Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bergambacht

Uitvoeringsregels individuele voorzieningen Wmo Gemeente Bergambacht 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bergambacht
Officiële naam regelingUitvoeringsregels individuele voorzieningen Wmo Gemeente Bergambacht 2013
CiteertitelUitvoeringsregels individuele voorzieningen Wmo Gemeente Bergambacht 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpn.v.t.

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikelen 5 en 15 Wet maatschappelijke ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-201201-01-2013Nieuwe regeling

04-12-2012

Gemeentepagina, 19 december 2012

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

UITVOERINGSREGELS individuele voorzieningen Wmo Gemeente Bergambacht 2013

Bijlagen

Bijlage 1 - Verantwoordingsformulier PGB/FT [Klik hier om het document te downloaden] Bijlage 2 - Indeling huishoudelijke werkzaamheden [Klik hier om het document te downloaden]

Het college van de gemeente Bergambacht;

Gelet op de artikelen 5 en 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

UITVOERINGSREGELS individuele voorzieningen Wmo Gemeente Bergambacht 2013

Inleiding

Op 23 oktober 2012 is door de gemeenteraad de Verordening individuele voorzieningen Wmo Gemeente Bergambacht 2013 vastgesteld.

Ter aanvulling op deze verordening heeft het college op 27 november 2012 deze uitvoeringsregels opgesteld. In de uitvoeringsregels staan alle bijzonderheden vermeld rondom de afwegingskaders, procedures en financiële besluiten.

Inhoudsopgave

Inleiding

2

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN, VOORWAARDEN EN PROCEDURE

PARAGRAAF 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Regelgeving

Artikel 2. Algemeen gebruikelijk

Artikel 3. Beëindiging van de verstrekking

PARAGRAAF 2. VOORWAARDEN

Artikel 4. Aanspraak op individuele compenserende maatregelen en/of voorzieningen

paragraaf 3. Procedure aanmelding en aanvraag

Artikel 5. Aanmelding voor een gesprek en aanvraag compensatie Wmo

Artikel 6. Het verslag

Artikel 7. Inlichtingen, onderzoek en advies

5

5

5

5

5

5

5

5

5

6

6

HOOFDSTUK 2. beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 4. Een schoon en leefbaar huis

Artikel 8. Omschrijving

Artikel 9. Afwegingskader

Artikel 10. Financiële paragraaf

Paragraaf 5. Wonen in een geschikt huis

Artikel 11. Omschrijving

Artikel 12. Afwegingskader

Artikel 13. Financiële paragraaf

Paragraaf 6. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 14. Omschrijving

Artikel 15. Afwegingskader

Artikel 16. Financiële paragraaf

Paragraaf 7. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Artikel 17. Omschrijving

Artikel 18. Afwegingskader

Artikel 19. Financiële paragraaf

Paragraaf 8. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 20. Omschrijving

Artikel 21. Afwegingskader

Artikel 22. Financiële paragraaf

Paragraaf 9. Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 23. Omschrijving

Artikel 24. Afwegingskader

Artikel 25. Financiële paragraaf

Paragraaf 10. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 26. Omschrijving

Artikel 27. Afwegingskader

Artikel 28. Financiële paragraaf

Paragraaf 11. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Artikel 29. Omschrijving

Artikel 30. Afwegingskader

Artikel 31. Financiële paragraaf

7

7

7

7

7

7

7

8

9

10

10

10

10

10

10

10

11

11

11

11

11

11

11

11

12

12

12

12

13

14

14

14

14

14

Hoofdstuk 4. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 32. Keuzevrijheid

Artikel 33. Individuele voorzieningen in natura

Artikel 35. Verantwoordelijkheden en verplichting PGB

Artikel 36. Terugvordering of terugbetaling PGB bij verkoop

Artikel 38. Financiële tegemoetkoming

Artikel 39. Eigen bijdragen of eigen aandeel

15

15

15

15

15

16

16

16

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 40. Inwerkingtreding

Artikel 41. Citeertitel

17

17

17

   

HOOFDSTUK 1. Algemeen, voorwaarden en procedure

Paragraaf 1. ALGEMEEN
Artikel 1. Regelgeving

De verlening van de voorzieningen is vastgelegd in:

  • 1.

    De Verordening individuele voorzieningen Wmo gemeente Bergambacht 2013 (hierna te noemen de verordening) die is gebaseerd op de wet en daarmee het raamwerk weergeeft waarbinnen het verstrekken van individuele voorzieningen plaatsvindt in natura.

  • 2.

    De Uitvoeringsregels individuele voorzieningen Wmo gemeente Bergambacht 2013 waarin de uitvoerings- en financiële besluiten zijn opgenomen.

Artikel 2. Algemeen gebruikelijk

De gemeente verstrekt geen voorzieningen waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder handicap of beperking zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Het gaat hierbij om voorzieningen die:

  • ·

    In de winkel voor particulieren bereikbaar en verkrijgbaar zijn.

  • ·

    Niet speciaal voor personen met beperkingen bedoeld zijn.

  • ·

    Niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel.

Of voorzieningen waarbij:

  • ·

    Op basis van gedragingen uit het verleden van de aanvrager geoordeeld wordt dat de voorziening voor de aanvrager algemeen gebruikelijk is.

  • ·

    Op basis van maatschappelijke maatstaven geoordeeld wordt dat - ook voor mensen met een handicap of beperking - de voorziening algemeen gebruikelijk is.

Er kan een uitzondering op bovenstaande gemaakt worden als de aanvrager een inkomen heeft dat door aantoonbare kosten die samenhangen met de handicap of beperkingen van de cliënt onder de geldende bijstandsnorm dreigt te komen.

Artikel 3. Beëindiging van de verstrekking

Het PGB of de voorziening in natura wordt beëindigd als er sprake is van:

  • ·

    Permanente opname van de belanghebbende in een AWBZ-instelling. Enige uitzondering hierop is de verstrekking van een (reguliere) rolstoel als de cliënt in de AWBZ-instelling geen behandeling ontvangt.

  • ·

    Dat de belanghebbende zich niet houdt aan de verplichtingen van gebruik, verantwoording en administratie van het PGB.

  • ·

    Dat de belanghebbende geen gebruik maakt van de voorziening.

  • ·

    Overlijden van de belanghebbende.

  • ·

    Verhuizing van de belanghebbende buiten de gemeente.

Paragraaf 2. Voorwaarden
Artikel 4. Aanspraak op individuele compenserende maatregelen en/of voorzieningen
  • 1. Om te beoordelen of de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente wordt de Gemeentelijke Basisadministratie geraadpleegd.

  • 2. Om te beoordelen of de aanvrager – niet zijnde de cliënt – is gevestigd in de gemeente wordt eveneens geraadpleegd van de Gemeentelijke Basisadministratie.

Paragraaf 3. Procedure aanmelding en aanvraag
Artikel 5. Aanmelding voor een gesprek en aanvraag compensatie Wmo

Voor de aanmelding voor een gesprek of de aanvraag voor een individuele voorziening wordt gebruik gemaakt van een standaard aanmeldingsformulier. Hierin wordt gevraagd wat de beperking is, welke belemmeringen de belanghebbende hierbij ondervindt en wat de aanvrager zelf in het werk heeft gesteld om hiervoor een oplossing te vinden.

Het aanmeldingsformulier geldt tevens – met de bijbehorende documenten als het verslag en eventuele onderzoeksverslagen of andere documenten – als aanvraagformulier voor een individuele voorziening.

Artikel 6. Het verslag

Het verslag is een korte weergave van het gesprek waar met name het arrangement van de oplossingen in opgenomen wordt. Dit verslag wordt als bijlage bij de beschikking gevoegd.

Artikel 7. Inlichtingen, onderzoek en advies
  • 1. Bij eenvoudige aanvragen wordt het onderzoek en advies ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag uitgevoerd door de Wmo-consulenten. Zij kunnen daarbij gebruik maken van onderzoeksrapporten, verwijsbrieven van (para)medici of het raadplegen van behandelaars.

  • 2. In geval van complexe aanvragen, bij een afwijzing van de aanvraag op medische gronden of bij een aanvraag van een collega of familielid wordt een (extern) adviseur of adviesbureau gevraagd een advies uit te brengen over de aanvraag.

HOOFDSTUK 2. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 4. Een schoon en leefbaar huis
Artikel 8. Omschrijving

Het gaat hier om alle activiteiten in het huis, exclusief de tuin, balkon en berging, om het huis schoon en leefbaar te houden, als ook het aanleren van deze activiteiten of het coördineren van deze activiteiten.

Artikel 9. Afwegingskader
  • 1. Het college beoordeelt op basis van de verstrekte informatie van de cliënt of alle voorliggende en algemeen (gebruikelijke) voorzieningen meegenomen zijn. Deze voorzieningen worden dus niet door de gemeente verstrekt. Voorbeelden van algemene of voorliggende voorzieningen zijn:

    • ·

      De inzet van een glazenwasser.

    • ·

      Hondenuitlaatservice.

    • ·

      Diensten van vrijwilligers/vrijwilligersorganisaties.

    • ·

      Compensatie op basis van andere wetgeving.

  • 2. Het college beoordeelt of er eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat de cliënt al jaren op eigen kosten iemand voor schoonmaakwerkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de beperking, is het oordeel dat er geen compensatie nodig is.

  • 3. Het college beoordeelt of er sprake is van gebruikelijke zorg. Voor het vaststellen van de gebruikelijke zorg hanteert het college de ‘Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden januari 2011’ (MOzaak).

  • 4. Indien blijkt het voorgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren.

    • ·

      Voor het vaststellen van de compensatie hanteert de gemeente de ‘Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden januari 2011’ (MOzaak), waarbij per categorie onderscheid wordt gemaakt in lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden (zie bijlage 2). De uitkomsten worden vastgelegd in een rapport dat voor de cliënt opvraagbaar is.

    • ·

      De compensatie van de ondersteuning wordt in uren vastgesteld.

    • ·

      De cliënt heeft de keuze om te kiezen voor ondersteuning in natura of een persoonsgebonden budget.

  • 5. Het college berekent en int – via het CAK - een eigen bijdrage volgens de landelijke richtlijnen.

Artikel 10. Financiële paragraaf
  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van het aantal uren, de categorie hulp bij het huishouden vermenigvuldigd met het door het college vastgestelde tarief.

    CategorieTarief
    HH1€ 17,60 per uur
    HH2€ 18,44 per uur
    HH3€ 20,40 per uur
  • 2. Cliënten die voor 1 januari 2013 een beschikking hebben ontvangen komen in aanmerking voor de overgangsregeling.

  • 3. Het PGB wordt als voorschot per 4 weken uitbetaald.

  • 4. Na afloop van het kalenderjaar, dan wel na beëindiging van de voorziening, dient de persoon binnen 6 weken de voorschotbetaling Pgb te verantwoorden aan de hand van het bij de beschikking gevoegde verantwoordingsformulier. Zie bijlage 1.

Paragraaf 5. Wonen in een geschikt huis
Artikel 11. Omschrijving

Het kan het gaan om het aanpassen van de woning, zowel bouwkundig als niet bouwkundig. Daarnaast kan het gaan om hulpmiddelen om het gebruik van de woning en ruimten mogelijk te maken.

Artikel 12. Afwegingskader
  • 1. Het college hanteert als uitgangspunt dat cliënt allereerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag ervan uitgegaan worden dat cliënt alles in werking heeft gesteld om te beschikken over een geschikte woning. Hieronder vallen ook afwijkende woonsituaties zoals een woonboot of een woonwagen met een vaste standplaats. Pas als blijkt dat de cliënt niet in de mogelijkheid verkeert of verkeerde om over een geschikte woning te beschikken, is het college van mening dat nadere afwegingen moeten worden gemaakt voor een eventuele compensatie.

  • 2. Het college beoordeelt of alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn afgewogen. Deze voorzieningen worden dus niet door de gemeente verstrekt. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      Verstrekking voor de eerste zes maanden via de tijdelijke uitleen van zorgwinkels.

    • b.

      Het college heeft onder andere onderstaande voorzieningen algemeen gebruikelijk verklaard:

      • -

        Aankoop van grond

      • -

        Verhoogde toiletpotten

      • -

        Eenvoudige handgrepen (< 50 cm)

      • -

        Thermostaat kranen/eenhendel mengkranen

      • -

        Elektrische zonwering, screens

      • -

        Losse airco units

      • -

        Stangen (ook elektrisch) voor raambediening hoge ramen

      • -

        Keramische/inductie kookplaat

      • -

        Vervanging gordijnen/vloerbedekking na een afschrijvingsperiode van 8 jaar

      • -

        Inrichten en stofferen van een nieuw te betrekken woning

      • -

        Aanleg centrale verwarming

      • -

        Losse douchestoelen en/of krukken

      • -

        Douchescherm, douchestang en/of douchegordijn

      • -

        Drempelhulp

      • -

        Automatische deuropeners voor garagedeuren

      • -

        Ophogen bestrating na verzakking

    • c.

      Indien de cliënt niet in staat is om grond aan te kopen vanwege een afwijzing van de hypotheek verstrekker kan de gemeente besluiten garant te staan.

    • d.

      Indien een cliënt een woning huurt wordt gekeken naar de regels die de woningbouwcorporatie toepast, bijvoorbeeld t.a.v. levensloopgeschikt wonen.

  • 3. Het college beoordeelt welke compensatie noodzakelijk is om over een adequate woning te kunnen beschikken.

    Deze compensatie kan bestaan uit:

    • -

      Een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten.

    • -

      Een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening.

    • -

      Een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening.

    • -

      Een uitraasruimte.

    • -

      Onderhoud, keuring en reparatie.

    • -

      Tijdelijke huisvesting.

    • -

      Huurderving.

    • -

      Verwijderen van voorzieningen.

    Hierbij gaat het college uit van het uitgangspunt ‘goedkoopst adequaat’. Dit houdt o.a. in dat:

    • a.

      Indien een inpandige aanpassing, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, of een losse unit dit als eerste wordt afgewogen.

    • b.

      Er sprake kan zijn van een herverstrekking, zoals bij een traplift.

    • c.

      Het primaat ‘verhuizing in de regio’ (Krimpenerwaard gemeenten) wordt toegepast indien de totale kosten van de aanpassingen in de woning hoger zijn dan € 7.000. Het college kan hierop uitzondering maken indien:

      • o

        Er een medische contra-indicatie is.

      • o

        De redelijk aanvaardbare termijn waarbinnen de verhuizing gerealiseerd dient te worden is verstreken. Op basis van de verstrekte gegevens stelt het college per individuele cliënt vooral de aanvaardbare termijn vast.

      • o

        De noodzakelijke inzet van mantelzorg niet op een andere (en/of goedkopere) manier ingezet kan worden.

      • o

        De financiële situatie niet toereikend is om een verhuizing te financieren. De cliënt dient dit aantoonbaar te maken.

      • o

        Er sprake is van ernstig vermogensverlies bij de gedwongen verkoop van de eigen woning. Hiervan is sprake indien 10 % of meer op de aankoopprijs moet worden toegelegd. De cliënt dient dit aantoonbaar te maken.

      • o

        Een nieuw te betrekken woning dezelfde of hogere kosten met zich mee brengt voor wat de te verstrekken voorzieningen betreft.

  • 4. Indien een extra ruimte op de begane grond noodzakelijk is, wordt als eerste afgewogen of dit te realiseren is door middel van een losse woonunit in het kader van goedkoopst-adequaat.

  • 5. Indien het primaat verhuizing wordt toegepast komt de cliënt in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding. De cliënt of aanvrager kan ervoor kiezen om in dit geval niet te willen verhuizen. Deze cliënt of aanvrager komt dan in aanmerking voor de verhuiskostenvergoeding mits hij aantoonbaar kan maken dat het gehele plan van eisen wordt uitgevoerd. De meerkosten hiervan komen voor rekening van de cliënt of aanvrager.

  • 6. Bij grotere aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden.

  • 7. De gemeente stelt vast of er compensatie plaatsvindt in natura of door een financiële tegemoetkoming enerzijds of anderzijds door een voorziening in natura of PGB. Daarbij wordt o.a. onderstaande in acht genomen:

    • o

      Een bouwkundige aanpassing aan een huurwoning wordt – met goedkeuring van de eigenaar – als voorziening in natura in bruikleen verstrekt aan de aanvrager, zijnde huurder van de woning. Er wordt een beschikking verstuurd naar de aanvrager met een afschrift naar de eigenaar.

    • o

      Een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning kan door het college in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt aan de aanvrager/belanghebbende.

  • 8. Het college int een eigen bijdrage of eigen aandeel bij de aanvrager volgens de landelijke richtlijnen.

  • 9. De kosten voor de verwijderingen van voorzieningen komen voor rekening van de eigenaar.

Artikel 13. Financiële paragraaf
  • 1. De verhuiskostenvergoeding wordt alleen verstrekt als financiële tegemoetkoming en is vastgesteld op:

    • o

      Verhuiskostenvergoeding € 2.700

  • 2. Bij het vaststellen van de kosten van bouwkundige woningaanpassingen wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

    • a.

      De loon- en materiaalkosten.

    • b.

      Indien dit noodzakelijk wordt geacht: architecten honorarium tot een maximum van 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat het nooit hoger is dan het maximale honorarium bepaald door de Bond van Nederlandse Architecten..

    • c.

      Indien dit noodzakelijk wordt geacht: kosten van toezicht tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

    • d.

      De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

    • e.

      De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

    • f.

      Het renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijk betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening.

    • g.

      De door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhoging die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn

    • h.

      De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen m.b.t. het verrichten van de aanpassing.

    • i.

      De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening

    • j.

      De administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van de voorziening, voor zover de bovengenoemde kosten meer bedragen dan € 1.000 voor tien procent van die kosten tot maximaal € 400.

  • 3. Voor het bezoekbaar maken van een tweede woning wordt een (gemaximeerde) financiële tegemoetkoming verstrekt voor het aanpassen van het toilet en/of woonkamer.

    • o

      Maximaal bedrag van de vergoeding: € 2.700

  • 4. Binnen de termijn van een half jaar na realisatie van de voorziening dient het PGB of de financiële tegemoetkoming door de aanvrager te worden verantwoord aan de hand van het bij de beschikking gevoegde verantwoordingsformulier. Zie bijlage 1.

  • 5. De wijze van uitbetaling van het PGB of de financiële tegemoetkoming wordt per situatie, na overleg met de aanvrager, vastgesteld en vastgelegd in het rapport en de beschikking.

Paragraaf 6. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften
Artikel 14. Omschrijving

Onder dit resultaat worden gerekend de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks/wekelijks nodig zijn en zo nodig de bereiding van maaltijden.

Artikel 15. Afwegingskader
  • 1. Het college beoordeelt op basis van de verstrekte informatie alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn:

    • ·

      Boodschappenservice- en/of bezorgdienst.

    • ·

      Maaltijdenservice.

    • ·

      Kant- en klaarmaaltijden.

    • ·

      Kookcursussen.

    • ·

      (Senioren)cafés of open eettafels.

  • 2. Het college beoordeelt of er eigen, andere mogelijkheden zijn afgewogen en benut. Voorbeeld hiervan is de inzet van mantelzorgers of andere bekenden uit de directe omgeving.

  • 3. Het college beoordeelt of er sprake is van gebruikelijke zorg op basis van ‘Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden januari 2011’ (MOzaak).

  • 4. Als voorgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorzieningen. De uitgangspunten hierbij zijn:

    • a.

      T.a.v. de boodschappen:

      • o

        In principe een maal per week voor het doen van boodschappen.

      • o

        De normtijden van ‘Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden januari 2011’ (MOzaak).

      • o

        De normen worden in uren uitgedrukt.

    • b.

      T.a.v. de maaltijdbereiding:

      • o

        De normtijden van ‘Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden januari 2011’ (MOzaak).

      • o

        De normen worden in uren uitgedrukt.

  • 5. De cliënt heeft de keuze tussen voorziening in natura of een persoonsgebonden budget.

Artikel 16. Financiële paragraaf

De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van het aantal uren, de categorie hulp bij het huishouden vermenigvuldigd met het door het college vastgestelde tarief.

Paragraaf 7. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding
Artikel 17. Omschrijving

Dit resultaat betreft het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding voor de kleding van alledag. Het uitgangspunt is dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden en dat de cliënt beschikt over hulpmiddelen als een wasmachine en droger.

Artikel 18. Afwegingskader:
  • 1. Het college beoordeelt of alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen afgewogen zijn. Voorbeelden hiervan zijn

    • o

      Was- en strijkservice.

  • 2. Het college beoordeelt of er andere, eigen mogelijkheden zijn afgewogen. Hierbij kan gedacht worden aan de aanschaf van een wasmachine en/of wasdroger en of de inzet van een mantelzorger.

  • 3. Het college beoordeelt of er sprake is van gebruikelijk zorg op basis van ‘Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden januari 2011’ (MOzaak).

  • 4. Als het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Het gaat hierbij om het wassen en drogen. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

    • ·

      De normtijden van ‘Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het huishouden januari 2011’ (MOzaak).

    • ·

      De normen worden in uren uitgedrukt.

Artikel 19. Financiële paragraaf

De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van het aantal uren, de categorie hulp bij het huishouden vermenigvuldigd met het door het college vastgestelde tarief.

Paragraaf 8. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
Artikel 20. Omschrijving

De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders en zij dragen hierover primair de verantwoordelijkheid. Dat is in principe niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen zelf op te vangen. De Wmo heeft alleen als taak om in een noodsituatie tijdelijk een oplossing te bieden totdat er een permanente oplossing is.

Artikel 21. Afwegingskader
  • 1. Het college beoordeelt of alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn afgewogen. Voorbeelden hiervan zijn:

    • ·

      Voor-, tussen- en naschoolse opvang.

    • ·

      Kinderopvang, peuterspeelzalen.

    • ·

      Gastouderopvang.

  • 2. Het college beoordeelt de mogelijkheden van ouderschapsverlof.

  • 3. Het college beoordeelt of er andere, eigen mogelijkheden zijn. Te denken valt hierbij aan ondersteuning van familie, buren of ouders van klasgenoten e.d.

  • 4. Als het voorgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Als uitgangspunt wordt gehanteerd:

    • ·

      Het gaat om de tijden dat de partner vanwege zijn/haar werk niet thuis is. Het gaat hierbij dus maximaal om 40 uur plus de noodzakelijke reistijden.

    • ·

      Het zal te allen tijde gaan om een tijdelijk periode die het college vooraf vaststelt.

Artikel 22. Financiële paragraaf

De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van het aantal uren, de categorie hulp bij het huishouden vermenigvuldigd met het door het college vastgestelde tarief.

Paragraaf 9. Zich verplaatsen in en om de woning
Artikel 23. Omschrijving

Het betreft hier het verplaatsen in en om de woning door middel van de handbewogen of elektrische rolstoel die nodig is voor dagelijks zittend gebruik.

Artikel 24. Afwegingskader
  • 1. Het college beoordeelt of alle (wettelijke) voorliggende, algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn afgewogen. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      Verstrekking voor de eerste zes maanden via de tijdelijke uitleen van zorgwinkels.

    • b.

      Algemene uitleen bij pretparken, warenhuizen, etc.

    • c.

      Andere wetgeving, zoals WIA, AWBZ of ZVW.

  • 2. Het college beoordeelt of de cliënt niet in staat is de afstanden in en om de woning te overbruggen, eventueel met gebruik van loophulpmiddelen en/of dat een persoon een belemmering ondervindt in het leven van alledag die voor de persoon wenselijk of noodzakelijk is in het kader van de gezinssituatie of activiteitenpatroon.

  • 3. Als één rolstoel niet voldoet voor de verplaatsingsbehoefte beoordeelt het college of een tweede rolstoel wordt verstrekt. Criteria voor een tweede rolstoel zijn:

    • a.

      Bij voornamelijk gebruik van elektrische rolstoel kan een handbewogen rolstoel verstrekt worden om mee te nemen met de auto.

    • b.

      Als een tweede rolstoel voor de bovenverdieping noodzakelijk is, ingeval van reeds aanwezige traplift.

  • 4. Indien noodzakelijk kan een aankoppelmotor worden verstrekt bij een handbewogen rolstoel, mits geen elektrische rolstoel of scootmobiel is verstrekt.

Artikel 25. Financiële paragraaf
  • 1. De hoogte van het PGB wordt vastgesteld op basis van

    • ·

      De tegenwaarde van de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening.

    • ·

      Binnen het PGB wordt een apart bedrag gerekend voor verzekering en onderhoud:

      • o

        Voor de kosten van de verzekering wordt maximaal € 75,- per jaar toegekend (op basis van een afgesloten polis). Het bedrag wordt jaarlijks op declaratiebasis uitgekeerd.

      • o

        Voor onderhoudskosten wordt uitgegaan van een eenmalig bedrag van 5% van de aanschafprijs. Het bedrag wordt tegelijkertijd met het PGB voor de voorziening uitgekeerd.

      • o

        De cliënt komt maximaal 1x per 5 jaar in aanmerking voor een nieuwe voorziening, mits de oude voorziening niet meer adequaat en bruikbaar is.

  • 2. Binnen de termijn van een half jaar na aanschaf van de voorziening dient het PGB door de aanvrager te worden verantwoord aan de hand van het bij de beschikking gevoegde verantwoordingsformulier. Zie bijlage 2.

  • 3. De uitbetaling van het PGB wordt per situatie, na overleg met de aanvrager, vastgesteld en vastgelegd in het rapport en de beschikking.

Paragraaf 10. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 26. Omschrijving

Dit resultaat heeft betrekking op het zich lokaal kunnen verplaatsen in de eigen woon- en leefomgeving. Het gaat hierbij om verplaatsingen in het gebied van vijf zones van het openbaar vervoer gerekend vanaf de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van het bovenregionale vervoer dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Het vervoer wordt niet (altijd) kosteloos aangeboden aangezien mensen zonder beperking ook een bijdrage betalen en/of kosten hebben voor het vervoer. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor, zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is en/of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.

Artikel 27. Afwegingskader
  • 1. Het college beoordeelt of alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn afgewogen. Voorbeelden hiervan zijn:

    • ·

      Openbaar vervoer.

    • ·

      Vrijwilligersdiensten die kunnen voorzien in de vervoersbehoefte.

    • ·

      Tijdelijk gebruik via de uitleenregeling AWBZ.

    Het college heeft onder andere onderstaande voorzieningen algemeen gebruikelijk verklaard:

    • o

      Stalling scootmobiel

    • o

      Aanbrengen licht en/of elektriciteit in stalling voor de scootmobiel

    • o

      Aankoppelfiets voor kinderen

    • o

      Tandem (ook met hulpmotor) voor volwassenen

    • o

      Elektrische fiets/spartamet/fiets met lage instap

    • o

      Fiets met hulpmotor

    • o

      Automatische transmissie auto

    • o

      Cruisecontrol

    • o

      Elektrische raambediening voor in de auto

  • 2. Het college beoordeelt of alle andere, eigen oplossingen zijn afgewogen. Hierbij kan gedacht worden aan de inzet van mantelzorgers, vrienden of anderen waarmee samen gereisd kan worden.

  • 3. Als het voorgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren door middel van een collectieve voorziening (CVV). Als uitgangspunt voor de collectieve vervoersvoorziening CVV wordt gehanteerd:

    • a.

      Dat er een vervoersbehoefte is.

    • b.

      Dat primair het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) wordt verstrekt. Alleen bij een contra-indicatie kan een andere vervoersvoorziening worden toegekend. Er is sprake van een contra-indicatie in de volgende situaties:

      • o

        Sociaal storend gedrag (agressie, onrust, decorumverlies etc.) dat door begeleiding niet te corrigeren is.

      • o

        Incontinentie voor faeces.

      • o

        Infectiegevoeligheid als samen reizen met meerdere personen extra infectiegevaar oplevert waardoor gezondheidschade kan ontstaan.

      • o

        Aantoonbaar fobische klachten die geen behandelingsoptie hebben.

      • o

        Ernstige aangetoonde bronchiale hyperactiviteit, waarbij de benauwdheidklachten verergeren door luchtjes van andere passagiers en mogelijke aanwezigheid van honden.

      • o

        Relatief frequente (1-2 keer per week) insulten bij optimaal ingestelde epilepsiemedicatie.

      • o

        Minder dan 1 uur zonder verzorging kunnen reizen.

    • c.

      Indien noodzakelijk kan op medische gronden een tweede persoon worden geïndiceerd voor het CVV. Gronden om voor een medische begeleider in aanmerking te kunnen komen zijn:

      • o

        Noodzakelijke zorg tijdens de rit voor het toedienen van medicatie of bedienen medische apparatuur.

      • o

        Gedragsproblemen of angst die door begeleiding wordt opgeheven.

      • o

        ADL-hulp nodig tijdens de rit.

  • 4. Als het voorgaande niet of niet volledig heeft geleid tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren door middel van een (aanvullende) individuele voorziening. Als uitgangspunt wordt gehanteerd:

    • a.

      Dat er een vervoersbehoefte is en door bovenstaande niet of niet volledig is gecompenseerd.

    • b.

      Dat een individuele voorziening noodzakelijk is. Voorbeelden hiervan zijn:

      • o

        Een financiële tegemoetkoming voor (rolstoel)taxi.

      • o

        Aanpassingen in de (eigen) auto.

      • o

        Een scootmobiel.

      • o

        Een rolstoel voor incidenteel gebruik.

Artikel 28. Financiële paragraaf
  • 1. De hoogte van het PGB wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2. Binnen het PGB wordt een apart bedrag gerekend voor verzekering en onderhoud:

    • a.

      Voor de kosten van de verzekering wordt maximaal € 75,- per jaar toegekend (op basis van een afgesloten polis). Het bedrag wordt jaarlijks op declaratiebasis uitgekeerd.

    • b.

      Voor onderhoudskosten wordt uitgegaan van een eenmalig bedrag van 5% van de aanschafprijs. Het bedrag wordt tegelijkertijd met het PGB voor de voorziening uitgekeerd.

    • c.

      De cliënt komt maximaal 1x per 5 jaar in aanmerking voor een nieuwe voorziening, mits de oude voorziening niet meer adequaat en bruikbaar is.

  • 3. Voor onderstaande verstrekking geldt een gemaximeerde financiële tegemoetkoming per kalenderjaar:

    a.De kosten van het gebruik van een taxi:Max. € 3.200 (op declaratiebasis)
    b.De kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi:Max. € 4.200 (op declaratiebasis)
    c.De kosten van de aanpassing van de eigen auto :Op basis van een offerte.
  • 4. Binnen de termijn van een half jaar na aanschaf van de voorziening dient het PGB of de financiële tegemoetkoming door de aanvrager te worden verantwoord aan de hand van het bij de beschikking gevoegde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1).

  • 5. De uitbetaling van het PGB of de financiële tegemoetkoming wordt per situatie, na overleg met de aanvrager, vastgesteld en vastgelegd in het rapport en de beschikking.

Paragraaf 11. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten
Artikel 29. Omschrijving

Dit heeft betrekking op het deel kunnen nemen aan activiteiten in de samenleving en het kunnen aangaan van sociale contacten.

Artikel 30. Afwegingskader
  • 1. Het college beoordeelt of alle voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn afgewogen.

  • 2. Ten aanzien van de bevordering aan sportdeelname en bovenstaande niet tot een oplossing heeft geleid, verstrekt de gemeente een sportrolstoel als individuele verstrekking. De sportrolstoel wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming.

Artikel 31. Financiële paragraaf
  • 1. De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel is een gemaximeerde vergoeding. De vergoeding wordt maximaal 1x per drie jaar verstrekt en bedraagt:

    • o

      Sportrolstoel, inclusief onderhoud, reparaties: Maximaal € 3.000

  • 2. Omdat de sportrolstoel een bovenwettelijke verplichting is wordt door het college – via het CAK - een eigen aandeel geïnd.

  • 3. Binnen de termijn van een half jaar na aanschaf van de voorziening dient het PGB of de financiële tegemoetkoming door de aanvrager te worden verantwoord aan de hand van het bij de beschikking gevoegde verantwoordingsformulier (zie bijlage 1).

Hoofdstuk 4. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 32. Keuzevrijheid

De cliënt heeft de keuze te kiezen tussen een voorziening in natura (in sommige situaties in de vorm van een financiële tegemoetkoming)of persoonsgebonden budget.

Uitzonderingen hierop zijn:

  • 1.

    Voorzieningen waarbij in deze uitvoeringsregels anders is beslist. Voorbeeld hiervan is de verstrekking t.b.v. verhuiskosten die alleen als financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.

  • 2.

    Een verstrekking waarbij alleen de meerkosten worden gefinancierd. Dit wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming.

  • 3.

    Bij de keuze voor een persoonsgebonden budget indien:

    • a.

      Er op grond van aanwijzingen die tijdens het gesprek of onderzoek duidelijk zijn geworden of als er het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget

    • b.

      Het een bouwkundige woonvoorziening betreft in een huurwoning. Dan wordt een voorziening in bruikleen verstrekt (verstrekking in natura).

Artikel 33. Individuele voorzieningen in natura

Aanvullende regels op de voorziening in natura zijn:

  • 1.

    Eventuele schade aan een door de gemeente in bruikleen toegekende voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de bruikleenovereenkomst, worden verhaald op de bruiklener.

  • 2.

    Een verleende voorziening wordt van de persoon met beperkingen teruggevorderd indien blijkt dat de voorziening niet voldoet aan het programma van eisen dat is gesteld.

  • 3.

    In geval een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare omstandigheden niet meer aanwezig is, kan de restwaarden van de voorziening in rekening worden gebracht bij de bruiklener.

  • 4.

    Bij verstrekking van voorziening in natura vindt afname plaats bij een door de gemeente gecontracteerde leverancier(s). Wanneer de gemeente geen leverancier heeft gecontracteerd voor deze specifieke voorziening, kan deze ook door een andere leverancier worden geleverd.

  • 5.

    In geval van gemotoriseerde vervoersvoorzieningen is de wettelijk verplichte WA-verzekering inbegrepen.

Artikel 35. Verantwoordelijkheden en verplichting PGB

Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden of een voorziening mee aan te schaffen of te betalen. Een PGB vervangt een andere verstrekking in natura. Voorwaarde is echter dat die voorziening voldoet aan het programma van eisen waaraan de oorspronkelijk geïndiceerde voorziening ook voldeed. Eventuele meerkosten worden door de aanvrager gedragen.

  • 1.

    De persoon is zelf verantwoordelijk voor:

    • a.

      Het inkopen van de voorziening.

    • b.

      Het halen, brengen en plaatsen van de voorziening.

    • c.

      Het onderhoud en de reparaties van de voorziening.

    • d.

      De benodigde verzekering.

    • e.

      De betaling van de kosten en administratieve taken in verband met hierboven staande opsomming.

  • 2.

    De persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt is tenminste verplicht:

    • a.

      de gelden uitsluitend te gebruiken voor de individuele voorzieningen waarvoor het is bestemd en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;

    • b.

      Kwalitatief verantwoorde voorzieningen in te kopen;

    • c.

      Het persoonsgebonden budget uitsluitend te gebruiken voor de bekostiging van de voorziening, die is geïndiceerd en toegekend en die voldoet, indien van toepassing, aan het bij de (toekennings) beschikking behorende programma van eisen.

    • d.

      In geval van een rolstoel- of een vervoersvoorziening de voorziening in te kopen bij een leverancier die erkend is volgens de Erkenningsregeling Revalidatietechnisch Bedrijf (ERB), en voldoet aan de eisen van het zogenaamde Revakeur.

Artikel 36. Terugvordering of terugbetaling PGB bij verkoop

Indien een voorziening voor de afschrijvingsdatum wordt verkocht, dient de aanvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger hierover melding te maken bij de gemeente. De gemeente kan besluiten de voorziening terug te vorderen of de opbrengst van de verkoop op te eisen.

Artikel 37. Overwegende bezwaren PGB

Ondanks het feit dat iedere persoon het recht heeft te kiezen voor een PGB kunnen er redenen zijn om de verstrekking van een PGB te weigeren en de voorziening in een andere vorm te verstrekken. Een PGB wordt niet verstrekt:

  • a.

    Wanneer op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden blijkt dat de persoon problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB.

  • b.

    Uit onderzoek is gebleken dat een persoon al eerder een PGB niet in overeenstemming met het doel heeft aangewend.

  • c.

    Van een persoon bekend is dat er schulden en/of schuldeisers zijn.

  • d.

    Wanneer er aanleiding is te kiezen voor een andere vorm van verstrekking dan een PGB. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij kortdurend gebruik, wanneer verwacht wordt dat de beperkingen vrij snel zullen toenemen (zoals bij een progressief ziektebeeld), of bij spoed (zoals ontslag uit het ziekenhuis).

  • e.

    Wanneer sprake is van kapitaalvernietiging zoals een kindervoorziening. Kinderen groeien snel uit voorzieningen waardoor de gebruiksduur vele malen korter zal zijn dan de budgetperiode.

Artikel 38. Financiële tegemoetkoming

Een financiële vergoeding is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. De vergoeding hoeft niet kostendekkend te zijn omdat de aanvrager een eigen aandeel kan betalen.

Artikel 39. Eigen bijdragen of eigen aandeel
  • 1. Regels t.a.v. eigen bijdragen of eigen aandeel:

    • ·

      Het college berekent over alle verstrekte voorzieningen, m.u.v. de rolstoel (voor regulier gebruik) en het CVV, een eigen bijdrage of eigen aandeel.

    • ·

      De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt geïnd door het CAK.

  • 2. De daadwerkelijke kostprijs of huurprijs van de voorziening wordt doorgegeven aan het CAK t.b.v. de inning van de eigen bijdrage. Per kalenderjaar worden – indien van toepassing - de nieuwe kost- of huurprijzen aan het CAK doorgegeven.

  • 3. De periode waarin de eigen bijdrage wordt geïnd is afhankelijk van de wijze van verstrekking en de hoogte van het bedrag:

    • a.

      Bij een voorziening die de gemeente huurt en bij de hulp bij het huishouden wordt de eigen bijdrage maandelijks geïnd totdat de voorziening wordt beëindigd.

    • b.

      Bij overige voorzieningen geldt:

      • o

        Bij een bedrag tot € 500 een inning in 13 perioden.

      • o

        Bij een bedrag vanaf € 500 een inning in 39 perioden.

  • 4. Voor de berekening van de eigen bijdrage sluit de gemeente Bergambacht aan bij de landelijke richtlijnen. Voor 2012 bedragen deze richtlijnen:

    De eigen bijdrage kent een minimale eigen bijdrage voor alle cliënten (A). Mensen met een inkomen boven de norm (B) betalen daarnaast een inkomensafhankelijk deel. Dit is voor 2012 een percentage (C) over het verzamelinkomen 2010 minus het normbedrag.

    GezinsamenstellingABC
    1. eenpersoons huishouden, jonger dan 65 jaar€ 18,60€ 23.20815%
    2. eenpersoons huishouden, ouder dan 65 jaar€ 18,60€ 16.25715%
    3. meerpersoons huishouden, jonger dan 65 jaar€ 26,60€ 28.73315%
    4. meerpersoons huishouden, 65 jaar en ouder€ 26,60€ 22.67615%
    • A.

      Laagst mogelijke eigen bijdrage per periode (vier weken);

    • B.

      Startpunt inkomensafhankelijke eigen bijdrage (inkomensbedrag);

    • C.

      Percentage op basis waarvan de eigen bijdrage voor de hogere inkomens wordt berekend.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 40. Inwerkingtreding

Deze uitvoeringsregels treden inwerking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en worden toegepast met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 41. Citeertitel

Deze uitvoeringsregels worden aangehaald als ‘Uitvoeringsregels individuele voorzieningen Wmo Gemeente Bergambacht 2013’.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders

van de gemeente Bergambacht in de vergadering van 4 december 2012:

de burgemeester, A. van Erk

de gemeentesecretaris, P van Willigen.