Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Groot Salland

ALGEMENE REGELS BIJ DE KEUR WATERSCHAP GROOT SALLAND

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Groot Salland
Officiële naam regelingALGEMENE REGELS BIJ DE KEUR WATERSCHAP GROOT SALLAND
CiteertitelAlgemene regels bij de Keur Waterschap Groot Salland
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de De Algemene regels bij de Keur Waterschap Groot Salland, vastgesteld op 17 december 2009 en gewijzigd op 11 juni 2013.

Artikel 9 bevat een overgangsrecht.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201501-09-2017nieuwe regeling

24-03-2015

Elektronisch Waterschapsblad, 31-03-2015

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

ALGEMENE REGELS BIJ DE KEUR WATERSCHAP GROOT SALLAND

Het dagelijks bestuur van Waterschap Groot Salland heeft op 24 maart 2015 de Algemene bij de Keur Water Groot Salland vastgesteld. Het besluit treedt in werking op 1 april 2015. De tekst van de algemene regels is hieronder te lezen. De kaarten/bijlagen die bij de algemene regels horen kunt u in pdf formaat downloaden onderaan de toelichting:

Kaart B4. Beregening en bevloeiing

Kaart D5. Grondbewerkingen (2 kaarten)

Kaart D7. Beregening en bevloeiing en bijbehorende onttrekkingsvoorziening

Kaart D8. Dempen oppervlaktewaterlichaam

Kaart D9. Graven oppervlaktewaterlichaam

Kaarten exb 2014 20048 t/m 20072 bij D16. Gebruik beschermingszone in bebouwde kom

Kaart D17. Kassen in polder de Koekoek

E3. Bemesten; aanwijzingsbesluit waterkeringen 12 oktober 2004

E3. Bemesten; kaart bij aanwijzingsbesluit waterkeringen 12 oktober 2004

De kaarten die bij de algemene regels (m.u.v. E3) horen zijn op detailniveau te raadplegen via http://www.wgs.nl/algemeneregels

ALGEMENE REGELS BIJ DE KEUR WATERSCHAP GROOT SALLAND

A. ALGEMEEN

A1. Kader

Het wettelijk kader voor de algemene regels is artikel 56, 77, 81 en 83 van de Waterschapswet en de Keur Waterschap Groot Salland.

De artikelen 3.1 tot en met 3.4 van de Keur bevatten verbodsbepalingen. Op grond van artikel 3.7 van de Keur kan het bestuur algemene regels vaststellen die mede kunnen inhouden een vrijstelling van de watervergunningplicht of een algeheel verbod voor het verrichten van bepaalde handelingen. Op grond van artikel 2.10 van de Keur kan het bestuur algemene regels vaststellen die een vrijstelling van de afrasteringsverplichting (artikel 2.8 van de Keur) inhouden.

A2. Profiel van vrije ruimte waterkeringen

Vrijstelling wordt verleend voor het plaatsen, wijzigen of behouden van werken in het profiel van vrije ruimte voor zover voor het plaatsen, wijzigen of behouden van die werken op grond van een algemene regel vrijstelling wordt verleend ter plaatse van de waterkering en de beschermingszone.

A3. Verbodszones – beschermingszone deel A en B bij overige waterkeringen

Uit de Keur en de legger voor waterkeringen en de legger voor oppervlaktewaterlichamen is de reikwijdte (in ruimtelijke zijn) van waterstaatswerken en verbodszones af te leiden. De legger voor waterkeringen maakt bij de beschermingszone onderscheid in deel A en deel B, waarbij deel B het verst van de waterkering is verwijderd.

Voor de overige waterkeringen geldt dat, zolang de beschermingszone niet in de legger waterkeringen is opgenomen en daarbij opgedeeld in deel A en deel B, voor de toepassing van de algemene regels de beschermingszone als volgt is opgedeeld:

  • -

    deel A: de strook aansluitend aan de overige waterkering, die zich uitstrekt tot 20 meter uit de teen;

  • -

    deel B: de strook aansluitend aan beschermingszone deel A, die zich uitstrekt tot 100 meter uit de teen.

A4. Combinatie van algemene regels

Het is noodzakelijk te kijken of voor een bepaalde handelingen niet verschillende algemene regels van toepassing zijn: op het gebied van grondwater, oppervlaktewater en/of waterkeringen.

A5. Melding

Voor een aantal activiteiten die onder de algemene regels vallen is voorgeschreven dat deze vooraf moeten worden gemeld.

De melding kan digitaal of schriftelijk worden gedaan.

Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.

Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.wgs.nl/loket/vergunning/.

A6. Zowel vergunningplichtig als meldingsplichtig

Wanneer sprake is van een werk waarbij zowel vergunningplichtige als meldingsplichtige activiteiten, zoals bedoeld in deze algemene regels, worden uitgevoerd, dient voor alle activiteiten gezamenlijk een vergunningaanvraag te worden ingediend. De aanvraag wordt dan getoetst aan de beleidsregels behorend bij de Keur.

A7. Zorgplicht

Ook voor handelingen die plaatsvinden op grond van een algemene regel blijft de zorgplicht van belang, zoals verwoord in artikel 3.6 van de Keur Waterschap Groot Salland:

  • 1.

    Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen of het nalaten daarvan nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, ten einde die gevolgen te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de nadelige gevolgen het gevolg zijn van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.

  • 2.

    Degene die handelingen verricht of nalaat en nadelige gevolgen veroorzaakt als bedoeld in het eerste lid, meldt die handelingen of het nalaten daarvan, die gevolgen en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig mogelijk aan het de bestuur.

  • 3.

    Degene aan wie het bestuur aanwijzingen geeft over die maatregelen, is gehouden die aanwijzingen op te volgen.

A8. Flora- en faunawet

De werkzaamheden c.q. activiteiten in gevolge een melding kunnen een mogelijk effect hebben op de natuur. Wanneer er planten- en diersoorten die beschermd worden door de Flora- en faunawet voorkomen binnen het gebied dat door u activiteiten wordt beïnvloed kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing van de Flora- en faunawet te moeten aanvragen. Een aanvraagformulier en meer informatie over de Flora- en faunawet kunt u vinden op: http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/vergunning-en-ontheffing/dossiers/dossier/flora-en-faunawet.

A9. Overgangsrecht

  • 1. Indien voor een werk dat of activiteit die onder een algemene regel valt, voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur is verleend, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.7, derde lid, van de Keur.

  • 2. Indien voor een werk dat of activiteit die voldoet aan de criteria van een algemene regel voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als die is vereist volgens deze algemene regel.

A10. Intrekking huidige AR

De Algemene regels bij de Keur Waterschap Groot Salland, vastgesteld op 17 december 2009 en gewijzigd op 11 juni 2013, worden ingetrokken.

A11. Inwerkingtreding

Deze algemene regels treden in werking op 1 april 2015.

A12. Citeertitel

Deze algemene regels worden aangehaald als: Algemene regels bij de Keur Waterschap Groot Salland.

A13. Begripsomschrijvingen

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast gelden de volgende begripsomschrijvingen.

Aangeheelde waterkering:

waterkering waarbij de hoogte van de achterliggende gronden tot op minimaal 10 m landinwaarts op kunstmatige wijze op gelijke hoogte of hoger dan de kruin van de waterkering is gelegen en waarbij de aanheling tenminste 10 m lang is.

Bemesten:

verspreiden van meststoffen.

Beplanting:

bomen, struiken en overige planten, uitgezonderd gras.

Beschoeiing:

grondkerende constructie in de oeverlijn om de oever/talud tegen afkalving te beschermen.

Bestaand profiel:

het profiel zoals dat werkelijk aanwezig is.

Buiten kruinlijn:

de als zodanig in de legger aangegeven lijn, of voor zover daarin niet aangegeven de lijn, die overeenkomt met de snijlijn van het buitentalud van de waterkering met de kruin van de waterkering;

Bouwputbemaling:

een bouwputbemaling is het onttrekken van grondwater met als doel het kunnen uitvoeren van werkzaamheden in de bodem. Voorbeelden van deze werkzaamheden zijn het aanleggen van kabels, leidingen of riolering en het bouwen van kelders. De bouwputbemaling kan via verschillende methoden worden uitgevoerd.

Brandblusvoorziening:

voorziening die permanent aanwezig is, maar slechts in noodsituaties dienst zal doen. Een voorbeeld hiervan is een sprinklerinstallatie. Er wordt niet permanent grondwater onttrokken, maar slechts in noodsituaties. Indien een brandblusvoorziening ook voor andere doeleinden wordt gebruikt, wordt de voorziening niet als een brandblusvoorziening aangemerkt.

Damwand:

grondkerende constructieve, niet zijnde beschoeiing, die langs een oppervlaktewaterlichaam wordt geplaatst, om afkalving en instorten van de oever/talud te voorkomen.

Dempen:

 het verkleinen (geheel of gedeeltelijk) van het profiel van een oppervlaktewaterlichaam.

Drainage:

 ontwateringsmiddel voor het kunstmatig laag houden van de grondwaterstand.

Evenement:

eenmalige kortdurende activiteit, zoals wandelevenementen, survivals, dorpsevenementen etc.

Gebouw:

 elk bouwwerk van enige omvang dat direct en duurzaam met de aarde is verbonden en een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Gestuurde boring:

een sleufloze boortechniek waarbij obstakels zoals oppervlaktewaterlichamen diep onder de maaiveldhoogte kunnen worden gepasseerd.

Graven:

 het wijzigen of vergroten van het profiel van een bestaand oppervlaktewaterlichaam of het nieuw graven van een oppervlaktewaterlichaam.

Grondsanering:

 bij een grondsanering wordt veelal in verontreinigde grond gegraven. Indien de verontreiniging zich uitsluitend in de bodem en niet in het grondwater bevindt, is de onttrekking van grondwater vergelijkbaar met een bouwputbemaling. Het doel is het uitvoeren van de werkzaamheden.

Groot vee:

 ander vee dan kleinvee.

Hek:

afscheiding met vrij doorzicht, niet zijnde afrastering.

Houtachtige beplanting:

 beplanting met opgaande stam(men) van hout.

Insteek:

snijlijn van het bovenwatertalud van het oppervlaktewaterlichaam met het aangrenzende maaiveld.

Kabel:

transportmedium, veelal voor elektriciteit of communicatie, zonder holle ruimte.

Keur:

Keur Waterschap Groot Salland

Klein bouwwerk of object:

hierbij wordt gedacht aan o.a. tuinhuisjes, kippenhokken, tuinhaarden en recreatieve voorzieningen zoals prullenbakken, fietsenrekken en (picknick)bankjes. Voor het wegbeheer noodzakelijke objecten, zoals lichtmasten en verkeersborden, vallen hier niet onder.

Klein onderhoud aan wegen:

vervangen van verharding van een weg waarbij de fundering niet wordt aangepast.

Klein vee:

 schapen en geiten.

Laagspanningsnet:

het stedelijk distributienetwerk van elektriciteit waarvan de spanning niet meer dan 230 Volt bedraagt.

Lozingsvoorziening:

een constructie om water in een oppervlaktewaterlichaam te laten stromen.

Mantelbuis:

een drukloze leiding ter bescherming van kabels en/of mediumvoerende leidingen, veelal gelegen onder wegen, op – en afritten, bouwwerken of beplanting;

Middenspanningsnet:

het stedelijk distributienetwerk van elektriciteit waarvan de spanning niet meer dan 10 kiloVolt bedraagt.

Oeverlijn:

snijlijn van het wateroppervlak op het peil met de oever.

Onderhoudspaden:

paden waarvan het waterschap gebruik maakt voor onderhoud of inspectie van waterstaatswerken.

Overige onttrekkingen:

een onttrekking van grondwater die niet valt onder bouwputbemalingen, proefbronneringen, proefonttrekkingen, grondsaneringen, grondwatersaneringen, noodvoorzieningen(brandputten), beregening en bevloeiing. Polderprincipe oftewel permanent droog houden van werken valt niet onder overige onttrekkingen.

Overige waterkering:

waterkering die op de overzichtskaart waterkeringen van het waterschap zijn opgenomen en geen primaire of regionale waterkering is.

Peil:

het peil dat voor het betreffende peilgebied is vastgesteld of dat normaal wordt aangehouden.

Peilgebied:

peilgebied als aangewezen in een peilbesluit.

Peilvak:

Een peilvak is het gebied tussen stuwen en/of gemalen waar het water op dezelfde hoogte gehouden wordt.

Proefbronnering:

een proefbronnering is het onttrekken van grondwater met als doel het onderzoeken van de hoeveelheid grondwater dat tijdens toekomstige werkzaamheden moet worden onttrokken. Een proefbronnering is veelal kortdurend.

Proefonttrekking:

 een proefonttrekking is het onttrekken van grondwater met als doel het onderzoeken van de haalbaarheid van de aanleg van een bodemenergiesysteem op de gewenste locatie. Een proefonttrekking is veelal kortdurend.

Profiel:

afmetingen

Sanering grondwaterverontreiniging:

 onttrekken van verontreinigd grondwater met als doel de verontreinigde bodem te reinigen en het verontreinigde grondwater te verwijderen.

Schutting:

afscheiding zonder vrij doorzicht.

Verheelde waterkering:

 waterkering waarbij de hoogte van de achterliggende gronden tot op minimaal 10 m landinwaarts op natuurlijke wijze op gelijke hoogte of hoger dan de kruin van de waterkering is gelegen en waarbij de verheling tenminste 10 m lang is.

Vlonder:

 vloerconstructie grenzend aan het oppervlaktewaterlichaam en buiten het profile daarvan. Hieronder vallen mede houten vloeren en werken op palen.

Wegmeubilair:

alle voor het wegbeheer noodzakelijke objecten zoals lichtmasten en verkeersborden. Recreatieve voorzieningen zoals prullenbakken, fietsenrekken en (picknick)bankjes, vallen hier niet onder.

B. GRONDWATERONTTREKKINGEN

B1. Bouwputbemaling, proefbronnering, proefonttrekking of grondsanering

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.4 van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor bouwputbemalingen, proefbronneringen, proefonttrekking of grondsaneringen, voor zover de onttrekking:

    • a.

      niet meer bedraagt dan 70.000 m³ per aaneengesloten periode van 30 dagen;

    • b.

      niet meer bedraagt 200.000 m³per aaneengesloten periode van 6 maanden;

    • c.

      niet langer duurt dan een aaneengesloten periode van 6 maanden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op onttrekkingen van grondwater op een diepte van meer dan 50 m beneden het maaiveld in het gebied, aangegeven als boringsvrije zone diepe pakket van Salland op kaart Drinkwatervoorziening nr. 09295053, behorende bij de Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2013.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

  • a.

    verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk. Voor bouwputbemalingen houdt dit in dat de verlaging van de grondwaterstand of potentiaal niet meer bedraagt dan 50 cm onder het funderingsniveau van het desbetreffende (bouw)element in de bouwput;

  • b.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • c.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodanig, dat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • d.

    brengt bij een retourbemaling het grondwater terug in het watervoerende pakket waaruit het onttrokken grondwater afkomstig is;

  • e.

    voorkomt nadelige gevolgen van de onttrekking, dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

  • f.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen;

  • g.

    doet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding;

  • h.

    doet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding;

  • i.

    voert voor aanvang van de onttrekking overleg met het bevoegde gezag op grond van de Wet Bodembescherming over de gevolgen van zijn onttrekking voor aanwezige grond- en grondwaterverontreinigingen.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, meldt dit:

    • a.

      bij een onttrekking langer dan 48 uur, maar korter dan 2 weken, ten minste 5 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur;

    • b.

      bij een onttrekking langer dan 2 weken, ten minste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier.

Artikel 4 Opgave

De opgaveverplichting, zoals opgenomen in artikel 6.11, vierde lid, van het Waterbesluit is niet van toepassing indien de onttrekking niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per jaar.

B2. Brandblusvoorziening

Artikel 1 Criterium
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.4 van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op onttrekkingen van grondwater op een diepte van meer dan 50 m beneden het maaiveld in het gebied, aangegeven als boringsvrije zone diepe pakket van Salland op kaart Drinkwatervoorziening nr. 09295053, behorende bij de Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2013.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

  • a.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • b.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodanig dat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt, en

  • c.

    voorkomt nadelige gevolgen van de onttrekking dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

  • d.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die een brandblusvoorziening als bedoeld in artikel 1 aanlegt, meldt dit ten minste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier.

Artikel 4 Meting en opgave

De meet- en opgaveverplichting, zoals opgenomen in artikel 6.11, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit is niet van toepassing indien de onttrekking niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per jaar.

B3. Sanering grondwaterverontreiniging

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.4 van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering voor zover de onttrekking:

    • a.

      niet meer bedraagt dan 70.000 m3 per aaneengesloten periode van 30 dagen en niet meer dan 200.000 m3 per aaneengesloten periode van 12 maanden;

    • b.

      niet langer duurt dan 10 jaar.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op onttrekkingen van grondwater op een diepte van meer dan 50 m beneden het maaiveld in het gebied, aangegeven als boringsvrije zone diepe pakket van Salland op kaart Drinkwatervoorziening nr. 09295053, behorende bij de Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2013.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

  • a.

    verlaagt de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket niet meer dan noodzakelijk;

  • b.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • c.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodanig dat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • d.

    voorkomt nadelige gevolgen van de onttrekking dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

  • e.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen,

  • f.

    doet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding en

  • g.

    doet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1 meldt dit:

    • a.

      bij een onttrekking langer dan 48 uur, maar korter dan 2 weken, ten minste 5 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur;

    • b.

      bij een onttrekking langer dan 2 weken, ten minste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier.

Artikel 4 Opgave

De opgaveverplichting, zoals opgenomen in artikel 6.11, vierde lid, van het Waterbesluit is niet van toepassing indien de onttrekking niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per jaar.

B4. Beregening en bevloeiing

Artikel 1 Absoluut verbod
  • 1. Het is verboden grondwater te onttrekken ten behoeve van beregening en/of bevloeiing binnen de op de bij deze algemene regel behorende kaart aangegeven gebieden.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op grondwateronttrekkingen die vóór 16 juli 2013 rechtmatig tot stand zijn gekomen.

Artikel 2 Criteria vrijstelling
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1, eerste lid, wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.4 van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor beregening of bevloeiing.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op onttrekkingen van grondwater op een diepte van meer dan 50 m beneden het maaiveld in het gebied, aangegeven als boringsvrije zone diepe pakket van Salland op kaart Drinkwatervoorziening nr. 09295053, behorende bij de Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2013.

Artikel 3 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 2, eerste lid:

  • a.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • b.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodanig dat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • c.

    voorkomt nadelige gevolgen van de onttrekking dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn;

  • d.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 4 Melding, meting en opgave
  • 1. Op de onttrekking van grondwater als bedoeld in het artikel 2, eerste lid, zijn de verplichtingen bedoeld in artikel 6.11, eerste, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit niet van toepassing indien de onttrekking niet meer bedraagt dan 50.000 m³ per jaar.

  • 2. Indien niet voldaan wordt aan de criteria voor toepassing van het eerste lid, meldt degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, dit ten minste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 3. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier.

B5. Overige doeleinden

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.4 van de Keur, voor het onttrekken van grondwater voor doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord, voor zover:

    • a.

      de onttrekking niet meer bedraagt dan 10 m³ per uur;

    • b.

      de onttrekking in totaal niet meer bedraagt dan 50.000 m3, of

    • c.

      de onttrekking niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per jaar.

  • 2. De vrijstelling als genoemd in het eerste lid is niet van toepassing op onttrekkingen van grondwater op een diepte van meer dan 50 m beneden het maaiveld en zijn gelegen in het gebied, aangegeven als boringsvrije zone diepe pakket van Salland op kaart Drinkwatervoorziening nr. 09295053, behorende bij de Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2013.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    voorkomt bij het aanleggen en beheren van de voorziening voor de grondwateronttrekking dat uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • b.

    verwijdert of dicht voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodanig dat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt;

  • c.

    voorkomt nadelige gevolgen van de onttrekking dan wel beperkt deze gevolgen zoveel mogelijk als die niet te voorkomen zijn, en

  • d.

    informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over eventuele ontstane schade en over de reeds door hem getroffen en nog te treffen maatregelen.

Artikel 3 Melding, meting en opgave
  • 1. Op de onttrekking van grondwater als bedoeld in het artikel 1, eerste lid, zijn de verplichtingen bedoeld in artikel 6.11, eerst, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit niet van toepassing toepassing indien de onttrekking niet meer bedraagt 50.000 m³ per jaar.

  • 2. Indien niet voldaan wordt aan de criteria voor toepassing van het eerste lid, meldt degene die grondwater onttrekt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, dit ten minste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 3. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier.

C. OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN EN WATERKERINGEN

C1. Afrastering

Artikel 1 Vrijstelling
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het gebod, bedoeld in artikel 2.8 van de Keur, tot het hebben van een afrastering voor zover de gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren zijn gelegen op of nabij overige waterkeringen of langs oppervlaktewaterlichamen die volgens de legger niet in onderhoud zijn bij het waterschap.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het aanbrengen, behouden of verwijderen van afrastering in de beschermingszone van waterkeringen.

  • 3. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het aanbrengen, behouden of verwijderen van afrastering in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam of op een waterkering voor zover:

    • a.

      Afrasteringen op waterkeringen of in de beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen die volgens de legger voor oppervlaktewaterlichamen in onderhoud zijn bij het waterschap, zijn voorzien van een goed onderhouden en voldoende breed (doorrijdbreedte minimaal 4 m) draaihek of andere doelmatige inrichting ten behoeve van de werkzaamheden van het waterschap.

    • b.

      De draden van een afrastering over onderhoudspaden kunnen zonder hulpmiddelen met de hand verwijderd worden, terwijl schrikdraadafrasteringen over deze paden zijn voorzien van geïsoleerde handgrepen.

    • c.

      Een draaihek dat in de beschermingszone van oppervlaktewaterlichaam staat, heeft de sluitzijde aan de kant van het oppervlaktewaterlichaam en opent van daaraf richting het perceel.

    • d.

      De stabiliteit van de oever vermindert niet door het plaatsen van een hekwerk.

Artikel 2 Nadere regels voor afrastering

Afrasteringen bedoeld in artikel 2.8 van de Keur zijn niet hoger zijn dan 1 m en worden geplaatst op:

  • a.

    tenminste 1 m uit de teen van de waterkeringen;

  • b.

    op 0.30 m uit de insteek van de oppervlaktewaterlichamen, waarin al dan niet een banket voorkomt en behoudens het bepaalde onder c;

  • c.

    de grens van het onderhoudspad, aan de landzijde, indien dit pad uitsluitend bij het waterschap voor onderhoud in gebruik is.

C2. Houden van kortdurende evenementen in of op waterstaatswerken
Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de

    Keur, voor het houden van kortdurende evenementen boven, in of op waterstaatswerken, in de beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen en in deel A van de beschermingszone van waterkeringen, indien:

    • a.

      het evenement geen commercieel doel dient;

    • b.

      het evenement niet langer duurt dan 2 dagen;

    • c.

      er geen permanente werken worden aangelegd;

    • d.

      de tijdelijke werken niet langer dan 4 dagen aanwezig zijn;

    • e.

      er geen motorvoer- of vaartuigen en of lastdieren worden gebruikt en

    • f.

      de water aan- en afvoer niet wordt belemmerd.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het houden van kortdurende evenementen in deel B van de beschermingszone van waterkeringen.

Artikel 2 Voorschriften
  • Degene die een evenement, bedoeld in artikel 1, eerste lid, organiseert voldoet tenminste aan de volgende voorschriften en brengt de deelnemers hiervan op de hoogte:

    • a.

      Het gebruik van het waterstaatswerk en of de beschermingszones vindt alleen plaats tussen zonsopgang en zonsondergang.

    • b.

      De tijdelijke werken worden niet eerder dan 1 dag voor aanvang van het evenement aangebracht.

    • c.

      De tijdelijke werken worden uiterlijk 1 dag na afloop van het evenement verwijderd.

    • d.

      De tijdelijke werken worden op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur gewijzigd of verwijderd indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins in het belang is van de zorg voor het watersysteem.

    • e.

      Het gebruik van waterkeringen veroorzaakt geen schade aan de grasmat.

    • f.

      Eventueel ontstane schade aan de waterstaatswerken en of beschermingszones wordt zo spoedig mogelijk gemeld bij het waterschap (team Handhaving: 038-4557200 of handhaving@wgs.nl).

    • g.

      Eventueel ontstane schade aan waterstaatswerken wordt zo spoedig mogelijk door of namens en voor rekening van degene die het evenement organiseert hersteld.

    • h.

      Bij herstel van de schade worden eventuele aanwijzingen van een met toezicht belaste ambtenaar opgevolgd.

    • i.

      Er wordt geen afval achtergelaten.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die het evenement, bedoeld in artikel 1 organiseert, meldt dit tenminste 4 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die het evenement organiseert;

    • b.

      naam en adres van een contactpersoon;

    • c.

      het adres of de locatie waar het evenement plaatsvindt;

    • d.

      wanneer het evenement plaatsvindt;

    • e.

      een beschrijving van de aard van de activiteiten;

    • f.

      gegevens over de aan te leggen tijdelijke werken en

    • g.

      een situatietekening.

  • 3. De melding is eenmalig geldig.

C3. Recreatief medegebruik
Artikel 1 Criteria
  • Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur voor het gebruik maken van:

    • a.

      oppervlaktewaterlichamen door te varen met niet-gemotoriseerde vaartuigen, voor zover die oppervlaktewaterlichamen niet zijn aangewezen op een bij deze algemene regel behorende kaart;

    • b.

      onderhoudspaden op waterkeringen en van de beschermingszone van waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen door daar in niet-georganiseerd verband te wandelen, tenzij het dagelijks bestuur met borden aangeeft dat dit verboden is.

D. OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN

D1. Gebruik bij overige oppervlaktewaterlichamen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het gebruik maken van oppervlaktewaterlichamen of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, te vervoeren of te laten liggen, voorzover:

  • a.

    die oppervlaktewaterlichamen niet als hoofdwatergang of watergang zijn aangeduid op de legger van het Waterschap en niet zijn aangelegd op basis van een projectplan, watervergunning of melding;

  • b.

    er geen sprake is van dempen;

  • c.

    er geen sprake is van het graven van een oppervlaktewaterlichaam;

  • d.

    er geen sprake is van handelingen waarmee de waterstand op een ander peil wordt gebracht of gehouden dan het peil dat voor het betreffende oppervlaktewaterlichaam door het waterschap is vastgesteld of wordt gehanteerd.

D2. Beplanting

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van deKeur, voor het aanleggen, verwijderen of behouden van beplanting, voor zover die wordt aangelegd, verwijderd, of behouden in de beschermingszone van een opppervlaktewaterlichaam dat als hoofdwatergang of watergang in de legger is aangeduid en dat het waterschap niet met smalspoormachines onderhoudt.

Artikel 2 Voorschriften
  • 1. Degene die beplanting aanlegt, verwijdert of behoudt als bedoeld in artikel 1, in een beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam dat blijkens de legger in onderhoud is bij het waterschap:

    • a.

      plaatst de beplanting minimaal 0.30 m en maximaal 1.00 m uit de insteek;

    • b.

      zorgt er voor dat de afstand tussen beplanting onderling en tussen beplanting en andere objecten minimaal 10 m bedraagt;

    • c.

      zorgt er voor dat er een toegankelijke onderhoudsroute van minimaal 5 m breed aanwezig is naast de beplanting;

    • d.

      houdt een vrije hoogte aan tussen het maaiveld en de onderkant van de kruin van de boom van minimaal 4 m, met dien verstande dat bij knotwilgen deze vrije hoogte 2 m mag zijn;

    • e.

      herstelt het maaiveld bij verwijdering van beplanting en de wortelresten.

  • 2. Degene die beplanting aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1, in een beschermingszone van een ander oppervlaktewaterlichaam dan bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      legt deze minimaal 0,30 m uit de insteek van het oppervlaktewaterlichaam aan;

    • b.

      draagt zorg voor zodanige aanleg en onderhoud van de beplanting dat die geen hinder geeft voor het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die beplanting aanlegt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      contactgegevens van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      gegevens over het aantal en soort aan te leggen beplanting;

    • e.

      een situatietekening.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moeten binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

D3. Eenjarige gewassen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanbrengen en behouden van eenjarige gewassen in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam dat als watergang is aangeduid in de legger.

D4. Weiden van dieren in beschermingszone

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam weiden van dieren, onverminderd het bepaalde in artikel 2.8 van de Keur en de Algemene regels, onderdeel C1. Afrastering.

D5. Grondbewerkingen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, om in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam te spitten, te ploegen of enige andere grondbewerking te verrichten of zoden te steken, voorzover dat plaatsvindt:

  • a.

    op een afstand van meer dan 2 m uit de insteek van een oppervlaktewaterlichaam dat in de legger als hoofdwatergang is aangeduid en is aangegeven op de bij deze algemene regel behorende kaart;

  • b.

    buiten een afstand van 0,30 m uit de insteek van oppervlaktewaterlichamen die in de legger als hoofdwatergang of watergang zijn aangeduid en niet zijn opgenomen op de onder a. bedoelde kaart.

D6. Drainage door gemeenten

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, en artikel 3.3 van de Keur, voor het ontwateren van gronden met drainagemiddelen en voor het aanleggen, behouden, of verwijderen van drainagemiddelen en bijbehorende lozingsvoorzieningen in een oppervlaktewaterlichaam voor zover het ontwateren plaatsvindt door een gemeente in het kader van haar taakuitoefening ingevolge artikel 3.6, eerste lid van de Waterwet, binnen de bebouwde kom, met uitzondering van de bebouwde kom van:

  • -

    Colmschate, Colmschate-Noord en Colmschate-Zuid in gemeente Deventer;

  • -

    Lemelerveld in gemeente Dalfsen;

  • -

    Rouveen en Staphorst in gemeente Staphorst.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die drainagemiddelen of bijbehorende lozingsvoorzieningen aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1 in een oppervlaktewaterlichaam ten aanzien waarvan in de legger een onderhoudsplichtige is aangewezen:

  • a.

    legt de lozingsvoorzieningen verzonken in het talud aan;

  • b.

    voorziet de uitmonding van elke drainageleiding van een voorziening om uitspoeling van het talud te voorkomen;

  • c.

    voorkomt belemmeringen bij onderhoudswerkzaamheden.

D7. Beregening/bevloeiing en onttrekkingvoorziening

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, en artikel 3.2 van de Keur, voor het onttrekken van water aan en het aanleggen, behouden en verwijderen van een onttrekkingvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

  • a.

    de onttrekkingvoorziening niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een

    waterkering;

  • b.

    het eerste benedenstrooms gelegen peilregulerend kunstwerk water afvoert en

  • c.

    de onttrekking niet plaatsvindt in een oppervlaktewaterlichaam dat is weergegeven op de bij deze algemene regel behorende kaart, tenzij de onttrekking reeds plaatsvond op 16 juli 2013.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die water onttrekt of een onttrekkingvoorziening aanlegt in een oppervlaktewaterlichaam dat als hoofdwatergang of watergang in de legger is aangeduid, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    legt de onttrekkingvoorziening zodanig aan dat die geen belemmering is voor efficiente uitvoering van het onderhoud.

  • b.

    legt de onttrekkingvoorziening verzonken in het talud en buiten het profiel van het oppervlaktewaterlichaam aan;

  • c.

    verwijdert de zuigleiding en zuigkorf uit het oppervlaktewaterlichaam als er geen onttrekking plaatsvindt.

D8. Dempen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de

Keur, voor het dempen van een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

  • a.

    het een oppervlaktewaterlichaam betreft dat niet als hoofdwatergang of watergang is aangeduid op de overzichtskaart die onderdeel uitmaakt van de legger voor oppervlaktewaterlichamen;

  • b.

    het oppervlaktewaterlichaam is gelegen in een met rood aangegeven gebied op de bij deze algemene regel behorende kaart en de bodem daarvan niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld is gelegen of

  • c.

    het oppervlaktewaterlichaam is gelegen in een met groen aangegeven gebied op de bij deze algemene regel behorende kaart;

  • d.

    het dempen niet plaatsvindt in een waterkering of deel A van beschermingszone van een waterkering en

  • e.

    door het dempen andere oppervlaktewaterlichamen niet worden afgesloten van het watersysteem.

Artikel 2 Voorschriften

Het uiteinde van de demping moet ter plaatse van de aansluiting op een oppervlaktewaterlichaam worden opgezet met stapelzoden en worden afgewerkt overeenkomstig het naastliggende talud.

D9. Graven oppervlaktewaterlichaam

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste en derde lid van de

Keur, voor het graven van een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

  • a.

    niet wordt gegraven in een gebied dat met rood is aangegeven op de bij deze algemene regel behorende kaart;

  • b.

    het niet een verleggen of verbreden betreft van een oppervlaktewaterlichaam dat als hoofdwatergang of watergang is aangeduid in de legger en

  • c.

    door het graven geen directe verbinding ontstaat tussen verschillende peilvakken.

Artikel 2 Voorschriften
  • 1. Degene die graaft als bedoeld in artikel 1:

    • a.

      graaft in de met blauw aangegeven gebieden op de bij deze algemene regel behorende kaart het oppervlaktewaterlichaam tot een diepte van maximaal 80 cm onder het maaiveld;

    • b.

      graaft in de met groen aangegeven gebieden op de bij deze algemene regel behorende kaart het oppervlaktewaterlichaam tot een diepte van maximaal 50 cm onder maaiveld;

    • c.

      brengt een oppervlaktewaterlichaam niet in verbinding met een oppervlaktewaterlichaam in een Natura-2000 gebied of met een oppervlaktewaterlichaam dat behoort tot de categorie waardevolle kleine wateren zoals aangegeven op de kaart Ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie en de functiekaart Water bij de Omgevingsvisie Overijssel;

    • d.

      legt de taluds van het nieuwe oppervlaktewaterlichaam aan met een taludhelling van minimaal 1:1;

    • e.

      plaatst, indien het nieuw gegraven oppervlaktewaterlichaam wordt aangesloten op een oppervlaktewaterlichaam dat in onderhoud is bij het waterschap, in de beschermingszone van laatstbedoeld oppervlaktewaterlichaam een dam met een bovenbreedte van minimaal 5,00 m met daarin een duiker met een diameter van minimaal 0,315 m, tenzij het waterschap varend onderhoud toepast;

  • 2. Degene die een dam met duiker plaatst als bedoelt in het eerste lid onder e:

    • a.

      laat de duiker mimiaal 0,15 m uitsteken buiten de dam;

    • b.

      voorziet verbindingen tussen duikerelementen van een waterdichte afdichting;

    • c.

      legt een duiker van met een lengte van maximaal 12,00 m aan;

    • d.

      werkt het talud van de dam met duiker af onder een helling van minimaal 1:1, met dien verstande dat in zandgebieden de helling minimaal 1:2 moet zijn;

    • e.

      werkt het talud van de dam met duiker af met stapelzoden of zaait dat in met graszaad;

    • f.

      beschermt het talud zodanig dat uitspoeling onder de duiker wordt voorkomen;

    • g.

      beschermt de uiteinden van de duiker tegen beschadigingen door mechanisch onderhoud.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die graaft als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      contactgegevens van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      gegevens over het nieuwe profiel, zoals lengte, bodembreedte, bodemhoogte en taludhelling;

    • e.

      een situatietekening.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moeten binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

D10. Vlonders

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een vlonder voor zover:

  • a.

    die niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een waterkering;

  • b.

    die niet wordt aangelegd of behouden ter plaatse van de route waar het waterschap met onderhoudsmachines rijdt;

  • c.

    die wordt aangelegd of behouden in de beschermingszone en/of het talud van een oppervlaktewaterlichaam dat als hoofdwatergang of watergang in de legger is aangeduid en

  • d.

    die, indien beschoeiing aanwezig is in/langs een oppervlaktewaterlichaam dat als hoofdwatergang in de legger is aangeduid, wordt aangelegd en gehouden op een afstand van minimaal 0.30 m uit de beschoeiing;

  • e.

    die wordt verwijderd in een oppervlaktewaterlichaam of de bijbehorende beschermingszone.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een vlonder aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    legt de vlonder aan buiten het oorspronkelijke profiel van het oppervlaktewaterlichaam;

  • b.

    gebruikt deugdelijk materiaal voor de vlonder;

  • c.

    beschadigt het talud en de aanwezige beschoeiing niet;

  • d.

    voorkomt beschadigingen of verzakkingen van de vlonder die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterdoorvoer;

  • e.

    brengt het oppervlaktewaterlichaam bij verwijdering van de vlonder terug op de afmetingen conform het bestaande profiel ter weerszijden daarvan;

  • f.

    wijzigt of verwijdert de vlonder op eigen kosten en op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins in het belang van de zorg voor het watersysteem.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die een vlonder aanlegt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      contactgegevens van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      een situatietekening met maatvoering t.o.v. de waterlijn bij zomerpeil.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moeten binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

D11. Beschoeiing

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een beschoeiing, voor zover:

  • a.

    deze niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een waterkering of de bijbehorende beschermingszone deel A;

  • b.

    deze wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een oppervlaktewaterlichaam of de bijbehorende beschermingszone dat in de legger is aangegeven als watergang of is aangegeven als hoofdwatergang en gelegen in de bebouwde kom;

  • c.

    het bestaande profiel van het oppervlaktewaterlichaam niet wijzigt, en

  • d.

    de bovenkant van de beschoeiing wordt aangelegd op maximaal 5 cm boven het zomerpeil.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een beschoeiing aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    plaatst die op de door het waterschap aan te geven locatie;

  • b.

    belemmert de waterdoorvoer niet;

  • c.

    gebruikt deugdelijk materiaal voor de beschoeiing;

  • d.

    maakt, indien hij beschoeiing aanlegt die bestaat uit gecombineerde schotten, gebruik van een niet-chemisch behandelde houtsoort en gebruikt voor de bovenste 0,40 m hardhout;

  • e.

    gebruikt bij beschoeiing die bestaat uit gecombineerde schotten, voor de bovenste 0,40 m hardhout en hanteert voor de palen een hart op hart afstand van 0,50 m;

  • f.

    sluit de beschoeiing zo goed mogelijk aan aan op een eventueel reeds aanwezige beschoeiing;

  • g.

    werkt de beschoeiing gronddicht af zodat geen grond of ander aanvulmateriaal vanachter de beschoeiing in het oppervlaktewaterlichaam terecht kan komen;

  • h.

    voorkomt beschadigingen of verzakkingen van de beschoeiing, het talud of het maaiveld;

  • i.

    wijzigt of verwijdert de beschoeiing op eigen kosten en op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins in het belang van de zorg voor het watersysteem;

  • j.

    brengt het oppervlaktewaterlichaam bij verwijdering van de beschoeiing terug op de afmetingen conform het bestaande profiel.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die een beschoeiing aanlegt of verwijdert als bedoeld in artikel 1 meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      contactgegevens van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (incl. startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      de hoogte van de beschoeiing t.o.v. het zomerpeil;

    • e.

      een situatietekening.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moeten binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

D12. Damwand

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van deKeur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een oeverbeschermende damwand, voor zover deze:

  • a.

    niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een waterkering of de bijbehorende beschermingszone deel A;

  • b.

    wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een oppervlaktewaterlichaam of de bijbehorende beschermingszone, dat in de legger is aangegeven als watergang of is aangeven als hoofdwatergang en gelegen in de bebouwde kom en

  • c.

    wat betreft de hoogte voldoet aan de volgende maatvoering:

Breedte op de waterlijnMaximale hoogte damwand (t.o.v. van zomerpeil)
≤ 5 m 0,5 m
> 5 mTer plaatse aanwezige maaiveld
Artikel 2 Voorschriften

Degene die een oeverbeschermende damwand aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    plaatst die op de door het waterschap aan te geven locatie.

  • b.

    belemmert de waterdoorvoer niet;

  • c.

    gebruikt deugdelijk materiaal voor de damwand;

  • d.

    sluit de damwand zo goed mogelijk aan op een eventueel reeds aanwezige damwand;

  • e.

    plaatst de damand zodanig diep of verankert de damwand zo in het achterliggende perceel, dat geen vervorming kan plaatsvinden;

  • f.

    voorziet de achterzijde van de damwand van anti-worteldoek;

  • g.

    werkt de damwand gronddicht af, zodat geen grond of aangevuld materiaal vanachter de damwand in de watergang terecht kan komen;

  • h.

    voorkomt beschadigingen of verzakkingen van de damwand, het talud of maaiveld, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterdoorvoer;

  • i.

    brengt het oppervlaktewaterlichaam bij verwijdering van de damwand terug op de afmetingen conform het bestaande profiel.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die een oeverbeschermende damwand aanlegt of verwijdert als bedoeld in artikel 1 meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      contactgegevens van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      de hoogte van de damwand t.o.v. het zomerpeil;

    • e.

      een situatietekening.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moeten binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

D13. Anti-worteldoek

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van anti-worteldoek voor zover deze:

  • a.

    wordt aangelegd, behouden of verwijderd op het talud van een oppervlaktewaterlichaam of de bijbehorende beschermingszone dat in de legger is aangeduid als watergang of is aangeduid als hoofdwatergang en gelegen is in de bebouwde kom, en

  • b.

    wordt aangelegd, behouden of verwijderd langs terreinen van bedrijven in de bebouwde kom of langs particuliere tuinen.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een anti-worteldoek aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    zet het anti-worteldoek vast om te voorkomen dat deze in het oppervlaktewater-lichaam terecht komt of kan opwaaien;

  • b.

    onderhoudt het anti-worteldoek.

D14. Lozen en lozingsvoorziening

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, en artikel 3.2 van de Keur, voor het lozen van water in en het aanleggen, behouden of verwijderen van een lozingsvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam voor zover:

  • a.

    deze niet wordt aangelegd, behouden of verwijderd in een waterkering en

  • b.

    de lozingsvoorziening verzonken wordt aangelegd in het talud van een oppervlaktewaterlichaam als dat in de legger is aangeduid als hoofdwatergang of watergang.

Artikel 2 Voorschriften
  • 1. Degene die een lozingsvoorziening aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, waarvan de leidingdiameter kleiner dan of gelijk is aan 250 mm:

    • a.

      voorziet het talud op de plaats waar de buis uit het talud steekt van een gesloten verharding, minimaal 0,50 m om de buis heen en aan de onderkant van de buis tot aan het zomerpeil, volgens de helling van het huidige talud en

    • b.

      brengt bij het toepassen van beton een laagdikte van minimaal 0,15 m aan, schuurt die na het aanbrengen glad op en sluit die op met planken.

  • 2. Degene die een lozingsvoorziening aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, waarvan de leidingdiameter groter is dan 250 mm:

    • a.

      brengt een uitstroombak aan die bestaat uit een betonnen constructie en is voorzien van een terugslagklep en

    • b.

      brengt de constructie, inclusief fundering, zodanig aan dat die als gevolg van de verkeersbelasting en/of grondbelasting niet vervormt.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die een lozingsvoorziening aanlegt als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuurvastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      contactgegevens van degene die de werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      de diameter van de afvoerleiding;

    • e.

      de constructie van de uitstroomvoorziening;

    • f.

      een situatietekening.

    • g.

      De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moeten binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd

D15. Kabels en leidingen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, behouden of verwijderen van kabels of leidingen onder of boven een oppervlaktewaterlichaam of in een bijbehorende beschermingszone, voor zover:

  • a.

    een kabel of leiding wordt aangelegd, behouden of verwijderd ter plaatse van of in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam dat als hoofdwatergang of watergang in de legger is aangeduid;

  • b.

    de druk in een leiding niet groter is dan 10 bar;

  • c.

    de diameter van een leiding niet groter is dan 1 m en

  • d.

    de spanning op een kabel niet hoger is dan 10 kV.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die kabels of leidingen aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    legt de kabels en leidingen aan volgens de NEN-normen 3650 en 3651;

  • b.

    draagt er zorg voor dat bij aanleg van een kabel of leiding evenwijdig aan een oppervlaktewaterlichaam en in de bijbehorende beschermingszone, de afstand tussen de ontgraving en de insteek van het oppervlaktewaterlichaam minimaal 1 m bedraagt;

  • c.

    draagt er zorg voor dat bij aanleg van een kabel of leiding waarbij het oppervlaktewaterlichaam of de bijbehorende beschermingszone wordt gekruist, de kabel of leiding tenminste 1 m uit de insteek en tenminste 1 m onder de bodemhoogte zoals aangegeven in de legger en, indien de bodemhoogte niet in de legger staat, tenminste 1 m m onder de vaste bodem van het oppervlakte-waterlichaam, wordt aangelegd;

  • d.

    beïnvloedt tijdens het aanleggen of verwijderen de stabiliteit van de taluds niet negatief;

  • e.

    belemmert de aan- en afvoer van water niet;

  • f.

    mag het waterstaatswerk uitsluitend in overleg met en toestemming van de betrokken medewerker van het waterschap tijdelijk afdammen;

  • g.

    zorgt er voor dat bij een kruising boven een duiker de afstand tussen de onderkant van de leiding/kabel en de bovenkant van de duiker tenminste 15 cm bedraagt;

  • h.

    zorgt er voor dat bij een kruising onder een duiker de afstand tussen de bovenkant van de leiding/kabel en de onderkant van de duiker tenminste 1,00 m bedraagt;

  • i.

    legt bij de te kruisen duiker de leiding / kabel minimaal 3,00 m uit de in- of uitstroomzijde van de duiker;

  • j.

    vult direct na het aanleggen de ontgraving aan;

  • k.

    zet de taluds op met stapelzoden, overeenkomstig het naast aanwezige profiel;

  • l.

    zorgt er in de situatie van rijdend onderhoud voor dat er vanuit de insteek van het oppervlaktewaterlichaam een vrije onderhoudsroute van minimaal 5 m breed aanwezig is;

  • m.

    laat de rietkraag zoveel mogelijk intact en plant nieuw riet in waar deze als gevolg van het uitvoeren van de werken beschadigd is;

  • n.

    treft, in geval van breuk of lekkage van een leiding, maatregelen om verdergaande lekkage te voorkomen;

  • o.

    meldt het optreden van een opbarsting van de dekking boven de kabel / leiding onmiddellijk bij het bestuur en herstelt direct en volledig de gevolgen van een opbarsting;

  • p.

    verwijdert kabels en leidingen die buiten gebruik worden gesteld.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die kabels of leidingen aanlegt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      contactgegevens van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      de diameter van de leiding;

    • e.

      de druk in de leiding;

    • f.

      de spanning in de kabel;

    • g.

      een tracétekening.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moeten binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

D16. Gebruik beschermingszone in bebouwde kom

Artikel 1 Criteria

Onverminderd het bepaalde in de algemene regels voor beschoeiing en oeverbeschermende damwand wordt vrijstelling verleend van het verbod bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, om in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam in de bebouwde kom handelingen te verrichten, werken aan te brengen of te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, te vervoeren of te laten liggen voorzover:

  • a.

    die zone is aangegeven op de bij deze algemene regel behorende kaart;

  • b.

    dit gebruik de instandhouding van het oppervlaktewaterlichaam niet in gevaar brengt en het onderhoud daarvan niet belemmert.

D17. Kassen in de Koekoek

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het gebruik van de beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen in de Koekoek, die zijn aangegeven op de bij deze algemene regel behorende kaart, voor het aanbrengen en hebben van kassen op een afstand van:

  • a.

    2.50 m uit de insteek van een oppervlaktewaterlichaam dat als hoofdwatergang in de legger is aangegeven;

  • b.

    4 m uit de insteek van een oppervlaktewaterlichaam dat als watergang in de legger is aangegeven.

D18. Wegmeubilair

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, verwijderen of behouden van wegmeubilair in een langs een openbare weg gelegen beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam dat als hoofdwatergang of watergang is aangeduid in de legger.

Artikel 2 Voorschriften
  • 1. Degene die wegmeubilair aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1, langs een oppervlaktewaterlichaam dat blijkens de legger door het waterschap wordt onderhouden:

    • a.

      plaatst het wegmeubilair minimaal 0.30 m en maximaal 1.00 m uit de insteek;

    • b.

      zorgt er voor dat de afstand tussen wegmeubilair onderling en tussen wegmeubilair en andere werken minimaal 10 m bedraagt;

    • c.

      zorgt er voor dat in de situatie dat onderhoud rijdend langs het oppervlaktewaterlichaam wordt uitgevoerd, er een vrije onderhoudsroute van minimaal 5 m breed aanwezig is naast het wegmeubilair.

  • 2. Degene die wegmeubilair aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1, in een andere beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam dan bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      legt deze minimaal 0,30 m uit de insteek van het oppervlaktewaterlichaam aan;

    • b.

      draagt zorg voor zodanige aanleg dat het wegmeubilair geen hinder geeft voor het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam.

D19. Gebruik uiterwaarden Overijsselse Vecht

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het brengen en hebben van dieren in de uiterwaarden van het oppervlaktewaterlichaam Overijsselse Vecht, met uitzondering van de waterkeringen.

E. WATERKERINGEN

E1. Aanbrengen en behouden beplanting

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de

Keur, voor het aanbrengen en behouden van beplanting:

  • a.

    in de beschermingszone vanaf 10 m uit de teen van een waterkering;

  • b.

    in een verheelde of aangeheelde waterkering:

    • i.

      waarbij aan de verheelde of aangeheelde zijde bomen op minimaal 7 m uit de buitenkruinlijn worden aangebracht, of

    • j.

      waarbij aan de verheelde of aangeheelde zijde struiken op minimaal 4 m uit de buitenkruinlijn worden aangebracht.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die beplanting aanbrengt als bedoeld in artikel 1, binnen deel van A van de beschermingszone:

  • a.

    brengt geen voorzieningen aan voor beluchting, drainage of watervoorziening;

  • b.

    beperkt ingravingen tot een minimum en dicht deze aan het eind van elke werkdag met het uitgekomen materiaal;

  • c.

    wijzigt beplanting, de plaats van de beplanting of verwijdert de beplanting op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor de zorg voor het watersysteem;

  • d.

    voert in dit artikel genoemde werkzaamheden, voor zover die in de grond plaatsvinden, uit binnen de periode van 15 april tot 15 oktober.

E2. Verwijderenbeplanting

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het verwijderen van beplanting, niet zijnde gras, uit de waterkering en uit de bijbehorende beschermingszone.

Artikel 2 Voorschriften
  • 1. Degene die beplanting uit de waterkering verwijdert als bedoeld in artikel 1:

    • a.

      verwijdert de stronken en wortels van de gerooide beplanting in de periodevan 15 april tot 15 juli tot op een diepte van 1 m uit de grond;

    • b.

      vult direct na het verwijderen van de stronken en wortels de gaten die daarbij zijn ontstaan met hetzelfde type grond als de directe omgeving van het gat, met dien verstande dat in geval sprake is van een klei- of veendek de gaten als volgt gevuld worden:

      • i.

        voor het buitentalud: klei met erosiebestendigheid categorie 2, met een lutumpercentage tussen 25%-37%, en

      • ii.

        voor het binnentalud: klei met erosiebestendigheid categorie 2-3, met een lutumpercentage tussen 15%-25%;

    • c.

      zaait de aangevulde grond in met een graszaadmengsel type D2 in een hoeveelheid van 40-70 kg/ha en draagt zorg voor het ontstaan van een goede grasmat;

    • d.

      voert de gerooide bomen, takken, wortels en andere resten van de beplanting af.

  • 2. Degene die beplanting uit deel A van de beschermingszone verwijdert alsbedoeld in artikel 1:

    • a.

      vult de gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van beplanting met hetzelfde type grond als de directe omgeving van het gat, en

    • b.

      voert binnen 10 m uit de teen van de waterkering de gerooide bomen, takken, wortels en andere resten van de beplanting af.

E3. Bemesten

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het bemesten van de waterkering en de bijbehorende beschermingszone voor zover:

  • a.

    op de waterkering geen drijfmest wordt aangebracht;

  • b.

    geen kunstmest of vaste mest wordt aangebracht op waterkeringen die zijn aangewezen door het dagelijks bestuur in zijn besluit van 12 oktober 2004, nr. SBJ\A41663.JKL, met dien verstande dat dit wel is toegestaan buiten de afstand van 1 m uit de teen van de waterkering.

E4. Beweiden

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het op een waterkering of de bijbehorende beschermingszone:

  • a.

    houden van groot- en kleinvee op een afstand van tenminste 1 m uit de teen van de waterkeringen;

  • b.

    houden van klein- en grootvee op een verheelde of aangeheelde waterkering met uitzondering van het buitentalud van de waterkering en met inachtneming van het bepaalde onder a voor de buitendijkse zijde;

  • c.

    houden van kleinvee op het binnentalud en de strook van 1 m uit de teen van de waterkering van een niet verheelde of niet aangeheelde waterkering.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die klein- of grootvee houdt als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    mag bij indeling in meerdere aansluitende percelen van een verplaatsbare afrastering gebruik maken;

  • b.

    voedert kleinvee niet bij op de waterkering;

  • c.

    weidt, waar beweiding uitsluitend met kleinvee is toegestaan, met maximaal 15 stuks kleinvee per hectare, waarbij kleinvee jonger dan 1 jaar die bij de moederdieren worden geweid, niet worden meegeteld;

  • d.

    beweidt de waterkering tot 1 m uit de teen uitsluitend in de periode van 15 mei tot 15 oktober, met dien verstande dat in deze periode het eerste gewas gemaaid en afgevoerd wordt;

  • e.

    verwijdert het klein- of grootvee van de waterkering op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor de zorg voor de waterkering. Hervatting van beweiding kan eerst plaatsvinden op aangeven van het bestuur.

E5. Kabels,mantelbuizen en leidingen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het leggen, behouden, of verwijderen van:

  • 1.

    kabels en mantelbuizen in de strook van 1 m uit de teen van een overige waterkering of bijbehorende beschermingszone deel A van die waterkering voor zover:

    • a.

      genoemde objecten in een sleuf worden aangelegd;

    • b.

      genoemde objecten maximaal een diameter hebben van 125 mm;

    • c.

      genoemde objecten op een diepte van minimaal 0,60 m en maximaal 1 m worden aangelegd;

    • d.

      de kabels zijn bestemd voor het laagspanningsnet en het middenspanningsnet van de elektriciteitsvoorziening.

  • 2.

    kabels en mantelbuizen in de beschermingszone deel A van een primaire of regionale waterkering voor zover:

    • a.

      genoemde objecten in een sleuf worden aangelegd;

    • b.

      genoemde objecten maximaal een diameter hebben van 125 mm;

    • c.

      genoemde objecten op een diepte van minimaal 0,60 m en maximaal 1 m worden aangelegd;

    • d.

      de kabels zijn bestemd voor het laagspanningsnet en het middenspanningsnet van de elektriciteitsvoorziening.

  • 3.

    kabels en mantelbuizen in de beschermingszone deel B van een waterkering.

  • 4.

    leidingen met een overdruk van minder dan 10 bar in de beschermingszone deel B van een waterkering.

Artikel 2 Voorschriften
  • 1. Degene die kabels of mantelbuizen aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a.

      voor zover de kabels of mantelbuizen binnen de waterkering of beschermingszone liggen, wordt voldaan aan de NEN-normen 3650 en 3651;

    • b.

      het leggen of verwijderen vindt plaats in de periode van 15 april tot 15 oktober;

    • c.

      ingravingen duren niet langer dan voor het aanleggen of verwijderen van de kabels of mantelbuizen noodzakelijk is en in ieder geval niet langer dan 5 aaneengesloten werkdagen;

    • d.

      de kabels of mantelbuizen worden zoveel als mogelijk geconcentreerd aangelegd, met dien verstande dat er geen holle ruimtes tussen zijn;

    • e.

      de graszoden boven de te graven sleuf worden vooraf gestoken en opzij gezet en de sleuf wordt onmiddellijk na de werkzaamheden op deugdelijke wijze verdicht, volgens CROW-richtlijnen;

    • f.

      de uitkomende grond wordt gescheiden opgeslagen per grondsoort en wordt die in de oorspronkelijke volgorde weer in de sleuf teruggelegd;

    • g.

      er komen geen verontreinigingen in de aanvulgrond voor;

    • h.

      openingen aan begin- en eind van de mantelbuis zijn permanent waterdicht afgedicht met STOPAQ of vergelijkbaar;

    • i.

      aangevulde sleuven worden over de volle lengte en breedte, gedurende 1 jaar na het gereedkomen van de werkzaamheden op eigen kosten zodanig onderhouden dat een goede grasmat ontstaat;

    • j.

      na definitieve beëindiging van het gebruik van de kabels of mantelbuizen worden deze door en op kosten van de kabel- of leidingbeheerder uit de waterkering verwijderd;

    • k.

      de kabels en mantelbuizen worden op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur gewijzigd of verwijderd indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins in het belang van de zorg voor het watersysteem;

    • l.

      Als het (de) werk(en), door omstandigheden en met toestemming van de toezichthoudend ambtenaar, niet geheel overeenkomstig de bij de melding behorende tekening(en) is (zijn) uitgevoerd, verstrekt de vergunninghouder binnen 3 maanden na het gereedkomen van de werken kosteloos revisietekeningen (bij voorkeur digitaal in dwg- of dxf-formaat) aan het team Handhaving van het waterschap (e-mail: handhaving@wgs.nl). Op deze revisietekeningen worden van de werken of de geplaatste voorzieningen de afmetingen en de juiste plaats qua situering en/of hoogteligging nauwkeurig aangegeven.

  • 2. Degene die leidingen met een overdruk van minder dan 10 bar aanlegt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, vierde lid, draagt er zorg voor dat wordt voldaan aan de NEN-normen 3650 en 3651.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die kabels of mantelbuizen aanlegt, of verwijdert als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      gegevens over het aan te leggen werk;

    • e.

      sterkteberekening volgens NEN 3651 (bij mantelbuizen);

    • f.

      een situatietekening;

    • g.

      een dwarsprofieltekening van de werken in combinatie met de waterkering.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moet binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

E6. Hekken en schuttingen

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het plaatsen of behouden van een hek op de waterkering of de bijbehorende beschermingszone deel A voor zover het hek:

    • a.

      niet aan het buitendijkse talud van de waterkering wordt geplaatst of behouden;

    • b.

      bij een verheelde of aangeheelde waterkering niet binnen 4 m uit de buitenkruinlijn op een ingegraven verzwaarde voet wordt gefundeerd;

    • c.

      bij een niet verheelde en niet aangeheelde waterkering ter plaatse van die waterkering niet op een ingegraven verzwaarde voet wordt gefundeerd;

    • d.

      op de waterkering palen heeft met de afmeting van maximaal 15 cm x maximaal 15 cm of, in geval van ronde palen, met een diameter van maximaal 15 cm.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het plaatsen of behouden van een hek of schutting in deel B van de beschermingszone.

  • 3. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het uit de waterkering of de bijbehorende beschermingszoneverwijderen van een hek of schutting.

Artikel 2 Voorschriften
  • 1. Degene die een hek plaatst of behoudt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a.

      bij een verheelde of aangeheelde waterkering:

      • i.

        heeft het hek binnen 4 m uit de buitenkruinlijn een maximale hoogte van 1 m:

      • ii.

        wordt het hek niet dieper dan 0,50 m in de waterkering aangelegd.

    • b.

      bij een niet verheelde en niet aangeheelde waterkering:

      • i.

        heeft het hek op de kruin en het binnentalud en binnen 1 m uit de teen, een maximale hoogte van 1 m;

      • ii.

        wordt het hek niet dieper dan 0,50 m in de waterkering aangelegd.

    • c.

      ter plaatse van een onderhoudspad op de waterkering is het hek voorzien van een goed onderhouden en voldoende breed (doorrijdbreedte minimaal 4 m) draaihek of andere doelmatige inrichting ten behoeve van de werkzaamheden van het waterschap;

    • d.

      een hek wordt op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur gewijzigd of verwijderd indien dit noodzakelijk is voor de zorg voor het watersysteem.

  • 2. Degene die een hek of schutting verwijdert als bedoeld in artikel 1, derde lid, voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a.

      er wordt geen schade toegebracht aan de waterkering;

    • b.

      uitkomende materialen worden afgevoerd van de waterkering;

    • c.

      gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van een hek uit de waterkering worden direct volledig gevuld met zwelklei of bentoniet voor een blijvend waterdichte afdichting.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die een hek plaatst of verwijdert als bedoeld in artikel 1, eerste lid, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode van uitvoering van de werken;

    • d.

      gegevens over de wijze van funderen van de werken;

    • e.

      een situatietekening;

    • f.

      een dwarsprofieltekening van de werken in combinatie met de waterkering.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moeten binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

E7. Gebouwen en kleine bouwwerken en objecten

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het aanleggen, of behouden van kleine bouwwerken of objecten in deel A van de beschermingszone van de waterkering of op een afstand van minimaal 4 m uit de buitenkruinlijn van een verheelde of aangeheelde waterkering, aan de verheelde of aangeheelde zijde, en:

    • a.

      voor het egaal maken van het maaiveld een aanvulling van minder dan 3 m3 grond noodzakelijk is;

    • b.

      het bouwwerk of object een maximaal oppervlak heeft van 10 m2;

    • c.

      het bouwwerk of object niet hoger wordt dan 2,5 m, en

    • d.

      het bouwwerk of object in zijn geheel verwijderbaar of eenvoudig demontabel is.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het aanleggen, wijzigen of behouden van gebouwen en kleine bouwwerken of objecten in deel B van de beschermingszone van een waterkering.

Artikel 2 Voorschriften
  • 1. Degene die ter plaatse van de waterkering of in de beschermingszone deel A kleine bouwwerken of objecten aanlegt of behoudt als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

    • a.

      ontgraaft voor het aanbrengen van de fundering van het bouwwerk of het object in de waterkering maximaal 15 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld in de waterkering en maximaal 30 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld in de beschermingszone;

    • b.

      gebruikt tegels voor de vloer van het bouwwerk of object in de waterkering;

    • c.

      laat de hoogte van de waterkering ongewijzigd;

    • d.

      gebruikt palen met de afmeting van maximaal 15 cm x maximaal 15 cm of, in geval van ronde palen, met een diameter van maximaal 15 cm.

    • e.

      brengt om een bankje grasbetonstenen aan in een strook van 1 m;

    • f.

      laat de onderhoudsroute van het waterschap vrij;

    • g.

      wijzigt of verwijdert het bouwwerk of object op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor de zorg voor het watersysteem;

    • h.

      voert het hemelwater op zodanige wijze af dat er geen schade aan de grasmat onstaat, zonder daarbij een leiding in de waterekring aan te leggen.

  • 2. Degene die in de beschermingszone deel B gebouwen of kleine bouwwerken of objecten aanlegt, wijzigt of behoudt als bedoeld in artikel 1, tweede lid, en daarbij een kelder aanbrengt, wijzigt of behoudt, draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de kelderwanden voldoende sterk zijn om grondwaterstanden tot aan het maaiveld te kunnen weerstaan;

    • b.

      de keldervloer zodanig sterk is dat opdrijven en opbarsten bij grondwaterstanden tot aan het maaiveld wordt voorkomen.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die ter plaatse van de waterkering of in de beschermingszone deel A kleine bouwwerken of objecten aanlegt als bedoeld in artikel 1, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. Degene die in de beschermingszone deel B een gebouw en/of kelder aanbrengt of wijzigt meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 3. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuurvastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      gegevens over de wijze van funderen van de werken;

    • e.

      een situatietekening;

    • f.

      een dwarsprofieltekening van de werken in combinatie met de waterkering.

  • 4. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moet binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

E8. Kleine verbouwingen

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het uitvoeren van een kleine verbouwing aan een bouwwerk in een waterkering of de bijbehorende beschermingszone deel A voor zover:

  • a.

    het oppervlak van het bouwwerk niet wordt vergroot;

  • b.

    de bestaande fundering niet wordt aangepast en

  • c.

    er geen verlaging van het vloerpeil plaatsvindt.

Artikel 2 Melding
  • 1. Degene die kleine verbouwingen als bedoeld in artikel 1 uitvoert in de waterkering of de bijbehorende beschermingszones deel A, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      een bouwtekening;

    • e.

      een situatietekening;

    • f.

      een dwarsprofieltekening van de werken in combinatie met de waterkering.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moet binnen 1 jaar zijn uitgevoerd.

E9. Verwijderen bebouwing

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het verwijderen van bouwwerken in deel A van de beschermingszone voor zover:

    • a.

      er geen grondkerende constructies worden verwijderd;

    • b.

      de fundering volledig wordt verwijderd, met dien verstande dat eventuele funderingspalen tot een diepte van maximaal 1 m onder het bestaande maaiveld mogen worden verwijderd.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het verwijderen van bebouwing in deel B van de beschermingszone.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die bouwwerken verwijdert als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    vult gaten die daarbij zijn ontstaan in de beschermingszone aan met daarvoor geschikte grond, die dezelfde opbouw en samenstelling heeft als de grond in de aangrenzende omgeving;

  • b.

    past in de periode tussen 15 oktober tot 15 april geen grondroering toe in deel A van de beschermingszone.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die bouwwerken verwijdert als bedoeld in artikel 1, eerste lid, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      gegevens over de te verwijderen bouwwerken;

    • e.

      een situatietekening;

    • f.

      een dwarsprofieltekening van de te verwijderen werken in combinatie met de waterkering.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moet binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

E10. Grondmechanisch en geohydrologisch onderzoek

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het uitvoeren van grondmechanisch en geohydrologisch onderzoek in een waterkering of de bijbehorende beschermingszone, deel A, voor zover:

    • a.

      het onderzoek bestaat uit:

      • i.

        sonderingen;

      • ii.

        handboringen met een maximale diameter van 0,15 m;

      • iii.

        mechanische boringen met een maximale diameter van 0,15 m;

      • iv.

        aanbrengen, hebben en verwijderen van peilbuizen, of

      • v.

        aanbrengen, hebben en verwijderen van waterspanningsmeters, en

    • b.

      het toe te passen materieel op de taluds, of op de kruin van een waterkering zonder openbare weg, maximaal 3,5 ton weegt.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het uitvoeren van grondmechanisch en geohydrologisch onderzoek in deel B van de beschermingszone.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die grondmechanisch of geohydrologisch onderzoek uitvoert als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

  • a.

    markeert eventuele peilbuizen zodanig dat deze duidelijk zichtbaar zijn en beschermt de peilbuizen zodanig dat beschadiging tijdens maaiwerkzaamheden op de waterkering uitgesloten zijn;

  • b.

    dopt peilbuizen zodanig af dat die waterdicht zijn;

  • c.

    vult gaten die zijn ontstaan door de werkzaamheden direct volledig aan met zwelklei of bentoniet voor een blijvend waterdichte afdichting;

  • d.

    wijzigt of verwijdert peilbuizen of waterspanningsmeters op eigen kosten op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins voor het belang van de zorg voor het watersysteem;

  • e.

    verwijdert niet meer in gebruik zijnde peilbuizen;

  • f.

    veroorzaakt geen rijsporen op de waterkering.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die grondmechanisch of geohydrologisch onderzoek uitvoert als bedoeld in artikel 1, eerste lid, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuurvastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      gegevens over het aan te leggen werk;

    • d.

      de aard van de werkzaamheden;

    • e.

      een situatietekening.

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moet binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

E11. Wegmeubilair en klein onderhoud aan wegen

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het uitvoeren van klein onderhoud aan wegen of het aanleggen, behouden, of verwijderen van wegmeubilair langs wegen op waterkeringen of in deel A van de bijbehorende beschermingszone voor zover:

    • a.

      het wegmeubilair op waterkeringen niet wordt voorzien van een betonnen voet;

    • b.

      het wegmeubilair niet dieper dan tot 60 cm onder het maaiveld wordt aangebracht;

    • c.

      palen de afmeting hebben van maximaal 15 cm x maximaal 15 cm of, in geval van ronde palen, een diameter hebben van maximaal 15 cm.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het uitvoeren van klein onderhoud aan wegen of het aanleggen, behouden, of verwijderen van wegmeubilair langs wegen in deel B van de beschermingszone.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die klein onderhoud aan wegen uitvoert of wegmeubilair langs wegen aanlegt, behoudt, of verwijdert als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    plaatst geen wegmeubilair op de taluds van de waterkering;

  • b.

    plaatst geen wegmeubilair op een afstand van minder dan 10 m vanuit een ander object;

  • c.

    gebruikt het talud van de waterkering niet als opslagplaats voor materiaal of materieel;

  • d.

    voert alle materialen die vrijkomen bij de werkzaamheden af;

  • e.

    vult de gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van het wegmeubilair met daarvoor geschikte grond, die dezelfde opbouw en samenstelling heeft als de grond in de aangrenzende omgeving;

  • f.

    zaait de aangevulde grond in met een graszaadmengsel type D2 in een hoeveelheid van 40-70 kg/ha.

Artikel 3 Melding
  • 1. Degene die klein onderhoud aan wegen uitvoert of wegmeubilair langs wegen aanlegt, behoudt, of verwijdert als bedoeld in artikel 1, eerste lid, meldt dit tenminste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur.

  • 2. De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met een door het bestuur vastgesteld formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert / laat uitvoeren;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      de periode (inclusief startdatum) van uitvoering van de werken;

    • d.

      een situatietekening;

  • 3. De werkzaamheden waarop deze melding betrekking heeft moet binnen 1 jaar na de melding zijn uitgevoerd.

E12. Verharding

Artikel 1 Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het aanbrengen, behouden of verwijderen van verharding in deel A van de beschermingszone van de waterkering voor zover:

    • a.

      niet meer dan 500 m2 aan nieuwe verharding wordt aangelegd en

    • b.

      geen werkzaamheden worden verricht onder het niveau van 30 cm beneden de huidige verharding of het huidige maaiveld.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het aanbrengen, behouden of verwijderen van verharding in deel B van de beschermingszone.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die verharding aanbrengt, behoudt of verwijdert als bedoeld in artikel 1, eerste lid:

  • a.

    legt de bovenkant van de constructie van de verharding gelijk aan of hoger dan het bestaande maaiveld;

  • b.

    legt de verharding en fundering zodanig aan dat de afwatering van de waterkering niet wordt gehinderd en er geen vernatting van de teen van de waterkering optreedt;

  • c.

    vult de gaten die zijn ontstaan bij het verwijderen van de verharding met daarvoor geschikte grond, die dezelfde opbouw en samenstelling heeft als de grond in de aangrenzende omgeving.

E13. Overige waterkeringen Haatlandhaven en bebouwde kom stad Kampen

Artikel 1 – Criteria
  • 1. Vrijstelling wordt verleend van het verbod bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Keur, voor het gebruik van de beschermingszone van overige waterkeringen bij de Haatlandhaven in de gemeente Kampen en in de bebouwde kom van de stad Kampen.

  • 2. Vrijstelling wordt verleend van het verbod bedoeld in artikel 3.1, vierde lid, van de Keur, voor het plaatsen, wijzigen of behouden van werken in het profiel van vrije ruimte van de in het eerste lid genoemde waterkeringen, voor zover dat profiel samenvalt met de beschermingszone.

Ondertekening

Vastgesteld door het dagelijks bestuur op 24 maart 2015,

Ir. E. de Kruijk, secretaris

Ir. H.H.G. Dijk, voorzitter