig. Van natuurontwikkeling is sprake wanneer in een bepaald terrein een complex van maatregelen wordt getroffen om de natuurwaarden daar te (laten) vergroten. Hierbij kan gedacht worden aan het aanleggen van flauwe oevers.

    Kader

    Gebodsbepalingen

    Artikel 2.1. Afrasteringen

    • a.

      De eigenaren van gronden, die gebruikt worden voor het houden van dieren, welke gronden zijn gelegen aan waterstaatswerken, moeten langs hun gronden een voldoende kerende afrastering aanbrengen.

    • b.

      Het bestuur kan algemene regels stellen omtrent afrastering en wijze van plaatsing.

    Bijlage 1: Algemene regel kabels en leidingen oppervlaktewaterlichamen

    Algemene regel voor het laten kruisen van kabels en leidingen met oppervlaktewaterlichamen en in wegbermen parallel aan oppervlaktewaterlichamen.

    Algemene regel en voorwaarden

    Artikel 1

    Voor het leggen, verwijderen, herstellen of vervangen van kabels en leidingen is geen vergunning vereist als bedoeld in artikel 3.1 onder a en b en artikel 3.2 onder a en b van de Keur waterschap de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 als voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden.

    Artikel 2. Melding

    • a.

      De belanghebbende meldt het laten kruisen van kabels en leidingen met oppervlaktewaterlichamen en het leggen van kabels en leidingen in wegbermen die parallel aan de oppervlaktewaterlichamen liggen aan het dagelijks bestuur ten minste drie weken voor de uitvoering daarvan

    • b.

      De melding wordt schriftelijk of per E-mail gedaan middels een door het dagelijks bestuur beschikbaar gesteld (digitaal) meldingsformulier.

    De melding bevat in ieder geval:

    • een situatietekening, waarop de plaats van het handelen is aangegeven;

    • een beschrijving van de wijze van uitvoering;

    • een opgave van de aard het materiaal.

    Artikel 3. Beperkingen ten aanzien van de kern- en beschermingszones.

    • a.

      De bovenkant van de kabels en leidingen moeten, haaks gemeten, tenminste 1,00 meter onder de leggerbodem en de taluds van het oppervlaktewaterlichaam en 1,00 meter onder het maaiveld worden gelegd.

    • b.

      De taluds van de oppervlaktewaterlichamen moeten tot een hoogte van 0.50 meter beneden het maaiveld of de onderhoudsbermen met stapelzoden worden opgezet en daarboven, alsmede de onderhoudsbermen met plakzoden worden bekleed.

    • c.

      Voor zover de kabels en leidingen evenwijdig aan het oppervlaktewaterlichaam in een wegberm worden gelegd, moeten deze minimaal 2,00 meter uit de boord worden gelegd.

    Artikel 4. Voorschriften ten aanzien van het kruisen van een duiker.

    1. Bij een gestuurde boring geldt een vrije ruimte van 1,00 meter tussen de kabel / leiding en onderkant van de duiker.

    2. Bij een kruising met de bovenzijde van een duiker dient de kabel / leiding door een mantelbuis worden gelegd.

    3. Er dient gebruik worden gemaakt van een mantelbuis uit één stuk. Deze mantelbuis ligt over de duiker en loopt minimaal 3,00 meter ter weerszijden van de duiker door, tenzij wordt aangesloten op een reeds bestaande leiding die binnen 3 meter van de duiker ligt.

    4. Het vierde lid is niet van toepassing op de aanleg van stalen gasleiding vanwege de kathodische bescherming.

    Artikel 5. Onderhouds- of herstelwerkzaamheden.

    1. In die gevallen waar het gaat om onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan al aanwezige kabels en leidingen moeten de voorgenomen werkzaamheden, de wijze van uitvoering, de verwachte datum waarop met de uitvoering wordt begonnen tenminste twee werkdagen voor uitvoering worden gemeld bij het dagelijks bestuur, evenals de voor de uitvoering benodigde tijdsduur, zodra deze bekend zijn.

    2. Indien ingeval van storingen in de nutsvoorziening het onverwijld uitvoeren van herstelwerkzaamheden nodig is, kan daartoe worden overgegaan. De melding als bedoeld in het eerste lid, geschiedt zo mogelijk vooraf, maar in ieder geval zo spoedig mogelijk.

    Artikel 6. Algemene voorschriften en beperkingen.

    • a.

      Beschadigingen aan oppervlaktewaterlichamen, die zijn ontstaan ten gevolge van het leggen van kabels en leidingen of het uitvoeren van onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten door de melder worden hersteld.

    • b.

      Indien verlegging, aanpassing of verwijdering van kabels of leidingen vanuit het waterstaatkundig oogpunt noodzakelijk is, is de melder verplicht op eerste aanzegging door het dagelijks bestuur dit uit te voeren.

    • c.

      Onderhoudswerkzaamheden door of vanwege het waterschap mogen door het aanbrengen, wijzigen, herstellen van kabels en leidingen niet worden belemmerd.

    Begripsbepaling

    Kabels en leidingen zijn in het algemeen ondergrondse nutsvoorzieningen voor het transport van energie, water of gassen en data communicatie.

    Motivering van de algemene regel

    Het verwijderen, aanbrengen en (be)houden van kabels en leidingen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in, onder en langs een oppervlaktewaterlichaam. Een leiding die niet juist of niet op de juiste diepte wordt aangebracht kan voor de stroming, doorvaart en onderhoudswerkzaamheden (maaien en baggeren) gevaar, schade en/of hinder opleveren. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

    Verbod in de Keur

    Op kabels en leidingen zijn de volgende bepalingen uit de Keur van toepassing:

    Artikel 3.1 Watervergunning kernzone

    Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de kernzone:

    • a.

      werkzaamheden te verrichten;

    • b.

      werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige beplantingen te beschadigen of te verwijderen;

    Artikel 3.2 Watervergunning beschermingszone

    Het is verboden zonder vergunning van het bestuur in, op, boven, over of onder de beschermingszone:

    • a.

      werken of beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige beplantingen te beschadigen of te verwijderen;

    • b.

      graafwerkzaamheden te verrichten, anders dan normaal spit- en ploegwerk;


Noot
1[Toelichting: In deze Keur is er voor gekozen in de lijst met begripsomschrijvingen de meest essentiële begrippen voor de regionale waterbeheerder en voor de in het beheergebied gevestigde burgers en bedrijven een plaats te geven. Daarmee wordt beoogd van de Keur een zelfstandig leesbaar document te maken, zij het dat de lijst niet uitputtend is. Voor het in alle opzichten goed kunnen doorzien wat de nieuwe waterbeheerwetgeving voor alle partijen betekent, ontkomt men er niet helemaal aan ook de Waterwet zelf en haar Memorie van Toelichting (MvT), de Invoeringswet Waterwet en haar MvT, het Waterbesluit en de provinciale Waterverordening en aanpalende wet- en regelgeving er op na te slaan.De volgende begrippen zijn opgenomen: a. Bergingsgebied: dit begrip is overgenomen uit de Waterwet, waarbij de relatie met de Wet ruimtelijke ordening is gelegd. b. Beschermingszone: dit begrip is deels overgenomen uit de Waterwet, met de toevoeging dat die zone in de legger is vermeld en dat het betreffende waterstaatswerk wordt beschermd door voorschriften krachtens deze Keur. In deze omschrijving wordt de relatie gelegd tussen de legger met de ligging, vorm, afmetingen en constructie van dat waterstaatswerk en de Keur met haar instrumentarium om die waterstaatswerken daadwerkelijk te beschermen tegen ingrepen van derden. c. Bestuur: het bevoegde bestuursorgaan voor het nemen van besluiten krachtens deze Keur is het Dagelijks Bestuur van het waterschap. d. Buitenbeschermingszone: dit begrip werd ook gebruikt in de Keur waterschap Regge en Dinkel 1997. het betreft een zone langs een waterstaatswerk waar minder beperkingen gelden dan in een beschermingszone. e. Coupure: doorsnijding van een waterkering. f. Grondwater:de omschrijving van dit begrip is uit de Waterwet overgenomen, met de toevoeging dat het in deze Keur om een onderdeel van het grondwater gaat. Het gaat om dat grondwater voor zover het waterschap door of krachtens de Waterwet belast is met het beheer van dat onderdeel van het grondwater. De Waterwet gaat uit van het toekennen aan waterschappen van het passieve,  kwantitatieve beheer van grondwater, voor zover het betreft de regulering  van het onttrekken van water aan grondwater voor industriële toepassingen met een hoeveelheid van niet meer dan 150.000 m3 per jaar, dan wel voor zover het niet gaat om onttrekkingen voor de openbare drinkwatervoorziening of voor bodemenergiesystemen. g. Grondsanering: de omschrijving van dit begrip is uit de Verordening voor de Fysieke leefomgeving Overijssel overgenomen. h. Grondwatersanering: de omschrijving van dit begrip is uit de Waterwet overgenomen, met de toevoeging dat het in deze Keur om een onderdeel van het grondwater gaat. Het gaat om dat grondwater voor zover het waterschap door of krachtens de Waterwet belast is met het beheer van dat onderdeel van het grondwater. De Waterwet gaat uit van het toekennen aan waterschappen van het passieve, kwantitatieve beheer van het grondwater, voor zover het betreft de regulering van het onttrekken van water aan grondwater voor industriële toepassingen met een hoeveelheid van niet meer dan 150.000 m3. i. Infiltreren: deze definitie is overgenomen uit artikel 6.1 van de Wet. j. Kernzone: dit begrip werd ook gebruikt in de Keur waterschap Regge en Dinkel 1997. Het is een aanduiding voor waterlichaam en waterkering, zoals die voorkomen in een waterstaatswerk, waar het waterdoel de hoofdfunctie vormt van het landgebruik. De kernzone wordt als zodanig op de legger vermeld, hierop zijn voorschriften uit deze Keur van toepassing. k. Legger: dit begrip is voor de waterbeheerder van groot belang. In het algemene deel wordt nader ingegaan op de Keur en de leggerplicht. l. Meanderzone: dit begrip is nieuw in deze Keur en komt voort uit de Kaderrichtlijn Water. Hiermee worden de zones aangegeven waar ruimte is voor natuurlijke processen van het oppervlaktewaterlichaam. m. Noodvoorziening: de definitie maakt duidelijk dat een noodvoorziening niet altijd een provisorische voorziening, uit nood geboren, behoeft te zijn. Een bestaande onttrekkingsinrichting die in geval van een calamiteit wordt ingezet is eveneens te kwalificeren als een noodvoorziening. n. Onttrekken: dit begrip is deels overgenomen uit de Waterwet en gaat in op zowel het onttrekken van grondwater als ook op het onttrekken van water aan het oppervlaktewaterlichaam. In artikel 1, derde lid van de Grondwaterwet is/was opgenomen dat ontwaterings- en afwateringsactiviteiten zijn uitgezonderd van het onttrekkingsbegrip. Dat geldt ook voor het hier opgenomen begrip ‘onttrekken van grondwater’. In hoofdstuk 3 van deze Keur is een uitgekristalliseerd instrumentarium opgenomen voor de regulering van het onttrekken van grondwater en onttrekkingen aan oppervlaktewaterlichamen. o. Oppervlaktewaterlichaam: dit begrip is overgenomen uit de Waterwet. Het betreft oppervlaktewater met de daarin aanwezige stoffen, de waterbodem de oevers en flora en fauna. Het gaat verder dan de op grond van de Kaderrichtlijn Water door de waterbeheerders als oppervlaktewaterlichamen bestempelde wateren. Deze ruime omschrijving gaat ook verder dan de omschrijving van het begrip ‘oppervlaktewater’, zoals dat door de jurisprudentie in de jaren ’80 en ’90 is gevormd. Het gaat hierbij om oppervlaktewater, zoals de sloot, de wetering, de beek, de rivier, het meer; kortom het gaat om de bak waarin het water zit.  Het begrip ‘oppervlaktewaterlichaam’ komt in de plaats van de in het verleden veel gehanteerde begrippen ‘watergangen of waterlopen’. Het begrip is opgenomen omdat de regionale waterbeheerder zijn beheertaken uitvoert in en om oppervlaktewater. Het begrip oppervlaktewaterlichaam is onderdeel van het meer omvattende begrip waterstaatswerk, welk begrip op zijn beurt weer deel uitmaakt van het brede begrip watersysteem. Watersysteem is het meest omvattende van alle in de Waterwet en hier gebruikte begrippen. Het is hét object van beheer in de Waterwet. Voor de waterbeheerder en voor derden is het essentieel dat een ieder weet waarover het gaat en vooral wat de reikwijdte is van gebods en verbodsbepalingen in relatie tot bepaalde beheerobjecten. De begrippen moeten onderscheiden worden, omdat het beheer gericht kan zijn op onderdelen van het watersysteem. Scheiden is niet mogelijk, want we voeren het waterbeheer integraal uit. Uitoefening van de beheertaak waterkeringen mag in principe niet ten koste gaan van bijvoorbeeld het aquatische ecosysteem van oppervlaktewateren in de nabijheid. Op zijn minst zal de beheerder dan moeten proberen achteruitgang te compenseren. Het gaat immers om het behalen van de doelstellingen, zoals die in Hoofdstuk 2, paragraaf 1, van de Waterwet in algemene termen zijn omschreven. Paragraaf 2 en 3 van dat hoofdstuk leggen normen voor de onderscheiden beheerobjecten vast om daarmee die doelstellingen nader te concretiseren. p. Pompcapaciteit: de omschrijving van dit begrip is uit de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel overgenomen. q. Profiel van vrije ruimte: dit begrip is gevormd door jurisprudentie en opgenomen in de provinciale Waterverordening. Het profiel is noodzakelijk om in de toekomst nodige gronden te vrijwaren van onomkeerbare ingrepen. r. Waterkering: deze begripsomschrijving komt in de Waterwet niet voor. De omschrijving is nodig om aan te geven wanneer het waterschap een object als waterkering aanduidt. Hij beheert niet alleen de primaire, maar ook de regionale en overige waterkeringen. Het begrip dekt alle hiervoor genoemde soorten keringen. s. Watersysteem: dit begrip is overgenomen uit de Waterwet. t. Waterstaatswerk: overgenomen uit de Waterwet, met toegevoegd dat het werk als zodanig in de legger is aangegeven, tenzij dat van de leggerplicht is vrijgesteld of op een keurkaart als bedoeld in artikel 5.2 staat aangegeven. u. Watervergunning: het gaat om de vergunning die de Waterwet introduceert voor bepaalde handelingen in het watersysteem en die de Keur voor het beheergebied van het waterschap concretiseert. We spreken dus niet langer van een keurontheffing of -vergunning, maar van een watervergunning. v. Werken: dit begrip komt niet voor in de Waterwet. Het is nodig om te definiëren, omdat het realiseren van dergelijke werken in watersystemen afbreuk kan doen aan de functies die aan die watersystemen, of onderdelen daarvan, zijn toegekend. De regionale waterbeheerder kan daartoe zijn Keurinstrumentarium inzetten om dergelijke ingrepen van derden te voorkómen door de handeling te erbieden, dan wel de realisatie van voorschriften te voorzien via een watervergunning. w. Wet: dit is de Waterwet, waarop het keurinstrumentarium inhoudelijk is gestoeld, naast de provinciale Waterverordening.]
Noot
2[Toelichting: Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel zijn de gebruikers verplicht de ingevolge de Keur op de eigenaar rustende verplichtingen na te komen ingeval er sprake is van een zakelijk of persoonlijk gebruiksrecht.Ingevolge het bepaalde in het derde lid zijn de eigenaren, overige zakelijk gerechtigden tot, en gebruikers van de grond hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van verplichtingen, die ingevolge de Keur op de eigenaar van de grond rusten. Veelal is immers niet de eigenaar maar de feitelijke gebruiker van de grond degene die bij machte is aan die verplichtingen te voldoen of die bij de voldoening aan die verplichtingen is gebaat.]
Noot
3[Toelichting: Deze bepaling verplicht de eigenaren van gronden de waterstaatswerken te beschermen tegen aftrap door dieren. De bepaling geeft het bestuursorgaan tevens de mogelijkheid algemene regels te stellen omtrent afrastering en wijzen van plaatsing.]
Noot
4[Toelichting: De eigenaren van coupures, sluizen, uitwateringen en andere doorgangen in waterkeringen, zijn verplicht deze op eerste aanzegging door of namens het bestuursorgaan te sluiten met het oog op het voorkomen van overstroming van achter de waterkering gelegen gronden. ]
Noot
5[Toelichting: Onderhoudsplichtigen worden ingevolge artikel 78, tweede lid, Waterschapswet aangewezen in de legger. De Keur sluit hierop aan door als onderhoudsplichtigen aan te wijzen degenen die in de legger tot het plegen van gewoon of buitengewoon onderhoud zijn vermeld. In het algemeen zal die aanwijzing niet naar individu geschieden, maar een categorie personen betreffen, bijvoorbeeld de aangrenzende grondgebruikers of -eigenaren.Voor onderhoudsactiviteiten ten behoeve van de waterstaatszorg is een Gedragscode Flora- en Faunawet voor de waterschappen opgesteld. De Gedragscode stelt de waterschappen in staat gebruik te maken van de mogelijkheden die het Vrijstellingsbesluit biedt. Van het Vrijstellingsbesluit kan ook gebruik worden gemaakt door particulieren die onderhoudsplichtig zijn, als zij aantoonbaar in overeenstemming met de bestaande Gedragscode handelen en dit passend is binnen de eigen werkprocessen.]
Noot
6[Toelichting: In deze bepaling wordt omschreven waartoe onderhoudsplichtigen bij de uitvoering van het gewone onderhoud aan waterkeringen gehouden zijn. De bestrijding van muskusratten op waterkeringen gebeurt, met uitsluiting van derden, door het waterschap.]
Noot
7[Toelichting: Toelichting In deze bepaling wordt omschreven waartoe onderhoudsplichtigen gehouden zijn bij de uitvoering van het buitengewoon onderhoud aan waterkeringen. Als buitengewoon onderhoud wordt in de Keur aangemerkt het in stand houden van de waterkering overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.In de situatie dat geen legger aanwezig is en op de kaart geen ligging, vorm, afmetingen of constructie zijn aangegeven, voorziet het overgangsrecht van deze Keur.]
Noot
8[Toelichting: Het bepaalde in dit artikel richt zich in principe tot onderhoudsplichtigen van in, op, aan of over waterkeringen of beschermingszones van waterkeringen gelegen werken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben, en die anders dan met vergunning zijn aangebracht.]
Noot
9[Toelichting: In deze bepaling wordt omschreven waartoe onderhoudsplichtigen bij de uitvoering van het gewone onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen gehouden zijn. De onderhoudsplichtigen zijn te allen tijde gehouden voorwerpen, materialen en stoffen uit oppervlaktewaterlichamen te verwijderen die af- en/of aanvoer, dan wel de berging van water hinderen. Het gaat dan om die oppervlaktewaterlichamen waartoe zij onderhoudsplichtig zijn. Daarnaast schonen onderhoudsplichtigen de oppervlaktewaterlichamen. Dat gebeurt een aantal malen per jaar (meestal in het voor- en najaar), vóór de vooraf aan te kondigden schouw. Daarbij gaat het er om de maatgevende af- en/of aanvoer van water veilig te stellen.De oevers en taluds alsmede de daartoe behorende oeverbeschermingswerken dienen behoorlijk in stand te worden gehouden, voor zover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de af- en/of aanvoer van water wordt gehinderd dan wel aangelegde onderhoudsstroken en/of afrasteringen door inzakking worden bedreigd. Waar de feitelijke afmetingen van het profiel de voor de af- en/of aanvoer van water noodzakelijke profielafmetingen overtreffen, kan de onderhoudsplichtige niet worden verplicht deze zogenaamde overprofilering in stand te houden als niet tevens ook de instandhouding van een onderhoudsstrook en/of afrastering in het geding is.]
Noot
10[Toelichting: In deze bepaling wordt omschreven waartoe onderhoudsplichtigen, die tot de uitvoering van het buitengewoon onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht, gehouden zijn. Als buitengewoon onderhoud wordt in de Keur aangemerkt het in stand houden van de oppervlaktewaterlichamen overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm afmeting en constructie.Het buitengewoon onderhoud wordt, waar het betreft oppervlaktewaterlichamen van overwegend belang, voor de af- en/of aanvoer van water voor een groter gebied veelal uitgevoerd door het waterschap. De situatie waarin derden-onderhoudsplichtigen tot instandhouding van oppervlaktewaterlichamen verplicht zijn, doet zich met name voor bij sloten en greppels die uitsluitend de afwatering van een bepaald aantal percelen dienen.In de situatie dat geen legger aanwezig is en op de kaart geen vorm, afmetingen of constructie zijn aangegeven, voorziet het overgangsrecht van deze Keur.]
Noot
11[Toelichting: Het verbod in artikel 3.1, aanhef en onder a, betreft het verrichten van werkzaamheden. Bij het begrip, ‘werkzaamheden' moet een verband gelegd worden met verrichten van handelingen. Onder werkzaamheden vallen onder andere: aanleg-, bagger-, boor-, bouw-, graaf-, demping- herstel-, onderhoud-, plant- reparatie-, revisie-, sloop-, uitbreiding-, verbouw- en herbouwwerkzaamheden. Dit betreffen zowel werkzaamheden die tot doel hebben verandering te brengen in de staat van waterstaatswerken, als werkzaamheden die dat niet tot doel hebben, maar waarvan onbedoeld effect is dat verandering wordt gebracht in de staat van die werken. Onder dit verbod valt bijvoorbeeld het dempen van een sloot. Van het begrip 'werken' is in artikel 1 een definitie gegeven.]
Noot
12[Toelichting: Dit artikel betreft een aantal specifieke verboden handelingen in de beschermingszone. ]
Noot
13[Toelichting: Deze zone wordt op de legger aangegeven om met name waterkeringen te beschermen. De verboden die in de buitenbeschermingszone gelden zijn minder zwaar dan die voor de kern- en beschermingszone.]
Noot
14[Toelichting: De verbodsbepalingen zijn opgenomen om de doelen te kunnen bereiken die opgenomen zijn in het waterbeheerplan in het kader van de Kaderrichtlijn Watermaatregelen.]
Noot
15[Toelichting: Dit artikel verbiedt het plaatsen van werken in het profiel van vrije ruimte. Dit is belangrijk om in de toekomst met name de wateropgaven omtrent dijkverbeteringen te kunnen realiseren.]
Noot
16[Toelichting: Het waterschap heeft voor het waterbeheer als doel dat een duurzaam en veerkrachtig watersysteem wordt gerealiseerd. Hiervoor is ruimte voor water nodig: om water te bergen in extreem natte, maar ook voor extreem droge situaties. Een bergingsgebied is bedoeld om ruimte te creëren voor water. In de keur is daarom een verbodsbepaling opgenomen voor bergingsgebieden, zodat een bergingsgebied beschermd wordt voor ongewenste ontwikkelingen die de ruimte voor water verminderen.]
Noot
17[Toelichting: In artikel 3.7 worden regels gesteld in geval zich calamiteiten of gevaren voordoen in de zin van artikel 5.28 van de Waterwet. In de Waterwet wordt onder gevaar verstaan: omstandigheden waardoor de goede staat van een of meer waterstaatswerken onmiddellijk en ernstig in het ongerede is of dreigt te geraken.Het bestuur kan bijvoorbeeld verbieden water te onttrekken. Er wordt dan afgeweken van de normaal geldende regels, welke afwijking tijdelijk is en waarvoor geen vergunning nodig is en ook geen algemene regels gelden. De Waterwet (artikelen 5.28 tot en met 5.31) stelt regels omtrent het gevaar voor waterstaatswerken. Deze artikelen geven het waterschap ruime bevoegdheden.]
Noot
18[Toelichting: Dit algehele onttrekkingsverbod heeft betrekking op de bescherming van het oppervlaktewaterlichaam. Specifiek: Ter bescherming van het betreffende pand van het oppervlaktewaterlichaam waaruit onttrokken wordt. Met een pand wordt bedoeld het stuk oppervlaktewaterlichaam tussen 2 opeenvolgende stuwen, waarbij een vistrap ook als stuw wordt beschouwd. Wanneer de eerst benedenstrooms gelegen stuw of onderleider niet meer overstort, ontstaat het risico dat het betreffende pand droog komt te staan door de onttrekking uit het oppervlaktewaterlichaam. Dit is niet wenselijk voor het watersysteem en niet voor de ecologische toestand van het systeem. Van dit verbod wordt veedrenking middels een weidepomp uitgezonderd. ]
Noot
19[Toelichting: Onder het begrip lozen wordt het volgende verstaan: het door middel van een werk brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam, zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewaterlichaam wordt gehaald.Onder het begrip onttrekken wordt het volgende verstaan: het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewaterlichaam, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewaterlichaam wordt gebracht. ]
Noot
20[Toelichting: Eerste lid: Onder het begrip onttrekken wordt het volgende verstaan: het door middel van een werk halen van water uit grondwater of uit een oppervlaktewaterlichaam, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewaterlichaam wordt gebracht.Tweede lid: Op grond van de Waterwet is een vergunning van gedeputeerde staten vereist voor het onttrekken aan of infiltreren in een grondwaterlichaam: a. ten behoeve van industriële toepassingen indien de onttrokken hoeveelheid water meer dan 150.00 m? per jaar bedraagt; en b. ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening of koude- en warmteopslag (ook wel “bodemenergiesystemen” genoemd). Het waterschapsbestuur is bevoegd om voor alle overige grondwateronttrekkingen en infiltraties een vergunningplicht op te leggen. Tegen deze achtergrond moeten de verboden en vrijstellingen van artikel 3.10 worden gelezen.Inhoudelijk betekent artikel 3.10 een voortzetting van de situatie van voor de Waterwet, zoals destijds vastgelegd in de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel. In het tweede lid is in enkele gevallen de “te onttrekken hoeveelheid grondwater” bepalend voor de vraag of een onttrekking vrijgesteld is van de vergunningplicht, en in andere gevallen is de “bruto pompcapaciteit” hiervoor bepalend.De hoofdregel is dat voor grondwateronttrekkingen en infiltraties een watervergunning vereist is. Van enkele specifieke soorten grondwateronttrekkingen is in het tweede lid van artikel 3.10 een vrijstelling verleend van deze algemene vergunningplicht. Voor deze met name genoemde onttrekkingen geldt dus alleen een meldplicht en in sommige gevallen ook een meet- en registratieplicht. De vrijgestelde grondwateronttrekkingen zijn alle veel voorkomende, tijdelijke onttrekkingen, van redelijk beperkte omvang. Het is maatschappelijk niet wenselijk (regeldruk) en vanuit waterhuishoudkundig oogpunt niet noodzakelijk dat  hiervoor telkenmale toestemming aan het waterschap wordt gevraagd. Dit geldt evenzeer voor de zeer geringe onttrekkingen, voor welk doel ook. met een pompcapaciteit van minder dan 10 m3 per uur. Deze restcategorie is benoemd in onderdeel e.In het tweede lid is in enkele gevallen de “te onttrekken hoeveelheid grondwater” bepalend voor de vraag of een onttrekking vrijgesteld is van de vergunningplicht, en in andere gevallen is de “pompcapaciteit” hiervoor bepalend.Onttrekkingen voor bronneringen, voor een proef en voor grondsanering (onderdeel a) en onttrekkingen voor grondwatersaneringen (onderdeel b) vinden veelal plaats in het kader van een project of een groter geheel. In de planning van een dergelijk project wordt gerekend met een bepaalde onttrekkingshoeveelheid en –periode. Omdat een vergunning steeds moet worden aangevraagd alvorens de uitvoering begint, is de vergunningplicht gebaseerd op de gegevens die op dat moment voorhanden zijn, namelijk de planning en de geplande hoeveelheden te onttrekken grondwater.Dit ligt anders ten aanzien van onttrekkingen ten behoeven van beregening of bevloeiing. Als de noodzaak of wens tot beregenen of bevloeien zich voordoet, is er geen tijd om eerst nog een vergunning aan te vragen. Ook is niet van tevoren aan te geven hoe lang de activiteiten zullen duren, of hoeveel water onttrokken zal gaan worden. Een pompinstallatie voor beregening of bevloeiing heeft wel een bepaalde technische maximumcapaciteit of “bruto pompcapaciteit”, benoemd in de productomschrijving of aangeduid op het typeplaatje. Dit is in feite het wateropbrengend vermogen van de pomp in onbelaste toestand met een opvoerhoogte van nul meter. Deze objectief vast te stellen maximumcapaciteit is voor deze situaties bepalend voor de vraag of een vergunning vereist is, dan wel een melding moet worden gedaan. Dat deze maximumcapaciteit niet in alle omstandigheden daadwerkelijk kan worden gerealiseerd doet hieraan niets af.  ]
Noot
21[Toelichting: Op grond van de Waterwet/Keur is een ieder die water onttrekt aan een oppervlaktewaterlichaam verplicht hiervan melding te doen bij het bevoegde bestuursorgaan. Deze meldplicht geldt niet als er een vergunningplicht is, zoals gesteld in artikel 3.9 van deze verordening. Uitzondering van de meld- en vergunningplicht geldt voor onttrekkingen uit oppervlaktewaterlichamen lager dan 5 m3 per etmaal.]
Noot
22[Toelichting: Op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit moeten de onttrekkingen en infiltraties die niet vergunningplichtig zijn, worden gemeld bij het waterschapsbestuur. Tevens moeten de onttrokken hoeveelheden grondwater worden gemeten en periodiek aan het bestuur worden doorgegeven. Bij verordening kan het waterschapsbestuur van deze algemene verplichtingen afwijken. Het uitgangspunt voor het regelen van het grondwaterregiem in deze Keur was (zo mogelijk) handhaven van de bestaande situatie. De onderhavige regeling laat zich als volgt samenvatten:Grondwateronttrekking ten behoeve van bronnering, proef of grondsanering Grote onttrekkingen, te weten van meer dan 50.000 m3/30 dagen en 200.000 m3/6 maanden, gedurende meer dan 6 maanden: vergunningplicht Niet vergunningplichtige onttrekkingen van meer dan 10m3/uur:  meet- en registratieplicht Niet-vergunningplichtige onttrekkingen: meldplichtGrondwatersanering Grote onttrekkingen, te weten van meer dan 50.000 m3/30 dagen en meer dan 200.000 m3 per jaar): vergunningplicht Niet vergunningplichtige onttrekkingen van meer dan 10 m3/uur:  meet- en registratieplicht Niet-vergunningplichtige onttrekkingen: meldplichtBeregening of bevloeiing Grote onttrekkingen, te weten met een maximale pompcapaciteit boven de 60 m3/uur, en voor onttrekkingen van meer dan 25.000 m3/3 maanden:  vergunningplicht Hele kleine onttrekkingen, te weten met een pomp met een capaciteit van maximaal 10 m3/uur: geen enkele verplichting Voor de overige onttrekkingen van meer dan 10 m3/uur: meet en registratieplicht: Voor de niet vergunningplichtige en voor de niet vrijgestelde onttrekkingen: meldplichtNoodvoorziening: meldplicht.Overige onttrekkingen, met een pompcapaciteit van maximaal 10 m3/uur: geen enkele verplichting]
Noot
23[Toelichting: In het eerste lid gaat het om melding van onttrekkingen van oppervlaktewater. Voor melding van onttrekkingen van grondwater bevat de Waterregeling een uitputtende regeling. Voor het waterschapsbestuur is geen ruimte om hierop aan te vullen of hiervan af te wijken. Het formulier waarvan in het tweede lid van dit artikel wordt gesproken, vraagt alleen de wettelijke gegevens. Ten behoeve van eenduidige aanlevering stelt het bestuur dit formulier vast.]
Noot
24[Toelichting: Middels dit artikel kan elke onttrekker van water aan oppervlaktewaterlichamen worden verplicht de hoeveelheid onttrokken water te meten en te registreren. ]
Noot
25[Toelichting: Het beleid van het waterschap is er op gericht dat het waterschap natuur wil beschermen tegen verdroging. Een middel hiervoor is door de aanleg van drainage en perceelssloten alleen toe te staan met een watervergunning. Tot dusver voorzagen bestemmingplannen hierin. Het betreft de gebieden in het kader van de provinciale groene hoofdstructuur. De verbodsbepalingen zijn alleen bedoeld voor nieuwe ingrepen en laat de bestaande situatie ongewijzigd.  Bij de beoordeling van aanvragen voor vergunningen wordt rekening gehouden met de kwetsbaarheid en het belang van het gebied. Gezien de grote verscheidenheid in de bodemopbouw van Twente moet de geo-hydrologische situatie per aanvraag worden beoordeeld. ]
Noot
26[Toelichting: De algemene regels waartoe artikel 3.16 de mogelijkheid biedt, zien toe op het vaststellen van nadere regels door het bestuur. Het gaat dan om de handelingen in de vorige artikelen. Die regels kunnen inhouden een vrijstelling van de vergunningplicht of juist een algeheel verbod op het verrichten van die handelingen. Voordeel van deze bepaling is dat het waterschap maatwerk kan verrichten.]
Noot
27[Toelichting: In die gevallen waarin het waterschap optreedt als een ‘derde’ (bijvoorbeeld als het een nieuw kantoorgebouw realiseert en daarbij ook water aanlegt), heeft het voor de uitvoering van verboden handelingen een vergunning nodig, net zoals die derde. De in de Keur vermelde verboden zijn echter niet van toepassing op handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen ten behoeve van het herstel van, onderhoud- of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken die door het waterschap als beheerder worden verricht. De in de Keur gestelde bepalingen over het onttrekken en lozen van water ter uitvoering van de Waterwet (hoofdstuk 6) zien evenmin op normale beheersactiviteiten van de beheerder. Een beheerder voert water aan of af. Onder normale beheersactiviteiten worden hier verstaan die activiteiten of werkzaamheden die niet leiden tot leggeraanpassing.Indien het waterschap als beheerder echter nieuwe werken uitvoert of wijzigingen aanbrengt in bestaande waterstaatswerken, waardoor de legger wijzigt, stelt het bestuur een projectplan vast, als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet. Het heeft geen vergunning nodig van zich zelf. Een dergelijk projectplan doorloopt één van de totstandkomingsprocedures uit de Algemene wet bestuursrecht, zodat de rechtsbescherming van derden is gewaarborgd. Op genoemde besluiten is bovendien ingevolge artikel 79 Waterschapwet de Inspraakverordening van het waterschap van toepassing. Het projectplan moet zodanig concreet zijn dat voor belanghebbenden duidelijk is wat voor hen de gevolgen zijn.]
Noot
28[Toelichting: Artikel 3.17 betreft de zorgplicht die een ieder moet betrachten als het gaat om de maatregelen die het waterschap heeft getroffen in watersystemen met het oog op het bereiken van de waterhuishoudkundige doelstellingen die aan die onderdelen van watersystemen zijn verbonden. Gekeken is naar titel 17.2 van de Wet milieubeheer. Het artikel zoals dat nu in deze Keur is opgenomen, voorziet er in dat derden die schade toebrengen aan watersystemen voor die schade daadwerkelijk zullen moeten opdraaien. In dit geval toegespitst op de schade aan werken die het waterschap in het kader van zijn beheertaak heeft uitgevoerd.Dit artikel draagt er toe bij dat het waterschap maatregelen van de derde kan eisen of alvast zelf maatregelen kan treffen bij (dreigende) schade, als omschreven in dit artikel. De kosten kan het waterschap verhalen op die derde, indien en voor zover die schade aan die derde is toe te rekenen. Het waterschap voorkomt hiermee dat investeringen, gedaan om maatregelen aan het watersysteem uit te voeren om zo aan zijn verschillende wateropgaven te voldoen, niet weer teniet worden gedaan. Het waterschap moet er immers alles aan doen om die wateropgaven te halen, mede in het licht van de straks geldende Wet Naleving Europese regelgeving door mede overheden. Dat betekent dat het waterschap alle instrumenten waarover het beschikt, inzet om Europese verplichtingen na te komen. Het komt er derhalve op neer dat het moet voorkómen dat anderen het werk van het waterschap frustreren. Naast een goed toezicht op de naleving van regels waarvoor het waterschap het bevoegde gezag is, dus ook een dergelijk afdwingen van de zorgplicht die burger en bedrijf hebben ten aanzien van watersystemen. ]
Noot
29[Toelichting: De schouwvoering als bedoeld in deze bepaling, betreft met name de schouw op het onderhoud aan waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen. Schouwvoering betreft de uitoefening van toezicht op naleving van met name de onderhoudsbepalingen in de Keur. Daarnaast wordt bij de schouw gelet op eventuele overtreding van verbodsbepalingen uit de Keur en overtredingen van andere wet- en regelgeving.]
Noot
30[Toelichting: Aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren geschiedt krachtens het bepaalde in artikel 4.2 van de Keur door het bestuursorgaan (artikel 5.11 Algemene wet bestuursrecht). Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht bevat bepalingen omtrent de bevoegdheden van toezichthoudende ambtenaren.]
Noot
31[Toelichting: In artikel 81 Waterschapswet is bepaald welke maximum straf op overtreding van de Keur kan worden gesteld. In deze Keur is deze maximum straf opgenomen (drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie als genoemd in artikel 23, Wetboek van strafrecht).De opsporingsambtenaar kan de overtreder van een keurvoorschrift een schikkingsvoorstel doen om strafvervolging te voorkomen (artikel 85, derde lid, Waterschapswet).Deze strafbepalingen staan los van het bestuursrechtelijk instrumentarium – bestuursdwang en last onder dwangsom - waarover het bestuursorgaan ingeval van overtreding kan beschikken.]
Noot
32[Toelichting: Het eerste lid van dit artikel beoogt werken, die vóór inwerkingtreding van deze Keur met een keurvergunning of keurontheffing zijn aangebracht en ook ingevolge de geldende Keur vergunningplichtig zijn, de status te geven van werken die met een vergunning ingevolge deze Keur zijn aangebracht.Ingevolge het tweede lid worden werken, die vóór inwerkingtreding van de Keur zonder vergunning of ontheffing legaal konden worden aangelegd en ingevolge de geldende Keur vergunningplichtig zijn, aangemerkt als met vergunning ingevolge de geldende Keur aangebracht.]
Noot
33[Toelichting: In het geval dat leggers ontbreken, kan ingevolge dit artikel de Keurkaart als overgangsmaatregel de functie van legger vervullen.De Keurkaart is in de plaats gekomen van de Beheerkaart. Deze kaart wordt jaarlijks vastgesteld door het algemeen bestuur.]
Noot
34[Toelichting: Het bepaalde in dit artikel beoogt te bewerkstelligen dat bij het nog ontbreken van een legger en een keurkaart het onderhoud aan waterstaatswerken wordt voortgezet door degenen die vóór inwerkingtreding van de Keur het onderhoud feitelijk verrichtte.]
Noot
35[Toelichting: Op bekendmaking van de Keur zijn de artikelen 73 tot en met 76 Waterschapswet van toepassing. Ingevolge het bepaalde in artikel 74 treden bekendgemaakte besluiten (waaronder de Keur) in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking, tenzij in die besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In artikel 5.4 van de Keur is een ander tijdstip van inwerkingtreding aangewezen.]